Toelichting bij COM(2016)212 - Uitvoering van de verordening (EU) nr. 1025/2012 in de periode 2013 - 2015

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 1.6.2016


COM(2016) 212 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van de verordening (EU) nr. 1025/2012 in de periode 2013 - 2015

{SWD(2016) 126 final}


1. Inleiding

Artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 betreffende Europese normalisatie (hierna „normalisatieverordening” genoemd) 1 bepaalt het volgende:

Uiterlijk op 31 december 2015, en vervolgens om de vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de uitvoering van deze verordening in. Dat verslag omvat een analyse van de in de leden 1 en 2 bedoelde jaarverslagen, een beoordeling van de vraag in hoeverre de normalisatiewerkzaamheden waarvoor financiële steun van de Unie is ontvangen, relevant zijn in het licht van de vereisten van de wetgeving en het beleid van de Unie en een beoordeling van mogelijke nieuwe maatregelen om de financiering van Europese normalisatie te vereenvoudigen en om de administratieve lasten voor de Europese normalisatieorganisaties te verminderen.

Voorliggend verslag is opgesteld om uitvoering te geven aan artikel 24.

2. Prestaties van het Europese normalisatiesysteem

In dit verslag (en de bijbehorende beoordeling) worden de prestaties van het Europese normalisatiesysteem (ENS) en van de normalisatieverordening sinds de inwerkingtreding ervan in 2013 beoordeeld qua doeltreffendheid, doelmatigheid, samenhang, relevantie en meerwaarde voor de Unie. Hiermee wordt voldaan aan de beoordelingsclausule in artikel 24, lid 3, van deze verordening. Dit verslag bevat:

• analyses van de uitvoering van de normalisatieverordening op basis van de jaarverslagen over 2013 en 2014 die de Europese normalisatieorganisaties en de in bijlage III bedoelde organisaties hebben ingediend;

• een beoordeling van de vraag in hoeverre de normalisatiewerkzaamheden waarvoor financiële steun van de Unie is ontvangen, relevant zijn;

• een beoordeling van de mogelijkheden om de financiering van Europese normalisatie te vereenvoudigen en om de administratieve lasten te verminderen.

Omdat normalisatie belangrijk is als hulpmiddel om de eengemaakte markt te harmoniseren en tevens gevolgen heeft voor het concurrentievermogen van de Europese economie, sluit deze beoordeling aan bij het Programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) 2 . Deze beoordeling is van bijzonder belang voor een gezonde regelgeving: zij bouwt voort op studies of verslagen over het ENS en daarmee samenhangende processen die er in het bijzonder op gericht zijn bepaalde belanghebbenden, zoals het midden- en kleinbedrijf (mkb), nauwer bij normalisatie te betrekken, de Uniefinanciering te stroomlijnen en de administratieve lasten te verminderen voor Europese normalisatieorganisaties (ENO's) en nationale normalisatie-instellingen (NNI's).

De normalisatieverordening is nog niet lang geleden in werking getreden. Bijgevolg is het te vroeg om een volledige ex-postbeoordeling daarvan uit te voeren, temeer omdat het sinds 2013 door de Commissie gevraagde normalisatiewerk nog niet werd afgerond. In dit verslag (en het bijbehorende werkdocument van de Commissiediensten) wordt nagegaan of het ENS op schema is met de verwezenlijking van de doelstellingen die de wetgever voor ogen had bij de hervorming van het normalisatiesysteem en de vaststelling van de normalisatieverordening. Waar nodig worden aanbevelingen geformuleerd (zie de bijlagen 1 en 2 bij dit verslag) over mogelijkheden om de uitvoering van de normalisatieverordening en het ENS te verbeteren.

De nadruk ligt op de beoordeling van de processen die tot stand zijn gebracht in het kader van het ENS en de normalisatieverordening. Met dit verslag wordt niet zozeer beoogd een alomvattende beoordeling te geven van de ruimere gevolgen die normalisatie heeft voor de interne markt of voor de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven (zie ook punt 3.2 van dit verslag).

2.1 Beoordelingsmethode

In de beoordeling wordt voortgebouwd op sinds 2013 3 uitgevoerde studies en verslagen. Daartoe behoren onder meer de onafhankelijke evaluatie van het Europese normalisatiesysteem, waarvan de resultaten in april 2015 werden gepubliceerd na een validatie-event in maart; het in mei 2015 aangenomen verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad krachtens artikel 25 van de normalisatieverordening 4 ; de studie krachtens artikel 24 ter beoordeling van de vraag in hoeverre de normalisatiewerkzaamheden en financiering daarvan relevant zijn 5 op basis van de jaarverslagen, en het verslag van de op 1 juli 2015 gehouden rondetafelbijeenkomst „Friends of Standardisation”, die tevens diende als validatie-event van de onafhankelijke evaluatie. Tevens is rekening gehouden met de praktijkervaring die de Commissiediensten hebben opgedaan bij de toepassing van de normalisatieverordening.

2.2 Voornaamste doelstellingen van de normalisatieverordening en het Europese normalisatiesysteem

De algemene hoofddoelstellingen van de normalisatieverordening strekken ertoe de bijdrage van normen en Europese normalisatie aan een beter functionerende interne markt te vergroten, groei en innovatie te stimuleren en het concurrentievermogen van ondernemingen in de Unie, en met name van het mkb, te vergroten.

De specifieke doelstellingen van de normalisatieverordening zijn erop gericht:

• Europese normalisatie transparanter te maken;

• herziene regels vast te stellen om financiële steun te verlenen aan Europese normalisatie, onder meer ten behoeve van het mkb en organisaties van sociale en maatschappelijke belanghebbenden in Europa;

• te zorgen voor een behoorlijke vertegenwoordiging van het mkb en van sociale en maatschappelijke belanghebbenden in het normalisatieproces, met name voor normen die op verzoek van de Commissie worden ontwikkeld;

• meer vaart te zetten achter het normalisatieproces dat door de Commissie wordt verlangd;

• lidstaten de mogelijkheid te bieden om buiten het ENS ontwikkelde technische ICT-specificaties te gebruiken als referentiepunt voor openbare aanbestedingen.

In haar mededeling COM(2011) 311 geeft de Commissie uitdrukking aan de leidende beginselen van het Europese normalisatiesysteem in de vorm van vijf strategische doelstellingen:

• Europese normen moeten snel beschikbaar komen;

• Europese normen zijn krachtige strategische instrumenten waarmee ondernemingen hun concurrentievermogen kunnen vergroten;

• Europese normen moeten beantwoorden aan een toenemende vraag, als instrument om Europese beleidsmaatregelen en Europese wetgeving te ondersteunen;

• steeds meer groepen in de Europese samenleving zullen gevolgen van Europese normen ondervinden. Daarom moet het Europese normalisatiesysteem zo inclusief mogelijk zijn;

• Europese normen moeten een belangrijke rol vervullen bij de ondersteuning van het concurrentievermogen van Europese ondernemingen op de wereldmarkt.

De normalisatieverordening is in werking getreden op 1 januari 2013. De beoordeling bestrijkt bijgevolg de eerste twee uitvoeringsjaren van deze verordening. Voor de onafhankelijke evaluatie werd een langetermijnperspectief gehanteerd en werd rekening gehouden met alle gegevens die sinds de oprichting van ENO's beschikbaar zijn 6 .


3. Analyse

3.1 Doeltreffendheid

Hierna wordt een beknopt overzicht gegeven van de gebieden waar de doeltreffendheid is verbeterd, wat erop zou kunnen wijzen dat als gevolg van de invoering van de normalisatieverordening vooruitgang is geboekt bij het stroomlijnen van het ENS.

- Transparantie

De tot dusver door de Commissie genomen normalisatiemaatregelen en het jaarlijkse werkprogramma van de Unie — een vernieuwing die werd ingevoerd bij de normalisatieverordening — bevorderen de betrokkenheid bij en transparantie en kwaliteit van de werkzaamheden.

Er is vooruitgang geboekt bij het waarborgen van de transparantie in het werk van de Europese normalisatieorganisaties (ENO's) en nationale normalisatie-instellingen (NNI's) doordat zij hun werkprogramma's publiceren op hun websites. ENO's en NNI's hebben fors geïnvesteerd in het gebruik van IT-instrumenten. Een passende transparantie van werkprogramma's van normalisatie-instellingen in de zin van artikel 4, lid 1, van de normalisatieverordening is een essentiële voorwaarde om normalisatieactiviteiten inclusief te maken. Toch blijft er bij het uitvoeren van artikel 4, leden 3 tot en met 4, van de normalisatieverordening nog ruimte voor verbetering qua duidelijkheid en beschikbaarheid van de werkprogramma's van de NNI's.

- Inclusiviteit

De deelname van de relevante belanghebbende partijen aan normalisatie-inspanningen is verbeterd, maar kan nog doeltreffender worden. Volgens de belangrijkste belanghebbenden ondervindt het mkb nog steeds moeilijkheden om aan normalisatieactiviteiten deel te nemen en/of normen toe te passen. In dezelfde zin en ondanks de verbeteringen die zijn bereikt, vormen sommige beperkingen op Europees en internationaal niveau nog steeds een obstakel voor deelname van organisaties van belanghebbenden die opkomen voor milieu-, consumenten-, werknemers- en mkb-belangen. De in bijlage III bedoelde organisaties hebben deze beperkingen aan de orde gesteld tijdens de onafhankelijke evaluatie alsook in hun verslagen over de uitvoering van de normalisatieverordening.

Overeenkomstig artikel 16 van de normalisatieverordening zijn in 2013 en 2014 op Europees niveau vier organisaties van belanghebbenden geselecteerd die in aanmerking komen voor Uniefinanciering: SBS (Small Business Standards), ANEC (Europese vereniging voor de coördinatie van de consumentenvertegenwoordiging bij normalisatie), ECOS (Europese burgerorganisatie voor normalisatie op milieugebied) en het EVV (Europees Verbond van Vakverenigingen). Zij hebben diverse activiteiten op touw gezet om hun aanwezigheid in en bijdrage aan Europese normalisatie te versterken. De activiteiten waren voornamelijk gericht op de opleiding van deskundigen, de inspraak in ENO's op beleidsmatig en technisch niveau, alsook op de invoering van communicatie-instrumenten.

Op nationaal gebied brengen NNI's verslag uit over de inspraak op beleidsmatig en technisch niveau van vertegenwoordigers van vier groepen belanghebbende partijen: het mkb, consumenten, sociale belanghebbenden en maatschappelijke belanghebbenden. Tussen 2013 en 2014 groeide het aantal NNI's waarin het mkb, consumenten, sociale en maatschappelijke belanghebbenden vertegenwoordigd zijn, met name in het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI). In Europa is het mkb kennelijk ruim vertegenwoordigd op beleidsmatig en technisch niveau: zo had het mkb in 2014 bijvoorbeeld technische vertegenwoordigers in meer dan 80 % van de technische instanties van het CEN, het Cenelec alsook in de werkgroepen van het ETSI. De betrokkenheid van andere groepen belanghebbenden daarentegen is minder groot. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat consumenten, sociale en maatschappelijke belanghebbenden minder belangstelling hebben voor normalisatie omdat zij geen directe gebruikers van normen zijn.

- Tijdigheid

De ontwikkelingsduur van nieuwe normen op verzoek van de Commissie daalde van gemiddeld vijf jaar in 2009 tot drie jaar in 2013 7 ; deze verbetering is niet zozeer het gevolg van de uitvoering van de normalisatieverordening, maar heeft veeleer te maken met sectorspecifieke behoeften. Met de exploitatiesubsidies en nieuwe kaderpartnerschapsovereenkomsten (FPA's) tussen de Commissie en ENO's wordt beoogd de ontwikkelingsduur van normen verder te verkorten. Niet alleen de FPA's, die onder meer voorzien in kernprestatie-indicatoren (KPI's) 8 , maar ook de invoering van het jaarlijkse werkprogramma van de Unie en de herziening van de procedure tot vaststelling van normalisatieverzoeken 9 overeenkomstig artikel 10 van de normalisatieverordening, zullen het door de Commissie gevraagde normalisatiewerk naar verwachting verder bespoedigen. Dit kan zorgen voor een wezenlijke verbetering zonder in te boeten aan kwaliteit en inclusiviteit. Algemeen beschouwd kan dit ENO's nog aantrekkelijker maken, in het bijzonder voor specifieke hoogtechnologische projecten waarvoor op wereldschaal wordt geconcurreerd. Een nauwere band tussen de O&O-gemeenschap en normalisatie kan dit proces ten goede komen. Verwacht wordt dat de uitvoering van de normalisatieverordening tevens zal leiden tot snellere resultaten op normalisatiegebied, niet alleen omdat de belanghebbenden in een vroeger stadium worden betrokken, maar ook door de ruimere consensus ter ondersteuning van normalisatieverzoeken en de hogere mate van gedetailleerdheid qua voorschriften met betrekking tot de gevraagde Europese normen of normalisatieproducten en termijnen voor de vaststelling van de gevraagde producten.

Ten aanzien van de wisselwerking tussen de normalisatieverordening en andere EU-wetgeving waarin Europese normen worden toegepast, is er ruimte om de procedures verder te stroomlijnen op het moment dat deze sectorale wetgeving wordt herzien. Met het voorstel voor een verordening betreffende de veiligheid van consumentenproducten (8) wordt beoogd deze procedures te verkorten door ze af te stemmen op de in de (normalisatie)verordening vastgelegde procedures.

- Uniefinanciering van normalisatieactiviteiten

De Unie trekt jaarlijks een bedrag van 20 tot 25 miljoen EUR uit ter financiering van de activiteiten van de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties. Overeenkomstig de normalisatieverordening financiert de Commissie gemiddeld 35 tot 40 % van de totale middelen van de drie ENO's zonder winstoogmerk 10 (…) en 75 tot 100 % van de totale middelen van de in bijlage III bedoelde organisaties 11 .

De deskundigen die op vrijwilligersbasis deelnemen aan normalisatiewerk op internationaal, Europees en nationaal niveau, doen dit doorgaans voor eigen rekening. Volgens een raming van de ENO's besteden sectordeskundigen jaarlijks ongeveer 1 miljard EUR om deel te nemen en bij te dragen aan normalisatiewerk. Dit bedrag is berekend als geraamde totale waarde van gepresteerde werkuren, reis- en verblijfkosten enz. De ENO's en/of de in bijlage III bedoelde organisaties hebben sommige moeilijkheden ondervonden in verband met deze Uniefinanciering. Zij hebben met name een aantal problemen aan de orde gesteld bij de verstrekking van financiële steun door de Unie. Deze kwesties worden hierna kort samengevat:

• Tijdstippen voor ondertekening van de exploitatiesubsidies die de Europese Commissie verdeelt over de ENO's.


• Beheer van Uniefinanciering: de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties beseffen dat het behandelen en beoordelen van verzoeken om financiële steun de nodige inspanningen vergt. Dit geldt ook voor de technische en financiële verslaglegging, in het bijzonder wat exploitatiesubsidies betreft;

Uit ramingen in het kader van de in artikel 24 genoemde studie blijkt dat de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties zich zekere inspanningen moeten getroosten om exploitatiesubsidies aan te vragen (met name het jaarlijkse werkprogramma opstellen), en verslag uit te brengen over de benutting daarvan. Niettemin maken de ramingen over administratieve kosten in verband met exploitatiesubsidies duidelijk dat deze inspanningen voor een redelijk deel worden goedgemaakt door het steunbedrag dat van de Europese Commissie wordt ontvangen (ten belope van ongeveer 1 % wat de ENO's betreft, en tussen 2 % en 5 % van de financiële middelen die de in bijlage III bedoelde organisaties ontvangen in de vorm van exploitatiesubsidies).

• Algemene verslagleggingsvereisten, informatieverplichtingen en administratieve kosten overeenkomstig de normalisatieverordening: aangenomen wordt dat de verplichtingen met betrekking tot de Uniefinanciering en het geheel van verslagleggingsvereisten dat de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties wordt opgelegd, een zekere mate van administratieve lasten met zich meebrengen.


De verslaglegging over de uitvoering van de normalisatieverordening door de ENO's en over de activiteiten van de in bijlage III bedoelde organisaties (overeenkomstig artikel 24) vergt de nodige inspanningen.


• Voorspelbaarheid en continuïteit van de financiële steunverlening: de kaderpartnerschapsovereenkomsten (FPA's) zijn een belangrijke stap voorwaarts geweest in het waarborgen van de continuïteit van de financiële steunverlening. Toch heerst bij de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties enige onzekerheid ten aanzien van de middelen die jaarlijks beschikbaar zijn voor specifieke acties. Dit kan in de weg staan aan een deugdelijke planning van de activiteiten om het jaarlijkse werkprogramma ten uitvoer te leggen of om specifieke normalisatiewerkzaamheden te verrichten.

Concluderend kan derhalve worden gesteld dat bij de ENO's en/of de in bijlage III bedoelde organisaties de indruk bestaat dat de normalisatieverordening extra administratieve lasten veroorzaakt. De beoordeling van die administratieve lasten heeft aangetoond dat een redelijk deel daarvan wordt goedgemaakt door de van de Europese Commissie ontvangen financiële steun. Niettemin is het zinvol maatregelen te nemen om deze indruk van inefficiëntie weg te nemen.

Verwacht wordt dat het Vademecum betreffende Europese normalisatie ter ondersteuning van wetgeving en beleid van de Unie en het recente besluit van de Commissie 12 om subsidies te verlenen in de vorm van vaste bedragen overeenkomstig artikel 17, lid 4, van de normalisatieverordening, zullen bijdragen aan een verbetering van de situatie, zodat de Uniefinanciering gemakkelijker en op beter voorspelbare wijze toegankelijk wordt. Dit is een eerste stap in de richting van een meer prestatiegerichte aanpak die te zijner tijd moet worden beoordeeld.

- Technische ICT-specificaties: op ICT-gebied ontwikkelt het multi-stakeholderplatform (MSP) het voortschrijdend plan voor ICT-normalisatie als samenwerkingsinstrument om de Europese Commissie en de belanghebbenden bij ICT-normalisatie – in de Unie en op mondiaal niveau – samen te brengen, en de onderlinge coördinatie en samenwerking te versterken. Dit plan bevordert tevens de transparantie van het ICT-normalisatieproces door relevante activiteiten in kaart te brengen en meningen en standpunten van de verschillende belanghebbenden over de behandelde thema's in te winnen. Er zijn al verscheidene technische ICT-specificaties voor openbare aanbestedingen vastgesteld.

Al met al heeft de normalisatieverordening de bijdrage van normen en Europese normalisatie aan een beter functionerende interne markt vergroot, groei en innovatie gestimuleerd en het concurrentievermogen van de ondernemingen in de Unie, en met name van het mkb, vergroot. Er zijn stappen gezet om te komen tot meer transparantie in de ontwikkeling van de normalisatieverzoeken van de Commissie met het doel de wetgeving en het beleid van de Unie te ondersteunen en de deelname van het mkb en van ondervertegenwoordigde belanghebbenden te bevorderen. De normalisatieverordening zorgt ervoor dat de mogelijkheden van innovatieve ICT-technologieën ten volle worden benut, en draagt bij aan de totstandbrenging van de eengemaakte markt.

3.2 Doelmatigheid

Eerder uitgevoerde nationale studies 13 in Frankrijk, Duitsland en het VK hebben aangetoond dat Europese normalisatie de concurrentiepositie van ondernemingen in de Unie verbetert.

De huidige gegevens zijn echter ontoereikend om de doelmatigheid van het ENS op een volledige en alomvattende wijze te analyseren rekening houdend met de activiteiten die door de Europese Commissie worden gesteund in het nieuwe kader van de normalisatieverordening. Naar verwachting zullen voldoende gegevens beschikbaar zijn om een degelijke beoordeling te maken in het volgende verslag dat krachtens artikel 24 moet worden uitgebracht in 2020.

Bij het lezen van de bovenstaande opmerkingen dient er echter rekening mee te worden gehouden dat de ruimere factoren die van invloed zijn op de economische gevolgen van het ENS, uitsluitend in kaart kunnen worden gebracht in het kader van een breder opgezette studie. In maart 2015 14 heeft de Raad Concurrentievermogen de Commissie gevraagd te gelegener tijd een dergelijke studie uit te voeren.

Volgens de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties leidt de normalisatieverordening tot extra administratieve lasten (zie punt 3.1 over de doeltreffendheid). Deze indruk wordt echter niet gestaafd door de beschikbare gegevens. Niettemin zal de Commissie maatregelen in overweging nemen om deze indruk van inefficiëntie weg te nemen.


3.3 Samenhang, meerwaarde voor de Unie en relevantie

De huidige 20 000 Europese normen (voornamelijk voor producten) zijn potentieel in de plaats gekomen van 33 stelsels van strijdige nationale normen. Toch blijft de meerwaarde van het ENS voor de Unie moeilijk meetbaar. Voor Europese normalisatie is echter een sleutelrol weggelegd in de totstandbrenging en werking van de eengemaakte markt voor producten en diensten: zij draagt immers bij aan de geleidelijke harmonisatie van strijdige nationale normen die technische belemmeringen kunnen opwerpen voor de toegang tot nationale markten. Europese normalisatie kan handelsbelemmeringen opheffen en tegelijk een hoog beschermingsniveau bieden voor algemene belangen, met name op het gebied van gezondheid en veiligheid. Deze vrijwillige harmonisatie kan derhalve het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven ten goede komen, zij het alleen indien Europese normalisatie een breed scala aan sectoren bestrijkt, internationale erkenning geniet en eenvoudig na te leven is (in het bijzonder door het mkb).

Vaststaat dat een doelmatig en doeltreffend normalisatieproces in de Unie noodzakelijk is als onderliggende doelstelling van het ENS en de normalisatieverordening. Tegelijkertijd moet werk worden gemaakt van de ontwikkeling van meer Europese normen voor diensten. De bij de effectbeoordeling geïnventariseerde behoeften zijn echter onverminderd aan de orde. Financiële steun wint aan belang met de opkomst van nieuwe trends (zoals mondialisering, de combinatie van ICT-normalisatie en niet-ICT- normalisatie enz.). Bovendien is het zaak een juist evenwicht te vinden tussen de belangen van octrooihouders en gebruikers wat zogeheten essentiële octrooien betreft (Standard Essential Patents — SEP's).

De typologie van door de Unie gefinancierde activiteiten is tevens relevant voor en hangt nauw samen met de jaarlijkse werkprogramma's van de Unie: de Unie financiert activiteiten die niet, of niet in dezelfde omvang en op het aangewezen tijdstip, door het bedrijfsleven worden gefinancierd.

Al met al sluiten normalisatieactiviteiten aan bij de beleidsdoelstellingen van de Unie, in het bijzonder de digitale eengemaakte markt, een verdiepte en eerlijkere eengemaakte markt, energie-unie, groei en investeringen, de rol van de Unie als speler op het wereldtoneel. In de praktijk wordt samenhang bereikt door uitvoering te geven aan het jaarlijkse werkprogramma van de unie (dat afgestemd is op de door de Commissie vastgestelde prioriteiten 15 ). Vervolgens moet nauwlettend worden toegezien op het proces, niet alleen binnen de Commissie, maar ook door de nodige contacten te leggen met lidstaten en betrokken belanghebbenden.

In potentie bergt het ENS meerwaarde voor de Unie in zich. Elke nieuwe Europese norm die al dan niet op verzoek van de Commissie wordt ontwikkeld, komt in de plaats van nationale normen: dit resulteert in lagere kosten voor het goederenverkeer binnen de eengemaakte markt. Europese normen kunnen met andere woorden economische groei in de hand werken doordat zij de algemene bedrijfskosten terugdringen, interoperabiliteit bevorderen, meer kwaliteits- en veiligheidsgaranties bieden voor producten en diensten en tegelijk ook de Europese en wereldmarkt toegankelijker maken. Bovendien kunnen Europese normen het beleid van de Unie op velerlei wijzen bevorderen, onder meer door de toegang tot energie-efficiëntie en productveiligheid laagdrempeliger te maken.

Verreweg de belangrijkste meerwaarde die Europese normalisatie kan betekenen voor de Unie, is gelegen in het feit dat zij handelsbelemmeringen opheft en de ontwikkeling van een eengemaakte markt bevordert. In dat opzicht is het ENS rechtstreeks relevant voor de werking van de Unie doordat het doelstellingen nastreeft die niet realiseerbaar zijn op nationaal niveau. Met name ondernemingen kunnen voordeel halen uit lagere transactiekosten, een verhoogde interoperabiliteit en uit de ontwikkeling van een gemeenschappelijke technische taal binnen de Europese eengemaakte markt.


4. Conclusies

De normalisatieverordening heeft het ENS transparanter en inclusiever gemaakt en ervoor gezorgd dat normen en Europese normalisatie de interne markt beter laten functioneren. Voorts heeft deze verordening aanzet gegeven tot een herziening van de voorschriften inzake financiële steun van de Unie aan de Europese normalisatieorganisaties en de in bijlage III bedoelde organisaties.

Op ICT-gebied heeft het voortschrijdend plan voor ICT-normalisatie het als samenwerkingsinstrument mogelijk gemaakt de Europese Commissie en de belanghebbenden bij ICT-normalisatie in de Unie en op mondiaal niveau samen te brengen, en de onderlinge coördinatie en samenwerking te versterken. Dit plan bevordert tevens de transparantie van het ICT-normalisatieproces door relevante activiteiten in kaart te brengen en meningen en standpunten van de verschillende belanghebbenden over de behandelde thema's in te winnen.

In dit stadium is de Commissie van oordeel dat niet-wetgevende initiatieven met betrekking tot bestuur, interactie en communicatie gerechtvaardigd zijn ter verbetering van het ENS (zie de bijlagen 1 en 2).

Het gezamenlijke initiatief inzake Europese normalisatie dat werd voorgesteld in het kader van de strategie voor een eengemaakte markt 16 zal naar verwachting een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van dit doel. Als onderdeel van dit initiatief zal tevens onderzoek worden verricht naar methoden om de kloof tussen prioriteiten voor onderzoek en innovatie op meer systematische en toekomstgerichte wijze te analyseren en effectiever te dichten, alsook naar mogelijkheden om actuele normalisatieproducten op te leveren. Daarnaast voorziet het stappenplan voor de voltooiing van de digitale eengemaakte markt 17 in het kader van de strategie voor een digitale eengemaakte markt in de vaststelling van een plan voor prioritaire ICT-normen om de topprioriteiten voor normalisatie te bepalen. Het accent zal daarbij liggen op de technologieën en domeinen die voor de digitale eengemaakte markt cruciaal worden geacht. In dit plan wordt een aantal prioritaire gebieden aangegeven waarin een samenhangend pakket maatregelen het hardst nodig is met het oog op de identificatie, productie, vaststelling en bevordering van het gebruik van ICT-normen teneinde in te spelen op nieuwe technologietrends, wetgeving en beleidsvoorschriften van de Unie.


Voorts is de Commissie van plan, daarbij gevolg gevend aan het verzoek van de Raad Concurrentievermogen14, te gelegener tijd een studie naar de invloed van normalisatie op de economie op te zetten. In deze studie zal rekening worden gehouden met de belangen van alle partijen. De resultaten daarvan zullen worden benut in het volgende verslag krachtens artikel 24 van de normalisatieverordening.

De normalisatieverordening heeft het ENS wezenlijk verbeterd: zij heeft er namelijk voor gezorgd dat de op verzoek van de Commissie ontwikkelde normen tijdig beschikbaar kwamen; dat de belanghebbenden in een vroeg stadium bij het normalisatieproces werden betrokken; dat een consensus werd bereikt over de in voorbereiding zijnde normalisatieverzoeken en dat de kwaliteit en gedetailleerdheid van de ingediende verzoeken erop vooruit zijn gegaan.

Al met al is er geen sprake van belangrijke problemen bij de toepassing van de normalisatieverordening. Wel blijkt dat er nog ruimte voor verbetering is; een aantal van die verbeterpunten wordt opgesomd in bijlagen 1 en 2. De Commissie zal nagaan hoe die het best worden aangepakt, met name in het kader van het gezamenlijke initiatief inzake Europese normalisatie dat tot doel heeft de samenhangende uitvoering van de normalisatieverordening te bevorderen door niet-wetgevende maatregelen te nemen in samenspraak met de protagonisten van het ENS.

De Commissie komt tot de conclusie dat er in dit stadium geen gegronde redenen zijn om de normalisatieverordening te herzien. Na afronding van deze beoordeling zal de Commissie de toestand nog eens kritisch onder de loep nemen om overeenkomstig artikel 24, lid 3, van de normalisatieverordening een verslag in te dienen bij de Raad en het Europees Parlement over de uitvoering daarvan.


Bijlage 1 — Problemen bij, en aanbevelingen ter verbetering van de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1025/2012 en het Europese normalisatiesysteem

I. Voor verbetering vatbare gebieden die moeten worden aangepakt binnen het algemene kader van het Europese normalisatiesysteem 18

2.

Snelheid en tijdigheid


- Uiteenlopende belangen qua snelheid van het proces, en moeilijkheid bij het toepassen van een „one size fits all”-oplossing ter verkorting van de ontwikkelingsduur van normen

- Noodzaak om de vroegtijdige identificatie van normalisatiebehoeften beter ten nutte te maken

- Tekortkomingen bij het vroegtijdig starten van normalisatieactiviteiten (aansluitend op normalisatieverzoeken)

- Weinig bestaande normen, waardoor het langer duurt om nieuwe normen te ontwikkelen

- Toezichtgegevens niet consistent of ontoereikend om zich een volledig beeld te vormen van de snelheid van normalisatieprocessen en het verloop daarvan bij te houden

Ondersteuning van het concurrentievermogen van Europese ondernemingen

- Belemmeringen voor het mkb om aan normalisatieactiviteiten deel te nemen en/of normen toe te passen

- Blijvend zwakke koppeling tussen het normalisatieproces en innovatie- en onderzoeksprojecten, ondanks diverse doorgevoerde maatregelen

Ondersteuning van wetgeving en beleid van de Unie

- Toenemende vraag naar normen ter ondersteuning van wetgeving en beleid van de Unie, gecombineerd met knelpunten eigen aan de gevraagde normen (procedure voor normalisatieverzoeken en nalevingscontroles)

- Ontbreken van een operationele aanpak ter bepaling van wetgevings- en beleidsbehoeften als aanzet tot normalisatieactiviteiten

- Leemten in de communicatie tussen de Commissie en ENO's tijdens het normalisatieproces

- Onvoldoende afstemming tussen de Commissie en normalisatiedeskundigen in het stadium van nalevingscontroles

- Strijdige nationale normen die afbreuk doen aan de algehele doelmatigheid van het ENS bij het wegnemen van belemmeringen voor de interne markt

Inclusiviteit

- Zwakke positie van de in bijlage III bedoelde organisaties en capaciteitsverschillen wat betreft de vertegenwoordiging van belanghebbenden op nationaal niveau

- Onvoldoende inclusiviteit in internationaal verband bij het toepassen van de Overeenkomsten van Wenen en van Dresden, met respectievelijk IEC en Cenelec als bevoegde instantie

Ondersteuning van het concurrentievermogen van Europese ondernemingen in de hele wereld

- Moeizame afstemming tussen behoeften van Europese belanghebbenden en normalisatieprocessen in internationaal verbandniveau

- Toenemende relevantie van normalisatiewerk dat buiten het kader van het ENS en ISO/IEC wordt verricht, met name op ICT-gebied

Bestuur

- Noodzaak voor de Commissie om beter te communiceren over het ontwikkelingsproces van normalisatieverzoeken

- Informatieverstrekking aan alle belanghebbenden over lopende of geplande normalisatiewerkzaamheden

- Verschillen in werkmethoden (van de Commissie, ENO's en NNI's) die de doelmatige en consistente werking van het ENS kunnen aantasten

- Complexe procedures, waaronder verslagleggingsverplichtingen en het aantal uit te voeren stappen/betrokken partijen

Toekomstvastheid

- Verschillende normalisatieniveaus en noodzaak om de gevolgde aanpak te doen aansluiten bij uiteenlopende behoeften

- In kaart brengen van behoeften in sectoren die niet het voorwerp van normalisatie zijn (bijvoorbeeld de dienstensector)

- Behoefte aan een beter kader voor octrooimeldingen


II. Voor verbetering vatbare gebieden/problemen die moeten worden aangepakt in het kader van de met EU-middelen gefinancierde normalisatieactiviteiten

Bespoedigen van het proces om subsidieovereenkomsten te sluiten (contracteringstermijn)

De goedkeurings- en ondertekeningsprocedure voor subsidieovereenkomsten tussen de Commissie en de ENO's of de in bijlage III bedoelde organisaties neemt nog te veel tijd in beslag. Om hierin verbetering te brengen, kunnen de volgende maatregelen in overweging worden genomen en zo nodig worden gecombineerd:

- Uitwerken van procedures en indicatieve termijnen ter beoordeling van voorstellen van de ENO's of in de bijlage III bedoelde organisaties met het doel binnen een redelijke, maar beperkte termijn overeenstemming te bereiken over de te ondersteunen acties.

- Aanmoedigen van de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties om hoogwaardige voorstellen in te dienen die berusten op de bestaande standaardmodellen alsook op de praktijkgids met betrekking tot de meest voorkomende problemen.

- Stroomlijnen van de informatie-uitwisseling tussen de Commissie en de ENO's of de in bijlage III bedoelde organisaties teneinde de opmerkingen te bespreken en feedback te geven en zodoende de subsidietoekenningstermijn te verkorten door wederzijds begrip te bevorderen.

3.

Stroomlijnen van administratieve en financiële procedures voor het beheer van subsidieovereenkomsten


De administratieve en financiële procedures voor het beheer van subsidieovereenkomsten worden vaak als een last ervaren door belanghebbenden: zij moeten immers beschikken over duidelijk omschreven en consequent toegepaste methoden wat subsidieovereenkomsten betreft. Er moet rekening worden gehouden met de aspecten van administratieve en financiële procedures waardoor deze indruk wordt gewekt. Dienovereenkomstig moeten praktische richtsnoeren worden aangereikt aan de Commissiediensten, de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties met het doel een gemeenschappelijk begrip van de voorschriften te bevorderen, verschillen in interpretatie te voorkomen alsmede terugkerende fouten en onjuistheden door de ENO's of de in bijlage III bedoelde organisaties recht te zetten en daarop te anticiperen.

4.

Vereenvoudigen en rationaliseren van verslagleggingsvereisten


De verslagleggingsvereisten worden te vaak als een last ervaren. De volgende aanbevelingen moeten na een zorgvuldige toetsing in overweging worden genomen:

• Vereenvoudigen van de verslaglegging krachtens artikel 24 van de normalisatieverordening:

- Verbeteren van de verslaglegging krachtens artikel 24 om te waarborgen dat de gegevens die door de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties worden gemeld, consistent en vergelijkbaar zijn, rekening houdend met beperkingen als gevolg van onduidelijke of slecht vergelijkbare informatie.

- Vereenvoudigen van de verslaglegging door gemeenschappelijke synthetische indicatoren te ontwikkelen voor elk artikel van de normalisatieverordening waarvoor een verslagleggingsverplichting geldt.

- Verzamelen van bruikbare elektronische gegevens en samenstellen van een database over de uitvoering van de normalisatieverordening. Die database moet worden gebruikt om doorlopend toezicht uit te oefenen en dienen als uitgangspunt voor de Europese Commissie om haar verslagleggingsverplichtingen na te komen ten aanzien van de Raad en het Europees Parlement.

• Zoveel mogelijk stroomlijnen van de voorstellen voor exploitatie- en actiesubsidies alsook van de tussentijdse en eindverslagen over de uitgevoerde technische activiteiten, en aanpassen van de verslagleggingsvereisten per geval om zeker te stellen dat zij in verhouding staan tot de ontvangen financiële steun. Dit doel kan bijvoorbeeld worden verwezenlijkt door kwalitatieve of kwantitatieve kernindicatoren te ontwikkelen die met de voorgestelde acties moeten worden bereikt, en door de verslaglegging daarop af te stemmen.

• Optimaliseren van de verslagleggingsvereisten en andere coördinerende en toezichthoudende activiteiten (zoals periodieke bijeenkomsten) met betrokkenheid van de Commissiediensten, de ENO's en de in bijlage III bedoelde organisaties, en harmoniseren van het verslagleggingsformaat zodat dezelfde informatie direct bruikbaar is voor uiteenlopende verslagleggingsdoeleinden.

Regelmatig toezicht uitoefenen op de Uniefinanciering als geheel, op de resultaten van de vereenvoudigingsmaatregelen en op de mogelijkheden om werk te maken van een meer prestatiegericht systeem.

De Commissie dient voortdurend toe te zien op de toewijzing van financiële steun, op de algehele prestaties van het financieringsstelsel en in voorkomend geval op de resultaten van de doorgevoerde vereenvoudigingsmaatregelen.

Met name indien positieve resultaten worden geboekt bij de uitvoering van de recente besluiten met betrekking tot vaste bedragen ter financiering van de ontwikkeling van Europese normen en de kwaliteitscontrole daarvan, kan het gerechtvaardigd zijn om het gebruik van prestatiegerichte subsidieovereenkomsten uit te breiden tot normalisatieactiviteiten die zich kenmerken door controleerbare resultaten en eenvoudig te identificeren outputs.

Meer in het algemeen kunnen de financieringsgegevens die de Europese Commissie doorlopend verzamelt en de feedback van de belanghebbenden die de financiële steun ontvangen meer inzicht verschaffen in de verschillende aspecten van de financiering van normalisatie, zoals: het tijdschema voor afronding van de overeenkomsten, de verdeling van financiële middelen over diverse soorten activiteiten die in aanmerking komen voor financiële steun, de door ENO's en NNI's opgenomen financiering, de kwesties die opduiken in verband met administratieve en financiële regelingen die bij herhaling vertragingen en/of andere problemen hebben veroorzaakt.


(1)

Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12-33).

(2)

5.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S


Programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit): stand van zaken en vooruitzichten, COM(2014) 368 final, 18.6.2014.

(3)

De desbetreffende studies en verslagen zijn te vinden op: ec.europa.eu/growth/single-market

(4)

COM(2015) 198 final.

(5)

„Study on the implementation of the Regulation 1025/2012 (Article 24)”, Ernst & Young (2015).

(6)

Zo werd de ontwikkelingsduur van normen bijvoorbeeld geanalyseerd door gegevens van 2009 tot en met 2013 tegen elkaar af te zetten (zie blz. 70).

(7)

„Independent Review of the European Standardisation System, Final Report”, 2015, blz. 109.

(8)

Waaronder een halvering van de standaardontwikkelingsduur tegen 2020.

(9)

Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie van 27.10.2015 met als titel „Vademecum betreffende Europese normalisatie ter ondersteuning van wetgeving en beleid van de Unie”, SWD(2015) 205 final.

ec.europa.eu/growth/single-market

(10)

CEN (Europees Comité voor normalisatie), Cenelec (Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie) en ETSI (Europees Instituut voor telecommunicatienormen).

(11)

SBS (Small Business Standards) sbs-sme.eu/ , ANEC (Europese vereniging voor de coördinatie van de consumentenvertegenwoordiging bij normalisatie) www.anec.eu/anec.asp">www.anec.eu/anec.asp , ECOS (Europese burgerorganisatie voor normalisatie op milieugebied) ecostandard.org/ en het EVV ((Europees Verbond van Vakverenigingen) www.etuc.org/">www.etuc.org/


(12)

C(2015) 3697 final.

(13)

BSI (2015): „The Economic Contribution of Standards to the UK Economy”, DIN (2000): „Economic Benefits of Standardization„”, 3 delen. Berlijn: Beuth. (Update 2011), DTI (2005): „The Empirical Economics of Standards”, DTI ECONOMICS PAPER nr. 12. Londen en AFNOR (2009): „The Economic Impact of Standardization – Technological Change, Standards and Long-Term Growth in France”. Parijs. AFNOR (2016): „Economic Impact of Standardisation”, januari 2016, Parijs, Frankrijk.


(14)

De Raad Concurrentievermogen heeft op zijn bijeenkomst van 2 maart 2015 de Commissie verzocht de onafhankelijke evaluatie af te ronden en de gevolgen van normalisatie voor de economie te analyseren rekening houdend met de belangen van alle partijen.

(15)

COM(2014) 910 final.

(16)

COM(2015) 550.

(17)

COM(2015) 192.

(18)

Aanbevelingen met betrekking tot de onafhankelijke evaluatie, blz. 141-143.