Toelichting bij COM(2016)395 - Sluiting van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2016)395 - Sluiting van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de VN inzake ... |
---|---|
bron | COM(2016)395 |
datum | 10-06-2016 |
• Motivering en doel van het voorstel
Het voorstel betreft een besluit van de Raad dat moet worden vastgesteld overeenkomstig artikel 218, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat betrekking heeft op de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs die uit hoofde van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is aangenomen.
Tijdens de 21e Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC (de zogenoemde COP 21), die van 30 november tot en met 12 december 2015 in Parijs plaatsvond, is de tekst van een overeenkomst betreffende het versterken van het mondiale antwoord op de klimaatverandering aangenomen. De Overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de datum waarop ten minste 55 Partijen bij het Verdrag die in totaal naar schatting goed zijn voor ten minste 55 % van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, hun akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben ingediend.
In haar mededeling over de gevolgen van de Overeenkomst van Parijs1 heeft de Commissie erop gewezen dat deze Overeenkomst zo spoedig mogelijk moet worden ondertekend en bekrachtigd. De Europese Raad heeft de mededeling van de Commissie gunstig ontvangen en benadrukt dat de Europese Unie en haar lidstaten in staat moeten worden gesteld de Overeenkomst van Parijs zo spoedig mogelijk te bekrachtigen en op tijd om vanaf de inwerkingtreding ervan Partij bij de Overeenkomst te zijn2. Als eerste stap is de Overeenkomst op 22 april 2016 tijdens de ondertekeningsceremonie op hoog niveau in New York door de Commissie en de Raad namens de Europese Unie en door alle 28 lidstaten in eigen naam ondertekend.
De Overeenkomst van Parijs is een mondiale mijlpaal bij de versterking van de mondiale collectieve actie en draagt bij aan een snellere wereldwijde overgang naar een koolstofarme en klimaatbestendige samenleving. Deze Overeenkomst dient ter vervanging van de aanpak in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997, waarin verplichtingen tot het einde van 2020 zijn opgenomen. Deze verplichtingen zullen na 2020 niet worden voortgezet.
De Overeenkomst van Parijs biedt kansen voor economische hervormingen, werkgelegenheid en groei en is een centraal element in de verwezenlijking van bredere doelstellingen op het gebied van duurzame ontwikkeling, alsook van de prioriteiten van de EU wat investeringen, concurrentievermogen, circulaire economie, onderzoek, innovatie en energietransitie betreft.
De Overeenkomst van Parijs bevat een kwalitatieve emissiereductiedoelstelling voor de lange termijn in overeenstemming met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim onder 2 °C te houden en om te streven naar een maximum van 1,5 °C. Om dit doel te bereiken zullen de Partijen opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en handhaven. Vanaf 2023 zullen de Partijen om de vijf jaar een algemene inventarisatie uitvoeren, gebaseerd op de laatste stand van de wetenschap en de uitvoering tot dusver, waarbij de vorderingen in kaart worden gebracht en de emissiereducties, adaptaties en ondersteuning in aanmerking worden genomen.
Voorafgaand aan de COP 21 hebben de Partijen bij het UNFCCC melding gemaakt van hun voorgenomen nationaal vastgestelde bijdrage aan de Overeenkomst. De Europese Unie en haar lidstaten maakten op 6 maart 2015 als eerste grote economie hun voorgenomen nationaal vastgestelde bijdrage openbaar, waarin het beleidskader voor klimaat en energie 2030 zoals vastgesteld door de Europese Raad van oktober 20143 en de blauwdruk van de Europese Commissie voor de aanpak van de wereldwijde klimaatverandering na 20204 werden weerspiegeld. De EU heeft een ambitieuze doelstelling voor de gehele economie vastgesteld om de eigen broeikasgasemissies in 2030 met ten minste 40 % te hebben verminderd.
De EU is al begonnen met de verwezenlijking van de doelstelling van ten minste 40 % reductie van de broeikasgasemissies. Wat de sectoren betreft die onder het emissiehandelssysteem (ETS) vallen, heeft de Commissie op 15 juli 2015 haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kostenefficiënte emissiereducties en koolstofarme investeringen. Het voorstel is erop gericht de bovengenoemde doelstelling te bereiken voor de sectoren die onder de EU-ETS vallen.
De Europese Unie en haar lidstaten hebben het voornemen uitgesproken om in het kader van de Overeenkomst van Parijs gezamenlijk op te treden5 en dit komt tot uitdrukking in artikel 4 van de Overeenkomst. De Unie en haar lidstaten zijn derhalve overeenkomstig lid 18 van dat artikel gezamenlijk verantwoordelijk voor het voorbereiden, bekendmaken en handhaven van de opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen die zij willen bereiken, en voor het nemen van nationale mitigatiemaatregelen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de nationaal vastgestelde bijdrage ingevolge lid 2 van dat artikel.
In artikel 4, lid 16, van de Overeenkomst van Parijs is bepaald dat het secretariaat in kennis moet worden gesteld van het gezamenlijke optreden, met inbegrip van het emissieniveau dat binnen de relevante periode aan elke Partij is toegekend. Het respectieve emissieniveau dat aan de Unie is toegewezen, dekt de emissie van broeikasgassen uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG. De respectieve emissieniveaus van de lidstaten en de opneming van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het beleidskader voor energie en klimaatverandering 2030 zullen in toekomstige wetgeving worden bepaald.
Noorwegen en IJsland hebben laten weten dat zij voornemens zijn deel te nemen aan het gezamenlijke optreden van de Unie en de lidstaten. De voorwaarden voor mogelijke deelname door Noorwegen en IJsland worden in bijbehorende wetgeving opgenomen. Dit voorstel loopt niet vooruit op de wijze waarop Noorwegen en IJsland aan het gezamenlijke optreden zullen deelnemen.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
In de mededeling van de Commissie van 2 maart 2016 (Wat na Parijs? Een beoordeling van de implicaties van de Overeenkomst van Parijs) wordt benadrukt dat voor een wereldwijde omschakeling naar schone energie veranderingen inzake investeringsgedrag en stimuleringsmaatregelen op alle beleidsgebieden noodzakelijk zijn. Het is een essentiële prioriteit van de Unie om een veerkrachtige energie-unie tot stand te brengen om haar burgers betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te verstrekken. Om dat te bereiken, is voortzetting van een ambitieus klimaatbeleid en vooruitgang op andere aspecten van de energie-unie nodig.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
In het beleidskader voor klimaat en energie 2030 voor de EU is een ambitieuze doelstelling voor de gehele economie vastgesteld om de eigen broeikasgasemissies in 2030 met ten minste 40 % te hebben verminderd, evenals doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie van ten minste 27 %6. De uitvoering van het beleidskader voor klimaat en energie 2030 is een prioriteit in het kader van de follow-up van de Overeenkomst van Parijs. Later dit jaar zal de Commissie voorstellen indienen tot aanpassing van het regelgevingskader van de EU voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, waaronder de nieuwe opzet van de energiemarkt.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
Het voorstel berust op artikel 192, lid 1, in combinatie met artikel 218, lid 6, VWEU. In artikel 218 VWEU is de procedure vastgelegd voor het onderhandelen over en het sluiten van overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen of internationale organisaties. Op grond van lid 6 moet de Raad, op voorstel van de Commissie als onderhandelaar, een besluit vaststellen waarbij machtiging wordt verleend tot sluiting van een overeenkomst namens de Europese Unie.
Overeenkomstig artikel 191 en artikel 192, lid 1, VWEU moet de Europese Unie bijdragen tot het nastreven van onder meer de volgende doelstellingen: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van de klimaatverandering.
Bestaande wetgeving in de Unie waarmee deze doelstellingen worden verwezenlijkt, moet worden herzien met het oog op de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en dit kan alleen worden verwezenlijkt door middel van EU-wetgeving.