Toelichting bij COM(1997)103 - Identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
51997PC0103

Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten /* COM/97/0103 DEF - COD 96/0228 COD 96/0229 */

Publicatieblad Nr. C 100 van 27/03/1997 blz. 0022


Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (1) (97/C 100/09) COM(97) 103 def. - 96/0228(COD) en 96/0229(COD)

(Door de Commissie overeenkomstig artikel 189 A, lid 2, van het EG-Verdrag ingediend op 7 maart 1997)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

Overwegende dat door de recente gebeurtenissen in de rundvleessector de bezorgdheid bij de bevolking over de gezondheidsaspecten in deze sector nog is toegenomen; dat deze bezorgdheid zou kunnen resulteren in eenzijdige maatregelen die de goede werking van de interne markt zouden kunnen verstoren; dat, om dergelijke problemen te voorkomen en het vertrouwen van de consument in rundvlees en rundvleesproducten te herstellen, moet worden voorzien in enerzijds een betere identificatie- en registratieregeling voor runderen en anderzijds een op objectieve criteria gebaseerde specifieke communautaire etiketteringsregeling voor de rundvleessector;

Overwegende dat in artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2) is bepaald dat voor het intracommunautaire handelsverkeer bestemde dieren overeenkomstig de vereisten van de communautaire voorschriften moeten zijn geïdentificeerd en moeten zijn geregistreerd zodat terugtracering van het bedrijf, het centrum of de instelling van oorsprong of van tijdelijk verblijf mogelijk is, en dat deze identificatie- en registratieregelingen vóór 1 januari 1993 van toepassing moeten worden verklaard op het verkeer van dieren binnen het grondgebied van elke lidstaat;

Overwegende dat in artikel 14 van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (3) is bepaald dat voor die dieren, met uitzondering van slachtdieren en geregistreerde paardachtigen, de in artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde identificatie en registratie moeten worden uitgevoerd nadat de controles zijn verricht;

Overwegende dat voor het beheer van bepaalde communautaire steunregelingen in de landbouwsector in bepaalde gevallen de dieren individueel moeten worden geïdentificeerd; dat de identificatie- en registratieregeling derhalve afgestemd moet zijn op de toepassing van die steunregelingen en de controle daarop;

Overwegende dat met het oog op de correcte toepassing van deze verordening moet worden voorzien in een snelle en efficiënte uitwisseling van informatie tussen de lidstaten; dat de communautaire voorschriften terzake zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lid-staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (4) en bij Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (5);

Overwegende dat de momenteel geldende voorschriften betreffende de identificatie en de registratie van runderen zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren (6); dat is gebleken dat de toepassing van de richtlijn voor runderen geen voldoening geeft en moet worden verbeterd; dat bijgevolg voor runderen een verordening moet worden vastgesteld die de voorschriften van de huidige richtlijn stringenter maakt;

Overwegende dat, om erop toe te zien dat een nieuw in te voeren identificatieregeling aanvaardbaar is, aan de producenten geen overdreven verplichtingen qua administratie mogen worden opgelegd; dat er voorts voor moet worden gezorgd dat de kosten per dier gering blijven;

Overwegende dat, met het oog op de snelle en doeltreffende terugtracering van dieren om gezondheidsredenen en op de controle van de communautaire steunregelingen, elke lidstaat een databank dient op te zetten waarin de gegevens worden opgeslagen betreffende de identiteit van de dieren, alle bedrijven op het grondgebied van de lidstaat en alle verplaatsingen van de dieren;

Overwegende dat moet worden gezorgd voor de nodige technische voorzieningen om te garanderen dat de producenten probleemloos met de databank kunnen communiceren en dat de databank optimaal kan worden benut; dat ook moet worden gegarandeerd dat bij het invoeren van gegevens in de databank de foutkans minimaal wordt gehouden; dat alleen onder deze voorwaarden de invoering van een databank zinvol is;

Overwegende dat, teneinde verplaatsingen van runderen te kunnen terugtraceren, de dieren moeten worden geïdentificeerd met een oormerk in elk oor en bij elke verplaatsing vergezeld moeten gaan van een paspoort; dat de vorm en de inhoud van het merkteken en de eisen waaraan het paspoort moet voldoen, moeten worden vastgesteld voor de gehele Gemeenschap; dat een paspoort moet worden afgegeven voor elk dier waaraan een oormerk is toegekend;

Overwegende dat, wanneer het oormerk onleesbaar is geworden of zoek is geraakt, bij het betrokken dier een nieuw merk moet worden aangebracht; dat het vervangingsoormerk voorzien moet zijn van dezelfde code als het oorspronkelijke merk;

Overwegende dat de Commissie, op basis van door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek verricht onderzoek, nagaat of voor de identificatie van dieren gebruik dan worden gemaakt van elektronische hulpmiddelen;

Overwegende dat de houders van dieren voor de dieren op hun bedrijf een register moeten bijhouden; dat de eisen waaraan dat register moet voldoen, moeten worden vastgesteld voor de gehele Gemeenschap; dat de personen die betrokken zijn bij de handel in dieren, een register moeten bijhouden van hun transacties; dat de bevoegde autoriteit deze gegevens moet kunnen inzien wanneer zij daarom verzoekt;

Overwegende dat de verbeterde regeling niets mag afdoen aan specifieke eisen die zijn vervat in Beschikking 89/153/EEG van de Commissie van 13 februari 1989 inzake het verband tussen monsters voor onderzoek op residuen en de betrokken dieren en bedrijven van oorsprong (7) of aan de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 91/496/EEG;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (8) moet worden aangepast;

Overwegende dat met betrekking tot de bij deze verordening ingestelde etiketteringsregeling onder vlees moet worden verstaan een aantal producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (9);

Overwegende dat handelaren en verenigingen die zich bezighouden met de afzet van rundvlees, voorlopig zelf moeten kunnen beslissen al dan niet gebruik te maken van een etiketteringsregeling, met dien verstande dat, wanneer zij ertoe besluiten hun rundvlees te etiketteren, dat overeenkomstig deze verordening moet gebeuren; dat de regeling in een latere fase wel verplicht moet worden toegepast; dat de lidstaten ondertussen toch de mogelijkheid moeten hebben om, onder bepaalde omstandigheden, de toepassing van de regeling verplicht te stellen;

Overwegende dat deze verordening niets mag afdoen aan de bestaande communautaire regelgeving inzake de etikettering en de controle van levensmiddelen, de bescherming van geografische benamingen en benamingen van oorsprong, de maatregelen inzake reclame voor en bevordering van de afzet van kwaliteitsrundvlees en de voorschriften betreffende de gezondheidsvraagstukken bij het intracommunautaire handelsverkeer van vlees en vleesproducten;

Overwegende dat een etiketteringsregeling slechts doeltreffend is wanneer aan de hand daarvan voor het betrokken rundvlees terugtracering van het dier of de dieren van oorsprong mogelijk is; dat in de beginperiode een door een handelaar of een vereniging toegepaste etikettering slechts wordt aanvaard nadat een productspecificatie is ingediend bij en goedgekeurd door de bevoegde autoriteit;

Overwegende dat, om de persoon die verantwoordelijk is voor de in de etikettering vermelde informatie, naar behoren te kunnen identificeren, aan handelaren en verenigingen slechts toestemming wordt gegeven om rundvlees van een etikettering te voorzien indien op het etiket de naam en het logo van de handelaar of vereniging worden vermeld; dat moet worden bepaald welke informatie in de etikettering mag worden vermeld;

Overwegende dat handelaren en verenigingen die rundvlees uit derde landen in de Gemeenschap invoeren, de wens te kennen kunnen geven hun producten overeenkomstig deze verordening te etiketteren; dat bijgevolg voorschriften moeten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat ingevoerd rundvlees ook onder de etiketteringsregeling kan vallen; dat die voorschriften moeten garanderen dat de etiketteringsregeling voor ingevoerd rundvlees even betrouwbaar is als die voor rundvlees uit de Gemeenschap;

Overwegende dat, om de betrouwbaarheid van de etiketteringsregeling te garanderen, de lidstaten ertoe moeten worden verplicht adequate en efficiënte controlemaatregelen te treffen; dat deze controles volledig los moeten staan van de controles die de Commissie kan uitvoeren op grond van de overeenkomstige toepassing van artikel 9 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (10); dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten worden gemachtigd om, indien onregelmatigheden worden geconstateerd, de goedkeuring van een productspecificatie in te trekken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:


1.

Titel I Identificatie en registratie van runderen



Artikel 1

1. Elke lidstaat stelt, overeenkomstig het bepaalde in deze titel, een identificatie- en registratieregeling vast voor runderen (hierna 'dieren' genoemd) als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (11).

2. Deze titel geldt onverminderd de communautaire voorschriften betreffende de uitroeiing of de bestrijding van dierziekten en onverminderd Richtlijn 91/496/EEG en Verordening (EEG) nr. 3508/92. De bepalingen van Richtlijn 92/102/EEG die specifiek betrekking hebben op runderen, zijn evenwel niet langer van toepassing.


2.

Artikel 2


In deze titel wordt verstaan onder:

- 'bedrijf': een op het grondgebied van een lidstaat gelegen inrichting, constructie of plaats waar dieren, waarop deze verordening betrekking heeft, worden gehouden, opgefokt of verzorgd;

- 'houder': een natuurlijke persoon of rechtspersoon die, permanent of tijdelijk, verantwoordelijk is voor dieren, ook tijdens het vervoer of op een markt;

- 'bevoegde autoriteit': de autoriteit in een lidstaat, die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de veterinaire controles, voor de tenuitvoerlegging van deze titel of voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 3508/92.


3.

Artikel 3


De in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen toegepaste systemen omvatten de volgende elementen:

A. oormerken om de dieren individueel te identificeren;

B. databanken;

C. dierpaspoorten;

D. individuele registers op elk bedrijf.

De Commissie en de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hebben toegang tot alle informatie waarop deze titel betrekking heeft. Zij treffen de nodige maatregelen om erop toe te zien dat alle betrokken partijen, met name de door de lidstaat erkende belanghebbende consumentenverenigingen, de vereiste toegang hebben tot deze gegevens en dat de vertrouwelijke behandeling wordt gegarandeerd.


4.

Artikel 4


1. Alle dieren op een bedrijf worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd oormerk in elk oor. De beide oormerken zijn voorzien van dezelfde unieke identificatiecode. De eerste twee posities worden gebruikt voor de identificatie, aan de hand van de bij Beschikking 93/317/EEG vastgestelde tweelettercode, van de lidstaat waarin het bedrijf gelegen is waar het dier voor het eerst wordt geïdentificeerd, en worden gevolgd door een cijfercode van ten hoogste twaalf tekens, aan de hand waarvan elk individueel dier kan worden geïdentificeerd en kan worden nagegaan op welk bedrijf het dier is geboren.

2. Het oormerk wordt aangebracht binnen 14 dagen na de geboorte van het dier en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf waarop het is geboren, verlaat.

Dieren mogen slechts van een bedrijf worden afgevoerd indien zij overeenkomstig dit artikel zijn geïdentificeerd.

3. Een uit een derde land ingevoerd dier dat de bij Beschikking 91/496/EEG vastgestelde controles heeft ondergaan en dat op het grondgebied van de Gemeenschap blijft, wordt door middel van een oormerk dat aan de in dit artikel vastgestelde eisen voldoet, op het bedrijf van bestemming geïdentificeerd binnen 14 dagen nadat bovenbedoelde controles zijn verricht en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf weer verlaat. Het dier hoeft evenwel niet te worden geïdentificeerd indien het bedrijf van bestemming een slachthuis is in de lidstaat waar de betrokken controles zijn verricht en indien het dier binnen 14 dagen na de controles wordt geslacht.

De oorspronkelijke identificatie door het derde land wordt geregistreerd in de in artikel 6 bedoelde databank, samen met de door de lidstaat van bestemming toegekende identificatiecode.

4. Dieren uit een andere lidstaat behouden hun oorspronkelijke oormerk.

5. Oormerken mogen niet worden verwijderd of vervangen zonder toestemming van de bevoegde autoriteit. Wanneer een oormerk onleesbaar is geworden of zoek is geraakt, wordt overeenkomstig dit artikel een vervangingsoormerk aangebracht met dezelfde code.

6. De oormerken worden aan het bedrijf toegekend, verdeeld en bij de dieren aangebracht op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde wijze.

7. Oormerken die niet aan het bepaalde in dit artikel voldoen, worden uiterlijk op 31 december 1999 vervangen.

8. Uiterlijk op 31 december 2000 neemt de Commissie volgens de procedure van artikel 9 een besluit over de mogelijkheid om, met inachtneming van de vooruitgang terzake, in het kader van de identificatieregeling gebruik te maken van elektronische hulpmiddelen.


5.

Artikel 5


De bevoegde autoriteit zet een databank op, waarin ten minste de volgende gegevens worden opgeslagen:

I. Per dier:

1. de identificatiecode;

2. de geboortedatum;

3. het geslacht;

4. het ras;

5. de identificatiecode van het moederdier;

6. het identificatienummer van het bedrijf van geboorte;

7. de identificatienummers van alle bedrijven waar het dier heeft verbleven;

8. de data waarop verplaatsingen hebben plaatsgevonden;

9. de datum waarop het dier is gestorven of geslacht.

II. Per bedrijf:

1. het identificatienummer bestaande uit een code van ten hoogste twaalf tekens;

2. de naam en het adres van de houder.

III. De databank is zo opgezet dat op elk moment de volgende gegevens beschikbaar zijn:

1. een lijst van alle dieren die op een bepaald ogenblik op een bedrijf aanwezig zijn;

2. een lijst van alle verplaatsingen van elk dier, te beginnen met de afvoer uit het bedrijf van geboorte.

De gegevens worden in de databank bewaard gedurende drie jaar na de dood van het betrokken dier.

De databanken worden uiterlijk op 31 december 1999 volledig operationeel en bevatten vanaf dan alle vereiste gegevens.


6.

Artikel 6


1. De bevoegde autoriteit geeft een paspoort af voor elk dier waaraan een oormerk is toegekend, binnen zeven dagen na de kennisgeving van de geboorte van het dier of, voor dieren die uit derde landen zijn ingevoerd, binnen zeven dagen na kennisgeving van de identificatie door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 3. De bevoegde autoriteit kan onder dezelfde voorwaarden een paspoort afgeven voor dieren uit een andere lidstaat. In dat geval wordt het paspoort waarvan het dier vergezeld gaat, bij aankomst overhandigd aan de bevoegde autoriteit, die het terugbezorgt aan de lidstaat die het heeft afgegeven.

2. Dieren gaan bij verplaatsingen steeds vergezeld van het paspoort.

3. Bij sterfte van een dier wordt het paspoort binnen drie werkdagen nadat het dier is gestorven, door de houder terugbezorgd aan de bevoegde autoriteit. Indien het dier naar een slachthuis wordt gezonden, ziet de beheerder van het slachthuis erop toe dat het paspoort aan de bevoegde autoriteit wordt terugbezorgd.

4. Wanneer dieren naar derde landen worden uitgevoerd, wordt het paspoort door de laatste houder overhandigd aan de bevoegde autoriteit op de plaats waar het dier wordt uitgevoerd.


7.

Artikel 7


1. Elke houder van dieren:

- houdt een register bij;

- stelt de bevoegde autoriteit binnen drie werkdagen in kennis van alle verplaatsingen van en naar het bedrijf en van elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf, samen met de data waarop een en ander heeft plaatsgevonden;

- vult het paspoort in onmiddellijk na aankomst van het dier op het bedrijf en vóór het vertrek van een dier van het bedrijf, en ziet erop toe dat het paspoort het dier vergezelt.

2. Elke houder stelt de bevoegde autoriteit, indien deze daarom verzoekt, in kennis van alle informatie betreffende oorsprong, identificatie en eventueel bestemming van de dieren waarvan hij eigenaar is geweest of die hij heeft gehouden, vervoerd, verkocht of geslacht.

3. Het register heeft een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde vorm en wordt gedurende een door haar vast te stellen periode van ten minste drie jaar op het bedrijf ter beschikking gehouden van de bevoegde autoriteit, die er desgevraagd inzage van krijgt.


8.

Artikel 8


De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteit aan die erop moet toezien dat het bepaalde in deze titel wordt nageleefd. Zij stellen elkaar en de Commissie in kennis van de identiteit van deze autoriteit.


9.

Artikel 9


De Commissie stelt de bepalingen ter uitvoering van deze titel vast volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70. De uitvoeringsbepalingen betreffen met name:

I. de voorschriften voor oormerken;

II. de voorschriften voor het paspoort;

III. de voorschriften voor het register;

IV. de minimaal te verrichten controles;

V. de toepassing van straffen;

VI. overgangsbepalingen voor de aanloopperiode van de regeling.


10.

Artikel 10


Artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3508/92 wordt aangevuld met de volgende tekst:

". . . en in Verordening (EG) nr. . . .".


11.

Titel II Etikettering van rundvlees en rundvleesproducten



Artikel 11

1. In de Europese Gemeenschap wordt een verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees ingevoerd.

2. Op het op rundvlees aangebrachte etiket dient de in de onderstaande streepjes bedoelde informatie te worden vermeld:

- de regio, het derde land of het bedrijf, waar het dier geboren is;

- de regio's, de derde landen of de bedrijven, waar het dier is vetgemest, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, in dit laatste geval nader gespecificeerd;

- de regio, het derde land of het slachthuis, waar het dier geslacht is;

- het identificatienummer en het geslacht van het dier;

- de vetmestingsmethode en andere informatie over de voedering;

- informatie over de slacht, onder meer de leeftijd bij het slachten, de slachtdatum en de besterfperiode.

In elk geval dienen de identificatie van het slachthuis en de slachtdatum te worden vermeld. Bovendien moet op elk etiket een referentienummer staan waarmee het in artikel 15, lid 2, tweede zin, bedoelde verband kan worden gelegd. Dat nummer mag het identificatienummer van het betrokken dier zijn.

3. Na 31 december 1999 moet de verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees in alle lidstaten van toepassing zijn.

4. Uiterlijk op 1 mei 1999 dient elke lidstaat bij de Commissie een verslag in over de tenuitvoerlegging van de etiketteringsregeling voor rundvlees. De Commissie legt aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de tenuitvoerlegging van de etiketteringsregeling voor rundvlees in de verschillende lidstaten.

5. Vóór 31 december 1999 stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 27 van Verordening (EEG) nr. 805/68 uitvoeringsbepalingen vast voor de toepassing, vanaf die datum, van de verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees in de gehele Gemeenschap. Met name wordt in deze bepalingen de lijst vastgesteld van de producten waarvoor etikettering verplicht is en bepaald onder welke voorwaarden handelaren en verenigingen ertoe kunnen besluiten andere informatie op de etiketten te vermelden.

6. Vóór 31 december 1999 stelt de Commissie volgens de in lid 5 bedoelde procedure uitvoeringsbepalingen vast voor de toepassing van de verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees bij invoer uit derde landen, overeenkomstig de internationale verplichtingen van de Gemeenschap.


12.

Artikel 12


1. Tot en met 31 december 1999 mogen lidstaten die reeds een deugdelijke identificatie- en registratieregeling voor runderen hebben vastgesteld, een verplichte etiketteringsregeling opleggen voor vlees van runderen die op hun grondgebied zijn geboren, vetgemest en geslacht. Deze verplichting moet ten minste betrekking hebben op de gegevens die zijn bedoeld in de eerste alinea, eerste, tweede en derde streepje, en de tweede alinea van artikel 11, lid 2.

2. Een verplichte regeling als bedoeld in lid 1, mag niet leiden tot verstoring van het handelsverkeer tussen de lidstaten.

3. Voor de vaststelling van uitvoeringsbepalingen door de lidstaten die lid 1 willen toepassen, is voorafgaande goedkeuring door de Commissie vereist.


13.

Artikel 13


1. De artikelen 13 tot en met 18 zijn van toepassing tot en met 31 december 1999.

2. Indien een handelaar of een vereniging als gedefinieerd in artikel 14, in een verkooppunt vlees op zodanige wijze wenst te etiketteren dat informatie wordt verstrekt over de oorsprong, bepaalde kenmerken of productieomstandigheden van het geëtiketteerde vlees of van het dier waarvan het vlees afkomstig is, dient dit overeenkomstig deze titel te gebeuren.

Deze titel heeft evenwel geen betrekking op:

- verplichte vermeldingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 79/112/EEG van de Raad, met uitzondering van punt 7;

- vermeldingen die beschermd zijn overeenkomstig de Verordeningen (EEG) nr. 2081/92 en (EEG) nr. 2082/92;

- vermeldingen als bedoeld in de Verordeningen (EEG) nr. 1208/81 en (EEG) nr. 1186/90;

- vermeldingen in verband met het in Richtlijn 64/433/EEG voorgeschreven gezondheidsmerk en andere soortgelijke vermeldingen die in de relevante veterinaire wetgeving zijn voorgeschreven;

- etiketten die alleen informatie bevatten die gemakkelijk in het verkooppunt kan worden gecontroleerd, zoals met name de vermelding van het gewicht van het product of de benaming van het stuk vlees.

3. Ongeacht het bepaalde in lid 1 blijven de hierna genoemde richtlijnen en verordeningen van toepassing:

- Verordening nr. 26 van de Raad van 4 april 1962 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten (12);

- Richtlijn 64/433/EEG van de Raad van 26 juni 1964 betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees (13);

- Richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (14);

- Richtlijn 93/99/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen (15);

- Richtlijn 94/65/EG van de Raad van 14 december 1994 tot vaststelling van voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van gehakt vlees en vleesbereidingen (16);

- Verordening (EEG) nr. 1208/81 van de Raad van 28 april 1981 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen (17);

- Verordening (EEG) nr. 1186/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot uitbreiding van de werkingssfeer van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen (18);

- Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (19);

- Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen (20);

- Verordening (EEG) nr. 2067/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende acties ter bevordering van de verkoop en de afzet van kwaliteitsrundvlees (21).


14.

Artikel 14


In deze titel wordt verstaan onder:

- 'rundvlees': alle producten van de codes 0201, 0202, 0206 10 95 en 0206 29 91;

- 'etikettering': het aanbrengen van een etiket op een stuk vlees of stukken vlees, of op de verpakking ervan, met inbegrip van de in het verkooppunt aan de consument verstrekte informatie;

- 'vereniging': een groep handelaren werkzaam in hetzij één stadium, hetzij verschillende stadia van de rundvleeshandel.


15.

Artikel 15


1. Elke handelaar of vereniging dient een productspecificatie ter goedkeuring van bij de bevoegde autoriteit van elke lidstaat waar het betrokken rundvlees wordt geproduceerd of verkocht. In die specificatie moeten worden vermeld:

- de op het etiket te vermelden informatie;

- de maatregelen die moeten worden genomen om de juistheid van deze informatie te garanderen;

- de controles die in de verschillende stadia van productie en verkoop zullen worden uitgevoerd, met inbegrip van de controles die moeten worden uitgevoerd door een door de handelaar of vereniging aan te wijzen en door de bevoegde autoriteit erkende onafhankelijke organisatie. Deze organisaties moeten uiterlijk op 1 juli 1998 voldoen aan de criteria van de Europese norm EN/45011;

- in het geval van een vereniging, de maatregelen die worden genomen ten aanzien van een lid dat de gegevens van de specificatie niet in acht neemt.

De lidstaten kunnen besluiten dat de controles door een onafhankelijke organisatie vervangen kunnen worden door controles door een bevoegde autoriteit.

De bevoegde autoriteit moet beschikken over het gekwalificeerde personeel en de middelen die nodig zijn om de noodzakelijke controles te verrichten, en dient bij de Commissie een werkplan en een activiteitenverslag in.

De kosten van de uit hoofde van deze titel uitgevoerde controles komen ten laste van de handelaar of de vereniging die de etiketteringsregeling toepast.

2. Een specificatie mag slechts worden goedgekeurd als de bevoegde autoriteiten op basis van een grondig onderzoek van de in lid 1 bedoelde elementen ervan, de zekerheid heeft dat de overwogen etiketteringsregeling, en met name de betrokken controleregeling, deugdelijk functioneert en betrouwbaar is. Een bevoegde autoriteit weigert elke specificatie die geen verband legt tussen enerzijds de identificatie van het karkas, een voor- of achtervoet, of stukken vlees, en anderzijds het betrokken dier of, waar zulks volstaat om de juistheid van de informatie op het etiket te controleren, de betrokken dieren.

Specificaties die ertoe leiden dat etiketten informatie bevatten die misleidend of onvoldoende duidelijk is, worden eveneens afgewezen.

3. Wanneer de productie en/of de verkoop van rundvlees plaatsvindt/plaatsvinden in twee of meer lidstaten, onderzoeken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, elk voor de elementen die betrekking hebben op activiteiten die plaatsvinden op het eigen grondgebied, de ingediende productspecificaties en keuren die eventueel goed. De betrokken lidstaten erkennen de door de andere betrokken lidstaten verleende goedkeuringen.

Indien binnen een overeenkomstig artikel 19 vast te stellen periode, te rekenen vanaf de dag volgende op die waarop de aanvraag is ingediend, geen goedkeuring is geweigerd of gegeven, of niet om aanvullende informatie is verzocht, wordt de specificatie geacht te zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

4. Als de bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten de ingediende productspecificatie goedkeuren, wordt de betrokken handelaar of vereniging gemachtigd om zijn of haar rundvlees te etiketteren, op voorwaarde dat zijn of haar naam of logo op het etiket wordt vermeld.

5. In afwijking van de voorgaande leden kan de Commissie, volgens de in artikel 19 bedoelde procedure, voor specifieke gevallen een versnelde of vereenvoudigde goedkeuringsprocedure invoeren, met name voor rundvlees in kleine detailhandelsverpakkingen of voor grotere deelstukken van rundvlees in afzonderlijke verpakkingen, die in een lidstaat volgens een goedgekeurde specificatie zijn geëtiketteerd en zijn binnengebracht op het grondgebied van een andere lidstaat, op voorwaarde dat aan het oorspronkelijke etiket geen informatie wordt toegevoegd.

6. Elke machtiging geldt onverminderd artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 en artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2082/92.


16.

Artikel 16


1. Ingeval het rundvlees geheel of gedeeltelijk in een derde land wordt geproduceerd, worden de betrokken handelaren en verenigingen slechts gemachtigd om het rundvlees overeenkomstig deze titel te etiketteren indien zij aan de in artikel 15 vastgestelde vereisten voldoen en hun productspecificatie is goedgekeurd door de daartoe door elk betrokken derde land aangewezen bevoegde autoriteit.

2. Een door een derde land goedgekeurde productspecificatie kan in de Gemeenschap slechts geldig zijn als het betrokken derde land de Commissie vooraf de volgende gegevens heeft meegedeeld:

- de aangewezen bevoegde autoriteit;

- de door de bevoegde autoriteit bij het onderzoek van de productspecificatie in acht te nemen procedures en criteria;

- elke handelaar en vereniging van wie of waarvan de bevoegde autoriteit de productspecificatie heeft goedgekeurd.

De Commissie zendt deze gegevens door aan de lidstaten.

Als de Commissie, op basis van de bovenbedoelde mededelingen, tot de conclusie komt dat de in een derde land toegepaste procedures en/of criteria niet gelijkwaardig zijn aan de in deze titel vastgestelde vereisten, besluit zij na overleg met het betrokken derde land, dat de door dat land goedgekeurde productspecificaties niet geldig zijn in de Gemeenschap.


17.

Artikel 17


1. Op het etiket mag over het dier waarvan het vlees afkomstig is, alleen de in de onderstaande lijst genoemde informatie worden vermeld:

- de regio, het derde land of het bedrijf, waar het dier geboren is;

- de regio's, de derde landen of de bedrijven, waar het dier is vetgemest, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, in dit laatste geval nader gespecificeerd;

- de regio, het derde land of het slachthuis, waar het dier geslacht is;

- het identificatienummer en het geslacht van het dier;

- de vetmestingsmethode en andere informatie over de voedering;

- informatie over de slacht, onder meer de leeftijd bij het slachten, de slachtdatum en de besterfperiode;

- alle andere door de betrokken bevoegde autoriteit goedgekeurde informatie die de handelaar of de vereniging wenst te vermelden.

2. Als van verschillende dieren afkomstig rundvlees wordt vermengd, mag in de etikettering alleen informatie worden vermeld die voor al het betrokken rundvlees geldt.

3. Op elk etiket moet een referentienummer staan waarmee het in artikel 15, lid 2, tweede zin, bedoelde verband gelegd kan worden. Dit nummer kan het identificatienummer van het betrokken dier zijn.


18.

Artikel 18


Onverminderd optreden door de vereniging zelf of door de in artikel 15 bedoelde onafhankelijke organisatie, kan de lidstaat, indien blijkt dat een handelaar of een vereniging niet heeft voldaan aan de vereisten van de in artikel 15, lid 1, bedoelde productspecificatie, sancties toepassen die evenredig zijn met de ernst van de tekortkomingen, of de in artikel 15, lid 2, bedoelde goedkeuring van de specificatie intrekken, of de goedkeuring niet intrekken, maar extra voorwaarden opleggen.


19.

Artikel 19


De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 27 van Verordening (EEG) nr. 805/68 nadere bepalingen vast ter uitvoering van deze titel en, indien nodig, overgangsmaatregelen. Onder deze bepalingen kan met name de informatie vallen die overeenkomstig artikel 17 op de etiketten mag worden vermeld. Bij deze bepalingen kan ook de in artikel 13, lid 1, tweede alinea, bedoelde lijst van vermeldingen of etiketten worden aangevuld.


20.

Titel III Gemeenschappelijke bepalingen



Artikel 20

De lidstaten nemen de nodige administratieve maatregelen en controlemaatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen. Deze maatregelen staan los van de controles die de Commissie, op grond van de overeenkomstige toepassing van artikel 9 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95, kan uitvoeren.

De door de lidstaat opgelegde sancties zijn evenredig met de ernst van de tekortkomingen. Een sanctie kan, waar dat verantwoord is, inhouden dat de verplaatsingen van dieren naar of van de betrokken houder worden beperkt.


21.

Artikel 21


Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van de eerste dag van de vierde maand na de datum van inwerkingtreding.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

PB nr. C 349 van 20. 11. 1996, blz. 10.

PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 49).

PB nr. L 268 van 24. 9. 1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden.

PB nr. L 144 van 2. 6. 1981, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 945/87 (PB nr. L 90 van 2. 4. 1987, blz.

3).

PB nr. L 351 van 2. 12. 1989, blz. 34.

PB nr. L 355 van 5. 12. 1992, blz. 32.

PB nr. L 59 van 2. 3. 1989, blz. 33.

PB nr. L 355 van 5. 12. 1992, blz. 1.

PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24.

PB nr. L 312 van 23. 12. 1995, blz. 1.

PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64.

PB nr. 30 van 20. 4. 1962, blz. 993. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening nr. 49 (PB nr. 53 van 1. 7. 1962, blz. 1571/62).

PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 2012/64.

PB nr. L 33 van 8. 2. 1979, blz. 1.

PB nr. L 290 van 24. 1. 1993, blz. 14.

PB nr. L 368 van 31. 12. 1994, blz. 10.

PB nr. L 123 van 7. 5. 1981, blz. 3.

PB nr. L 119 van 11. 5. 1990, blz. 32.

PB nr. L 208 van 24. 7. 1992, blz. 1.

PB nr. L 208 van 24. 7. 1992, blz. 9.

PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 57.