Toelichting bij SEC(2011)884 - Summary of the impact assessment

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier SEC(2011)884 - Summary of the impact assessment.
bron SEC(2011)884 NLEN
datum 13-07-2011
Samenvatting

De EU is 's werelds grootste markt voor visserij- en aquacultuurproducten - een markt met een waarde van 55 miljard euro (of 12 miljoen ton). EU-burgers eten gemiddeld 22 kg visserij- en aquacultuurproducten per jaar, dit is 15% van hun eiwitinname. Consumptiepatronen variëren sterk per lidstaat, van 10 kg in een aantal lidstaten (vooral de oostelijke lidstaten) tot meer dan 30 kg in andere. In alle EU-landen wordt evenwel een toename van het verbruik genoteerd. Aangezien de EU-productie het afgelopen decennium is teruggelopen, is ook de zelfvoorzieningsgraad sterk gedaald (van 57% tot 35%).

Sinds 1970 is er een gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten. Het is één van de pijlers van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). De huidige rechtsgrondslag is de in 1999 goedgekeurde Verordening 104/2000. De lopende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is een uitstekende gelegenheid om de doelstellingen en instrumenten van het marktbeleid voor visserij- en aquacultuurproducten onder de loep te nemen en eventueel te herzien.

Probleembeschrijving

Sinds 2008 verricht de Commissie uitgebreide evaluaties en raadplegingen om de doeltreffendheid van het huidige rechtskader te beoordelen, marktontwikkelingen en tendensen op de markt van de Unie in de afgelopen tien jaar te inventariseren en te analyseren en de standpunten van de betrokken partijen in te winnen. In het onderhavige verslag worden de vijf probleemgebieden gepresenteerd en geanalyseerd, die als volgt kunnen worden samengevat:

- ons marktbeleid heeft niet in voldoende mate bijgedragen tot een duurzame productie;
- de marktpositie van de EU-productie is verslechterd;
- we zijn er niet in geslaagd marktschommelingen te voorspellen of te beheersen;
- ons marktpotentieel is grotendeels onbenut;
- de tenuitvoerlegging van het marktbeleid wordt bemoeilijkt door een omslachtig en te complex kader.


In de Unie worden tal van visserijen nog steeds niet op duurzame wijze geëxploiteerd. De marktpremies voor duurzame praktijken zijn te verwaarlozen, en er zijn geen marktsancties voor niet-duurzame of potentieel niet-duurzame praktijken. Ons marktbeleid is er niet in geslaagd de stagnerende of dalende productievolumes te valoriseren en heeft goede praktijken niet aangemoedigd.

Het aanbod in de EU is zowel gediversifieerd als gefragmenteerd. In een context van een teruglopende productie en een steeds sterker geglobaliseerde markt heeft het aanbod te kampen met een gebrek aan concurrentievermogen en bleek het niet in staat marktschommelingen te voorspellen en te beheersen, of zich aan te passen wat betreft de voorspelbaarheid van hoeveelheden of de kwaliteit en de aanbiedingsvorm van producten.

Naast deze vijf hoofdproblemen is er ook nog een aantal onderliggende problemen.

Producentenorganisaties voor visserij- en aquacultuurproducten, die een cruciale rol zouden kunnen spelen bij de dagelijkse tenuitvoerlegging van het GVB (voor zover hun taken, middelen, rechten en verplichtingen goed zijn afgestemd), beschikken doorgaans niet over de middelen en stimuli die nodig zijn om de productie efficiënt te organiseren, de visserijactiviteiten te beheren, de producten op de markt te brengen, enz. Hoewel de visserijsector grotendeels gefragmenteerd is, zijn verwerkende en distributiebedrijven doorgaans geconcentreerd, vooral wat de detailhandel betreft. Door de concentratie van het aanbod te ontwikkelen en te stimuleren, zal de economische draagkracht van de vissers in de Unie wellicht verbeteren. Een betere organisatie van de productie is een voorafgaande voorwaarde voor een goed functionerende coördinatie van alle elementen van de afzetketen.

Niet alle actoren hebben toegang tot informatie over marktvraag, consumentenvoorkeuren, tendensen en prijsvorming. Met een beter inzicht in de marktdimensie van hun activiteiten zouden de producenten in de Unie de vissers beter kunnen sturen in de richting van een productie met een grotere verkoopkans tegen een redelijke prijs (met als gouden regel dat vis die waarschijnlijk niet kan worden verkocht, in het water moet blijven). Dit betekent dat aanbod en verkoop beter moeten worden gepland, met andere woorden dat actief moet worden beslist welk soort producten wanneer en op welke plaats moet worden verkocht.

Voor de uitstippeling van het beleid hebben beleidsmakers voorts achtergrondinformatie nodig – alsook een alarmeringssysteem voor mogelijke marktcrises.

In de huidige situatie van overbeviste bestanden is het niet langer gerechtvaardigd overheidsmiddelen uit te geven om vis te vernietigen. Het uit de markt nemen van visserijproducten moet worden afgeschaft. Het effect van interventiemechanismen op de stabiliteit van de markt was hoe dan ook beperkt tot een klein aantal havens en een aantal kleine pelagische soorten.

Marktinterventies kunnen namelijk de symptomen van plotse prijsdalingen wel verzachten, maar pakken nooit de oorzaak van het probleem aan. Het valt evenwel niet te ontkennen dat de visserij een onzekere en risicovolle economische activiteit blijft. Het zal altijd een uitdaging blijven om de timing en de omvang van de vangsten aan te passen aan de specifieke behoeften van de markt op een bepaald moment. Een verstandig marktbeleid moet rekening houden met dit intrinsieke probleem en ten minste de inherente risico's voor vissers onder controle houden.

Handelsnormen van de Unie, waarbij gestandaardiseerde handelskenmerken worden vastgesteld, zijn belangrijk voor een goede werking van de interne markt voor vis. Zowel in de verrichte evaluatie als in dit verslag wordt nagegaan in hoeverre de huidige gemeenschappelijke handelsnormen moeten worden herzien.

Consumenteninformatie is een essentieel onderdeel van de marktordening, in de eerste plaats vanwege de grote variëteit aan vis en schaal- en schelpdieren die tegenwoordig in de rekken ligt, en ook omdat mensen zich steeds meer bewust zijn van de milieuproblematiek en weloverwogen aankoopkeuzes willen maken. Is dit verse of ontvroren vis? Waar is hij precies gevangen? Is hij op duurzame wijze gevangen of geproduceerd, en eerlijk verhandeld? Consumenten hebben recht op betrouwbare informatie op het etiket van het product dat zij kopen.

Tot slot biedt het de verbruik in de hele Unie de producenten in de EU en in derde landen concrete economische kansen.


Het recht van de Unie om op te treden

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), is de Unie exclusief bevoegd voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het GVB. In artikel 4, lid 2, onder d), VWEU is bepaald dat de Unie een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid heeft voor de andere onderdelen van het GVB. Bij deze bepalingen wordt vastgesteld welke maatregelen op het niveau van de Unie moeten worden ondernomen en welke handelingsruimte er voor de lidstaten overblijft. Zij zijn ook medebepalend voor de vorm van het optreden van de Unie, namelijk de keuze van het instrument. Marktmaatregelen in het kader van de GMO vallen onder het toepassingsgebied van artikel 4, lid 2, onder d), VWEU en moeten derhalve worden gerechtvaardigd ten aanzien van het subsidiariteitsbeginsel.

De invoering van een marktbeleid op het niveau van de Unie is essentieel om een interne markt voor visserij- en aquacultuurproducten te verwezenlijken en eerlijke mededinging te garanderen. Op grond van het subsidiariteitsbeginsel moeten de lidstaten en de economische marktdeelnemers bij de toepassing van de verschillende mechanismen met betrekking tot het marktbeleid, over een hoge mate aan autonomie beschikken.


Interactie met de hervorming van het GVB

Het hoofddoel van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is het bevorderen van een duurzaam beheer van visbestanden dankzij een economisch rendabele sector, die steeds meer bevoegdheden voor zelfbeheer moet krijgen. Om dit doel te bereiken, moeten we de sector eerst helpen zich efficiënter te organiseren.

In de effectbeoordeling over het GVB wordt geconcludeerd dat, gelet op de nieuwe doelstellingen en instrumenten van het GVB, een verreikende hervorming van het marktbeleid noodzakelijk is. Marktgerichte instrumenten moeten direct of indirect bijdragen tot de verwezenlijking van de belangrijkste GVB-doelstellingen.

Teneinde overbevissing en niet-duurzame praktijken aan te pakken en af te stappen van uitsluitend op hoeveelheden gebaseerde productiestrategieën, zal het nieuwe marktbeleid gericht zijn op de ondersteuning van:

- versterking van producentenorganisaties en gezamenlijk beheer van toegangsrechten en productie- en afzetactiviteiten;

- marktmaatregelen waarmee de onderhandelingspositie van producenten (in de visserij en de aquacultuur) wordt versterkt, marktcrises beter kunnen worden voorspeld, voorkomen en beheerst en de transparantie en de doeltreffendheid van de markt kan worden bevorderd;

- marktstimulerende maatregelen en marktpremies voor duurzame praktijken; partnerschappen voor duurzame productie, bevoorrading en consumptie; certificering (ecolabels), verkoopbevordering en consumenteninformatie;

- aanvullende marktmaatregelen inzake teruggooi.


Doelstellingen

Voor elk van de vijf genoemde probleemgebieden worden in de effectbeoordeling specifieke doelstellingen van het nieuwe marktbeleid voor visserij- en aquacultuurproducten beschreven:

- versterking van marktstimulerende maatregelen ter ondersteuning van duurzame productiepraktijken;

- verbetering van de marktpositie van de productie van de Unie;

- versterking van het verband tussen de productie in de Unie en de markt van de Unie;

- versterking van het marktpotentieel van producten van de Unie;

- ondersteuning van een beter bestuur en vereenvoudiging van het rechtskader.


Opties

Op basis van de verrichte beoordelingen, de standpunten van de belanghebbenden, de vastgestelde specifieke doelstellingen en de beschikbare beleidsinstrumenten zijn vier opties geanalyseerd:

- optie 1: voortzetting van de huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten;

- optie 2: herziening van de huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten;

- optie 3: versterking van het marktbeleid voor visserij- en aquacultuurproducten;

- optie 4: deregulering van de huidige gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten.


In optie 1 blijft de huidige GMO ongewijzigd en gericht op marktinterventie als belangrijkste instrument om de prijsstabiliteit te ondersteunen (uit de markt nemen van producten, overdrachten, particuliere opslag, compenserende vergoeding voor tonijn), autonome tariefregelingen (schorsingen en contingenten), handelsnormen (versheid en grootte) en verplichte consumenteninformatie (handelsbenaming, productiemethode: in zee gevangen, in zoet water gevangen of gekweekt, oorsprong: vangstgebied of land van oorsprong voor zoetwater- of gekweekte producten).

Bij optie 2 worden de interventiemechanismen teruggebracht tot één enkele steunmaatregel voor de opslag van visserijproducten voor menselijke consumptie. De bedoeling is inconsistenties tussen minimummaten bij aanvoer en voor de afzet weg te nemen. De herziening van tariefcontingenten en autonome schorsingen (om de 3 jaar) wordt flexibeler.

Optie 3 is identiek aan optie 2, maar voorziet in extra taken voor producenten- en brancheorganisaties en in financiële steun voor de opstelling en tenuitvoerlegging van programma's voor duurzame productie en afzet. Bij deze optie wordt tevens het toepassingsgebied van handelsnormen vereenvoudigd en aangepast. De naleving van internationale overeenkomsten voor visserijbestuur wordt opgenomen in preferentiële autonome tariefregelingen en er wordt een waarnemingspost voor de Europese markt opgericht. Verplichte consumenteninformatie wordt uitgebreid tot alle producten (vers, bevroren, in blik, verwerkt). Tot slot wordt voorzien in een kader om de nauwkeurigheid en de controle van facultatieve etikettering te garanderen.

Optie 4: geen GMO. Bij deze optie worden alle financiële steunmaatregelen (interventie en steun voor collectieve acties) en alle specifieke juridische instrumenten voor visserij- en aquacultuurproducten afgeschaft. Geen voorafgaande voorwaarde voor ingevoerde visserij- en aquacultuurproducten.


Evaluatie van de opties


1.

Milieuduurzaamheid


Optie 1 blijft gericht op het beheer van interventiemechanismen; zij stelt producentenorganisaties niet in de mogelijkhheid hun visserijactiviteiten op duurzame wijze te beheren, en garandeert evenmin dat aquacultuuractiviteiten op duurzame wijze worden uitgevoerd.

De afschaffing van de steun voor het uit de markt nemen van producten in het kader van optie 2 zal een vrij beperkt effect hebben, aangezien in de afgelopen jaren slechts kleine hoeveelheden uit de markt zijn genomen. De optie geeft wel een krachtig politiek signaal dat meer moet worden geanticipeerd op de marktvraag en de afzetmogelijkheden.

Optie 3, waarbij aan producentenorganisaties extra bevoegdheden worden verleend voor een collectief beheer van en toezicht en controle op de door de lidstaten toegewezen vangstmogelijkheden (inclusief de individuele visrechten en visserijinspanningen van hun eigen leden), zou de duurzaamheid van de visserijsector in de EU significant kunnen verbeteren. Nauwkeuriger consumenteninformatie over alle producten, ongeacht hun aanbiedingsvorm, zal de kennis van visserij- en aquacultuurproducten aanzienlijk ten goede komen. Hierdoor zullen consumenten betere, weloverwogen keuzes kunnen maken en uiteindelijk een verantwoorde consumptie kunnen ondersteunen.

Het gebrek aan steun voor producentenorganisaties in optie 4 zou negatieve gevolgen hebben voor hun coördinatie bij de tenuitvoerlegging van duurzame visserijpraktijken. Voorts zouden de beheersinspanningen die momenteel door de producentenorganisaties worden geleverd, worden beperkt. Hoewel particuliere initiatieven voor een duurzame bevoorrading en consumptie toenemen in de Unie, moet deze nieuwe marktontwikkeling nog steeds groeien en aan geloofwaardigheid en vertrouwen winnen.

2.

Economische duurzaamheid


Bij optie 1 zal de meerwaarde van producentenorganisaties beperkt blijven tot de mogelijkheid om te profiteren van interventiemechanismen. Het is weinig waarschijnlijk dat producentenorganisaties extra diensten aan hun leden aanbieden om hun productie beter af te stemmen op de behoeften van de markt en hun producten te valoriseren.

Wat de impact van optie 2 op de prijzen bij eerste verkoop betreft, blijven producenten wellicht prijsnemers (d.w.z. zij hebben geen invloed op de prijsvorming) tot zij leren hun aanbod efficiënt te groeperen en hun productie beter te promoten.

Wat optie 3 betreft, kan uit een vergelijking met de groente- en fruitsector een duidelijk verband worden opgemaakt tussen het niveau van de structurering van de productie, de prijsstabiliteit en de meerwaarde. Planning en concentratie van het aanbod moeten derhalve leiden tot een grotere stabiliteit van de prijzen bij eerste verkoop. Een adequate marktexpertise moet de marktpositie versterken en zorgen voor een betere voorspelbaarheid van marktontwikkelingen of -crises. De sterkere onderhandelingspositie moet tot een evenwichtiger verdeling van de meerwaarde leiden. Nauwkeuriger consumenteninformatie over de oorsprong (bijvoorbeeld het bestand, het FAO-deelgebied, vastgestelde maritieme ruimten, zoals de Golf van Biskaje, het Kanaal, enz.) zal lokale aankopen bevorderen en gericht zijn op duurzame consumptie. Kleinschalige vloten zouden hun productie beter kunnen afzetten, en het vertrouwen van de consument zou worden hersteld of gehandhaafd. Door de informatievoorschriften uit te breiden tot verwerkte producten, zou tevens worden voldaan aan de verwachtingen van de consument en zou fraude kunnen worden voorkomen.

De in optie 4 bedoelde afschaffing van marktbeleidsinstrumenten zou iedere stimulans tot structurering van de sector wegnemen. Dit zou de onderhandelingsmacht van de producenten verzwakken en hun vermogen om het aanbod aan te passen aan de vraag, beperken (versnipperd aanbod, gebrek aan coördinatie tussen de producenten). Gelet op de verbintenis van de marktdeelnemers tot duurzame productie is facultatieve consumenteninformatie een bruikbare optie. Hiermee zal de doelstelling om EU‑consumenten beter te informeren en hun kennis van visserij- en aquacultuurproducten te verbeteren, evenwel niet worden verwezenlijkt. Er zijn gevallen geweest waarbij onjuiste beweringen over milieuvriendelijkheid de consument hebben misleid of verward, en dit ondermijnt elke poging om het imago van de sector te herstellen.

3.

Sociale duurzaamheid


Bij de opties 1 en 2 zullen de gevolgen voor de inkomens heel beperkt blijven, enerzijds omdat het uitsluitend gevallen betreft waarin prijsdalingen moeten worden voorkomen, en anderzijds omdat de steunintensiteit heel laag ligt (0,2% van het niveau van de EU‑productie).

Bij optie 3 zou dankzij een betere structurering van de productie naar verwachting beter kunnen worden geanticipeerd op crises en moet de meerwaarde kunnen worden verhoogd door de afzetstrategieën te diversifiëren. Zo zou het niveau van de werkgelegenheid en van de inkomens kunnen worden gehandhaafd.

In optie 4 zal de afschaffing van marktinstrumenten wellicht gevolgen hebben voor een aantal sectoren (kleine pelagische conservenfabrieken) die zich buiten de Unie zouden kunnen gaan vestigen. In deze gevallen zouden de gevolgen voor banen en inkomens op plaatselijk niveau aanzienlijk kunnen zijn.

Vergelijking van de opties

Op basis van de geëvalueerde effecten en de vastgestelde risico's worden de opties vergeleken met het basisscenario (status quo) wat betreft de doeltreffendheid en de doelmatigheid ten opzichte van de doelstellingen en de coherentie met overkoepelende doelstellingen van de Unie (met name de GVB-doelstellingen, maar ook andere, sectoroverschrijdende vraagstukken). Dit kan als volgt worden samengevat:

Optie 1 (status quo) is na een grondige evaluatie deels ondoeltreffend bevonden en te complex om de huidige doelstellingen te kunnen verwezenlijken. De GMO was tot dusver hoofdzakelijk gericht op prijsstabiliteit door marktinterventie. Zij had weinig impact en was niet erg doeltreffend; zij pakte eerder de symptomen aan dan de echte oorzaken, gaf de verkeerde beleidssignalen en liet de marktdeelnemers weinig of geen verantwoordelijkheid. Vandaag, 12 jaar na de goedkeuring ervan, blijkt de GMO niet opgewassen tegen de uitdagingen van de markt van de Unie. Aangezien zij nog ondoeltreffender zal worden, zal zij wellicht niet langer consistent zijn met de doelstellingen van het hervormde GVB.

Optie 2 is erop gericht de belangrijkste tekortkomingen van de bestaande GMO weg te werken door aanpassingen en vereenvoudigingen voor te stellen om de werking ervan te verbeteren. De relevantie van de belangrijkste doelstellingen van de hervorming van het GVB blijft echter twijfelachtig.

Bij optie 4 zou het hele marktbeleid van de Unie worden afgeschaft. Marktgestuurde ontwikkelingen en stimulerende maatregelen voor duurzaamheid hebben inderdaad aan belang gewonnen; de verbintenissen van marktdeelnemers en detailhandelaren, in combinatie met de grotere druk van NGO's en het maatschappelijk middenveld om duurzame producten te verkrijgen, zou ons dichter bij onze milieudoelstellingen moeten brengen. De belangrijkste problemen, namelijk de complexe en gefragmenteerde voorzieningssector in de Unie en de gevaren van misleidende of verwarrende consumenteninformatie, zouden evenwel slechts gedeeltelijk worden opgelost. In feite zou de sector meer verantwoordelijkheid krijgen om zijn activiteiten te beheren, maar het gebrek aan steun voor de structurering van de productie en het gebrek aan flankerende marktmaatregelen zou indruisen tegen het doel van de hervorming om marktinstrumenten (veeleer dan dure structurele maatregelen) te ondersteunen en producentenorganisaties te helpen de afzet van hun producten te verbeteren.

Bij optie 3 wordt een versterking van het marktbeleid voorgesteld om de visserij- en aquacultuursector te begeleiden bij de overgang naar duurzame productiepraktijken. Op het gebied van organisatie en afzet kan nog veel worden gedaan om de voorspelbaarheid van het aanbod te verhogen en de transactiekosten te beperken. Deze optie benadrukt de rol van alle belanghebbenden bij de bevordering van duurzame praktijken.

In het kader van deze optie zouden de structuur en het doel van het nieuwe marktbeleid veel breder en krachtiger zijn:

- verschillende instrumenten, met name instrumenten voor marktinterventie, worden afgeschaft. Dit impliceert een krachtige politieke boodschap en een ingrijpende vereenvoudiging;

- een aantal elementen, zoals handelsnormen en een autonoom tariefbeleid, blijft behouden, maar met meer flexibiliteit; er worden aanvullende doelstellingen ingevoerd (ter ondersteuning van de ontwikkeling van verkoop op afstand of elektronische handel, gelijke voorwaarden, enz.);

- andere elementen worden meer in de kijker geplaatst: de sector wordt gereorganiseerd met meer aandacht voor het vermogen van de producenten om hun productie te beheren en hun producten af te zetten; er wordt voorzien in nog slechts één enkele opslagmaatregel (opslaan, verwerken en opnieuw op de markt brengen van producten), de markt- en economische kennis wordt ondersteund en consumenteninformatie wordt aanzienlijk uitgebreid qua reikwijdte en inhoud;

- een nieuw element is de waarnemingspost voor de Europese markt.


In de effectbeoordeling over de hervorming van het GVB wordt een verreikende hervorming van het marktbeleid noodzakelijk geacht, een hervorming die de rol van producenten- en brancheorganisaties en van afzetmaatregelen in het algemeen moet versterken. Dit zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van de hervorming, namelijk economische duurzaamheid, en zal tevens milieuduurzaamheid bevorderen. Het marktbeleid moet de productieactiviteiten richten op gebieden waar de marktvoorwaarden gunstig zijn en waar een markt is voor visserij- en aquacultuurproducten.

Het marktbeleid moet bijdragen tot een verhoging van de meerwaarde van visserij- en aquacultuurproducten in een context waarin de financiële steun voor de vloot wordt beperkt (met name voor sloop en tijdelijke stillegging van de activiteit) ten gunste van slimme, groene, innoverende en marktgerichte oplossingen voor de visserij- en aquacultuursector. Met name moet een aantal aspecten van de markthervorming de tenuitvoerlegging van het nieuwe GVB flankeren en ondersteunen:

- versterking van producentenorganisaties met het oog op het beheer, de handhaving en de controle van de visserijactiviteiten van hun leden;

- dankzij marktgeoriënteerde overdraagbare visserijconcessies kan de visserijsector de vlootcapaciteit aanpassen aan de beschikbare mariene hulpbronnen zonder dat openbare interventie nodig is; producentenorganisaties zouden het collectieve beheer van de overdraagbare visserijconcessies op zich kunnen nemen;

- marktmaatregelen ter flankering van een actief beleid voor verplichte aanvoer van alle vangsten van visbestanden waarvoor vangstbeperkingen gelden, dienen nauwkeurig te worden vastgesteld en zouden door producentenorganisaties ten uitvoer kunnen worden gelegd;

- selectievere en duurzamere productieactiviteiten valoriseren en op hoeveelheden gebaseerde strategieën vervangen door een betere productie- en afzetplanning door producentenorganisaties, waarbij consumenten een actievere rol spelen wanneer zij een weloverwogen keuze kunnen maken.


De verschillen in verdelingseffecten tussen gebieden zijn zeer beperkt, aangezien de producentenorganisaties gelijke toegang hebben tot de financiële instrumenten en alle voorschriften.

Optie 3 zou een groot aantal belanghebbenden ten goede komen. De toegenomen verantwoordelijkheden en middelen van producentenorganisaties zullen producenten van visserij- en aquacultuurproducten nieuwe commerciële mogelijkheden bieden waardoor zij lidmaatschap aantrekkelijker zullen vinden. Het nieuwe tariefbeleid zal de voorspelbaarheid van het aanbod van grondstoffen verbeteren waardoor verwerkers hun activiteiten beter zullen kunnen voorspellen. De hele sector zal beter gecoördineerd zijn en zal worden aangemoedigd tot initiatieven van gemeenschappelijk belang, met name ter bevordering van duurzame visserij. Dankzij een betere en nauwkeuriger etikettering van visserij- en aquacultuurproducten zullen consumenten met meer kennis van zaken kunnen kiezen. Tot slot zullen de vereenvoudiging en de vermindering van de administratieve rompslomp positieve gevolgen hebben voor de Commissie, de overheidsdiensten van de lidstaten en de economische marktdeelnemers.


In het licht van de effectbeoordeling steunt DG MARE optie 3, die erin bestaat het marktbeleid voor visserij- en aquacultuurproducten een nieuwe impuls te geven.