Toelichting bij COM(2006)160 - Diensten op de interne markt - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)160 - Diensten op de interne markt. |
---|---|
bron | COM(2006)160 ![]() ![]() |
datum | 04-04-2006 |
De Commissie heeft haar voorstel op 13 januari 2004 goedgekeurd. Het is op 6 februari 2004 formeel bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.
Het Comité van de Regio's heeft op 29 september 2004 advies uitgebracht en het Europees Economisch en Sociaal Comité op 9 februari 2005. Het Europees Parlement heeft op 16 februari 2006 in eerste lezing een wetgevingsresolutie goedgekeurd en amendementen op het voorstel van de Commissie voorgesteld.
Inhoudsopgave
- Doel van het voorstel
- 1. CHRONOLOGISCH OVERZICHT
- VAN DE COMMISSIE
- 3. ADVIES VAN DE COMMISSIE OVER DE AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- 3.1 Werkingssfeer en andere algemene bepalingen (artikelen 1 t/m 4)
- 3.2 Administratieve vereenvoudiging (artikelen 5 t/m 8)
- 3.3 Vrijheid van vestiging voor dienstverrichters (artikelen 9 t/m 15)
- 3.4 Vrij verkeer van diensten en afwijkingen (artikelen 16 t/m 19)
- 3.5 Rechten van de afnemers van diensten (artikelen 20 t/m 23)
- 3.6 Detachering van werknemers (artikelen 24 en 25)
- 3.7 Kwaliteit van de diensten (artikelen 26 t/m 32)
- 3.8 Administratieve samenwerking (artikelen 34 t/m 38)
- 3.9 Convergentieprogramma en slotbepalingen (artikelen 39 t/m 48)
- 4. GEWIJZIGD VOORSTEL
De basis voor economische groei en werkgelegenheid in de EU versterken . Het voorstel maakt deel uit van het proces van economische hervormingen dat in het kader van de Lissabonstrategie in gang is gezet. Aangezien diensten de hoofdmoot van de EU-economie vormen, zijn concurrerende dienstenmarkten essentieel voor economische groei. Veel dienstenbedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, kunnen momenteel niet over de landsgrenzen heen groeien en volledig van de interne markt profiteren als gevolg van zeer uiteenlopende belemmeringen op de interne markt. Ook de algehele concurrentiekracht van het EU-bedrijfsleven wordt hierdoor aangetast, niet alleen de dienstensector maar ook de industrie, die in toenemende mate van hoogwaardige diensten afhankelijk is. Ook wordt Europa hierdoor minder aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders.
Een echte interne markt voor diensten tot stand brengen door de juridische en administratieve belemmeringen voor de ontwikkeling van dienstenactiviteiten weg te nemen . Deze belemmeringen hinderen zowel dienstverrichters die zich in een andere lidstaat willen vestigen, als dienstverrichters die vanuit hun lidstaat van vestiging een dienst in een andere lidstaat willen verrichten, bijvoorbeeld door zich tijdelijk naar die lidstaat te begeven. Met het voorstel wordt beoogd de uitoefening van deze twee in het EG-Verdrag verankerde fundamentele vrijheden – de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten – te vergemakkelijken en dienstverrichters meer rechtszekerheid te geven.
De rechten van consumenten als gebruikers van diensten versterken . Aan de vraag van consumenten naar grensoverschrijdende diensten wordt niet voldaan als gevolg van aanzienlijke juridische en administratieve problemen en een gebrek aan informatie over, en vertrouwen in, diensten uit andere lidstaten. In het voorstel worden deze problemen aangepakt door de lidstaten te verplichten beperkingen ten aanzien van het gebruik van grensoverschrijdende diensten weg te nemen, door het non-discriminatiebeginsel toe te passen en door meer transparantie en informatie van de dienstverrichters te verlangen.
Wettelijke verplichtingen voor de lidstaten creëren met het oog op doeltreffende administratieve samenwerking. Doeltreffende en goed lopende administratieve samenwerking is cruciaal voor een goed werkende interne markt. De regelgevingsinstanties in de lidstaten zijn slecht op de hoogte van het wettelijke kader en de controle in andere lidstaten, en hebben er dan ook weinig vertrouwen in. Dit leidt tot overlappingen van de regelgeving voor en de controles op grensoverschrijdende activiteiten, terwijl oneerlijke marktdeelnemers ervan kunnen profiteren om zich aan toezicht te onttrekken of de nationale regels te omzeilen, hetgeen voor de gebruikers van de diensten risico's oplevert. Het voorstel verplicht tot uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand tussen de lidstaten op basis van een doeltreffend elektronisch informatiesysteem waarmee de bevoegde instanties hun gesprekspartners in andere lidstaten gemakkelijk kunnen identificeren en zij met elkaar kunnen communiceren.
Diensten van algemeen belang. De amendementen 13, 44, 72 (gedeeltelijk) en 289 , betreffende de artikelen 1 en 2 en de overwegingen dienaangaande, maken duidelijk dat diensten van algemeen economisch belang onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen, maar dat de richtlijn niet voorziet in de liberalisering van die diensten of in de privatisering van openbare inrichtingen die dergelijke diensten aanbieden, en evenmin betrekking heeft op hun financiering of op staatssteun. Amendement 73 verduidelijkt in artikel 2 dat diensten van algemeen belang buiten de werkingssfeer van de richtlijn vallen. De Commissie stemt in met amendement 44, de desbetreffende delen van amendement 72 en amendement 289. Ook de amendementen 13 en 73 aanvaardt de Commissie, maar zij wijzigt de bewoordingen van amendement 73 (artikel 2) en amendement 13 (nieuwe overweging 7 bis) enigszins om duidelijk te maken dat diensten van algemeen economisch belang - afgezien van enkele specifieke sectoren die expliciet worden uitgesloten - binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallen, omdat deze diensten om economische redenen worden verricht.
Gezondheidszorgdiensten. Amendement 78 sluit particuliere en openbare gezondheidszorgdiensten uit van de werkingssfeer door in artikel 2 een wijziging ter zake aan te brengen. Amendement 304 specificeert in overweging 10 quater dat deze uitsluiting geldt voor medische en farmaceutische diensten die gezondheidswerkers aan patiënten verlenen om hun gezondheid te beoordelen, te bewaren of te herstellen. De amendementen 233/403 maken in artikel 1 duidelijk dat de richtlijn de openbare gezondheidszorgdiensten en de toegang van verrichters van gezondheidszorgdiensten tot openbare financiering onverlet laat. Amendement 305 voegt een nieuwe overweging 10 quinquies toe, waarin wordt uitgelegd dat de richtlijn de terugbetaling van de kosten van gezondheidszorg die in een andere lidstaat wordt verstrekt, onverlet laat en benadrukt dat deze kwestie met het oog op de rechtszekerheid en duidelijkheid in een ander wetgevingsinstrument moet worden behandeld. De Commissie aanvaardt de uitsluiting van gezondheidszorgdiensten van de werkingssfeer en bevestigt haar toezegging om een specifiek initiatief voor gezondheidszorgdiensten te nemen. De amendementen 78, 304 en 305 worden dan ook aanvaard. De amendementen 233/403 betreffende openbare gezondheidszorgdiensten zijn overbodig geworden door de overlapping met de definitie in artikel 2.
Sociale diensten. Amendement 292 geeft in artikel 1 aan dat de richtlijn diensten die een doelstelling van maatschappelijk welzijn beogen, onverlet laat en amendement 252 , betreffende artikel 2, sluit sociale diensten zoals diensten voor sociale huisvesting, kinderverzorging en gezinshulp, van de werkingssfeer van de richtlijn uit. De amendementen 294 en 296 betreffen twee nieuwe overwegingen waarin de aard van sociale diensten, en met name van diensten voor sociale huisvesting, kinderverzorging en gezinshulp, wordt toegelicht. Amendement 295 voegt een overweging toe waarin wordt gespecificeerd dat de richtlijn geen betrekking heeft op de financiering van sociale huisvesting en steunregelingen daarvoor, noch op de criteria en voorwaarden die de lidstaten voor diensten van sociale huisvesting vaststellen. Amendement 10 voegt daar in een andere overweging nog aan toe dat de richtlijn geen betrekking heeft op voorwaarden die de toegang tot publieke middelen, bijvoorbeeld voor sociale diensten, regelen. De Commissie is van mening dat uitsluitingen van de richtlijn duidelijk moeten worden gedefinieerd om de rechtszekerheid te vergroten en uiteenlopende interpretaties in de lidstaten te vermijden. Zij wijzigt daarom de formulering van de definitie van amendement 252 (artikel 2) en voegt de amendementen 294 en 296 in een nieuwe overweging 10 nonies samen om duidelijk te maken dat de uitsluiting van de richtlijn geldt voor sociale diensten op het gebied van sociale huisvesting, kinderverzorging en hulp aan gezinnen en personen in nood, die vanwege hun maatschappelijk belang worden verleend door de staat of door dienstverrichters die hiervoor een opdracht hebben gekregen van de staat met het doel ondersteuning te geven aan personen met bijzondere behoeften. Amendement 292 wordt hierdoor overbodig. De formulering van amendement 295 wordt gewijzigd om te verduidelijken dat het gaat om sociale diensten in het algemeen, en niet alleen om sociale huisvesting. Amendement 10 wordt als zodanig aanvaard. Amendement 232 wijst op de specifieke sociale rol van niet-commerciële sportactiviteiten. Dit amendement wordt aanvaard en wordt verwerkt in de nieuwe overweging 16 bis, waarbij de formulering met het oog op de juridische samenhang van de tekst wordt aangepast.
Uitsluiting van andere sectoren en volledige uitsluiting van belastingen. De amendementen 300 en 302/332 betreffen artikel 2 en sluiten respectievelijk uitzendbedrijven en beveiligingsdiensten van de werkingssfeer van de richtlijn uit. In de overwegingen dienaangaande, die door de amendementen 301 en 303 worden toegevoegd, wordt benadrukt dat de voorschriften voor deze sectoren volledig geharmoniseerd moeten worden. Amendement 77 sluit juridische diensten uit voorzover deze onder andere communautaire instrumenten vallen. De amendementen 79, 80 en 81 , betreffende artikel 2, en de amendementen 16, 17 en 18 , betreffende de overwegingen dienaangaande, sluiten audiovisuele diensten , ongeacht hun wijze van productie, distributie en doorgifte, gokactiviteiten en beroepsgroepen die betrokken zijn bij de uitoefening van het openbaar gezag , met name notarissen, van de werkingssfeer uit. De Commissie aanvaardt de uitsluiting van diensten van uitzendbedrijven en particuliere beveiligingsdiensten (amendementen 300 en 302/333). De noodzaak van volledige harmonisering voor uitzendbedrijven en beveiligingsdiensten is echter niet bewezen en de amendementen 301 en 303 kunnen om die reden niet worden aanvaard. Amendement 77, betreffende de uitsluiting van juridische diensten, wordt door de Commissie niet aanvaard. Het is namelijk overbodig omdat in artikel 3 al is bepaald dat in geval van strijdigheid tussen de bepalingen van de dienstenrichtlijn en een bepaling van een ander communautair instrument dat betrekking heeft op specifieke aspecten van een dienstenactiviteit, laatstgenoemde bepaling voorrang heeft. De Commissie aanvaardt de uitsluiting van audiovisuele diensten (amendement 79) en heeft de formulering van amendement 19 (nieuwe overweging 10 sexies) gewijzigd om de tekst in overeenstemming te brengen met het amendement op het artikel en te verduidelijken dat de richtlijn geen betrekking heeft op in de audiovisuele sector verstrekte steun, die onder de mededingingsregels van de Gemeenschap valt. Ook de uitsluiting van gokdiensten aanvaardt de Commissie naar de geest, maar zij wijzigt de formulering van de amendementen 17 en 80 om de uitsluiting strikt te beperken tot gokactiviteiten als zodanig. De amendementen 18 en 81, betreffende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de uitoefening van het openbaar gezag, aanvaardt de Commissie slechts gedeeltelijk en zij stemt de formulering van de uitsluiting af op de nauwkeurige begrenzingen in artikel 45 van het EG-Verdrag, waar voorzien is in een afwijking van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten voor specifieke activiteiten die een rechtstreekse en specifieke deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag inhouden, en niet voor volledige beroepsgroepen als zodanig.
De Commissie aanvaardt de volledige uitsluiting van belastingen in amendement 82 , betreffende artikel 2, en amendement 19 (overweging 11).
De amendementen 14, 15, 20, 74, 75 en 306 betreffen de uitsluiting van sectoren (in artikel 2 en de overwegingen dienaangaande) die in het oorspronkelijke voorstel werden omschreven als financiële diensten, elektronische-communicatiediensten en vervoerdiensten , maar brengen daarin verduidelijkingen aan. De Commissie kan de amendementen 14, 15, 20, 74 en 306 als zodanig, of met aanpassing van de formulering omwille van de juridische samenhang van de tekst, aanvaarden (zie artikel 2, overweging 9 en de nieuwe overwegingen 10 bis en 10 ter), maar amendement 75 niet omdat de desbetreffende toelichting over telecommunicatiediensten al in overweging 10 bis is opgenomen.
Specifieke rechtsgebieden . Amendement 298 verduidelijkt in artikel 1 de relatie van de richtlijn tot de door de lidstaten en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende grondrechten en amendement 299 voegt een nieuwe overweging in waarin wordt aangegeven dat de richtlijn zo moet worden geïnterpreteerd dat de uitoefening van de grondrechten in overeenstemming wordt gebracht met de fundamentele vrijheden die in de artikelen 43 en 49 van het Verdrag zijn vastgelegd. Amendement 8 verduidelijkt dat de richtlijn communautaire initiatieven op basis van artikel 137 van het Verdrag inzake de bevordering van de werkgelegenheid en verbeterde levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden, volledig in acht neemt. Amendement 297 , betreffende artikel 1, en amendement 9 , betreffende de overweging dienaangaande, bepalen dat de richtlijn niet geldt voor of geen afbreuk doet aan het arbeidsrecht , dat wil zeggen aan de wettelijke of contractuele bepalingen betreffende arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, met inbegrip van de gezondheid en veiligheid op het werk en de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers, en dat de richtlijn de betrekkingen tussen de sociale partners volledig eerbiedigt, met inbegrip van het recht om vakbondsacties te voeren, en geen afbreuk doet aan de socialezekerheidswetgeving in de lidstaten. Amendement 290 , betreffende artikel 1, en amendement 291 (overweging) bepalen dat de richtlijn het strafrecht onverlet laat. Amendement 7 en een gedeelte van amendement 72 verduidelijken in een overweging en in artikel 1 dat de richtlijn de maatregelen van de lidstaten om, in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving, de culturele en linguïstische verscheidenheid en de pluriformiteit van de media te beschermen of te bevorderen, onverlet laat. Wat de grondrechten betreft, aanvaardt de Commissie amendement 298 in gewijzigde bewoordingen omwille van de juridische coherentie van de tekst, en amendement 299 als zodanig. De Commissie stemt ermee in dat de richtlijn, overeenkomstig amendement 297, geen afbreuk doet aan het arbeidsrecht, met inbegrip van het recht om vakbondsacties te voeren en het socialezekerheidsrecht van de lidstaten. Om de juridische samenhang van de tekst te waarborgen en de tekst duidelijker en begrijpelijker te maken, past de Commissie de tekst van de amendementen 297 en 298 aan: artikel 1, lid 6, betreft nu het arbeidsrecht en artikel 1, lid 7, de grondrechten, met inbegrip van de rechten ten aanzien van cao's. De Commissie aanvaardt amendement 290, dat bepaalt dat de richtlijn de bepalingen van het strafrecht onverlet laat, en amendement 291 (nieuwe overweging 6 sexies) in gewijzigde bewoordingen om verder te verduidelijken dat geen misbruik van de regels van het strafrecht mag worden gemaakt om de regels van de richtlijn te ontwijken. Van de amendementen betreffende de bescherming of bevordering van de culturele en linguïstische verscheidenheid en de pluriformiteit van de media aanvaardt de Commissie amendement 7 als zodanig en het desbetreffende gedeelte van amendement 72 in gewijzigde bewoordingen omwille van de juridische samenhang van de tekst. Amendement 8 (nieuwe overweging 6 septies), ten slotte, wordt als zodanig door de Commissie aanvaard.
Verband van de richtlijn met andere communautaire bepalingen . Dit aspect komt aan de orde in de amendementen 83 en 21 , betreffende artikel 3 en de daarmee overeenkomende overweging 13. De Commissie aanvaardt de verdere verduidelijking in amendement 83 dat de richtlijn geen voorrang heeft op andere communautaire instrumenten en dat in geval van strijdigheid met andere communautaire instrumenten die betrekking hebben op specifieke aspecten van de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit, de bepalingen betreffende die specifieke aspecten voorrang hebben. Om de algehele consistentie van de tekst te waarborgen en de werkzaamheden van het Europees Parlement en de Raad meer met elkaar in overeenstemming te brengen, heeft de Commissie nadere verduidelijkingen toegevoegd (overwegingen 13 bis en 13 ter). De amendementen 307 en 219 (samengevoegd met amendement 83) bepalen bovendien dat de richtlijn het internationaal privaatrecht, met name het internationaal privaatrecht dat betrekking heeft op contractuele en niet-contractuele verbintenissen, onverlet laat, en leggen uit welke gevolgen dit heeft voor de consumentenbeschermingsregels. De Commissie aanvaardt amendement 307 en amendement 219 in enigszins gewijzigde bewoordingen om juridisch juist naar consumentenbescherming te verwijzen.
Definities (artikel 4). De amendementen 23 t/m 26, 39, 84 t/m 90, 308 en 92 t/m 98 betreffen de definities van begrippen die in de tekst van de richtlijn voorkomen (zie artikel 4 en de overwegingen dienaangaande). De Commissie aanvaardt de amendementen 25-26, 93-94 en 97-98 als zodanig en de amendementen 23-24 na samenvoeging en in enigszins gewijzigde bewoordingen. Bovendien aanvaardt de Commissie de amendementen 39, 84, 88 t/m 90, 95 en 308 in beginsel, maar zij brengt de formulering in overeenstemming met het acquis communautaire of met de werkingssfeer van de richtlijn. De amendementen 85 en 86 kan de Commissie echter niet aanvaarden. Amendement 96, betreffende de definitie van 'werknemer', is gezien de nieuwe definitie van de werkingssfeer eveneens overbodig en wordt niet aanvaard. Amendement 92, betreffende het begrip 'bevoegde instantie', en amendement 87, betreffende het begrip 'dienstverrichter', worden niet aanvaard om redenen van duidelijkheid en coherentie van de tekst met het acquis communautaire . Ten slotte kan de Commissie amendement 22 , dat de illustratieve lijst van onder de richtlijn vallende diensten in overweging 14 schrapt, niet aanvaarden. Deze overweging is nuttig ter verduidelijking van de richtlijn en wordt dus opnieuw ingevoegd, met enigszins gewijzigde bewoordingen in verband met de nieuwe werkingssfeer. Naar aanleiding van de nuttige aanvullende verduidelijking van de Raad heeft de Commissie bovendien overweging 18 bis ( amendement 25 ) en overweging 20 bis aangevuld en de nieuwe overweging 18 ter toegevoegd.
De Commissie aanvaardt de amendementen 1, 2, 3, 5, 6 en 11 betreffende overwegingen waarin de algemene doelstellingen van de richtlijn worden beschreven en wordt aangegeven dat de richtlijn geen invloed heeft op de interne verdeling van de bevoegdheden in de lidstaten, als zodanig of in enigszins gewijzigde bewoordingen. Amendement 4 is echter onaanvaardbaar.
Vereenvoudiging van de procedures (artikel 5). Amendement 99 maakt van afdeling 1 van het hoofdstuk Vrijheid van vestiging van dienstverrichters een afzonderlijk nieuw hoofdstuk Administratieve vereenvoudiging. Amendement 27 verduidelijkt dat de voorschriften in verband met administratieve procedures niet zijn gericht op harmonisatie van de nationale administratieve procedures, maar op het wegnemen van te belastende elementen die de vrijheid van vestiging hinderen. Amendement 100 bepaalt in artikel 5 dat de lidstaten de procedures en formaliteiten voor de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten onderzoeken (het in het amendement gebruikte werkwoord 'bekrachtigen' lijkt niet juist) en waar nodig vereenvoudigen. Bovendien verplicht het de lidstaten 'tezamen met de Commissie' geharmoniseerde Europese formulieren in te voeren ( amendement 29 heeft eveneens hierop betrekking) en voegt het een lijst toe van bestaande communautaire wetgeving waarop artikel 5, leden 1 bis en 2, niet van toepassing is. Ook legt amendement 100 uit dat het recht van de lidstaten om 'niet-gewaarmerkte' vertalingen van documenten in hun eigen officiële talen te verlangen, onverlet wordt gelaten. Amendement 30 benadrukt dat vormvoorschriften, zoals de eis een origineel document, waaronder een gelegaliseerde vertaling, voor te leggen, niet mogen worden gehanteerd, behalve wanneer dat om een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is. De Commissie aanvaardt de amendementen 99, 27 en 29-30 als zodanig en amendement 100 in beginsel, met gewijzigde bewoordingen om de tekst juridisch coherent te maken en naar aanleiding van de werkzaamheden van de Raad. De tekst van de Commissie geeft met name duidelijk aan dat de Europese formulieren volgens de comitéprocedure worden vastgesteld en in een nieuwe overweging (22 ter) worden een aantal parameters voorgesteld waarmee de lidstaten rekening kunnen houden wanneer zij nagaan of de procedures en formaliteiten vereenvoudigd moeten worden.
Éénloketten (artikel 6). Amendement 102 legt uit dat wanneer een pro-forma-inschrijving wordt verlangd, dit elektronisch mogelijk moet zijn bij het éénloket. Amendement 103 verplicht de Commissie de éénloketten te coördineren door de inrichting van een Europees éénloket. Amendement 104 verduidelijkt dat de invoering van het éénloket geen afbreuk doet aan de verdeling van de taken en bevoegdheden tussen de verschillende instanties binnen een nationaal systeem. Amendement 309 stelt een nieuwe termijn voor de invoering van éénloketten vast. Amendement 310 bepaalt dat ook alle procedures en formaliteiten die nodig zijn voor het toezicht op de verenigbaarheid met Richtlijn 96/71/EG, bij deze éénloketten moeten kunnen worden afgewikkeld. De Commissie aanvaardt de amendementen 309 en 104 en verduidelijkt bovendien overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad in een nieuwe overweging 25 bis dat de vergoeding die het éénloket mag aanrekenen, in verhouding moet staan tot de kosten van de procedures en formaliteiten. Amendement 102 kan de Commissie echter niet aanvaarden omdat een pro-forma-inschrijving bij de éénloketten een onnodige administratieve belasting zou inhouden. De Commissie kan amendement 103 evenmin aanvaarden omdat een Europees éénloket een onnodige administratieve structuur zou zijn en in strijd zou zijn met het subsidiariteitsbeginsel (omdat administratieve samenwerking het beste door de lidstaten zelf kan worden geregeld). Amendement 310 kan niet worden aanvaard omdat een verwijzing naar het toezicht op de verenigbaarheid met Richtlijn 96/71/EG, waarop dit voorstel absoluut geen betrekking heeft, niet passend is.
Recht op informatie (artikel 7). Amendement 105 verduidelijkt dat het recht op informatie alleen geldt voor beroepsmogelijkheden die algemeen voorhanden zijn. De amendementen 31, 106 en 110 verduidelijken dat de verplichting van de bevoegde instanties om bijstand te verlenen, niet betekent dat in individuele gevallen juridisch advies moet worden gegeven, dat aan de verplichting om informatie te verstrekken kan worden voldaan door deze informatie via een website toegankelijk te maken, dat de bijstand een gids met stapsgewijze informatie kan omvatten en dat de informatie in gewone en begrijpelijke taal moet worden verstrekt. Amendement 107 bepaalt dat de informatie en bijstand onder andere van op afstand en elektronisch toegankelijk moet zijn. Amendement 108 stelt de uiterste termijn voor de uitvoering van de informatieverplichtingen vast en amendement 109 verduidelijkt dat de beschikbaarheid van informatie in andere talen verenigbaar moet zijn met de wetgeving van de lidstaten over het gebruik van talen. Amendement 33 voegt een nieuwe overweging toe om de bepalingen in artikel 7 te versterken. De Commissie aanvaardt de amendementen 105, 106, 108 t/m 110, 31 en 33. Aan amendement 31 (overweging 25 quater) voegt zij overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad toe dat kwesties zoals de aansprakelijkheid voor het verstrekken van onjuiste of misleidende informatie door de lidstaten worden geregeld. Amendement 107 kan de Commissie echter niet aanvaarden omdat daarmee de verplichting om informatie elektronisch te verstrekken zou worden weggenomen, terwijl dit aspect juist essentieel is voor daadwerkelijke administratieve vereenvoudiging.
Elektronische procedures (artikel 8) . Amendement 111 wijzigt de uitvoeringstermijn, legt (evenals amendement 32 ) uit dat de procedures en formaliteiten eenvoudig, onder meer elektronisch, kunnen worden afgewikkeld en dat de elektronische procedures niet van toepassing zijn wanneer verlangd kan worden dat originele documenten worden verstrekt. De Commissie kan, afgezien van de gewijzigde termijn, de amendementen 111 en 32 niet aanvaarden omdat elektronische procedures, zoals hierboven al is aangegeven, een essentieel aspect van de administratieve vereenvoudiging zijn en deze procedures ook voor originele documenten kunnen worden toegepast omdat de authenticiteit met elektronische authenticatie kan worden aangetoond. Zij acht het echter wel nuttig om op grond van het op de werkzaamheden van de Raad gebaseerde amendement 32 (overweging 26) te verduidelijken dat de verplichting om in elektronische procedures te voorzien, de lidstaten niet belet om naast de elektronische weg ook andere wijzen van afwikkeling van procedures en formaliteiten beschikbaar te stellen.
Vergunningstelsels. Amendement 35 verduidelijkt in overweging 27 quater dat de bepalingen van de richtlijn over vergunningstelsels niet gelden voor besluiten van bevoegde instanties betreffende de oprichting van een openbare of particuliere entiteit, noch voor het aangaan van overeenkomsten door bevoegde instanties. Amendement 37 geeft aan dat dwingende redenen van algemeen belang, zoals de volksgezondheid, een rechtvaardiging kunnen zijn voor de toepassing van vergunningstelsels en andere beperkingen voor sociale diensten, mits de beginselen van non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid worden geëerbiedigd. De amendementen 112-113 wijzigen de structuur en de naam van het hoofdstuk, respectievelijk de afdeling. Amendement 116 sluit (evenals amendement 209 ) vergunningstelsels uit van de procedure van wederzijdse beoordeling. De Commissie aanvaardt de amendementen 35 en 112-113 als zodanig en amendement 37 in enigszins gewijzigde bewoordingen. De amendementen 116 en 209 kan zij echter niet aanvaarden omdat de verplichting om de vergunningstelsels te evalueren en hierover te rapporteren een essentiële maatregel is om de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten te vergemakkelijken. In een nieuwe overweging (27 quinquies) specificeert de Commissie echter, overeenkomstig de werkzaamheden in de Raad, dat de rapportageplicht enkel betrekking heeft op het bestaan van vergunningstelsels en niet op de criteria en voorwaarden voor het verlenen van een vergunning. Van de amendementen 114, 115 en 117 , die voornamelijk technische wijzigingen betreffen, aanvaardt de Commissie de amendementen 115 en 117 in gewijzigde bewoordingen omwille van de juridische samenhang. Amendement 114 kan zij echter niet aanvaarden omdat de tekst hierdoor minder duidelijk zou worden.
Vergunningsvoorwaarden. De amendementen 34 en 121 bepalen dat vergunningen over het algemeen voor het volledige nationale grondgebied moeten gelden, tenzij een territoriale beperking gerechtvaardigd is door een dwingende reden van algemeen belang, zoals milieubescherming. De amendementen 34 en 123 bepalen dat de richtlijn de lokale en regionale bevoegdheden voor het verlenen van een vergunning niet aantast. Amendement 119 voegt 'transparantie' en 'toegankelijkheid' toe aan de criteria waaraan vergunningstelsels moeten voldoen. Amendement 120 verduidelijkt dat voor de beoordeling of de vergunningsvoorwaarden gelijkwaardig of in wezen vergelijkbaar zijn met de voorwaarden waaraan de dienstverrichter al in een andere lidstaat onderworpen is (overlapping), niet alleen naar hun doel en oogmerk moet worden gekeken, maar ook naar hun effect en de doeltreffendheid van hun handhaving. Amendement 122 bepaalt dat de verplichting om de redenen te vermelden en te voorzien in mogelijkheden tot beroep voor de rechter niet geldt voor beslissingen om een vergunning te verlenen. Amendement 118 schrapt in artikel 10 het woord 'objectief' in de zin 'objectief gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang'. De Commissie aanvaardt de amendementen 34, 118, 119 en 123 als zodanig. Amendement 120 wordt aanvaard omdat een nieuwe overweging (27 octies) wordt ingevoegd die bedoeld is om te verduidelijken dat de bepaling dat vergunningsvoorwaarden elkaar niet mogen overlappen de lidstaten niet belet hun eigen voorwaarden toe te passen, maar alleen vereist dat zij rekening houden met gelijkwaardige voorwaarden waaraan de aanvrager in een andere lidstaat al heeft voldaan. De Commissie stemt ook in met de inhoud van amendement 121, maar wijzigt de formulering. Amendement 122 kan de Commissie echter niet aanvaarden omdat wanneer de verplichting om de redenen te vermelden niet zou gelden voor beslissingen om een vergunning te verlenen, rechterlijke toetsing van een bestuursrechtelijke beslissing, met name ten aanzien van derden, minder doeltreffend of zelfs vrijwel onmogelijk zou worden.
Vergunningsduur. Selectie uit verscheidene gegadigden. De amendementen 128 en 36 bepalen dat de mogelijkheid van de lidstaten om vergunningen in te trekken, met name wanneer niet meer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan, onverlet wordt gelaten. De amendementen 124 t/m 127, 129, 38 en 30 verduidelijken artikel 11 en de overwegingen dienaangaande op nuttige wijze. Amendement 130 bepaalt dat de lidstaten bij de toepassing van hun selectieprocedure rekening kunnen houden met een aantal doelstellingen van algemeen belang. De Commissie aanvaardt de amendementen 128 en 36, die beperkt zijn tot situaties waarin niet meer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan. Zij aanvaardt ook de amendementen 124 t/m 127, 129 en 38 als zodanig of gedeeltelijk en de amendementen 130 en 30 in enigszins gewijzigde bewoordingen.
Vergunningsprocedures. De amendementen 134 en 28 schrappen het voorschrift dat bij het uitblijven van een antwoord binnen de termijn de vergunning moet worden geacht te zijn verleend ("stilzwijgende vergunning"). Amendement 135 bepaalt dat de ontvangst van een vergunningaanvraag alleen op verzoek van de aanvrager moet worden bevestigd en dat de mogelijkheden tot beroep daarin niet hoeven te worden vermeld. De amendementen 131, 132, 133, 136 en 137 betreffen technische verduidelijkingen die de Commissie kan aanvaarden, met kleine wijzigingen in de amendementen 136 en 137. De amendementen 134 en 28 kan de Commissie echter niet aanvaarden, omdat de stilzwijgende vergunning (bij het uitblijven van een antwoord van de instanties) cruciaal is om de uitoefening van de vrijheid van vestiging te vergemakkelijken. Met betrekking tot de stilzwijgende vergunning verduidelijkt de Commissie in een nieuwe overweging (28 bis) evenwel, overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad, dat met betrekking tot bepaalde activiteiten andere regelingen kunnen worden vastgesteld wanneer deze om dwingende redenen van algemeen belang objectief gerechtvaardigd zijn. Ook amendement 135 kan de Commissie niet aanvaarden omdat dit een extra belasting voor de aanvragers zou inhouden en rechterlijke toetsing zou bemoeilijken.
Verboden eisen (artikel 14). Amendement 138 wijzigt de titel van deze afdeling. Amendement 140 verduidelijkt (evenals amendement 41 ) dat het verbod op een toepassing per geval van economische criteria geen betrekking heeft op planningseisen waarmee geen economische doelen worden nagestreefd, maar die voortkomen uit dwingende redenen van algemeen belang. Amendement 141 verduidelijkt dat het verbod op de directe of indirecte betrokkenheid van concurrerende marktdeelnemers bij de verlening van vergunningen geen betrekking heeft op de raadpleging van organisaties als kamers van koophandel inzake andere aangelegenheden dan individuele vergunningaanvragen. Amendement 40 bepaalt dat het in bepaalde gevallen gerechtvaardigd kan zijn een dienstverrichter te verplichten bij de verrichting van zijn activiteit aanwezig te zijn. Amendement 142 legt uit dat het verbod op de verplichting een financiële waarborg te stellen of een verzekering bij een in een lidstaat gevestigde dienstverrichter af te sluiten, geen gevolgen heeft voor de mogelijkheid van lidstaten om financiële waarborgen als zodanig te verlangen of te eisen dat een verzekering wordt afgesloten bij ondernemingen die speciale of exclusieve rechten zijn verleend, en evenmin voor eisen met betrekking tot de deelname aan een collectief waarborgfonds. Amendement 143 verduidelijkt het verbod op de verplichting om vooraf ingeschreven te staan. De Commissie aanvaardt de amendementen 138, 140, 141, 143 en 41 als zodanig en amendement 40 met een extra verduidelijking. Amendement 142 wordt door de Commissie naar de geest aanvaard, maar zij wijzigt met het oog op de samenhang met het Gemeenschapsrecht de formulering van de betrokken bepaling en voegt overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad een nadere verduidelijking toe in de nieuwe overweging 32 bis. Aan de aanvaarde technische verduidelijkingen in amendement 143 voegt de Commissie op grond van de werkzaamheden van de Raad een nieuwe overweging (32 ter) toe om het verbod op de verplichting om vooraf ingeschreven te staan te verduidelijken.
Aan evaluatie onderworpen eisen (artikel 15) . Amendement 42 verduidelijkt dat de procedure van wederzijdse beoordeling de vrijheid van de lidstaten onverlet laat in hun wetgeving een hoog beschermingsniveau op te nemen voor algemene belangen en dat bij de wederzijdse beoordeling rekening moet worden gehouden met het specifieke karakter van diensten van algemeen economisch belang en met de bijzondere daaraan toegewezen taken, die aanleiding kunnen zijn voor bepaalde beperkingen van de vrijheid van vestiging. De amendementen 144 en 145 schrappen de voorbeelden van eisen betreffende de rechtsvorm van de dienstverrichter en het aandeelhouderschap van de vennootschap. De amendementen 147/242 sluiten verplichtingen inzake verkoop onder de kostprijs en uitverkopen uit van de procedure van wederzijdse beoordeling. De amendementen 149/242 schrappen het woord 'objectief' in de zin 'de eisen zijn objectief gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang'. De amendementen 148/242 sluiten (evenals amendement 43 ) 'must-carry'-verplichtingen uit van de beoordelingsprocedure. Amendement 150 sluit diensten van algemeen economisch belang en socialezekerheidsregelingen uit van artikel 15, leden 1 tot en met 4. Bovendien schrapt amendement 150 in combinatie met amendement 151 de bepaling dat de lidstaten geen nieuwe soortgelijke eisen mogen stellen tenzij deze aan de voorwaarden van non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid voldoen, alsmede de daarmee verband houdende bepaling dat de lidstaten kennisgeving moeten doen van dergelijke nieuwe wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Amendement 146 voegt een verwijzing naar de Richtlijn beroepskwalificaties toe. De Commissie aanvaardt de amendementen 42, 147 en 148/149/242. Zij aanvaardt ook het schrappen van de voorbeelden uit de desbetreffende artikelen overeenkomstig de amendementen 144 en 145. In overweging 34 neemt zij, overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad, de extra verduidelijking op dat de evaluatie van vaste minimum- en/of maximumtarieven alleen betrekking heeft op tarieven die door bevoegde instanties specifiek voor het verrichten van bepaalde diensten worden opgelegd, en niet op algemene voorschriften inzake prijsbepaling zoals voor de verhuur van huizen. De Commissie aanvaardt amendement 150, betreffende diensten van algemeen economisch belang, in beginsel en specificeert dat de leden 1 tot en met 3 van artikel 15 alleen op de wetgeving op het gebied van diensten van algemeen economisch belang van toepassing zijn voorzover de toepassing daarvan de vervulling, in feite of in rechte, van de aan de desbetreffende ondernemingen toevertrouwde bijzondere taak niet belemmert. Het schrappen van de kennisgevingsverplichting (amendement 151) zou de beoordelingsprocedure aanzienlijk afzwakken en kan daarom niet worden aanvaard. De amendementen 146, 148 en 149/242, ten slotte, behelzen technische wijzigingen die de Commissie aanvaardt (al wordt ten aanzien van amendement 146 naar de volledige Richtlijn beroepskwalificaties verwezen, en niet alleen naar titel II).
Vrij verrichten van diensten (artikel 16). Amendement 152 (betreffende de hoofdstuktitel) en amendement 293/rev4 (betreffende artikel 16) vervangen het oorsprongslandbeginsel door een bepaling over het vrij verrichten van diensten. Amendement 293/rev4 bevestigt het recht van dienstverrichters om een dienst te verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij gevestigd zijn en verplicht de lidstaat waar de dienst wordt verricht, te zorgen voor vrije toegang tot en vrije uitoefening van de dienstenactiviteit op zijn grondgebied. In artikel 16, lid 1, wordt bovendien bepaald dat de lidstaat waar de dienst wordt verricht, zijn eigen nationale eisen niet mag toepassen op dienstverrichters die in een andere lidstaat zijn gevestigd tenzij deze eisen gerechtvaardigd zijn om redenen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu en ze niet-discriminerend, noodzakelijk en evenredig zijn. In lid 3 wordt nog eens bevestigd dat de lidstaten, in overeenstemming met lid 1, aan dienstverrichters uit andere lidstaten die zich naar hun grondgebied begeven, hun nationale regels kunnen voorschrijven wanneer deze gerechtvaardigd zijn om redenen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. In lid 3 wordt ook verduidelijkt dat de lidstaten hun voorschriften inzake de arbeidsvoorwaarden in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht mogen toepassen. Artikel 16, lid 2, bevat een lijst van eisen die lidstaten niet aan in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichters mogen stellen, zoals de verplichting voor de dienstverrichter om een vestiging op het grondgebied te hebben. Amendement 293/rev4 bepaalt ook dat de Commissie, na raadpleging van de lidstaten en de sociale partners, een verslag over de toepassing van artikel 16 moet indienen, waarin zij nagaat of harmonisatiemaatregelen moeten worden voorgesteld.
De Commissie aanvaardt de amendementen 152 en 293/rev4 met enigszins gewijzigde bewoordingen in lid 3 om - overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie - te verduidelijken dat de nationale eisen altijd niet-discriminerend, noodzakelijk en evenredig moeten zijn. Zij aanvaardt ook in gewijzigde bewoordingen amendement 45 over overweging 37, waarin wordt gezegd dat de lidstaten hun eisen wel kunnen opleggen als die absoluut noodzakelijk zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of bescherming van het milieu, en de amendementen 46-47, die de overwegingen over het voormalige oorsprongslandbeginsel schrappen. Bovendien voegt de Commissie overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad enkele overwegingen toe waarin wordt verwezen naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie over het recht van lidstaten om maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat dienstverrichters door misbruik profiteren van de beginselen van de interne markt (overweging 37 bis), wordt benadrukt dat dienstverrichters die een dienst in een andere lidstaat gaan verrichten, de benodigde uitrusting moeten kunnen meenemen (overweging 39 bis) en het begrip uitrusting wordt uitgelegd (overweging 39 ter).
Aanvullende afwijkingen van het vrij verrichten van diensten (artikel 17) . Amendement 400 wijzigt de titel van artikel 17 en bepaalt dat de bepaling betreffende het vrije verkeer van diensten niet geldt voor diensten van algemeen economisch belang die in een andere lidstaat worden verricht, zoals postdiensten, de distributie van elektriciteit, gas en water, afvalwaterdiensten en afvalverwerking. De Commissie aanvaardt amendement 400. Bovendien verduidelijkt de Commissie op grond van de werkzaamheden van de Raad in overweging 40 bis dat de afwijking voor postdiensten zowel voor activiteiten die zijn voorbehouden aan de universeledienstverrichter als voor andere postdiensten geldt. Ook amendement 165, dat de afwijking in artikel 17, punt 12, voor het vergunningstelsel bedoeld in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap verduidelijkt, kan worden aanvaard.
Ten aanzien van de activiteiten van advocaten en notarissen schrapt amendement 160 de afwijking voor aspecten die zijn geregeld bij Richtlijn 77/249/EEG van de Raad tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten en amendement 166 die voor handelingen waarvoor de wet de tussenkomst van een notaris voorschrijft. Deze amendementen worden overbodig omdat de Commissie niet instemt met een algemene uitsluiting van de activiteiten van advocaten en notarissen van de werkingssfeer van de richtlijn. De afwijkingen moeten dus behouden blijven. Amendement 161 voegt een nieuwe afwijking in voor activiteiten inzake de gerechtelijke inning van schuldvorderingen, die door de Commissie kan worden aanvaard. De reikwijdte van deze afwijking wordt door de Commissie overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad verduidelijkt in een nieuwe overweging (40 ter).
De amendementen 162/404 voegen een nieuwe afwijking toe voor eisen die een activiteit voorbehouden aan een bepaald beroep , naast de afwijking voor aangelegenheden die zijn geregeld in titel II van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Deze amendementen kunnen, net als amendement 48 dat deze nieuwe afwijking in een overweging (41 quater) toelicht, in beginsel worden aanvaard, mits de formulering wordt gepreciseerd.
Amendement 163 , dat de afwijking betreffende Richtlijn 2004/38/EG in verband met het vrije verkeer van personen en hun verblijfsplaats verduidelijkt, kan worden aanvaard.
Amendement 164 wijzigt de formulering van de afwijking voor onderdanen van derde landen die zich in het kader van de verrichting van een dienst naar een andere lidstaat begeven in artikel 17, punt 11. De formulering van artikel 17, punt 11, moest verder worden aangepast omdat artikel 25 is geschrapt. De amendementen 50 en 51 , die de overwegingen 41 bis en 41 ter invoegen waarin de afwijking voor de detacheringsrichtlijn wordt toegelicht, worden in enigszins gewijzigde bewoordingen aanvaard.
De amendementen 167 en 168 wijzigen de afwijkingen voor specifieke verboden en eisen die gerechtvaardigd zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of de bescherming van het milieu in artikel 17, punten 16 en 17 . De Commissie acht deze amendementen overbodig want de specifieke afwijkingen in artikel 17, punten 16 en 17, zijn niet meer nodig nu artikel 16 in algemenere zin toestaat dat de lidstaten nationale eisen opleggen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Daarom worden deze punten, en de overwegingen dienaangaande, geschrapt.
Amendement 169 schrapt de afwijking betreffende het vergunningstelsel voor vergoeding van de kosten voor intramurale zorg . Aangezien dit strookt met de uitsluiting van gezondheidszorgdiensten van de werkingssfeer en het schrappen van artikel 23 betreffende de vergoeding van kosten voor gezondheidszorg, aanvaardt de Commissie amendement 169.
Amendement 170 voegt in artikel 17 een afwijking toe voor alle bepalingen van het internationaal privaatrecht , met name die betreffende contractuele en niet-contractuele verbintenissen, met inbegrip van de vorm van overeenkomsten. De Commissie aanvaardt dit amendement op artikel 17, dat nodig is omdat de bepaling over het vrij verrichten van diensten mogelijk strijdig is met de toepassing van de regels van het internationaal privaatrecht. De amendementen 171, 172 en 173 schrappen de afwijkingen voor consumentenovereenkomsten, de formele geldigheid van contracten betreffende onroerende zaken en de niet-contractuele aansprakelijkheid van de dienstverrichter bij ongevallen, die nu onder de algemenere uitzondering voor alle bepalingen van het internationaal privaatrecht vallen. De Commissie aanvaardt deze amendementen, evenals de wijzigingen in de overwegingen dienaangaande ( amendementen 53 en 54 , betreffende overwegingen 45 en 46).
Bovendien heeft de Commissie naar aanleiding van de werkzaamheden van de Raad enige technische verduidelijkingen aangebracht.
Tijdelijke afwijkingen (artikel 18). Amendement 174 schrapt artikel 18 betreffende tijdelijke afwijkingen van het (voormalige) oorsprongslandbeginsel. De Commissie aanvaardt dit omdat gokactiviteiten van de werkingssfeer van de richtlijn zijn uitgesloten, artikel 17, punt 7 bis, voorziet in een nieuwe afwijking voor de toegang tot activiteiten betreffende de gerechtelijke inning van schuldvorderingen en geld- en waardetransporten in artikel 40, lid 1, zijn opgenomen.
Afwijkingen in speciale gevallen (artikel 19). Amendement 175 wijzigt de titel overeenkomstig de nieuwe titel van artikel 16. Amendement 176 verwijst naar de voorwaarden waaronder in speciale gevallen afwijkingen kunnen worden toegestaan en schrapt de verplichting eerst de procedure van wederzijdse bijstand in acht te nemen alvorens deze maatregelen te nemen. De afwijkingen in speciale gevallen in verband met de volksgezondheid en de openbare orde en de uitoefening van een beroep in de gezondheidszorg zijn overbodig geworden doordat de gezondheidszorg uitgesloten is van de werkingssfeer van de richtlijn en doordat artikel 16 de lidstaten nu in algemenere zin toestaat eisen in verband met de openbare orde en de volksgezondheid te stellen. Daarom schrapt de Commissie de desbetreffende afwijkingen in speciale gevallen en beperkt zij artikel 19 tot de veiligheid van diensten. Het schrappen van de procedure van wederzijdse bijstand kan de Commissie echter niet aanvaarden, omdat de vermelding van deze procedure van wezenlijk belang is om te waarborgen dat deze afwijking niet leidt tot onnodige beperkingen op het vrij verrichten van diensten.
Verboden beperkingen/discriminatieverbod . De amendementen 177 en 55 , betreffende artikel 21 en overweging 50, bepalen dat op de afnemer van diensten geen discriminerende eisen van toepassing mogen zijn die 'uitsluitend' berusten op zijn nationaliteit of woonplaats. De Commissie kan deze toevoeging aan het discriminatieverbod van artikel 21 niet aanvaarden omdat dit zou kunnen worden uitgelegd alsof discriminatie wel zou zijn toegestaan als zij tevens op andere gronden berust. Amendement 55 verduidelijkt ook overweging 50, en dit kan wel worden aanvaard. De Commissie voegt bovendien naar aanleiding van de werkzaamheden van de Raad enkele verduidelijkingen toe betreffende het in artikel 20 vermelde begrip financiële bijstand (zie overweging 48 en de nieuwe overweging 48 bis).
Bijstand aan afnemers . Amendement 178 , betreffende artikel 22, verduidelijkt de informatie en het advies die de éénloketdiensten aan afnemers van diensten moeten verstrekken op een aantal punten. Bovendien schrapt dit amendement de vermelding van de contactpunten van het netwerk van Europese centra voor de consument (ECC-net) bij de verenigingen en organisaties waarvan de adresgegevens aan de afnemers moeten worden doorgegeven en waar praktische bijstand kan worden gekregen. Amendement 179 voegt een nieuw artikel 22 bis toe betreffende de mogelijkheid voor een dienstverrichter om alle procedures en formaliteiten bij éénloketten af te wikkelen. De Commissie aanvaardt amendement 178, met uitzondering van het weglaten van de vermelding van het netwerk van Europese centra voor de consument, omdat de Commissie van mening is dat deze een bijzonder actieve rol moeten spelen bij het verlenen van praktische bijstand aan consumenten. De Commissie kan amendement 179 en een nieuw artikel 22 bis niet aanvaarden aangezien de rol en de verantwoordelijkheden van de éénloketten in het hoofdstuk over administratieve vereenvoudiging al afdoende aan de orde komen.
Vergoeding van in een andere lidstaat verstrekte gezondheidszorg . De amendementen 56 t/m 62 en 180/247 schrappen artikel 23, waarin de bepalingen over de vergoeding van in een andere lidstaat verstrekte gezondheidszorg zijn opgenomen, alsmede de overwegingen dienaangaande. De Commissie aanvaardt deze amendementen en zal, zoals hierboven al is aangegeven, een afzonderlijk initiatief voor gezondheidszorgdiensten nemen.
Specifieke bepalingen betreffende de detachering van werknemers en de detachering van onderdanen van derde landen. De amendementen 181, 182/284, 63, 64, 183/249, 65 en 66 schrappen de bepalingen betreffende de opheffing van administratieve belemmeringen en de verplichtingen van de lidstaten om samen te werken ten aanzien van de detachering van werknemers en de detachering van onderdanen van derde landen. Hoewel de Commissie van mening is dat dringend aandacht moet worden besteed aan onnodige administratieve lasten voor dienstverrichters bij het verrichten van grensoverschrijdende diensten waarbij personeel wordt gedetacheerd, en betere administratieve samenwerking ter bestrijding van zwartwerken en sociale dumping belangrijk vindt, aanvaardt zij het schrappen van deze bepalingen als onderdeel van het algehele compromis. De Commissie zal de lidstaten richtsnoeren geven om onnodige administratieve lasten te voorkomen en een doeltreffender systeem voor administratieve samenwerking tot stand te brengen.
Informatie over dienstverrichters en hun diensten (artikel 26). De amendementen 184 en 186 verplichten dienstverrichters informatie voor afnemers systematisch via de éénloketten beschikbaar te stellen. Amendement 185 voert een verplichting in om aan de afnemers informatie over de rechtsvorm van de dienstverrichter beschikbaar te stellen. De Commissie aanvaardt amendement 185 in enigszins gewijzigde bewoordingen. De amendementen 184 en 186 kan zij echter niet aanvaarden omdat deze een onnodige last voor de dienstverrichters zouden opleveren.
Beroepsaansprakelijkheidsverzekering (artikel 27) . De eerste zin van amendement 187 schrapt de verplichting van de lidstaten om erop toe te zien dat dienstverrichters die diensten verrichten met een bijzonder gezondheids- of veiligheidsrisico, of met een bijzonder financieel risico voor de afnemer, gedekt zijn door een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, en vermeldt in plaats daarvan slechts de mogelijkheid dat lidstaten een dergelijke dekking kunnen verlangen. De tweede zin specificeert dat de verzekering de risico's van dergelijke diensten ook dekt wanneer die in andere lidstaten worden verricht. De Commissie aanvaardt beide zinnen van dit amendement in enigszins gewijzigde bewoordingen. Ook amendement 67 , dat overweging 63 bis toevoegt, wordt aanvaardt, met aanpassingen in verband met wijzigingen in artikel 27, lid 1. Overweging 63 is dienovereenkomstig aangepast. De Commissie aanvaardt de amendementen 188, 189 en 190 voorzover zij nodig zijn en geen aanvullende belasting voor dienstverrichters opleveren. Bovendien verduidelijkt zij naar aanleiding van de werkzaamheden in de Raad de tekst van artikel 27 en de overwegingen dienaangaande, met name wat de werkingssfeer van dit artikel betreft, en gaat zij in op het risico dat de verzekeringsmarkt faalt door de mogelijkheid te bieden een procedure voor dergelijke situaties vast te stellen.
Productgaranties (artikel 28). Amendement 191 schrapt de verplichting voor dienstverrichters om informatie over de door hen gegeven productgaranties te verstrekken. Amendement 192 schrapt de bepaling die verduidelijkt dat de productgaranties in andere communautaire besluiten onverlet worden gelaten. De Commissie kan amendement 191 niet aanvaarden omdat dienstverrichters afnemers relevante informatie over productgaranties moeten geven. Ook amendement 192 kan zij niet aanvaarden, omdat het verband met andere Gemeenschapswetgeving inzake productgaranties expliciet moet worden aangegeven.
Commerciële communicatie (artikel 29) . De Commissie verduidelijkt naar aanleiding van de werkzaamheden in de Raad dat beroepsregels inzake commerciële communicatie niet-discriminerend, noodzakelijk en evenredig moeten zijn.
Multidisciplinaire activiteiten (artikel 30) . Amendement 193 sluit (evenals amendement 210 ) multidisciplinaire activiteiten uit van de procedure van wederzijdse beoordeling. De Commissie kan de amendementen 193 en 210 niet aanvaarden omdat de verplichting om de beperkingen van multidisciplinaire activiteiten te beoordelen en daarover verslag te doen een essentiële maatregel is om de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten te vergemakkelijken. Op grond van de werkzaamheden van de Raad verduidelijkt de Commissie nader welke beperkingen gerechtvaardigd kunnen zijn; zij licht dit toe in een nieuwe overweging (64 bis).
Kwaliteitsbeleid (artikel 31). Amendement 194 verduidelijkt dat de lidstaten in samenwerking met de Commissie de ontwikkeling van vrijwillige Europese normen moeten aanmoedigen. De Commissie aanvaardt amendement 194, maar benadrukt op grond van de werkzaamheden van de Raad tegelijkertijd de rol van consumentenorganisaties.
Geschillenbeslechting (artikel 32) . Amendement 195 verplicht dienstverrichters extra adresgegevens te verstrekken. Amendement 196 vervangt 'passende' door 'bevredigende'. De Commissie aanvaardt de amendementen 195 en 196 en verduidelijkt tegelijkertijd op grond van de werkzaamheden van de Raad welke financiële waarborgen in de zin van dit artikel gelijkwaardig worden geacht; zij licht dit toe in een nieuwe overweging (65 bis).
Wederzijdse bijstand en toezicht. De amendementen 199 t/m 202, 68 en 69 wijzigen de structuur van het hoofdstuk over administratieve samenwerking en verduidelijken de verplichtingen van de desbetreffende lidstaten. Amendement 199 wijzigt de hoofdstuktitel. De amendementen 200 t/m 202 zijn bedoeld om de taakverdeling tussen de lidstaat van vestiging en de lidstaat waar de dienst wordt verricht te verduidelijken. De lidstaat van vestiging is in het bijzonder verantwoordelijk voor het toezicht op de op zijn grondgebied gevestigde dienstverrichters en kan niet weigeren controle- of handhavingsmaatregelen te nemen omdat de dienst in een andere lidstaat is verricht. De lidstaat van vestiging moet op verzoek van een andere lidstaat verificaties, inspecties en onderzoeken uitvoeren en informatie over op zijn grondgebied gevestigde dienstverrichters verstrekken. De lidstaat waar de dienst wordt verricht, is ten aanzien van de nationale eisen die eventueel uit hoofde van artikel 16, lid 1, (artikel 21, lid 1, in de geconsolideerde tekst van het Parlement) zijn gesteld, verantwoordelijk voor het toezicht op de activiteiten van de dienstverrichter op zijn grondgebied. In andere gevallen verricht deze lidstaat verificaties, inspecties en onderzoeken ter plaatse wanneer dit objectief gerechtvaardigd en niet discriminerend is of wanneer de lidstaat van vestiging daarom verzoekt. Amendement 69 licht toe dat een doeltreffende administratieve samenwerking noodzakelijk is om te voorkomen dat een wildgroei aan voorschriften voor dienstverrichters en een overlapping van controles op grensoverschrijdende activiteiten ontstaan en om het onmogelijk te maken dat oneerlijke marktdeelnemers het toezicht ontduiken of de geldende nationale voorschriften inzake diensten omzeilen. Amendement 68 specificeert dat een goed functionerend elektronisch informatiesysteem nodig is. De Commissie aanvaardt de amendementen 68 en 69 als zodanig en de amendementen 200 t/m 202 naar de geest. De Commissie erkent dat de taken en plichten van de lidstaat van vestiging en de lidstaat waar de dienst wordt verricht, duidelijk moeten worden aangegeven om de administratieve samenwerking doeltreffend te doen verlopen en neemt daartoe de amendementen van het Europees Parlement op in de door de Raad uitgewerkte structuur.
Alarmmechanisme . Amendement 203 voorziet in een alarmmechanisme om ingeval een lidstaat kennis neemt van ernstige specifieke feiten of omstandigheden die ernstige schade aan de gezondheid of veiligheid van personen kunnen veroorzaken, hiervan de Commissie en de betrokken lidstaten onverwijld in kennis te stellen. De Commissie aanvaardt amendement 203 en heeft het milieu toegevoegd als reden om van het alarmmechanisme gebruik te maken. Dit nieuwe systeem dient echter een ander doel dan het systeem van wederzijdse bijstand bij afwijkingen in speciale gevallen, en kan dan ook niet hiervoor in de plaats komen.
Gegevens over de betrouwbaarheid van dienstverrichters. Amendement 197 voegt toe dat de informatie die de lidstaten op verzoek van een bevoegde instantie van een andere lidstaat moeten verstrekken, rechtstreeks van betekenis moet zijn voor de bekwaamheid van de dienstverrichter en dat het verzoek naar behoren gemotiveerd moet zijn. Amendement 198 bepaalt dat de bepalingen over verzoeken om informatie moeten voldoen aan de voorschriften betreffende de overdracht van persoonsgegevens en dat informatie die openbaar is, voor de consument toegankelijk moet zijn. De Commissie aanvaardt beide amendementen en verduidelijkt overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad dat de lidstaten in overeenstemming met hun nationale recht informatie over tuchtrechtelijke of administratieve maatregelen of strafrechtelijke sancties en over beslissingen betreffende insolventie of faillissement moeten verstrekken, dat de sancties en maatregelen alleen moeten worden meegedeeld wanneer een beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, en dat de bepalingen betreffende de betrouwbaarheid van de dienstverrichter geen afbreuk doen aan initiatieven op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (nieuwe overweging 66 septies).
Flankerende maatregelen. Amendement 68 beschrijft de noodzaak van een goed functionerend elektronisch informatiesysteem om de administratieve samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren. De Commissie aanvaardt amendement 68, verplaatst de inhoud naar een artikel en licht dit toe in een nieuwe overweging (66 octies). Bovendien voegt de Commissie overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad een extra flankerende maatregel toe betreffende de uitwisseling van met de uitvoering van de wederzijdse hulp belaste ambtenaren.
Gedragscodes (artikel 39) . De amendementen 205 en 70 benadrukken het belang van de opstelling van communautaire gedragscodes, met name door beroepsorden, -organisaties en -verenigingen, en verduidelijken dat de gedragscodes een aanvulling vormen op de wettelijke eisen van de lidstaten. Amendement 71 verplaatst de beschrijving van de terreinen waarop de gedragscodes betrekking moeten hebben naar een overweging. De Commissie aanvaardt deze amendementen en voegt overeenkomstig de werkzaamheden van de Raad een nieuwe overweging (67 ter) toe, waarin het doel van de gedragscodes wordt beschreven.
Aanvullende harmonisatie (artikel 40) . Amendement 206 schrapt gokactiviteiten, overeenkomstig de gewijzigde werkingssfeer, en amendement 208 schrapt andere aspecten die voor aanvullende harmonisering in aanmerking komen, zoals aspecten die bij de vaststelling van afwijkingen in speciale gevallen of bij de procedure van wederzijdse beoordeling naar voren zijn gekomen. Amendement 207 voegt beveiligingsdiensten toe aan de lijst van aspecten die voor onderzoek naar aanvullende harmonisatie in aanmerking komen. De Commissie aanvaardt de amendementen 206, 208 en 207, en specificeert dat één jaar na de datum van omzetting van de richtlijn de mogelijkheid van aanvullende harmonisatie op het gebied van beveiligingsdiensten en geld- en waardetransporten wordt onderzocht.
De Commissie aanvaardt bovendien de amendementen 211 en 212 , betreffende de datum waarop de Commissie het verslag over de wederzijdse beoordeling moet indienen, en de herzieningsclausule.
Ten slotte voorziet amendement 213 in een termijn van drie jaar voor de omzetting van de richtlijn in nationaal recht. Gezien de dringende noodzaak om de interne markt voor diensten verder te ontwikkelen, is de Commissie van mening dat de omzettingstermijn van twee jaar behouden moet worden.
Overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel als hierboven aangegeven.