Toelichting bij COM(2011)634 - Wijziging van Verordening 1290/2005 en Verordening 1234/2007 wat de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

VOORGESCHIEDENIS VAN HET VOORSTEL

Goedkeuring van het voorstel door de Commissie: 17 september 2008.

Toezending van het voorstel aan de Raad en het Europees Parlement – COM(2008) 563 definitief: 15 oktober 2008 (2008/0183(CNS)).

Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: op 26 maart 2009 werd een advies aangenomen, dat werd bevestigd door de resolutie van 5 mei 2010 betreffende de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures (COM(2009)0665) - 'omnibus'.

Tijdens de zitting van 26 maart 2009 heeft het Europees Parlement, met 425 stemmen voor, 71 tegen en 62 onthoudingen, een wetgevingsresolutie goedgekeurd over het verslag van de heer Siekierski, dat 20 amendementen bevatte.

Op 17 september 2010 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel aangenomen (COM(2010) 486 definitief). Naast de lagere percentages voor de nationale cofinanciering omvatte dit voorstel een plafond van 500 miljoen euro voor de jaarlijkse financiële bijdrage van de EU en een reeks technische aanpassingen naar aanleiding van de door het Europees Parlement voorgestelde wijzigingen. Het gewijzigde voorstel werd ook aangepast om rekening te houden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het gewijzigde voorstel: CESE 70/2011, goedgekeurd op 20 januari 2011 (rapporteur: de heer Lucan).

Advies van het Comité van de Regio's over het gewijzigde voorstel: CdR 340/2010, goedgekeurd op 27 januari 2011 (rapporteur: de heer Martikainen).

Dit nieuwe gewijzigde voorstel vervangt gewijzigd voorstel (COM(2010) 486 definitief).

1.

Achtergrond van het voorstel



Bij Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad waren de algemene voorschriften vastgesteld voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan aangewezen organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap. Die verordening is later ingetrokken en geïntegreerd in de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale GMO-verordening").

Gedurende meer dan twee decennia is gebleken dat door deze regeling beschikbaar gestelde interventievoorraden zorgden voor een betrouwbaar aanbod van voedselhulp voor de meest hulpbehoevenden. Het aantal hulpbehoevenden in de Unie is door de achtereenvolgende uitbreidingen sterk toegenomen, wat voedselverstrekking des te noodzakelijker heeft gemaakt. In 2010 hebben meer dan 18 miljoen mensen van de regeling gebruikgemaakt.

Volgens artikel 39, lid 1, van het Verdrag heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) onder meer tot doel de markten te stabiliseren en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren. Voorts is de versterking van de sociale samenhang van de Unie als doelstelling opgenomen in artikel 174 van het Verdrag. Doordat het programma de voedselonzekerheid van de meest hulpbehoevenden in de Unie vermindert en de openbare interventievoorraden doet afnemen, ondersteunt het de verwezenlijking van al deze doelstellingen.

De afgelopen jaren heeft het GLB belangrijke hervormingen ondergaan, waarbij het accent is verschoven van het verhogen van de productiviteit als hoofddoel naar het bevorderen van de duurzaamheid van de landbouw op lange termijn. Als gevolg daarvan zijn de hoeveelheden landbouwproducten in de openbare interventievoorraden afgenomen. Het rechtskader van de regeling voor voedselverstrekking moet aan deze nieuwe realiteit worden aangepast.

In zijn verklaring van 4 april 2006 over de bevoorrading van de erkende liefdadigheidsinstellingen voor de uitvoering van het Europees voedselhulpprogramma voor de armste medeburgers heeft het Europees Parlement zich ongerust getoond over de toekomst van het Europees voedselhulpprogramma voor de meest hulpbehoevenden en heeft het de Commissie en de Raad verzocht om, als erkenning van de noodzaak aan de voedingsbehoeften van deze personen tegemoet te komen, het Europees voedselhulpprogramma een blijvend karakter te geven.

Op 22 mei 2008, heeft het Europees Parlement een resolutie over de stijgende voedselprijzen in de EU en de ontwikkelingslanden aangenomen, waarin het de nadruk legt op de fundamentele aard van het recht op voedsel en de noodzaak om de toegang van alle mensen tot voldoende voedsel voor een actief en gezond leven te verbeteren.

De Commissie heeft het belang van deze regeling reeds erkend in haar mededeling over "Het probleem van de stijging van de voedselprijzen aanpakken – richtsnoeren voor maatregelen van de EU" van 20 mei 2008. De voorzitter van de Europese Commissie heeft in zijn toespraak tot het Parlement op 18 juni 2008 aangegeven dat de Commissie verwachtte dat de begrotingsmiddelen voor dit initiatief met twee derde zullen worden verhoogd.

Op 13 april 2011 heeft het Europees Hof van Justitie (zaak T-576/08) de bepalingen van het plan voor voedselverstrekking 2009 die voorzien in aankopen op de markt, nietig verklaard. Tegen deze achtergrond moest de Commissie noodgedwongen besluiten dat voor het plan voor voedselverstrekking 2012 uitsluitend wordt geput uit de bestaande interventievoorraden. Hierdoor bedraagt het budget voor het plan voor 2012 slechts 113 miljoen euro, minder dan een vierde van de vorige jaarplannen.

Op 29 juni 2011 heeft de Commissie een mededeling goedgekeurd over de meerjarige financiële vooruitzichten voor de periode 2014-2020. Daarin stelt zij voor dat de regeling voor voedselverstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de toekomst wordt gefinancierd uit begrotingsonderdeel 1, ten belope van een totaalbedrag van 2,5 miljard euro (prijzen van 2011).

In zijn resolutie van 7 juli 2011 heeft het Europees Parlement er bij de Commissie en de Raad op aangedrongen een tijdelijke oplossing uit te werken voor de resterende jaren van het huidige meerjarig financieel kader om een abrupte inkrimping van de voedselhulp, veroorzaakt door de daling van de financiering van 500 miljoen euro naar 133 miljoen euro, te vermijden en te waarborgen dat mensen die van voedselhulp afhankelijk zijn, niet aan voedselarmoede ten prooi vallen. Tal van vertegenwoordigers van het Europees maatschappelijk middenveld, gaande van lokale autoriteiten tot NGO's en liefdadigheidsinstellingen, hebben hun bezorgdheid over de toekomst van de regeling geuit en hebben de verschillende instellingen van de Unie unaniem verzocht een oplossing te vinden om de voortzetting ervan te garanderen.

3.

ELEMENTEN VAN HET OORSPRONKELIJKE VOORSTEL


In 2008 had de Commissie voorgesteld het programma voor voedselverstrekking (COM(2008) 563 definitief) te herzien op basis van de volgende elementen:

- Twee voorzieningsbronnen. De levensmiddelen konden ofwel afkomstig zijn uit de interventievoorraden, ofwel van de markt. Het gebruik van deze laatste voorzieningsbron zou niet langer beperkt blijven tot situaties waarin tijdelijk geen interventievoorraden beschikbaar waren. Waren er geschikte interventievoorraden voorhanden, dan moesten die wel bij voorrang worden gebruikt.

- Verbreding van het assortiment verstrekte levensmiddelen en duidelijker prioriteiten. Om het nutritionele evenwicht van de in het kader van de regeling verstrekte levensmiddelen te verhogen zou de keuze van de levensmiddelen niet langer beperkt blijven tot interventieproducten. De levensmiddelen zouden voortaan door de autoriteiten van de lidstaten worden gekozen in het kader van nationale voedselverstrekkingsprogramma's, waarin de doelen en de prioriteiten voor de voedselverstrekking aan de meest hulpbehoevenden zijn vastgesteld en waarin rekening is gehouden met voedingskundige aspecten.

- Een perspectief op lange termijn. Activiteiten op het gebied van voedselverstrekking moeten op lange termijn worden gepland en moeten door de betrokken nationale autoriteiten en liefdadigheidsinstellingen zorgvuldig worden voorbereid. Om de EU-regeling voor voedselverstrekking doelmatiger te maken zou zij worden vastgesteld voor een periode van drie jaar. De steunbedragen voor het tweede en het derde jaar zouden slechts indicatief zijn en zouden later moeten worden bevestigd. Voorts werd een plafond voor de financiële bijdrage van de EU voorgesteld.

- M

financiering.


Door de invoering van medefinanciering zou de regeling cohesiegerichter worden, zou een deugdelijke planning worden gegarandeerd en zouden er sterkere synergieën zijn. Met het oog op een soepele invoering en een verdere hoge benutting van de beschikbaar gestelde EU-financiering zou in het kader van het plan voor de periode 2010-2012 de EU-medefinanciering 75 % bedragen, en 85 % in de voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komende lidstaten. Vanaf het plan voor de periode 2013-2015 zou de medefinanciering van de EU respectievelijk 50 % en 75 % bedragen.

- Versterking van het toezicht en de verslaglegging. De verplichtingen op het gebied van de verslaglegging zouden op verschillende niveaus worden aangescherpt en onder meer behelzen dat de Commissie een verslag moest indienen bij het Europees Parlement en de Raad.

Het voorstel van 2008 ging vergezeld van een effectbeoordeling in de vorm van een werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008)2436/2).

4.

STANDPUNT VAN DE COMMISSIE OVER DE AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT; ELEMENTEN VAN HET NIEUWE GEWIJZIGDE VOORSTEL


In zijn advies heeft het Europees Parlement er sterk op aangedrongen dat de volledige EU-financiering van deze regeling behouden blijft (amendementen 5, 10, 16, 17, 18 en 19). Het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité omvat een soortgelijk verzoek.

Onlangs hebben de nationale autoriteiten van de deelnemende lidstaten en een groot aantal vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te kennen gegeven dat zij wensen dat de regeling volledig uit de EU-begroting gefinancierd blijft. Zij argumenteren dat sommige deelnemende lidstaten in de huidige financiële crisis misschien niet in staat zullen zijn hun deel van de nationale financiering bij te dragen, waardoor de regeling voor voedselverstrekking zou kunnen worden ontwricht, net op een ogenblik dat zij het meest nodig is.

Voorts is de Commissie zich er terdege van bewust dat steeds meer Europese burgers voedselhulp nodig hebben.

Tegen deze achtergrond heeft de Commissie besloten gewijzigd voorstel (COM(2010)486 definitief) te vervangen door dit nieuwe gewijzigde voorstel.

De programma's voor voedselverstrekking dragen bij tot zowel de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als de versterking van de sociale samenhang van de Unie; de Commissie is van mening dat dit beter in haar voorstel tot uiting zou komen door een dubbele rechtsgrondslag (artikel 42 en artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 175, lid 3).

Dit nieuwe gewijzigde voorstel behoudt ook in de toekomst de huidige EU-financiering van de regeling ten belope van 100 %, maar om de budgettaire stabiliteit te garanderen wordt het jaarlijks plafond van 500 miljoen euro voor de financiële bijdrage van de Unie gehandhaafd.

De amendementen 8, 11, 13 en 14 bevatten andere substantiële wijzigingen die door de Commissie in dit gewijzigde voorstel zijn aanvaard, hoewel de uiteindelijke bewoording van de Commissie kan verschillen van die welke is voorgesteld door het Europees Parlement. Amendement 8 voert de notie van de EU-oorsprong van de levensmiddelen in. In het huidige gewijzigde voorstel wordt deze notie behouden als een prioriteit waarover de lidstaten kunnen beslissen bij het kiezen van de soorten uit te reiken producten. In amendement 11 is bepaald dat op de distributiepunten duidelijk de medewerking van de Unie aan het plan moet worden vermeld. De Commissie heeft dit in haar gewijzigde voorstel behouden met uitvoeringsbepalingen die later moeten worden vastgesteld. In amendement 13 wordt gesteld dat de aankoop van levensmiddelen op de markt dient te gebeuren in overeenstemming met de mededingingsprocedures. Dit is nu expliciet in het voorstel vermeld. Tot slot voorziet amendement 14 in de vergoeding van de opslagkosten die door de liefdadigheidsorganisaties worden gemaakt, wat nu eveneens in de tekst is opgenomen.

Binnenkort zal de Commissie wetsvoorstellen met betrekking tot het nieuwe meerjarig financieel kader goedkeuren. Een van die voorstellen betreft de voedselverstrekking, die in het kader van begrotingsonderdeel 1 zal worden gefinancierd. In deze context passen de driejarenplannen waarvan sprake was in het vorige voorstel, niet langer in dit nieuwe voorlopige kader. Bijgevolg wordt in dit nieuwe gewijzigde voorstel het huidige systeem van jaarplannen behouden.

De overige elementen van het oorspronkelijke voorstel, namelijk de twee voorzieningsbronnen, de verbreding van het assortiment levensmiddelen waarbij meer nadruk op de voedingsaspecten wordt gelegd, en de duidelijker prioriteiten en versterkte toezichts- en verslagleggingsmechanismen zijn in dit nieuwe gewijzigde voorstel behouden.

5.

AANPASSING AAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE (VWEU)


In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds de aan de Commissie overgedragen bevoegdheid om niet-wetgevingshandelingen (gedelegeerde handelingen) ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling vast te stellen, als bedoeld in artikel 290, en, anderzijds, de aan de Commissie overgedragen bevoegdheid om uitvoeringsbepalingen goed te keuren overeenkomstig artikel 291. In feite zijn de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Europese Unie, maar als de juridisch bindende handelingen volgens eenvormige voorwaarden moeten worden uitgevoerd, is het aan de Commissie om die door middel van uitvoeringshandelingen vast te stellen.

De regeling voor voedselverstrekking aan de meest hulpbehoevenden moet worden aangepast aan de nieuwe regels van het Verdrag. Dit houdt in dat de uitvoeringsbepalingen die de Commissie met het oog op de vlotte uitvoering van de maatregelen heeft vastgesteld, moeten worden ingedeeld in uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen.

Dit gewijzigde voorstel bevat alle essentiële onderdelen, algemene beginselen en programmeringsvoorschriften van de regeling die aldus door de wetgever zijn vastgesteld.

Overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vertrouwt de wetgever de aanvulling of de wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen die toch noodzakelijk zijn voor de goede werking van de regeling, toe aan de Commissie. In dit gewijzigde voorstel is bepaald dat de methode voor de berekening van de totale toewijzing van middelen, met inbegrip van de verdeling van interventievoorraden en financiële middelen, de vaststelling van de boekwaarde van de uit de interventievoorraden uitgeslagen producten, alsook de methode voor de herverdeling van de middelen naar aanleiding van eventuele herzieningen van het plan, door middel van gedelegeerde handelingen door de Commissie worden vastgesteld. De Commissie moet bepalingen vaststellen die voorschrijven dat voor alle verrichtingen die betrekking hebben op de uitvoering van de plannen, inschrijvingen worden gebruikt, alsook bepalingen inzake door de aanvragers te stellen zekerheden en regels inzake sancties en kortingen die de betrokken lidstaten moeten toepassen in geval van niet-naleving van de termijnen of andere gebreken.

Overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van door de wetgever vastgestelde juridisch bindende handelingen van de Unie. Om elk risico op verstoring of discriminatie te voorkomen, lijkt het evenwel noodzakelijk een eenvormige toepassing van de regeling in de verschillende deelnemende lidstaten te verzekeren. Daarom draagt de wetgever in dit gewijzigde voorstel aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden over ter vaststelling van uitvoeringsbepalingen en procedures, ter vaststelling en eventuele herziening van de plannen en ter vaststelling van de in de driejarenplannen op te nemen aanvullende elementen, de voor het uitslaan geldende procedures en termijnen, het format van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen en de nationale voedselverstrekkingsprogramma's, de voorschriften voor de vergoeding van kosten (inclusief termijnen en financiële plafonds), de voorwaarden met betrekking tot inschrijvingen, de voorwaarden met betrekking tot de levensmiddelen en de levering ervan, de minimumvereisten voor de controleprogramma's, de eenvormige voorwaarden met betrekking tot betalingsprocedures (inclusief de taken van de nationale interventiebureaus), en de nadere voorschriften met betrekking tot de verplichting om de medewerking van de EU aan de onderhavige regeling te vermelden op zowel de verpakking als in de distributiepunten.

2.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde bepalingen hebben tot doel uitvoering te geven aan de nieuwe bepalingen van de regeling voor voedselverstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Unie. De nieuwe regeling zal volledig door de Unie gefinancierd blijven.

In dit gewijzigde voorstel wordt het plafond van 500 miljoen euro per jaar voor de EU-financiering van de regeling behouden.

6.

GEWIJZIGD VOORSTEL


Gezien artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie legt de Commissie hierna dit nieuwe gewijzigde voorstel voor.