Toelichting bij COM(2016)815 - Wijziging van Verordening 883/2004 over de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening 987/2009 over de toepassing van Verordening 883/2004

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het recht van EU-burgers en hun gezinsleden om zich vrij te verplaatsen en te verblijven in elk EU-land, is een van de vier fundamentele vrijheden die zijn verankerd in de EU-verdragen.

Vrij verkeer van personen is alleen mogelijk als de socialezekerheidsrechten van mobiele burgers en hun gezinsleden worden beschermd.

Dit initiatief maakt deel uit van het pakket arbeidsmobiliteit van de Europese Commissie van 2016. Het doel van dit initiatief is door te gaan met de modernisering van de EU-wetgeving op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid, zoals vastgelegd in de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 1 en (EG) nr. 987/2009 2 (hierna 'de verordeningen'), door het burgers gemakkelijker te maken hun rechten uit te oefenen en tegelijkertijd de rechtszekerheid, een eerlijke en rechtvaardige verdeling van de financiële lasten tussen de lidstaten en administratieve eenvoud en uitvoerbaarheid van de regels te waarborgen. Een gemoderniseerd systeem voor de coördinatie van de sociale zekerheid dat beantwoordt aan de sociale en economische realiteit in de lidstaten, is een van de belangrijkste doelstellingen van dit initiatief.

Het voorstel concentreert zich op de volgende vier gebieden waar betere coördinatie nodig is: de toegang van economisch niet-actieve burgers tot sociale uitkeringen, prestaties bij langdurige zorg, werkloosheidsuitkeringen en gezinsuitkeringen. Elke lidstaat is vrij om zelf de bijzonderheden van zijn eigen socialezekerheidsstelsel te bepalen, waaronder welke uitkeringen worden verstrekt, onder welke voorwaarden men ervoor in aanmerking komt, hoe deze uitkeringen worden berekend en hoeveel premie moet worden betaald, en wel voor alle takken van de sociale zekerheid, zoals ouderdoms-, werkloosheids- en gezinsuitkeringen, op voorwaarde dat de nationale bepalingen in overeenstemming zijn met de beginselen van het EU-recht, in het bijzonder wat gelijke behandeling en non-discriminatie betreft. In dit verband zijn de lidstaten vrij om toezicht houden op de ontwikkelingen met betrekking tot de betaling van die uitkeringen, ook wanneer het gaat om EU-burgers die in een andere lidstaat verblijven. De Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels speelt een speciale rol in de uitwisseling van deze informatie.

Bij de herziening wordt ten eerste beoogd te verduidelijken in welke gevallen de lidstaten de toegang tot sociale uitkeringen aan economisch niet-actieve mobiele EU-burgers kunnen beperken. Volgens recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna 'het Hof van Justitie') is dit noodzakelijk om redenen van duidelijkheid, transparantie en rechtszekerheid. De populatie van economisch niet-actieve mobiele burgers wordt geraamd op 3,7 miljoen mensen 3 . Bijna 80 % van hen ontleent rechten (recht op verblijf en/of een uitkering) aan economisch actieve gezinsleden bij wie zij verblijven, en heeft nog steeds het recht op dezelfde behandeling als de gezinsleden van nationale werknemers. Een inactieve mobiele EU-burger die voorheen rechtmatig verblijf had maar niet langer voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2004/38/EG, moet kunnen vertrouwen op het beginsel van gelijke behandeling met betrekking tot op premie- of bijdragebetaling berustende socialezekerheidsprestaties, zolang het gastland zijn/haar recht van verblijf niet formeel heeft beëindigd.

Een tweede doelstelling van de herziening is een samenhangende regeling vast te stellen voor de coördinatie van de prestaties bij langdurige zorg (momenteel te vinden in het hoofdstuk over ziekte) door een afzonderlijk hoofdstuk over de coördinatie van deze prestaties toe te voegen aan Verordening (EG) nr. 883/2004, door een definitie te formuleren en een lijst van deze prestaties te verstrekken. In totaal komen naar schatting ongeveer 80 000 mobiele burgers in aanmerking voor prestaties bij langdurige zorg voor een totaalbedrag van 793 miljoen EUR (0,4 % van de totale uitgaven van de EU voor prestaties bij langdurige zorg).

Ook worden bij de herziening nieuwe regelingen voor de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen in grensoverschrijdende gevallen voorgesteld. Deze hebben betrekking op de samentelling van tijdvakken van verzekering voor het verkrijgen of behouden van een recht op werkloosheidsuitkering, de export van werkloosheidsuitkeringen en de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen aan grensarbeiders en andere grensoverschrijdende werknemers. Er zijn ongeveer 25 000 gevallen van samentelling (gerapporteerd in 23 lidstaten) 4 , ongeveer 27 300 mensen in de EU exporteren hun werkloosheidsuitkering naar een andere lidstaat 5 en het aantal werkloze grensoverschrijdende werknemers wordt geschat op 91 700 per jaar, waaronder 53 500 grensarbeiders 6 .

Ten vierde bevat het voorstel nieuwe bepalingen voor de coördinatie van gezinsuitkeringen ter vervanging van het inkomen gedurende tijdvakken van kinderopvoeding. Deze uitkeringen bestaan in 22 lidstaten 7 .

Bovendien verduidelijkt het voorstel de collisieregels voor de toepasselijke wetgeving en de relatie tussen de verordeningen en Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (hierna 'Richtlijn 96/71/EG') 8 . Het versterkt de administratieve voorschriften voor de coördinatie van de sociale zekerheid op het gebied van informatie-uitwisseling en verificatie van de socialezekerheidsstatus van deze werknemers om mogelijke oneerlijke praktijken of misbruik te voorkomen. In het voorstel worden ook nieuwe uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie toegekend in overeenstemming met artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("het VWEU") om tot een nadere uniforme aanpak te komen van de afgifte, verificatie en intrekking van 'Portable Document A1' (een verklaring over de socialezekerheidswetgeving die van toepassing is op de houder)

Daarnaast omvat het voorstel ook een aantal technische wijzigingen. Zij betreffen de prioritering van afgeleide rechten op prestaties bij ziekte, de vergoeding van de kosten voor geneeskundig onderzoek, de berekening van de gemiddelde jaarlijkse kosten op het gebied van prestaties bij ziekte en de invoering van maatregelen om fraude of fouten bij de toepassing van de verordeningen gemakkelijker op te sporen, met inbegrip van een grondslag voor lidstaten om op gezette tijden persoonsgegevens te mogen uitwisselen. Verder zijn de procedures voor terugvordering van ten onrechte uitbetaalde socialezekerheidsuitkeringen herzien zodat zij in overeenstemming zijn met de vergelijkbare procedures in Richtlijn 2010/24/EU betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen, met name om te voorzien in een uniform instrument dat zal worden gebruikt voor handhavingsmaatregelen alsmede standaardprocedures voor verzoeken om wederzijdse bijstand en notificaties van akten en beslissingen met betrekking tot een schuldvordering. 9

Het voorstel omvat ook een aantal periodieke technische aanpassingen naar aanleiding van de ontwikkelingen in de nationale wetgeving die van invloed zijn op de toepassing van de EU-regels.

Tot slot wordt voorgesteld nieuwe bevoegdheden aan de Commissie toe te kennen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een vlot verloop van de wetgevingsprocedure voor de wijziging van de landenspecifieke bijlagen bij Verordening (EG) nr. 883/2004.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit initiatief vormt een aanvulling op andere initiatieven zoals verwoord in de politieke beleidslijnen: Een nieuwe start voor Europa 10 met betrekking tot prioriteit 4: een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis, en met name van de geplande strategie voor de interne markt 11 . Arbeidsmobiliteit is een manier om de middelen efficiënter te verdelen tussen en binnen sectoren, de werkloosheid te bestrijden en de discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden te verkleinen.

Het vormt tevens een aanvulling op prioriteit 1 van de politieke beleidslijnen door stimulerende regelgeving te creëren die een klimaat van ondernemerschap en het scheppen van werkgelegenheid ondersteunt, en zorgt ervoor dat de verordeningen in overeenstemming zijn met het streven van de Commissie naar betere regelgeving. 12


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 48 VWEU.

Subsidiariteit

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt op nationaal, regionaal of lokaal niveau en kunnen om de volgende redenen beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt:

De coördinatie van de sociale zekerheid betreft grensoverschrijdende gevallen waarin lidstaten niet alleen kunnen optreden. Coördinatiemaatregelen op Europees niveau zijn vereist op grond van artikel 48 VWEU en zijn nodig voor de uitoefening van het recht op vrij verkeer. Zonder dergelijke coördinatie kan het vrije verkeer worden belemmerd: mensen zouden minder snel gaan verhuizen als zij daardoor rechten op sociale zekerheid verliezen die zij in een andere lidstaat hebben opgebouwd.

De EU-coördinatiewetgeving vervangt de vele bestaande bilaterale overeenkomsten. De totstandbrenging van een EU-kader op dit gebied zorgt voor een uniforme interpretatie en bescherming van de rechten van mobiele EU-burgers en hun gezinsleden die geen enkele lidstaat alleen op nationaal niveau kan verwezenlijken.

Het vereenvoudigt niet alleen de coördinatie van de sociale zekerheid voor de lidstaten, maar garandeert ook een gelijke behandeling van EU-burgers die verzekerd zijn op grond van de nationale socialezekerheidswetgeving.

In het voorstel worden de bestaande coördinatievoorschriften bijgewerkt om de wijzigingen door te voeren die noodzakelijk zijn geworden door de veranderende sociale realiteit en om rekening te houden met de wetswijzigingen die op nationaal niveau zijn doorgevoerd.

Het voorstel voldoet derhalve aan het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

De voorgestelde verordening gaat niet verder dan hetgeen noodzakelijk is voor een doeltreffende coördinatie van de sociale zekerheid: zij zal niet leiden tot een uitbreiding van de materiële en personele werkingssfeer van de bestaande verordeningen en de gevolgen ervan zijn toegespitst op de vier bovenvermelde gebieden. De lidstaten blijven verantwoordelijk voor de organisatie en financiering van hun eigen socialezekerheidsstelsels.

Het voorstel maakt het de lidstaten makkelijker om de socialezekerheidsstelsels te coördineren en heeft tot doel de personen die zich binnen de EU verplaatsen te beschermen. Tegelijkertijd komen de bepalingen tegemoet aan de veranderende behoeften van de lidstaten.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een verordening. Andere instrumenten, zoals een mededeling of andere niet juridisch bindende instrumenten, zouden niet de vereiste rechtszekerheid en duidelijkheid bieden.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De Commissie heeft onderzocht in hoeverre het huidige rechtskader nog steeds garant staat voor een effectieve coördinatie. Dit onderzoek is een aanvulling op de formele evaluatieverplichtingen van de verordeningen, die van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (hierna 'de Administratieve Commissie') 13 en de Europese Commissie verlangen dat zij de uitvoering en doeltreffendheid van de specifieke bepalingen van de verordeningen evalueren en beoordelen 14 . Het vormt ook een aanvulling op de toezegging van de Commissie om de noodzaak van een herziening van de beginselen voor de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen te beoordelen 15 .

Raadpleging van belanghebbenden

Bij diverse gelegenheden werden belanghebbenden geraadpleegd:

1. de lidstaten zijn geraadpleegd in het kader van de Administratieve Commissie.

2. De nationale overheden zijn via een online-enquête geraadpleegd over de coördinatie van prestaties bij langdurige zorg en werkloosheidsuitkeringen, de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders.

3. De sociale partners zijn in het kader van het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels geraadpleegd over de coördinatie van prestaties bij langdurige zorg, werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders en de export van werkloosheidsuitkeringen. Tevens zijn zij in een speciale hoorzitting geraadpleegd over de coördinatie van gezinsuitkeringen, prestaties bij langdurige zorg en werkloosheidsuitkeringen.

4. Ngo’s zijn in een speciale workshop geraadpleegd over de coördinatie van gezinsuitkeringen, prestaties bij langdurige zorg en werkloosheidsuitkeringen.

5. Er zijn twee online raadplegingen gehouden: één in december 2012 over de coördinatie van prestaties bij langdurige zorg, de export van werkloosheidsuitkeringen en de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders; en één in juli 2015 over de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen en gezinsuitkeringen.

Over de toegang voor economisch niet-actieve mobiele EU-burgers tot sociale uitkeringen waren de lidstaten verdeeld. Sommige zagen de status quo als eerste of tweede keuze; andere zagen wijziging van de bepalingen inzake gelijke behandeling van de verordening als eerste of tweede keuze, hoewel er geen consensus was over de veranderingen die nodig zouden zijn. Een klein aantal lidstaten toonde belangstelling voor administratieve richtsnoeren.

Met betrekking tot de coördinatie van de prestaties bij langdurige zorg was de meerderheid van de lidstaten voorstander van een specifieke definitie en/of een specifiek hoofdstuk en/of een lijst van uitkeringen, terwijl andere de status quo wilden behouden. Uit de openbare raadpleging van 2012 bleek dat de meningen over de vraag welke lidstaat bevoegd is voor het verlenen van prestaties bij langdurige zorg uiteenliepen.

Met betrekking tot werkloosheidsuitkeringen:

Over de samentelling van werkloosheidsuitkeringen hadden de lidstaten uiteenlopende standpunten: een kleine meerderheid was voorstander van behoud van de status quo, terwijl andere vonden dat samentelling pas na één of drie maanden werk moest plaatsvinden. De sociale partners leken voorstander te zijn van de status quo. In de openbare raadpleging van 2015 gaf een derde van de respondenten aan van mening te zijn dat de huidige regels moeten worden veranderd.

Met betrekking tot de export van werkloosheidsuitkeringen hadden de lidstaten uiteenlopende standpunten: sommigen waren voorstander van de huidige bepalingen, andere pleitten voor een recht van export gedurende ten minste zes maanden. De werkgeversorganisaties waren voorstander van de huidige bepalingen; de vakbonden en ngo’s steunden de optie van een recht van export gedurende ten minste zes maanden. In de openbare raadpleging van 2012 was de meerderheid van de respondenten voorstander van verlenging van de duur van de export van werkloosheidsuitkeringen.

Tot slot leken de lidstaten verdeeld over de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders en andere grensoverschrijdende werknemers: sommige wilden de status quo behouden, andere gaven de voorkeur aan werkloosheidsuitkeringen voor alle werknemers van de lidstaat waar zij het laatst werkzaam waren. Uit de openbare raadpleging van 2012 bleek dat op dit gebied ook de meningen onder de burgers en andere belanghebbenden uiteenliepen.

Met betrekking tot de export van gezinsuitkeringen pleitte een significante minderheid van de delegaties van de lidstaten voor een andere coördinatie van de uitkeringen ter vervanging van het inkomen gedurende tijdvakken van kinderopvoeding. De meeste ngo’s waren voorstander van de status quo. In de openbare raadpleging van 2015 gaf een kwart van de respondenten aan van mening te zijn dat de huidige regels moeten worden veranderd.

De uiteenlopende standpunten in de ontvangen antwoorden gaven de Commissie een breed overzicht van de werking van de coördinatie van de sociale zekerheid, waaronder de problemen, mogelijke oplossingen en de steun waarop deze oplossingen mochten rekenen. De resultaten van de openbare raadpleging zijn te vinden op het portaal 'Uw stem in Europa' 16 . Alle bijzonderheden over de standpunten van de belanghebbenden zijn te vinden in het effectbeoordelingsverslag.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Bij de voorbereiding van dit voorstel is uitgebreid overleg gepleegd met zowel deskundigen binnen de Commissie als externe deskundigen. Er is rekening gehouden met studies en rapporten van het trESS-netwerk van juridische deskundigen 17 , het netwerk van juridische deskundigen inzake mobiliteit binnen de EU (FreSsco), het netwerk van statistische deskundigen inzake mobiliteit binnen de EU, een ondersteunende effectbeoordelingsstudie van Deloitte Consulting en aanvullende analyses door het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) van de KU Leuven en door een consortium van de Fondazione Giacomo Brodolini, COWI en het Warwick Institute for Employment Research. Een uitvoerig overzicht van de raadpleging van deskundigen is te vinden in het effectbeoordelingsverslag. Daarnaast is het voorstel gebaseerd op de werkzaamheden van een ad-hocgroep van nationale deskundigen van de nationale autoriteiten van de lidstaten, die in het kader van de Administratieve Commissie een aantal aanbevelingen over de regels voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving hebben ontwikkeld, met name wat betreft ter beschikking gestelde werknemers en personen die in twee of meer lidstaten werken.

Effectbeoordeling



In overeenstemming met haar beleid voor betere regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling van de mogelijke beleidsopties gemaakt, waarbij de economische, sociale, regelgevende en algehele doelmatigheid en de samenhang met de bredere EU-doelstellingen is beoordeeld 18 . Deze werkzaamheden werden ondersteund door een gestructureerd overleg met de diensten van de Commissie via een interdepartementale stuurgroep 19 .

De coördinatievoorschriften zijn rechtstreeks gericht tot de lidstaten en hun socialezekerheidsorganen. Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) worden niet rechtstreeks beïnvloed door dit voorstel. Er worden geen positieve of negatieve effecten op het milieu voorzien.

Met betrekking tot digitale effecten voldoet het voorstel volledig aan de vereisten van het internet. De elektronische gegevensuitwisseling tussen de nationale instanties op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid zal plaatsvinden via het systeem voor de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI) (volledige toepassing voorzien voor medio 2019).

Met betrekking tot de toegang voor economisch niet-actieve mobiele EU-burgers tot sociale uitkeringen wordt de voorkeur gegeven aan de optie waarbij de huidige bepalingen inzake gelijke behandeling van Verordening (EG) nr. 883/2004 worden gewijzigd om te verwijzen naar de beperkingen in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (hierna: Richtlijn 2004/38/EG) 20 , hetgeen overeenstemt met de rechtspraak van het Hof van Justitie. Dit krijgt de voorkeur boven de alternatieve wetgevingsopties (namelijk om deze afwijking toe te staan voor de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen als bedoeld in artikel 70 van Verordening (EG) nr. 883/2004; of de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen voor levensonderhoud uit deze verordening te schrappen) en niet-wetgevende opties (namelijk om de voorschriften te verduidelijken in een mededeling). In het voorstel wordt de stand van het EU-recht zoals uitgelegd door het Hof van Justitie gecodificeerd; derhalve is het economische effect of het effect op de sociale rechten gering in vergelijking met het basisscenario; het kan echter de regelgevingskosten verlagen door meer duidelijkheid te scheppen over de huidige stand van het EU-recht.


Het voorstel betreft een coherente regeling voor prestaties bij langdurige zorg door de introductie van een apart hoofdstuk over de coördinatie van deze uitkeringen die in overeenstemming worden gebracht met de bestaande bepalingen inzake prestaties bij ziekte, waarbij onder andere een definitie van prestaties bij langdurige zorg, en voorziet in een lijst van nationale uitkeringen wordt gegeven. Dit kreeg de voorkeur boven de alternatieve opties waarbij de lidstaat van de woonplaats zou voorzien in alle prestaties bij langdurige zorg met vergoeding door de bevoegde lidstaat (met of zonder aanvulling door de bevoegde lidstaat). De voorkeursoptie voorziet in een uitdrukkelijke rechtsgrondslag zodat de bestaande regels de regeling kunnen voorzien van transparantie en stabiliteit. Burgers en instellingen zullen baat hebben bij de verduidelijking en de sociale bescherming zal worden verhoogd. De voorkeursoptie zal geen economische gevolgen van betekenis hebben en geen hoge uitvoeringskosten met zich meebrengen in vergelijking met het basisscenario.

Met betrekking tot de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen:

De voorkeursoptie voor de samentelling van werkloosheidsuitkeringen is om een minimumreferentieperiode te vereisen van ten minste drie maanden van verzekering in de lidstaat waar men het laatst heeft gewerkt in te stellen voordat een recht op samentelling van eerdere tijdvakken van verzekering ontstaat (waarbij de lidstaat waar men het laatst heeft gewerkt verplicht is een uitkering te verstrekken wanneer niet aan deze voorwaarde wordt voldaan). Dit is te verkiezen boven andere opties, zoals het toestaan van samentelling na slechts één dag of één maand van verzekering of de mogelijkheid het in de lidstaat waar men voorheen heeft gewerkt ontvangen referentieloon in aanmerking te nemen voor de berekening van werkloosheidsuitkeringen nadat men één of drie maanden in de bevoegde lidstaat heeft gewerkt. Naar verwachting zal de voorkeursoptie zorgen voor een sterkere band tussen de organen die bevoegd zijn voor werkloosheidsuitkeringen en mogelijk een besparing van 41 miljoen EUR opleveren, zij het met een andere kostenverdeling tussen de lidstaten. Er zouden geen significante gevolgen voor de regelgevingskosten zijn.

Met betrekking tot de export van werkloosheidsuitkeringen is de voorkeursoptie om de minimumtermijn voor de export van werkloosheidsuitkeringen te verlengen van drie tot zes maanden, met de mogelijkheid de uitkering voor de gehele periode waarvoor een recht op uitkering bestaat te exporteren. Deze optie zal worden gecombineerd met een mechanisme voor intensievere samenwerking om werkzoekenden te ondersteunen en zo hun kansen op re-integratie op de arbeidsmarkt te vergroten. Dit wordt verkozen boven het alternatief, waarbij het recht wordt toegekend om werkloosheidsuitkeringen voor de gehele periode waarvoor een recht op uitkering bestaat te exporteren. De voorkeursoptie zal geen economische gevolgen van betekenis hebben of hoge uitvoeringskosten met zich meebrengen in vergelijking met het basisscenario aangezien de bevoegde lidstaat alleen verplicht is uitkeringen te exporteren waarvoor al een recht bestaat.

Met betrekking tot de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders en andere grensoverschrijdende werknemers is de beste optie om de lidstaat waar men het laatst heeft gewerkt verantwoordelijk te stellen voor de betaling van de werkloosheidsuitkering wanneer de grensarbeider daar gedurende ten minste twaalf maanden heeft gewerkt, en voor het overige de verantwoordelijkheid toe te kennen aan de lidstaat waar hij/zij woont. Als gevolg daarvan wordt de huidige vergoedingsprocedure afgeschaft. Deze optie geniet de voorkeur boven de overwogen alternatieven, namelijk grensarbeiders zelf laten kiezen waar zij aanspraak willen maken op een werkloosheidsuitkering dan wel de lidstaat waar zij het laatst hebben gewerkt in alle gevallen verantwoordelijk te stellen voor de betaling van werkloosheidsuitkeringen. Geschat wordt dat deze optie de economische kosten van 416 miljoen EUR tot 442 miljoen EUR zal verhogen, maar ook de regelgevingskosten zal verlagen van 9,9 miljoen EUR tot 3,7 miljoen EUR.

Met betrekking tot de coördinatie van opvoedingstoelagen, bedoeld ter compensatie van gederfde inkomsten van ouders gedurende tijdvakken van kinderopvoeding, wordt er de voorkeur aan gegeven de huidige coördinatiebepalingen zodanig te wijzigen dat opvoedingstoelagen worden beschouwd als individuele en persoonsgebonden rechten, en een facultatief recht toe te kennen aan de secundair bevoegde lidstaat om de uitkering volledig te betalen. Dit biedt lidstaten die het delen van ouderlijke verantwoordelijkheden actief stimuleren de mogelijkheid eventuele negatieve financiële prikkels voor ouders om in dezelfde periode ouderschapsverlof te nemen weg te nemen. Deze optie kreeg de voorkeur boven de alternatieven waarbij de secundair bevoegde lidstaat verplicht is af te wijken van de overlappende regels, hetzij voor alle opvoedingstoelagen hetzij alleen voor salarisgerelateerde opvoedingstoelagen. De maximale economische impact van de voorkeursoptie zou een stijging van de economische kosten voor een secundair bevoegde lidstaat zijn binnen een marge van 58 % tot 84 %, hoewel deze in de praktijk waarschijnlijk lager uitvalt omdat niet alle lidstaten ervoor zullen kiezen deze afwijking toe te passen. De sociale rechten zullen naar verwachting slechts een minimaal effect van de verandering van individuele en persoonsgebonden rechten ondervinden, omdat het vereiste om afgeleide rechten op opvoedingstoelagen te erkennen slechts beperkt wordt nageleefd.

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordelingsverslag (WDC (2016) 460) dat is gecontroleerd door de Raad voor regelgevingstoetsing, die op 21 januari 2016 een positief advies heeft uitgebracht. Alle aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn in aanmerking genomen in het definitieve effectbeoordelingsverslag.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie. De mogelijke gevolgen voor de nationale begrotingen zijn hierboven uiteengezet.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité binnen vijf jaar na de datum van toepassing van de gewijzigde verordeningen en vervolgens minstens om de vijf jaar een evaluatieverslag in over de toepassing van het nieuwe instrument in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving.

Artikelsgewijze toelichting

In dit deel wordt een meer gedetailleerde toelichting gegeven op de specifieke bepalingen van het voorstel voor Verordening (EG) nr. 883/2004 (hierna 'de basisverordening' genoemd) en Verordening (EG) nr. 987/2009 (hierna 'de toepassingsverordening' genoemd).

1.

Artikel 1


Artikel 1 heeft betrekking op de wijzigingen in de basisverordening.

1. Overweging 2 wordt gewijzigd om te verwijzen naar het recht van vrij verkeer voor alle EU-burgers op grond van de EU-wetgeving.

2. Overweging 5 wordt gewijzigd om te verwijzen naar de beperkingen met betrekking tot de toegang tot sociale uitkeringen voor economisch niet-actieve mobiele EU-burgers die zijn opgenomen in Richtlijn 2004/38/EG.

3. Overweging 5 bis wordt ingevoegd om aan te geven dat de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG op de verordeningen is verduidelijkt door de rechtspraak van het Hof van Justitie in de zaken C-140/12, Brey, EU:C:2013:565, C-333/13, Dano, EU:C:2014:2358 en C-308/14, Commissie/Verenigd Koninkrijk, EU:C:2016:436.

4. Overweging 5 ter wordt ingevoegd om te verduidelijken dat bij het beoordelen van de vraag of wordt voldaan aan de eis in het bezit te zijn van een verzekering die de ziektekosten volledig dekt zoals vastgesteld in Richtlijn 2004/38/EG, de lidstaten ervoor moeten zorgen dat niet-actieve mobiele EU-burgers in staat zijn aan deze eis te voldoen.

5. Overweging 5 ter wordt ingevoegd om duidelijk te maken dat de beperkingen van het recht op gelijke behandeling van economisch niet-actieve mobiele EU-burgers die zijn opgenomen in Richtlijn 2004/38/EG, geen voorrang hebben boven de grondrechten van dergelijke personen zoals die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

6. Overweging 24 wordt gewijzigd door daarin een verwijzing op te nemen naar het nieuwe hoofdstuk over prestaties bij langdurige zorg.

7. Overweging 35 bis wordt ingevoegd om te verduidelijken dat gezinsuitkeringen ter vervanging van het inkomen gedurende tijdvakken van kinderopvoeding een specifieke categorie gezinsuitkeringen zijn en moeten worden behandeld als een individueel en persoonsgebonden recht, op voorwaarde dat de uitkering in kwestie is opgenomen in deel 1 van bijlage XIII bij de basisverordening. Dit betekent dat de bevoegde lidstaat niet verplicht is om afgeleide rechten ten aanzien van een dergelijke uitkering toe te kennen aan de gezinsleden van de verzekerde. Lidstaten met secundaire bevoegdheid kunnen afzien van de toepassing van de anti-samenloopvoorschriften van artikel 68, lid 2, van de basisverordening en deze uitkeringen geheel aan een rechthebbende persoon toekennen. Wanneer een lidstaat besluit tot afwijking, moet dit worden vermeld in deel 2 van bijlage XIII en moet de afwijking consistent worden toegepast op alle betrokken rechthebbenden.

8. Overweging 39 bis verwijst naar de desbetreffende EU-instrumenten inzake gegevensbescherming.

9. Overweging 46 wordt ingevoegd om te verwijzen naar de gedelegeerde bevoegdheid die aan de Commissie wordt toegekend om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van alle bijlagen bij de basis- en toepassingsverordening. Deze bijlagen bevatten landenspecifieke vermeldingen die de verschillen in de nationale stelsels van de lidstaten weerspiegelen.

10. Overweging 47 wordt ingevoegd om te benadrukken dat de basisverordening de grondrechten eerbiedigt en de beginselen in acht neemt die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

11. Overweging 48 wordt ingevoegd om te verduidelijken dat niets in de basisverordening de autonome rechten en verplichtingen die zijn erkend in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens beperkt.

12. Artikel 1 wordt gewijzigd om rekening te houden met het voorgestelde nieuwe hoofdstuk 1 bis over prestaties bij langdurige zorg. Dit omvat een definitie van prestaties bij langdurige zorg onder punt d), waarin de bestanddelen van deze uitkeringen worden gespecificeerd. Bij deze definitie wordt rekening gehouden met de analyse van het trESS-netwerk 21 en is in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie 22 en met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap.

13. Artikel 3, lid 1, wordt gewijzigd om prestaties bij langdurige zorg als een aparte tak van de sociale zekerheid op te nemen.

14. Artikel 4 bepaalt dat met betrekking tot de toegang tot socialezekerheidsprestaties voor economisch niet-actieve mobiele EU-burgers in het gastland het beginsel van gelijke behandeling kan worden onderworpen aan de verplichting legaal verblijf te hebben zoals vastgelegd in Richtlijn 2004/38/EG. Voor de toepassing van deze bepaling, met uitzondering van de toegang tot sociale bijstand in de zin van Richtlijn 2004/38/EG, wordt onder een economisch niet-actieve mobiele EU-burgers niet verstaan een mobiele werkzoekende die overeenkomstig artikel 45 VWEU 23 een verblijfsrecht geniet in het gastland terwijl hij/zij daar een baan zoekt.

15. Artikel 11, lid 2, wordt gewijzigd om rekening te houden met de nieuwe definitie van prestaties bij langdurige zorg. Lid 5 wordt eveneens geactualiseerd om de definitie van 'thuisbasis' in overeenstemming te brengen met de nieuwe definitie in bijlage III, subdeel FTL, punt 14, bij Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 83/2014 van de Commissie van 29 januari 2014 24 .

16. Artikel 12 wordt gewijzigd om te verduidelijken dat aan de term 'ter beschikking gestelde werknemer' de betekenis in de zin van Richtlijn 96/71/EG wordt toegekend. Deze verduidelijking is echter niet van invloed op de personele werkingssfeer van dit artikel, maar brengt alleen de begrippen die in deze juridische teksten worden gebruikt op één lijn. In de wijzigingen wordt ook bepaald dat het bestaande verbod op vervanging in artikel 12, lid 1, ook van toepassing moet zijn op zelfstandigen.

17. Artikel 13, lid 4 bis, wordt ingevoegd om te voorzien in duidelijke collisieregels voor gevallen waarin een persoon tegelijkertijd een werkloosheidsuitkering ontvangt in één lidstaat en in loondienst is in een andere lidstaat. Het biedt een rechtsgrondslag voor de beginselen van aanbeveling nr. U1 van de Administratieve Commissie 25 .

18. Artikel 32 wordt gewijzigd om te voorzien in duidelijke prioriteitsregels voor afgeleide rechten van een gezinslid in gevallen waarin er sprake is van een samenloop van rechten op verstrekkingen bij ziekte krachtens de wetgeving van meer dan één lidstaat.

19. Artikel 34 wordt geschrapt om rekening te houden met het voorgestelde nieuwe hoofdstuk 1 bis over prestaties bij langdurige zorg.

20. Hoofdstuk 1 bis wordt ingevoegd als een apart hoofdstuk over de coördinatie van prestaties bij langdurige zorg.

Artikel 35 bis bevat de algemene bepalingen voor de coördinatie van prestaties bij langdurige zorg in overeenstemming met de regels voor prestaties bij ziekte.

Lid 1 verwijst naar de toepasselijke bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, van de basisverordening.

Lid 2 legt de Administratieve Commissie de verplichting op een lijst op te stellen van alle prestaties bij langdurige zorg die bestaan krachtens de nationale wetgeving.

Lid 3 voorziet in een afwijking van de coördinatie van uitkeringen bij langdurige zorg uit hoofde van het nieuwe hoofdstuk, waarbij de lidstaten de uitkeringen uit hoofde van andere hoofdstukken van titel III van de basisverordening mogen coördineren. In bijlage XII zal een lijst van dergelijke uitkeringen worden opgenomen.

De bestaande bepalingen betreffende de samenloop van prestaties bij langdurige zorg in het huidige artikel 34 worden opgenomen in het nieuwe artikel 35 ter, met uitzondering van lid 2, dat wordt opgenomen in het nieuwe artikel 35 bis, lid 2.

Artikel 35 quater bevat de vergoedingsregels voor prestaties bij langdurige zorg tussen instellingen. Lid 1 past artikel 35 toe op prestaties bij langdurige zorg. Lid 2 voorziet in een aanvullende bevoegdheid voor vergoeding door ziektekostenverzekeringsinstellingen wanneer er geen specifieke wetgeving over verstrekkingen bij langdurige zorg is. Dit is in overeenstemming met de logica van artikel 40, lid 2, betreffende prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten.

21. Artikel 50, lid 2, wordt gewijzigd door de overbodige verwijzing naar artikel 52, lid 1, onder a), te schrappen, aangezien in andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering niet in aanmerking worden genomen bij het berekenen van een autonoom pensioen in de zin van artikel 52, lid 1, onder a).

22. Artikel 61 wordt gewijzigd door de bijzondere bepalingen voor samentelling uit hoofde van het huidige lid 1 te schrappen. In plaats daarvan zullen de algemene bepalingen voor samentelling in artikel 6 worden toegepast, zodat in een eerstgenoemde lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst zo nodig in aanmerking zullen worden genomen door de lidstaat waar de betrokkene het laatst werkzaam was, mits de meest recente tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst in die lidstaat zijn vervuld en ten minste drie maanden hebben geduurd.

23. Artikel 64 wordt gewijzigd om de minimumtermijn waarbinnen werkloze werkzoekenden die werk zoeken in een andere lidstaat kunnen verzoeken om export van werkloosheidsuitkeringen, te verlengen van drie naar zes maanden (of het resterende gedeelte van de periode waarvoor een recht op uitkering bestaat indien korter dan zes maanden). De lidstaten kunnen deze periode van zes maanden verlengen tot de gehele duur van het recht op een werkloosheidsuitkering in de bevoegde lidstaat.

24. Het nieuwe artikel 64 bis is een aanvulling op artikel 61. Het bepaalt dat werklozen die in een andere lidstaat gaan wonen en na een periode van minder dan drie maanden van verzekerde werkzaamheden werkloos worden in die lidstaat, kunnen verzoeken om export van hun werkloosheidsuitkering van de lidstaat waar zij daarvoor verzekerd waren. In dit geval moeten zij zich inschrijven bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar zij het laatst werkzaam waren en voldoen aan de eisen voor aanvragers van een werkloosheidsuitkering uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat.

25. Artikel 65 wordt gewijzigd om nieuwe bepalingen in te voeren voor de betaling van werkloosheidsuitkeringen aan grensarbeiders en andere grensoverschrijdende werknemers die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat woonden.

Lid 1 bepaalt dat deze personen worden behandeld alsof zij in de bevoegde lidstaat zouden wonen.

Lid 2 bepaalt dat personen die gedurende minder dan twaalf maanden in de bevoegde lidstaat hebben gewerkt, een uitkering ontvangen van de lidstaat waar zij wonen. Daarentegen kan een werknemer die recht heeft op een werkloosheidsuitkering krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat, zonder een beroep te doen op het beginsel van samentelling van artikel 6, ervoor kiezen de werkloosheidsuitkering van die lidstaat te ontvangen.

Lid 3 vormt een uitzondering op de normale verplichting krachtens artikel 64, lid 1, onder a), namelijk dat werklozen die hun werkloosheidsuitkering willen exporteren gedurende ten minste vier weken ingeschreven zijn geweest bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de bevoegde lidstaat. Deze uitzondering geldt voor volledig werklozen die ervoor kiezen werk te zoeken in de lidstaat waar zij wonen en geldt voor de gehele duur van het recht op werkloosheidsuitkering. Lid 4 bepaalt dat deze personen mogen kiezen of zij zich inschrijven bij de diensten voor arbeidsvoorziening in de lidstaat waar zij wonen of de lidstaat waar zij voorheen werkzaam waren.

Lid 5 verduidelijkt dat de leden 2 tot en met 4 van dit artikel niet van toepassing zijn op iemand die gedeeltelijk of periodiek werkloos is. Deze personen kunnen alleen aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering in de lidstaat waar zij daarvoor werkzaam waren.

26. Artikel 68 ter wordt ingevoegd om te voorzien in speciale coördinatiebepalingen voor gezinsuitkeringen ter vervanging van het inkomen gedurende tijdvakken van kinderopvoeding die zijn opgenomen in deel I van de nieuwe bijlage XIII. Het bepaalt dat die uitkeringen moeten worden behandeld als een individueel en persoonsgebonden recht in plaats van een uitkering voor het gezin als geheel. Lidstaten met secundaire bevoegdheid kunnen afzien van de toepassing van de anti-samenloopvoorschriften van artikel 68, lid 2, van de basisverordening en deze uitkeringen geheel aan een rechthebbende persoon toekennen. Deze lidstaten zullen worden opgenomen in deel II van bijlage XIII.

27. Het nieuwe artikel 75 bis wordt ingevoegd om grotere nadruk te leggen op de bestaande verplichting in artikel 89, lid 3, van de toepassingsverordening, namelijk dat de bevoegde organen erop toezien dat hun organen op de hoogte zijn van alle coördinatieverplichtingen, met inbegrip van de besluiten van de Administratieve Commissie. Het introduceert ook een verplichting tot het bevorderen van samenwerking tussen de bevoegde organen en de arbeidsinspecties op nationaal niveau.

28. Artikel 76 bis wordt ingevoegd om de Europese Commissie te machtigen om overeenkomstig artikel 291 VWEU uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin de procedures worden gespecificeerd die moeten worden gevolgd om uniforme voorwaarden te waarborgen voor de toepassing van de bijzondere regels in de artikelen 12 en 13 van de basisverordening voor ter beschikking gestelde of uitgezonden werknemers en zelfstandigen en voor personen die werkzaamheden in twee of meer lidstaten verrichten. Bij deze maatregelen zullen standaardprocedures worden vastgesteld voor de afgifte, betwisting en intrekking van 'Portable document A1', waarin de wetgeving die van toepassing is op personen in de bovenbedoelde situaties wordt vastgelegd.

29. Artikel 87 ter wordt ingevoegd om de overgangsbepalingen vast te stellen voor de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen. De overgangsbepalingen zijn standaard, maar lid 4 voorziet in bijzondere overgangsbepalingen voor de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen voor voormalige grensarbeiders. Het bepaalt dat bestaande bepalingen van toepassing zullen blijven voor uitkeringen die vóór de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen aan personen zijn toegekend.

30. Artikel 88 wordt vervangen door een nieuw artikel 88 en artikel 88 bis met betrekking tot de procedure voor het bijwerken van de bijlagen bij de verordeningen. Deze bijlagen bevatten landenspecifieke vermeldingen die de verschillen in de nationale stelsels van de lidstaten weerspiegelen. Deze wijziging breidt de bestaande bevoegdheden in artikel 92 van de toepassingsverordening uit om de Europese Commissie in staat te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van alle bijlagen bij de basisverordening. Een snellere procedure voor het wijzigen van de bijlagen om rekening te houden met veranderingen op nationaal niveau zal voor meer transparantie en rechtszekerheid zorgen voor de belanghebbenden en burgers een betere bescherming bieden. In overeenstemming met het Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving van 13 april 2016 26 zou de Commissie passende raadplegingen houden tijdens haar voorbereidende werkzaamheden op het niveau van deskundigen.

2.

Artikel 2


Artikel 2 heeft betrekking op de wijzigingen in de toepassingsverordening.

1. Een nieuwe overweging 18 bis wordt ingevoegd om te verwijzen naar de speciale procedure die van toepassing is indien een lidstaat niet in staat is de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon voor elke leeftijdsgroep in een bepaald referentiejaar mee te delen voor de toepassing van de vergoeding van de uitgaven voor verstrekkingen op basis van vaste bedragen.

2. Overweging 19 wordt gewijzigd om de verwijzing naar Richtlijn 2008/55/EG van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen, die inmiddels is vervangen door Richtlijn 2010/24/EU betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen 27 .

3. Nieuwe overwegingen 25 en 26 worden toegevoegd om te verwijzen naar nieuwe bepalingen ter bestrijding van fraude en fouten in overeenstemming met de EU-beginselen inzake gegevensbescherming.

4. Artikel 1 wordt gewijzigd door de opneming van een nieuwe definitie van 'fraude' in het licht van de nieuwe bepaling in artikel 5, lid 2. Deze is gebaseerd op de definitie die wordt gebruikt in de mededeling: 'Het recht van vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden: vijf stappen die een verschil maken' 28 .

5. Artikel 2 wordt gewijzigd om te voorzien in een grond voor lidstaten om op gezette tijden persoonsgegevens van personen op wie de verordeningen van toepassing zijn te mogen uitwisselen, om het gemakkelijker te maken fraude of fouten in de toepassing van de regelgeving op te sporen. Gegevensoverdrachten uit hoofde van deze bepaling zijn onderworpen aan de verplichtingen van artikel 77 van de basisverordening dat de verzending van gegevens moet gebeuren met inachtneming van de EU-voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

6. Artikel 3, lid 3, wordt gewijzigd om de rechten van de betrokkene op grond van de gegevensbeschermingswetgeving van de EU te specificeren en bepaalt ook dat een betrokkene erom kan verzoeken dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij/zij woont de verzoeken van de betrokkene over persoonsgegevens die op grond van deze verordeningen worden verwerkt coördineert.

7. Artikel 5 wordt in die zin gewijzigd dat een door een orgaan afgegeven verklaring slechts geldig is als alle verplichte informatie is ingevuld.

Het orgaan van afgifte is verplicht om desgevraagd de gronden voor de afgifte van het document te toetsen en, indien nodig, het document binnen 25 werkdagen te rectificeren of in te trekken. In geval van fraude door de aanvrager heeft de intrekking van een document terugwerkende kracht.

Het orgaan van afgifte zendt het verzoekende orgaan binnen een termijn van 25 werkdagen, of twee werkdagen in geval van aantoonbare noodzaak, alle beschikbare bewijsstukken door waarop het zijn besluit heeft gebaseerd.

8. Artikel 14, lid 1, wordt gewijzigd zodat het aansluit bij de wijzigingen in artikel 12, lid 1, van de basisverordening. Daarin wordt bovendien bepaald dat de eis dat een ter beschikking gestelde of uitgezonden werknemer voorheen was aangesloten bij het socialezekerheidsstelsel van de uitzendende lidstaat, geen aansluiting verlangt in dezelfde lidstaat waar zijn/haar werkgever is gevestigd.

9. Artikel 14, lid 5, onder a), verduidelijkt dat artikel 13, lid 1, onder b), i), van de basisverordening, waarin wordt bepaald dat op een werknemer de wetgeving van toepassing is van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de werkgever of de onderneming zich bevindt, alleen van toepassing is indien de werkgever of de onderneming in kwestie normaliter substantiële werkzaamheden verricht in die lidstaat. Indien dit niet het geval is, is op de werknemer de wetgeving van toepassing van de lidstaat waar de werkgever of de onderneming haar voornaamste werkzaamheden heeft of het centrum van belangen is gevestigd. Deze vaststelling moet gebeuren in overeenstemming met de criteria die zijn vastgesteld in artikel 14, leden 9 en 10, van de toepassingsverordening. De tweede alinea van lid 5 bis wordt geschrapt, omdat deze overbodig is in het licht van de wijzigingen in artikel 11, lid 5, van de basisverordening.

10. Artikel 14, lid 12, wordt ingevoegd om te voorzien in collisieregels voor situaties waarin een persoon die in een derde land woont waar de verordening niet van toepassing is, zijn/haar werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in twee of meer lidstaten verricht en die onder de socialezekerheidswetgeving van een van deze lidstaten vallen. De wijziging zorgt ervoor dat een dergelijke persoon alleen onderworpen zal zijn aan de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de onderneming of zijn/haar werkgever of het centrum van belangen van zijn/haar werkzaamheden zich bevindt.

11. Artikel 15, lid 2, wordt gewijzigd om te voorzien in de afgifte van een 'Portable document A1' ("PDA1") aan leden van het cockpit- en het cabinepersoneel, bedoeld in artikel 11, lid 5, van de basisverordening.

12. Artikel 16 wordt gewijzigd om de procedure voor het bepalen van de toepasselijke wetgeving in het geval van werkzaamheid in twee of meer lidstaten te stroomlijnen. De leden 1 en 5 bepalen dat een werkgever de procedure namens zijn werknemers in gang kan zetten en dat de werkgever in kennis wordt gesteld van het besluit over welke socialezekerheidswetgeving van toepassing is. Wijzigingen in lid 2 bepalen dat het orgaan waar de werkgever is gevestigd, tevens in kennis wordt gesteld van het besluit. De wijziging van lid 3 bepaalt dat de huidige procedure, waarbij eerst een voorlopige vaststelling wordt gedaan die pas definitief wordt als geen ander betrokken orgaan deze beslissing binnen twee maanden betwist, wordt beperkt tot situaties waarin het orgaan van de woonplaats bepaalt dat de wetgeving van een andere lidstaat van toepassing is.

13. Artikel 19 wordt gewijzigd zodat wordt bepaald dat de bevoegde organen verplicht zijn de desbetreffende gegevens te verifiëren alvorens een PDA1 af te geven waarin het toepasselijke recht voor de houder ervan wordt vastgesteld. Dit is in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie 29 . Het bepaalt ook dat socialezekerheidsorganen en arbeidsinspecties, belastingdiensten en immigratiediensten het recht hebben om rechtstreeks informatie uit te wisselen over de socialezekerheidsstatus van de betrokkenen met het oog op de handhaving van de wettelijke verplichtingen in verband met werkgelegenheid, gezondheid en veiligheid, immigratie en belastingen (details van dergelijke uitwisselingen moeten worden vastgesteld bij besluit van de Administratieve Commissie). De bevoegde autoriteit moet specifieke en adequate informatie aan de betrokkenen verstrekken over de doeleinden waarvoor persoonsgegevens worden verwerkt.

14. Hoofdstuk 1 van Titel III wordt gewijzigd om de toepassing ervan uit te breiden tot prestaties bij langdurige zorg.

15. Artikel 23, artikel 24, lid 3, artikel 28, lid 1, en de artikelen 31 en 32 worden gewijzigd zodat deze artikelen van toepassing zijn op prestaties bij langdurige zorg. In het geval van bijzondere stelsels voor ambtenaren, moeten zij worden vermeld in bijlage 2.

16. De tweede alinea van artikel 43, lid 3, die betrekking heeft op situaties waarin de nationale wetgeving verschillende waarden aan verzekeringstijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering toekent en het bevoegde orgaan het voor het betrokken tijdvak verschuldigde bedrag niet kan bepalen, wordt geschrapt. Dit volgt op een beoordeling door de Administratieve Commissie, die concludeerde dat dit voorschrift niet langer nodig is.

17. Artikel 55, lid 4, wordt gewijzigd om de controleprocedure bedoeld in de derde alinea te versterken door de maandelijkse follow-upverslagen verplicht te stellen.

18. Artikel 55, lid 7, wordt gewijzigd zodat de huidige bepalingen over de export van werkloosheidsuitkeringen van overeenkomstige toepassing zijn in het geval van export op grond van het nieuwe artikel 64 bis van de basisverordening.

19. Het nieuwe artikel 55 bis wordt ingevoegd uit hoofde van artikel 64 bis van de basisverordening om ervoor te zorgen dat het bevoegde orgaan van de lidstaat waar de betrokkene vroeger verzekerd was, alle informatie krijgt die nodig is voor de beoordeling van het recht op werkloosheidsuitkering voor de betrokkene.

20. Artikel 56 wordt gewijzigd zodat het aansluit bij de wijzigingen in artikel lid 65 van de basisverordening.

21. De naam van hoofdstuk I van Titel IV wordt gewijzigd om duidelijk te maken dat dit hoofdstuk tevens van toepassing is op vergoeding van prestaties bij langdurige zorg op basis van werkelijke uitgaven of vaste bedragen.

22. Het eerste streepje van artikel 64, lid 1, wordt gewijzigd om de nauwkeurigheid te verbeteren van de methode voor de berekening van de op vaste bedragen gebaseerde vergoeding tussen lidstaten als bedoeld in artikel 24, lid 1, en de artikelen 25 en 26 van de basisverordening, aan de hand van drie verschillende leeftijdsgroepen in verband met personen van 65 jaar en ouder.

23. Artikel 65, lid 1, betreffende de vergoeding van verstrekkingen op basis van vaste bedragen wordt gewijzigd om te verduidelijken dat, indien een lidstaat niet in staat is binnen de voorgeschreven termijn kennisgeving te doen van de gemiddelde jaarlijkse kosten voor een bepaald jaar, de Administratieve Commissie er desgevraagd mee kan instemmen dat gebruik wordt gemaakt van de gemiddelde jaarlijkse kosten die voor het onmiddellijk daaraan voorafgaande jaar in het Publicatieblad worden bekendgemaakt. Deze afwijking mag niet worden verleend voor opeenvolgende jaren.

24. Artikel 70 wordt geschrapt als gevolg van de wijzigingen van artikel 65 van de basisverordening, waarmee de vergoedingsregels voor werkloosheidsuitkeringen aan voormalige grensarbeiders worden afgeschaft.

25. In artikel 73 worden de leden 1 en 2 gewijzigd en wordt lid 3 ingevoegd om de toepassing van de verrekeningsprocedure op de betaling van schuldvorderingen uit te breiden tot gevallen die voortvloeien uit een wijziging van de toepasselijke wetgeving met terugwerkende kracht. Bovendien wordt lid 4 ingevoegd om ervoor te zorgen dat de verrekeningsprocedure tussen de organen niet wordt belemmerd door in de nationale wetgeving vastgestelde termijnen. Rekening houdend met het feit dat in artikel 82, lid 1, onder b), van de toepassingsverordening reeds een termijn van vijf jaar is opgenomen voor de terugvorderingsprocedure, wordt lid 5 ingevoegd om ervoor te zorgen dat eveneens een verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing is op de verrekeningsprocedure op grond van dit artikel 73, terugrekenend vanaf de datum waarop de procedure voor de beslechting van geschillen tussen lidstaten als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 3, van de toepassingsverordening is begonnen.

26. De artikelen 75 tot en met 82 en artikel 84 worden gewijzigd en artikel 85 bis wordt ingevoegd om de terugvorderingsprocedures in hoofdstuk III van titel V van de toepassingsverordening bij te werken. De bestaande procedures zijn gebaseerd op die welke zijn opgenomen in Richtlijn 2008/55/EG, die inmiddels is vervangen door Richtlijn 2010/24/EU. De wijzigingen voorzien met name in een uniform instrument dat moet worden gebruikt voor handhavingsmaatregelen alsmede standaardprocedures voor verzoeken om wederzijdse bijstand en notificaties van akten en beslissingen met betrekking tot een schuldvordering.

27. Artikel 75 wordt gewijzigd om de lidstaten een rechtsgrondslag te bieden om gebruik te maken van de uitgewisselde informatie op het door deze verordening bestreken gebied, ook bij de beoordeling en handhaving van belastingen en rechten die onder Richtlijn 2010/24/EU vallen. Voorts wordt een rechtsgrondslag ingevoerd op grond waarvan autoriteiten zonder voorafgaand verzoek informatie mogen uitwisselen in geval van terugbetaling van de socialezekerheidspremies.

28. Artikel 76 wordt gewijzigd om de mogelijkheid van de lidstaten om te weigeren inlichtingen te verstrekken te beperken wanneer die van nut zouden zijn voor de invordering van een schuldvordering.

29. Artikel 77 wordt gewijzigd om een uniform notificatieformulier in te voeren. De wijziging verduidelijkt ook dat een verzoek om notificatie moet worden gedaan indien de lidstaat van de verzoekende partij de notificatie volgens zijn regels niet zelf kan doen, of indien een kennisgeving door die lidstaat buitensporige problemen zou veroorzaken.

30. Artikel 78 wordt gewijzigd door de invoering van uitzonderingen op de verplichting van de lidstaat om bijstand te bieden in een invorderingsprocedure voor gevallen waarin het duidelijk is dat er geen zicht is op volledige invordering of de procedure buitensporige problemen zou veroorzaken.

31. Artikel 79 wordt gewijzigd door de invoering van een uniforme executoriale titel van invorderingen, die rechtstreeks kan worden erkend in een andere lidstaat. De invoering van een uniforme executoriale titel werd sterk gesteund door de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Administratieve Commissie 30 .

32. Artikel 80 wordt gewijzigd om de gevallen te verduidelijken waarin de aangezochte partij gemaakte kosten mag inhouden op de ingevorderde schuldvordering.

33. In artikel 81 worden de bepalingen betreffende betwisting aangepast om rekening te houden met de wijzigingen op het gebied van notificatie en de uniforme executoriale titel.

34. Artikel 82 wordt gewijzigd om de verjaringstermijnen te verduidelijken die gelden voor verzoeken om bijstand met betrekking tot schuldvorderingen ouder dan vijf jaar.

35. Artikel 84 wordt gewijzigd om te verduidelijken wanneer een lidstaat kan verzoeken om bijstand bij het toepassen van conservatoire maatregelen. Verder wordt bepaald dat in een document dat is opgesteld om conservatoire maatregelen in de lidstaat van de verzoekende partij toe te staan, geen erkenning, aanvulling of vervanging van dit document mag worden verlangd.

36. Artikel 85 wordt gewijzigd om een bepaling te introduceren die duidelijkheid verschaft over de verplichting van de verzoekende partij om de door de aangezochte partij gemaakte kosten in verband met de invordering te vergoeden, wanneer deze kosten niet kunnen worden ingevorderd van de debiteur of kunnen worden ingehouden op de vordering.

37. Artikel 85 bis wordt geïntroduceerd om ambtenaren van de verzoekende partij toe te staan deel te nemen aan de invorderingsprocedure in een andere lidstaat, wanneer dat is overeengekomen tussen de partijen en in overeenstemming is met de regelingen van de aangezochte partij.

38. Artikel 87, lid 6, wordt gewijzigd om de uitzondering op het in dat artikel neergelegde beginsel van kosteloze administratieve samenwerking door de verplichting tot terugbetaling van de kosten van geneeskundige onderzoeken en administratieve controles die zijn verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats in gevallen waarin dat orgaan de bevindingen gebruikt om aan verplichtingen op grond van haar eigen wetgeving te voldoen.

39. Artikel 89, lid 3, wordt geschrapt omdat deze bepaling nu is opgenomen in artikel 75 bis van de basisverordening.

40. Artikel 92 wordt geschrapt als gevolg van de wijzigingen in artikel 88 van de basisverordening.

41. Artikel 93 wordt gewijzigd en artikel 94 bis wordt ingevoegd om te verwijzen naar de overgangsbepalingen in artikel 87 ter van de basisverordening en de bijzondere overgangsbepalingen voor de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen voor voormalige grensarbeiders.

42. Artikel 96 wordt gewijzigd zodat wordt bepaald dat bevoegde organen bij het uitvoeren van valutaomrekening overeenkomstig artikel 107 van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen 31 , kunnen verwijzen naar de wisselkoersen die overeenkomstig artikel 90 van de toepassingsverordening bekend worden gemaakt.

3.

Artikel 3


In dit artikel wordt de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen gespecificeerd.

4.

Bijlage


1. De bijlage bevat wijzigingen in de huidige bijlagen bij de basisverordening. Deze bijlagen moeten periodiek worden bijgewerkt, met name om rekening te houden met wijzigingen in de nationale wetgeving.

2. Bijlage I bij de basisverordening betreffende de vrijstellingen van de coördinatie van gezinsuitkeringen wordt gewijzigd om rekening te houden met wijzigingen in de nationale wetgeving inzake voorschotten op onderhoudsverplichtingen voor Slowakije en Zweden en bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie voor Hongarije, Roemenië en Zweden.

3. Bijlage II bij de basisverordening betreffende bilaterale verdragen wordt gewijzigd door de verwijzing naar 'SPANJE-PORTUGAL', die is vervallen, te schrappen.

4. Bijlage III bij de basisverordening wordt gewijzigd overeenkomstig artikel 87 (10 bis): de vermeldingen voor Estland, Spanje, Italië, Litouwen, Hongarije en Nederland worden geschrapt nadat zij op 1 mei 2014 zijn komen te vervallen. Bovendien worden Kroatië, Finland en Zweden op eigen verzoek uit bijlage III geschrapt.

5. Bijlage IV bij de basisverordening bevat een lijst van lidstaten die meer rechten toekennen aan gepensioneerden die terugkeren naar de bevoegde lidstaat. Zij wordt gewijzigd zodat Estland, Litouwen, Malta, Portugal, Roemenië, Slowakije, Finland en het Verenigd Koninkrijk erin worden opgenomen, die gepensioneerden die terugkeren naar hun grondgebied volledige toegang tot verstrekkingen bij ziekte wensen te verlenen.

6. Bijlage X bij de basisverordening, die een lijst van de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties bevat, wordt gewijzigd om rekening te houden met wijzigingen in de nationale wetgevingen.

Sommige vermeldingen worden geschrapt omdat de desbetreffende uitkeringen die niet langer bestaan (de Tsjechische sociale uitkering, de Estse uitkering voor gehandicapte volwassenen, de Hongaarse vervoersuitkering, het Sloveense staatspensioen en de Sloveense onderhoudsuitkering) of omdat de uitkering is herzien en deel uitmaakt van de nationale socialebijstandswetgeving (de Sloveense inkomenssteun voor gepensioneerden).

Er moeten nieuwe uitkeringen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 70, lid 2, van de basisverordening worden toegevoegd (de Estse begrafenisuitkering, de Roemeense sociale uitkering voor gepensioneerden en de mobiliteitscomponent van de Britse onafhankelijkheidsbetaling).

Twee van de huidige vermeldingen voor Duitsland en Zweden moeten worden bijgewerkt omdat de nationale wetgeving is gewijzigd.

7. Bijlage XI bij de basisverordening, die bijzondere bepalingen bevat voor de toepassing van de wetgeving van de lidstaten, moet worden bijgewerkt.

De wijziging van de Duitse vermelding is bedoeld om ervoor te zorgen dat de gunstigste belastingregeling van toepassing is op personen die een uitkering bij ouderschapsverlof ontvangen.

De wijziging van de Estse vermelding voorziet in een methode voor de berekening van de invaliditeitsuitkering pro rata overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van de basisverordening, waarbij wordt bepaald dat in Estland vervulde tijdvakken van wonen in aanmerking worden genomen vanaf de leeftijd van 16 jaar tot aan het tijdstip waarop de invaliditeit ontstond.

De wijziging van de Nederlandse vermelding bepaalt dat personen die overeenkomstig bijlage XI, punt 1, onder f), een 'gelijkwaardig pensioen' ontvangen en hun gezinsleden, op basis van een gelijkwaardig pensioen en vervolgens van het wettelijke ouderdomspensioen, recht hebben op verstrekkingen bij ziekte ten laste van Nederland in de lidstaat waar zij wonen.

Er worden twee nieuwe vermeldingen ingevoegd voor Tsjechië en Slowakije in verband met de toepassing van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 29 oktober 1992, dat is gesloten na het uiteenvallen van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek (reeds opgenomen in bijlage II). De bedoeling is rekening te houden met de bijzonderheden van hun nieuwe aanvullende pensioenen die verband houden met deze bijzondere historische omstandigheden.

De eerste twee leden van de Zweedse vermelding moeten worden geschrapt als gevolg van de uitspraak van het Hof van Justitie in zaak C-257/10, Bergström, EU:C:2011:839.

De leden 1, 2 en 4 van het Verenigd Koninkrijk worden gewijzigd om rekening te houden met wijzigingen in de nationale wetgeving.

8. Er wordt een nieuwe bijlage toegevoegd aan de basisverordening, bijlage XII, die een lijst bevat van prestaties bij langdurige zorg die worden gecoördineerd op grond van hoofdstuk 1 bis, als bedoeld in artikel 35 bis, lid 3.

9. Een nieuwe bijlage wordt toegevoegd aan de basisverordening, bijlage XIII, die een lijst bevat van de uitkeringen ter vervanging van inkomen gedurende tijdvakken van kinderopvoeding, zoals bedoeld in artikel 68 ter.