Toelichting bij SEC(2011)938 - Executive summary of the Impact Assessment

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier SEC(2011)938 - Executive summary of the Impact Assessment.
bron SEC(2011)938 NLEN
datum 25-07-2011
1.Inleiding
Dit initiatief is erop gericht de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen eenvoudiger te maken door het conservatoir beslag op banktegoeden in de Europese Unie toegankelijker en efficiënter te maken. Het zal bijdragen tot het versterken van het vertrouwen van ondernemingen – met name kmo's (kleine en middelgrote ondernemingen), consumenten en families om volop gebruik te maken van de mogelijkheden die de interne markt biedt. Dit stemt overeen met de geïntegreerde benadering die de Commissie volgt om het herstel van de Europese economie te bevorderen, zoals uiteengezet in de Europa 2020-strategie voor groei.

1.1.Politiek mandaat en bestaande instrumenten

Volgens het programma van Stockholm van 2009 moet "[d]e Europese justitiële ruimte […] de economische activiteit in de interne markt ondersteunen". Daarom wordt daarin "de Commissie [verzocht] om passende voorstellen in te dienen om de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen betreffende bankrekeningen en vermogen van schuldenaars in de Unie te verbeteren". Het Actieplan van de Commissie ter uitvoering van het programma van Stockholm verwijst derhalve naar een initiatief voor een 'Verordening inzake beslag op bankrekeningen'. Bestaande instrumenten op het gebied van burgerlijk recht voorzien niet in tenuitvoerlegging.

1.2.Raadpleging en deskundigheid

Ter voorbereiding van dit initiatief publiceerde de Commissie in 2003 een vergelijkende studie en hield zij in oktober 2006 een openbare raadpleging door middel van een Groenboek. Een volgende externe studie en een onderzoek van het Europees toetsingspanel van het bedrijfsleven verschaften de empirische gegevens op basis waarvan de effectbeoordeling werd uitgewerkt. De Commissie organiseerde ook een openbare hoorzitting en een aantal bijeenkomsten met deskundigen op het gebied van tenuitvoerlegging. Een werkgroep binnen de Commissie maakte aanvullende opmerkingen. Deze effectbeoordeling werd door de Raad voor effectbeoordeling (REB) geëvalueerd. De in het advies van de REB opgenomen aanbevelingen zijn in deze herziene versie van het rapport als volgt verwerkt: (i) de probleemanalyse is verbeterd door een betere uitleg van de stadia van de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen en de problemen die op dit gebied overblijven na de herziening van de verordening Brussel I; met name zijn de uitgangspunten die aan de ramingen van de economische gevolgen van de maatregel ten grondslag liggen, verduidelijkt; (ii) de beoordeling van het basisscenario is uitgebreid en de toegevoegde waarde van de voorkeursoptie is beklemtoond; (iii) de beoordeling van de effecten is verbeterd, met name door de beoordeling van verdere subopties die belangrijke elementen van het wetgevingsvoorstel weergeven, met bijzondere nadruk op de termijnen zoals deze in het nieuwe initiatief zijn voorgesteld; (iv) tot slot zijn de juridische begrippen verduidelijkt en werd in een bijlage een verklarende woordenlijst toegevoegd.

1.3.Eerbiediging van grondrechten

Het effect op grondrechten werd beoordeeld teneinde ervoor te zorgen dat de voorgestelde regelingen de in het Handvest van de grondrechten neergelegde rechten en beginselen volledig eerbiedigen. De voornaamste bepalingen waarop het initiatief van de Commissie van invloed is, zijn: het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47, eerste alinea), het recht op een onpartijdig gerecht (artikel 47, tweede alinea), het recht op menselijke waardigheid (artikel 1), het recht op eigendom (artikel 17), het recht op familie- en gezinsleven (artikel 7), en het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8).
2.Probleemstelling

2.1.Het probleem van grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen

Thans ondervindt een schuldeiser die in een andere lidstaat zijn schuldvordering wil innen, aanzienlijke problemen. Deze problemen doen zich voor in de context van zowel a) een bodemprocedure waarin een gerecht een eindbeslissing geeft op basis van een volledig onderzoek van alle feitelijke en juridische aspecten van een zaak, als b) een procedure betreffende voorlopige maatregelen waarin een gerecht een tussentijdse beslissing geeft, zoals het bevel om conservatoir beslag op een banktegoed te leggen, op basis van een beknopt onderzoek van de zaak. In overeenstemming met het politieke mandaat is dit initiatief erop gericht om het gemakkelijker te maken voorlopige maatregelen te verkrijgen waarmee conservatoir beslag op het vermogen van een schuldenaar wordt gelegd en om de tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen in de Europese Unie doeltreffender te maken. Thans maakt de interne markt het de schuldenaar mogelijk om bijna onmiddellijk zijn tegoeden van de ene bankrekening naar de andere over te hevelen, waardoor het hem gemakkelijk wordt gemaakt om aan tenuitvoerlegging te ontkomen. Anderzijds heeft een schuldeiser weinig kans om de bankrekeningen van een schuldenaar in het buitenland te blokkeren teneinde de betaling van zijn vordering met dezelfde snelheid te garanderen. Het kan voor de schuldeiser ook moeilijk zijn om te achterhalen waar de rekening van zijn schuldenaar wordt aangehouden, met name in grensoverschrijdende situaties. Daardoor kunnen veel schuldeisers hun schuldvorderingen in het buitenland niet met goed gevolg innen of vinden zij het niet de moeite waard om dat te proberen en schrijven zij hun schuldvorderingen af.

2.2.De verschillende stadia van de procedures

De verschillende stadia bij het verkrijgen en ten uitvoer leggen van een bevel tot conservatoir beslag worden hieronder weergegeven.


In veel lidstaten kan de schuldeiser vóór het aanspannen van een bodemprocedure om een voorlopige maatregel tot conservatoir beslag op het vermogen van zijn schuldenaar verzoeken. Wanneer de voorlopige maatregel in een andere lidstaat ten uitvoer moet worden gelegd dan de lidstaat waar deze werd opgelegd, moet de schuldeiser een verklaring verkrijgen dat de beslissing daar uitvoerbaar is (in de zogenoemde exequaturprocedure). Volgens de vigerende verordening Brussel I kan voor in een andere lidstaat vastgestelde voorlopige maatregelen een exequatur worden verkregen, tenzij deze zijn vastgesteld zonder de schuldenaar te horen (zogenoemde ex parte-bevelen). Het is de bedoeling om in de herziene versie van de verordening Brussel I het exequaturvereiste te schrappen, wat betekent dat de in een lidstaat gegeven beslissingen, waaronder ex parte-bevelen, in een andere lidstaat automatisch ten uitvoer kunnen worden gelegd. Op de tenuitvoerlegging van een bevel tot conservatoir beslag zal echter uitsluitend het nationale recht van toepassing blijven.

2.3.De oorzaken van het huidige probleem

Probleem 1: de voorwaarden voor het uitvaardigen van een bevel tot conservatoir beslag verschillen in de hele EU. Dit maakt het voor schuldeisers in sommige lidstaten moeilijker om een bevel tot conservatoir beslag te verkrijgen dan in andere. Deze verschillen hebben bijvoorbeeld te maken met de mate van bewijs die een gerecht verlangt voor het uitvaardigen van het bevel (of met de specifieke voorwaarde dat er sprake moet zijn van een serieus gevaar dat de uiteindelijke tenuitvoerlegging van de beslissing onmogelijk zal worden gemaakt).

Probleem 2: moeilijkheden bij het verkrijgen van informatie over de bankrekening van de schuldenaar. In veel lidstaten is het voor een schuldeiser moeilijk om te achterhalen waar de bankrekening van zijn schuldenaar wordt aangehouden. Er zijn ook lidstaten waar het niet mogelijk is een bevel te verkrijgen dat een bank ertoe verplicht om mee te delen of de schuldenaar daar een rekening aanhoudt. In weer andere landen hebben de handhavingsautoriteiten echter toegang tot de belastingregisters. Op het gebied van familiale onderhoudsverplichtingen geeft de onderhoudsverordening een regeling voor administratieve hulp van de centrale autoriteiten aan schuldeisers, die toegang krijgen tot de door de overheid beheerde gegevens.

Probleem 3: de kosten van het verkrijgen van een bevel tot conservatoir beslag zijn hoger in grensoverschrijdende gevallen. De herziening van de verordening Brussel I zal schuldeisers een besparing van ongeveer 2 000 euro opleveren, zijnde de gemiddelde kosten van een exequatur. Grensoverschrijdende gevallen veroorzaken thans echter extra kosten. Dit heeft in de eerste plaats te maken met de noodzaak een extra advocaat in te schakelen die bevoegd is om op te treden in het land waar de procedure loopt. Ook zijn er de kosten inzake de vertaling van stukken in de officiële, door het gerecht aanvaarde taal of inzake de betekening of kennisgeving van buitenlandse stukken.

Probleem 4: verschillen in de nationale tenuitvoerleggingssystemen en de lengte van de tenuitvoerleggingsprocedures in lidstaten. Zelfs in nationale zaken kan in Europa de betekening of kennisgeving van een rechterlijke beslissing inzake de inning van een schuldvordering tussen de één en meer dan 30 dagen duren. In grensoverschrijdende gevallen zullen de termijnen in het algemeen zelfs langer zijn. Verschillen tussen nationale tenuitvoerleggingssystemen leiden ook tot extra vertragingen bij de tenuitvoerlegging van beslissingen of hebben zelfs tot gevolg dat beslissingen helemaal niet ten uitvoer worden gelegd. In sommige lidstaten vindt de tenuitvoerlegging plaats door deurwaarders die geen deel uitmaken van het rechterlijk systeem, in weer andere lidstaten geschiedt dit door het gerecht of door een centrale administratieve instantie.

2.4.De omvang van het probleem

Problemen inzake de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen raken in de eerste plaats ondernemingen die in andere lidstaten handel drijven of diensten verlenen. Volgens verschillende gegevensbronnen bedraagt de omvang van de grensoverschrijdende oninbare vorderingen die mogelijk zouden kunnen worden geïnd, naar schatting tussen de 1,12 en 2 miljard euro. Volgens recente Eurobarometer-enquêtes zijn consumenten nog steeds huiverig om grensoverschrijdend te winkelen. 14% van de consumenten die op afstand winkelen ondervond problemen met de transactie. Meer dan de helft daarvan acht het moeilijk om in een andere EU-lidstaat de burgerlijke rechter te adiëren. De geldswaarde van 'problematische' grensoverschrijdende alimentatievorderingen kan geraamd worden op zo'n 268 miljoen euro per jaar. De onderhoudsverordening zal de situatie van schuldeisers met een vordering inzake onderhoudsverplichtingen tot op zekere hoogte verbeteren.

2.5.Noodzaak van maatregelen op EU-niveau

Elk nieuw Europees instrument inzake conservatoir beslag op bankrekeningen in grensoverschrijdende situaties zou de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen betreffen en ook de hindernissen wegnemen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures. Als zodanig zou daarop artikel 81, onder a) en f), VWEU van toepassing zijn, dat ook tot maatregelen oproept, met name wanneer dat nodig is voor de goede werking van de interne markt. De problemen (te weten proceskosten, moeilijkheden bij het verkrijgen van inzage in het vermogen van de schuldenaar en inefficiënte regels van burgerlijk procesrecht) hebben, waar het de subsidiariteit betreft, een duidelijk grensoverschrijdende dimensie en kunnen door de lidstaten afzonderlijk niet naar behoren worden opgelost.
3.Doelstellingen

De algemene doelstellingen van het initiatief zijn het vereenvoudigen van de inning van grensoverschrijdende schuldvorderingen voor burgers en bedrijven, met name kmo's, het vergroten van het vertrouwen van handelaren, het verbeteren van de betalingsmoraal van schuldenaren, het verminderen van de risico's waarmee grensoverschrijdende handel gepaard gaat en het verbeteren van de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging van vonnissen. De specifieke doelstelling bestaat in het vergroten van de doeltreffendheid van de procedure voor grensoverschrijdende tenuitvoerlegging door het voor schuldeisers mogelijk te maken om op grond van dezelfde voorwaarden, ongeacht het land van de bevoegde rechter, een bevel tot conservatoir beslag of beslag op bankrekeningen te verkrijgen, waarbij schuldeisers in staat worden gesteld te achterhalen waar hun schuldenaar bankrekeningen aanhoudt, de kosten in grensoverschrijdende situaties worden verminderd en meer bekendheid wordt gegeven aan het feit dat er een Europese procedure open staat.
4.Beleidsopties die de voorkeur hebben

Optie A: status quo na herziening van verordening Brussel I. Volgens deze optie neemt de Commissie geen andere maatregelen dan die welke zijn vervat in het in december 2010 vastgestelde voorstel voor een herziening van de verordening Brussel I.

Optie B: invoering van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen. Deze optie zou de invoering betekenen van een nieuwe en afzonderlijke Europese procedure met conservatoir karakter, die de bestaande nationale rechtsmiddelen zou aanvullen zonder de EU-lidstaten ertoe te noodzaken hun nationale burgerlijk procesrecht of hun handhavingssystemen aan te passen. De Europese procedure zou de procedurele regels bevatten voor het uitvaardigen van een bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen alsook regels voor de tenuitvoerlegging daarvan door de bank waar de beoogde rekening loopt.

Optie C: harmonisatie van nationale regels inzake conservatoir beslag op bankrekeningen. Deze optie zou de nationale regels van burgerlijk procesrecht inzake conservatoir beslag op bankrekeningen in grensoverschrijdende gevallen harmoniseren door middel van een Europese richtlijn.
5.Evaluatie van de beleidsopties en effectbeoordeling

5.1.Optie A: status quo na herziening van de verordening Brussel I (indien aangenomen)

(a) Te bereiken doelstellingen. Handhaving van de status quo zou geen gevolgen hebben voor de vastgestelde problemen en zou niet bijdragen tot het bereiken van de hierboven uiteengezette specifieke beleidsdoelstellingen.

(b) Economisch effect. Bij de status quo is het aantal ondernemingen dat om voorlopige maatregelen tot conservatoir beslag op de bankrekening van een schuldenaar verzoekt in binnenlandse situaties 60% hoger dan in grensoverschrijdende situaties1. Dit betekent dat ondernemingen bij grensoverschrijdende transacties minder gebruik maken van de mogelijkheid om de voldoening van hun schuldvorderingen door middel van een bevel tot conservatoir beslag te verzekeren dan in binnenlandse situaties en, bijgevolg, meer grensoverschrijdende dan binnenlandse schuldvorderingen afschrijven. Het gaat daarbij om een bedrag tussen 441 miljoen en 800 miljoen euro2. De moeilijkheden bij de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen doet ondernemingen, met name kmo's, en consumenten ervoor terugdeinzen om volledig van de interne markt gebruik te maken. Naar verwachting zal het aantal ondernemingen dat in grensoverschrijdende situaties gebruik maakt van een bevel tot conservatoir beslag als gevolg van de herziening van de verordening Brussel I met 10% toenemen ten opzichte van de huidige situatie, wat zou leiden tot een toename van de tegoeden waarop beslag wordt gelegd tot een bedrag van naar schatting 60 tot 120 miljoen euro.

(c) Grondrechten. De status quo zou niet in tegenspraak met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn, aangezien het Handvest de lidstaten alleen verplicht om de daarin neergelegde rechten te eerbiedigen bij de uitvoering van het recht van de Unie en op de tenuitvoerlegging van beslissingen in civiele zaken thans geen EU-instrumenten van toepassing zijn.

(d) Standpunten van belanghebbenden. Er zijn geen verzoeken gedaan om slechts de status quo te handhaven.

5.2.Optie B: Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen:

a) Doeltreffendheid wat betreft het bereiken van de beleidsdoelstellingen. Met optie B wordt de algemene beleidsdoelstelling bereikt om voor burgers en ondernemingen de inning van grensoverschrijdende schuldvorderingen te vergemakkelijken, doordat het eenvoudiger wordt gemaakt een bevel tot conservatoir beslag te verkrijgen waardoor de inning van de grensoverschrijdende schuldvordering wordt gewaarborgd. Met deze optie worden de specifieke beleidsdoelstellingen in aanzienlijke mate bereikt. Zij zal een schuldeiser in staat stellen om gebruik te maken van een efficiënte en uniforme Europese procedure onder voor alle EU-lidstaten gelijke voorwaarden – dat wil zeggen zonder eerst de schuldenaar te horen, zodat het verrassingseffect van de maatregel is verzekerd – en om te achterhalen waar de rekening van de schuldenaar wordt aangehouden, zonder de diensten van een particulier incassobureau of een privédetectivekantoor te hoeven betalen. Deze optie zal tot lagere advocaten- en vertaalkosten leiden. De kosten van banken en deurwaarders zullen transparanter worden doordat de lidstaten worden verplicht om een enkel tarief voor hun respectieve diensten vast te stellen. Met deze optie zullen crediteuren sneller een bevel tot conservatoir beslag kunnen verkrijgen en ten uitvoer leggen door voor bepaalde belangrijke stappen in de procedure termijnen voor te schrijven.

b) Economisch effect. Optie B zou een positief economisch effect hebben en bijdragen tot een vermindering van het totale bedrag van 55 miljard euro aan oninbare vorderingen. Met deze optie zouden ondernemingen de inning kunnen realiseren van een extra bedrag aan oninbare vorderingen van 373 tot 600 miljoen euro per jaar, zodat het totale bedrag van 679 miljoen tot 1,2 miljard euro aan door een bevel tot conservatoir beslag zeker gestelde oninbare vorderingen na verloop van tijd zou worden vergroot tot een bedrag van 1,12 tot 2 miljard euro per jaar. Naar schatting zouden de kostenbesparingen voor ondernemingen die zich thans met grensoverschrijdende handel bezighouden jaarlijks tussen de 81,9 en 149 miljoen euro bedragen3. Optie B zal met name kmo's ten goede komen en zal waarschijnlijk meer bedrijven en consumenten aanmoedigen om volledig gebruik te maken van de mogelijkheden die de interne markt biedt. De beschikbaarheid van een doeltreffende sanctie in het geval van niet-betaling (als aanvulling op de verhoging van het bedrag van de schuldvordering waarin de Richtlijn betalingsachterstand reeds voorziet) zal het betalingsgedrag van schuldenaren waarschijnlijk eveneens verbeteren. Het gevaar bestaat dat de toename van het aantal bevelen tot conservatoir beslag een negatief economisch gevolg voor banken heeft, aangezien zij thans geen kosten in rekening mogen brengen voor de uitvoering van de maatregel.

c) Maatschappelijk effect. Optie B zal in combinatie met de uitvoering van de onderhoudsverordening schuldeisers met een vordering inzake een onderhoudsverplichting waarschijnlijk in staat stellen om een aanzienlijk deel van hun schuldvorderingen te innen bij weerspanning schuldenaren.

d) Gevolg voor de lidstaten. De uitvoeringskosten zijn aanzienlijk lager dan bij de alternatieve optie van harmonisatie van nationale regels. De kosten voor bijscholing van rechters en handhavingsambtenaren zouden gering en eenmalig zijn. Om aan de procedurele termijnen te voldoen, zouden lidstaten waar het rechtssysteem thans relatief langzaam functioneert, met hogere uitvoeringskosten te maken kunnen krijgen. Optie B zal de rechtstradities van de lidstaten eerbiedigen.

e) Grondrechten. Optie B zou het recht van de schuldeiser op effectieve inning van zijn vorderingen verbeteren. Tegelijkertijd zou de nieuwe procedure ervoor zorgen dat de rechten van de schuldenaar met volledige naleving van de vereisten van het Handvest van de grondrechten worden gewaarborgd, met name door te voorzien in een snelle en passende rechtsgang tegen het bevel tot conservatoir beslag en door ervoor te zorgen dat de bedragen die de schuldenaar voor zijn levensonderhoud nodig heeft, niet vatbaar voor beslag zijn. Het instrument moet ervoor zorgen dat de persoonlijke gegevens van de schuldenaar behoorlijk en rechtmatig worden verwerkt, dat deze gegevens alleen worden verwerkt met het oog op het conservatoir beslag op het bedrag van de schuldvordering, dat de gegevens betreffende de schuldenaar niet langer dan nodig worden bewaard en dat de schuldenaar het recht heeft tegen de verwerking van zijn gegevens beroep in te stellen.

f) Standpunten van belanghebbenden. Een grote meerderheid van de belanghebbenden en het Europees Parlement roepen op om een specifiek Europees instrument voor de grensoverschrijdende inning van schulden te ontwikkelen.

5.3.Optie C: Harmonisatie van nationale regels inzake conservatoir beslag op bankrekeningen.

(a) Te bereiken doelstellingen. Met deze optie zouden ook deels de hierboven uiteengezette doelstellingen worden bereikt, zij het in mindere mate dan met optie B. Optie C zou het echter niet mogelijk maken om nationale procedures te laten bestaan naast de geharmoniseerde 'Europese' procedure.

(b) Economisch effect. Optie C zou een enigszins ander economisch effect hebben dan optie B. Zij zou de voorwaarden voor de uitvaardiging van het bevel tot conservatoir beslag op een lijn brengen, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat in de hele Unie een bevel tot conservatoir beslag op dezelfde voorwaarden verkregen zou kunnen worden, maar verschillen tussen de procedures zouden uiteindelijk blijven bestaan wanneer in het harmonisatie-instrument (bijvoorbeeld in de vorm van een richtlijn) niet aan alle details van het procesrecht van de lidstaten aandacht zou worden besteed. Bijgevolg zou met optie C niet dezelfde mate van uniformiteit worden gekregen als met een zelfstandige, bij verordening vastgestelde, Europese procedure het geval zou zijn. De overblijvende verschillen tussen het nationale proces- en tenuitvoerleggingsrecht van de lidstaten zullen waarschijnlijk blijven nopen tot de inzet van een advocaat die bevoegd is om op te treden in elk van de lidstaten waar het bevel tot conservatoir beslag verkregen en/of ten uitvoer gelegd moet worden. Daardoor zou optie C niet dezelfde kostenvermindering mogelijk maken als optie B. Optie C zal daarom waarschijnlijk een minder positief effect hebben voor kmo's, die niet zo snel een eigen juridische afdeling zullen hebben en over het algemeen gevoeliger zijn voor gerechtskosten dan grote ondernemingen.

(c) Lidstaten. Optie C zou lidstaten ertoe verplichten de door de richtlijn geharmoniseerde regels in hun nationale wetgeving om te zetten. Optie C zou daardoor duurder zijn om ten uitvoer te leggen en meer ingrijpen in de nationale rechtstradities.

(d) Grondrechten. Optie C zou een positief effect hebben voor het recht van de schuldeiser op een doeltreffende tenuitvoerlegging. Ook zou de naleving van de voorschriften van het Handvest inzake de bescherming van de verweerder vereist zijn.
6.Vergelijking van de opties

Legenda: ++ = zeer positief effect; 0=geen of neutraal effect; - - = zeer negatief effect.

BeleidsoptiesDoeltreffendheid gelet op doelstellingenEconomisch effectEffect voor de lidstatenGrondrechten
Optie A: Status quo na herziening van de verordening Brussel I0000
Optie B: Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen:++++1) uitvoeringskosten –

1.

2) rechtstradities +

+
Optie C: Harmonisatie van nationale bepalingen inzake bevel tot conservatoir beslag++1) uitvoeringskosten – –

2) rechtstradities – –
+

Kortom, optie A is gelet op de beleidsdoelstelling niet doeltreffend, aangezien de bestaande belemmering van uiteenlopende criteria voor het verkrijgen van een bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen en de gevolgen daarvan binnen de nationale rechtsstelsels, niet worden weggenomen. Optie C garandeert niet dezelfde economische en sociale voordelen als optie B en zou onnodig in de nationale rechtsstelsels ingrijpen. Optie B biedt de meest complete oplossing, zodat optie B de voorkeur heeft.

Met betrekking tot de subopties van optie B is het volgende overwogen. Allereerst zou de Europese procedure de schuldeiser in staat stellen om normaal gesproken een bevel tot conservatoir beslag te verkrijgen zonder vooraf de schuldenaar te horen (ex parte), zodat het verrassingseffect van de maatregel is verzekerd. Ten tweede zou het gerecht dat bevoegd is om over het bodemgeschil te oordelen, ook bevoegd zijn om het bevel tot conservatoir beslag uit te vaardigen. Vastgesteld zal moeten worden of er nog andere gerechten bevoegd zijn om de bezwaren van de schuldenaar tegen het bevel in behandeling te nemen – te weten de gerechten van de woonplaats van de schuldenaar. Ten derde zouden er bepalingen zijn op grond waarvan de schuldeiser kan achterhalen waar de rekening van zijn schuldenaar wordt aangehouden: ofwel zouden alle banken binnen een bepaalde lidstaat op grond van een bevel tot bekendmaking van het gerecht moeten nagaan of de schuldeiser bij hun een rekening aanhoudt, ofwel zouden het gerecht of de handhavingsautoriteiten rechtstreeks toegang krijgen tot de bestaande openbare registers met de nodige informatie. Tot slot zou de Europese procedure, wat de termijnen betreft, niet tot een tragere uitvoering noodzaken dan nationale maatregelen of zou hij specifieke termijnen kunnen invoeren – bijvoorbeeld voor het uitvaardigen van het bevel, voor de betekening of kennisgeving ervan aan de bank en de schuldenaar, of voor de beslissing over een verzoek tot heroverweging van de schuldenaar.

1Verschil tussen de 11,6% ondernemingen die om beslaglegging op een bankrekening verzoeken in grensoverschrijdende situaties en de 19,2% die daarom in een binnenlandse situatie verzoekt.

2Het op grond van een steekproef bij bankinstellingen geschatte bedrag was 1,12 miljard – 678 miljoen euro, derhalve 440 miljoen euro en de tweede schatting kwam neer op 2 miljard – 1,2 miljard euro, derhalve 800 miljoen euro.

3Dit veronderstelt dat ondernemingen per grensoverschrijdend geval gemiddeld de kosten van 10 uur bijstand door een advocaat kunnen besparen, wat neerkomt op een EU-gemiddelde van 2 410 euro per geval. Dit bedrag wordt vermenigvuldigt met het geschatte aantal bevelen tot grensoverschrijdend conservatoir beslag per jaar, dat tussen 34 000 en 61 828 ligt.