Toelichting bij COM(2017)113 - Ex-postevaluatieverslag over het Programma Drugspreventie en voorlichting (2007-2013)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Inhoudsopgave

1.

Brussel, 6.3.2017


COM(2017) 113 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Ex-postevaluatieverslag over het Programma Drugspreventie en voorlichting (2007-2013)


INHOUDSOPGAVE


2.

1 INLEIDING


3.

1.1 DOEL VAN DIT VERSLAG


4.

1.2 METHODOLOGIE EN INFORMATIEBRONNEN


5.

1.3 OVERZICHT VAN HET PROGRAMMA


6.

2 RESULTATEN VAN DE EVALUATIE


7.

2.1 RELEVANTIE VAN HET PROGRAMMA


8.

2.2 COHERENTIE EN COMPLEMENTARITEIT


9.

2.3 DOELTREFFENDHEID


10.

2.4 DUURZAAMHEID EN OVERDRAAGBAARHEID


11.

2.5 EFFICIËNTIE EN MOGELIJKE VEREENVOUDIGING


12.

2.6 TOEGEVOEGDE WAARDE VAN DE EU


13.

3 CONCLUSIES



1INLEIDING

DOEL


VAN DIT VERSLAG

1 2 Het besluit tot vaststelling van het programma Drugspreventie en -voorlichting (DPVP) schrijft voor dat de Commissie een ex-postevaluatie moet indienen voor de periode 2007-2013. Deze evaluatie werd uitgevoerd door een onafhankelijke externe beoordelaar die werd bijgestaan door medewerkers van de Commissie.


Dit verslag is gebaseerd op de hierboven vermelde evaluatie. Het rapport is opgebouwd volgens de belangrijkste evaluatiecriteria en bijbehorende vragen. Deze omvatten relevantie, coherentie en complementariteit, doeltreffendheid, effecten en duurzaamheid, efficiëntie, mogelijke vereenvoudiging en toegevoegde waarde van de EU.

1.2METHODOLOGIE EN INFORMATIEBRONNEN

Deze eindevaluatie over het DPVP is gebaseerd op het volgende:

• een uitvoerige evaluatie van de beschikbare documentatie van alle 51 actiesubsidies en exploitatiesubsidies die door het programma tussen 2007 en 2013 werden gefinancierd;

• een evaluatie van de documentatie betreffende het programma, zoals het besluit tot instelling van het programma, de jaarlijkse werkprogramma's en oproepen tot het indienen van voorstellen voor zowel subsidies als overeenkomsten voor overheidsopdrachten;

• een evaluatie van overige online beschikbare informatie – bijvoorbeeld beleidsdocumenten van de EU en websites/besluiten inzake de instelling van verwante EU-programma's;

• een kwantitatieve analyse van de 51 door het DPVP gefinancierde projecten en activiteiten;

• een analyse van de 23 reacties op de online-enquête van begunstigden van DPVP-subsidies;

• de verslagen van de vijf follow-upgesprekken met coördinatoren van projecten/organisaties die voor de periode 2007-2013 DPVP-subsidies hebben ontvangen.

1.3OVERZICHT VAN HET PROGRAMMA

Het DPVP is opgericht bij Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad als onderdeel van het algemene programma 'Grondrechten en justitie'. Het programma werd uitgevoerd voor een periode van zeven jaar, van 2007 tot en met 2013. Naar het programma wordt verwezen in de EU-drugsstrategie (2005-2012) en het EU-drugsactieplan 2005-2008 en 2009-2012.


Het programma heeft de volgende drie algemene doelstellingen, zoals vermeld in artikel 2 van het besluit:

• drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade voorkomen en beperken;

• bijdragen tot de verbetering van de voorlichting over drugsgebruik;

• de uitvoering van de EU-drugsstrategie ondersteunen.

Het programma heeft de volgende specifieke doelstellingen (zoals omschreven in artikel 3 van Besluit nr. 1150/2007/EG):

• Transnationale acties bevorderen door:

• multidisciplinaire netwerken uit te bouwen;

• de ontwikkeling te garanderen van de basiskennis, de uitwisseling van informatie en de vaststelling en verspreiding van goede praktijken;

• bewustmaking voor de gezondheids- en maatschappelijke problemen ten gevolge van drugsgebruik;

• maatregelen te steunen die gericht zijn op voorkoming van het drugsgebruik, onder andere door, met inachtneming van de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen, aandacht te besteden aan methoden voor de behandeling en de beperking van drugsgerelateerde schade;

• het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de uitvoering en ontwikkeling van de EU-drugsstrategie en EU-actieplannen; alsmede

• zorg te dragen voor het toezicht op en de uitvoering van de specifieke acties in het kader van de drugsactieplannen (2005-2008 en 2009-2012), alsmede voor de evaluatie van deze uitvoering.


Met het oog op deze doelstellingen financierde het programma activiteiten door middel van drie verschillende soorten financiële instrumenten 3 : 'actiesubsidies', 'exploitatiesubsidies' en aanbestedingen. Actiesubsidies werden toegekend aan specifieke transnationale projecten in het belang van de hele Europese Unie, of aan nationale projecten ter voorbereiding of aanvulling van transnationale of EU-maatregelen of die bijdroegen aan de ontwikkeling van innoverende methoden en/of technologieën die eventueel kunnen worden overgedragen. Exploitatiesubsidies werden toegekend aan ofwel niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten die een doel van algemeen Europees belang nastreven op het gebied van het drugsbeleid. Fondsen werden ook beschikbaar gesteld voor de uitvoering van specifieke projecten op aangeven van de Commissie (initiatieven van de Commissie), zoals haalbaarheidsstudies, themaspecifiek onderzoek, het organiseren van conferenties of het bouwen van IT-systemen 4 .


De totale geplande begroting voor het DPVP voor de periode januari 2007 tot en met december 2013 bedroeg 22 332 miljoen EUR 5 (zie Tabel 1 1 Geplande verdeling van de beschikbare middelen voor DPVP (2007-2013) ). Het totale vastgelegde bedrag voor dezelfde periode bedroeg EUR 20 738 miljoen EUR.


14.

Tabel 11 Geplande verdeling van de beschikbare middelen voor DPVP (2007-2013)


JaarBeschikbare begroting voor subsidies (actiesubsidies en exploitatiesubsidies) en overheidsopdrachten
Projecten (actiesubsidies)ExploitatiesubsidiesInitiatieven van de CommissieTotale jaarlijkse begroting
Waarde (EUR)%Waarde (EUR)%Waarde (EUR)%Waarde (EUR)%
20072 150 00072 %n.v.t.-750 00025 %2 900 000100 %
20082 150 00072 %500 00017 %350 00012 %3 000 000100 %
20092 400 00080 %n.v.t.-600 00020 %3 000 000100 %
20101 717 60056 %400 00013 %958 00031 %3 075 600100 %
20113 045 20074 %250 0006 %800 00020 %4 095 200100 %
20122 058 00067 %500 00016 %520 00017 %3 078 000100 %
20133 040 00099 %n.v.t.-43 3341 %3 084 000100 %
Totaal16 560 80075 %1 650 0007 %4 021 33418 %22 232 800100 %

Bron: DPVP – Jaarlijkse werkprogramma's (2007-2013)


De interventielogica van het DPVP is weergegeven in Figuur 1 1 hieronder.


15.

Figuur 11 Interventielogica van het programma Drugspreventie en -voorlichting (2007-2013)





Tabel 1 2 geeft een overzicht van het aantal verschillende initiatieven dat gedurende de uitvoeringsperiode jaarlijks werd gefinancierd. Oproepen tot het indienen van voorstellen voor actiesubsidies zijn verdeeld over de jaren 2009-2010 en 2011-2012.


16.

Tabel 12 Aantal jaarlijks gefinancierde initiatieven


200720082009-20102009201020112011-201220122013TOTAAL
Actie-

subsidies
96
10
n.v.t.0011
0
Buiten beschouwing gelaten 636
Exploitatie-subsidies05
0
n.v.t.420
4
Buiten beschouwing gelaten15
Overheids-opdrachten11
n.v.t.
5117n.v.t.
1
228


DPVP-projecten en -activiteiten stonden voornamelijk onder leiding van ngo's/nationale netwerken (33 % van alle leidinggevende organisaties), gevolgd door universiteiten (23 %), onderzoekinstituten (22 %) en Europese netwerken/platformen/fora (14 %) 7 .

Figuur 1 2 geeft een overzicht van de belangrijkste activiteiten die in het kader van het DPVP werden gefinancierd met actiesubsidies (links) en exploitatiesubsidies (rechts). Actiesubsidieprojecten beoogden meestal bewustmaking, informatie en verspreiding (31 %) en analytische werkzaamheden (31 %), gevolgd door wederzijds leren, uitwisseling van goede praktijken en samenwerking (18 %). De op drie na meest voorkomende activiteiten van actiesubsidieprojecten waren opleidingsactiviteiten (12 %). Exploitatiesubsidies waren ook gericht op activiteiten inzake bewustmaking, voorlichtings- en verspreiding (27 %), gevolgd door wederzijds leren, uitwisselingen van goede praktijken en samenwerking (20 %). De op twee na en drie na meest voorkomende initiatieven die werden uitgevoerd met exploitatiesubsidies waren analytische activiteiten (16 %) en ondersteuning aan belangrijke actoren (16 %). Overheidsopdrachten waren gericht op drie hoofdactiviteiten: studies en de organisatie van evenementen en bijeenkomsten 8 .




17.

Figuur 12 Actiesubsidies (grafiek links) en exploitatiesubsidies (grafiek rechts) van het DPVP per hoofdactiviteit


2RESULTATEN VAN DE EVALUATIE

2.1RELEVANTIE VAN HET PROGRAMMA

Voor de beoordeling van de relevantie van het DPVP wordt gekeken in hoeverre de programma-acties op een logische manier bijdragen tot de doelstellingen ervan en voorzien in de bredere beleidsbehoeften van de EU en de behoeften van de doelgroepen.


18.

2.1.1Vastgestelde prioriteiten in de oproepen tot het indienen van voorstellen en de geselecteerde acties en hun relevantie voor beleid


Tussen 2007 en 2013 waren er op EU-niveau drie belangrijke ontwikkelingen op beleids- en wetgevingsgebied in de voor het DPVP-programma relevante gebieden: Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad, de EU-drugsstrategie en aanverwante actieplannen en ontwikkelingen in verband met nieuwe drugs, zoals nieuwe psychoactieve stoffen.

Vanaf de oproep tot het indienen van voorstellen van 2011-2012 werden nieuwe prioriteiten 9 geïntroduceerd, niet alleen ten dienste van deze ontwikkelingen op beleids- en wetgevingsgebied, maar ook met inachtneming van de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit zorgde voor een verbeterde relevantie van het programma binnen de context waarin het werd uitgevoerd.

Op projectniveau werd geconstateerd dat geselecteerde initiatieven beleidsontwikkelingen voldoende ondersteunden, omdat dit hun belangrijkste projectdoelstelling was, maar ook omdat veel resultaten van initiatieven werden verspreid naar beleidsmakers en/of een voedingsbodem vormden voor beleidsvorming op Europees/nationaal niveau 10 .

Naast projecten waren door het programma gefinancierde overheidsopdrachten specifiek gericht op het ontwikkelen en implementeren van beleid en wetgeving op het gebied van de drugspreventie. Uit feiten is gebleken dat sommige opdrachten bijzonder relevant waren voor de ontwikkeling van beleid/wetgeving op dit gebied (zoals de effectbeoordeling die heeft geleid tot een nieuw wetgevingsvoorstel inzake nieuwe psychoactieve stoffen) 11 .


19.

2.1.2Relevantie van het programma voor de behoeften van de doelgroep


Over het algemeen was het DPVP gericht op de behoeften van de subsidiebegunstigden. Ten eerste was het programma afgestemd op dit beleidsterrein. Ten tweede dichtte het op nationaal niveau een financieringskloof voor drugs-gerelateerde initiatieven. Bovendien waren zowel het conceptuele kader van het programma als de prioriteiten ervan afgestemd op de behoeften van de actoren die werkzaam zijn op het gebied van het terugdringen van de vraag naar drugs 12 .

De meeste DPVP-projecten voerden een behoefteanalyse 13 uit om de relevantie van hun activiteiten voor de doelgroep te verzekeren. In totaal gaven 16 van de 23 (67 %) respondenten van de online-enquête aan dat het uitgevoerde project of de uitgevoerde activiteiten werd(en) opgericht op basis van behoefteanalyses. Negen van deze respondenten stelden dat deze behoefteanalyses hadden plaatsgevonden in het jaar waarin het project van start ging of het jaar dat daaraan voorafging, waaruit blijkt dat voor de analyse de meest recente gegevens werden gebruikt 14 .

2.2COHERENTIE EN COMPLEMENTARITEIT

20.

2.2.1Complementariteit met andere EU-programma's


Besluit nr. 1150/2007/EG van de Raad 15 tot vaststelling van het DPVP voor de periode 2007-2013 geeft aan dat de EU waarde kan geven aan de acties van de lidstaten 'op het gebied van preventie en voorlichting, waaronder behandeling en beperking van drugsgerelateerde schade, door deze acties aan te vullen en synergie-effecten te bevorderen'. Artikel 11 van het besluit benadrukt dat moet worden gestreefd naar synergie en complementariteit met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name via:

• het algemene programma 'Veiligheid en bescherming van de vrijheden';

• het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling; alsmede

• het gezondheidsprogramma 2008-2013.

Het besluit geeft ook aan dat voor complementariteit dient te worden gezorgd tussen het DPVP en het werk van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EWDD), door middel van de expertise, methodologie en beste praktijken van het centrum, met name met betrekking tot de statistische gegevens over drugs.

Naast de in het besluit van de Raad aangegeven instrumenten was er ruimte voor complementariteit en synergieën tussen DPVP en de andere programma's van DG Justitie zoals het programma Strafrecht (JPEN), het programma Civiel recht (JCIV), het programma Grondrechten en burgerschap (FRC) en Daphne III. Ook met betrekking tot de risico's van overlappingen was er een formele waarborg in de jaarlijkse werkprogramma's van het DPVP om overlapping met projecten die in het kader van andere programma's werden gefinancierd, te vermijden.

Het DPVP deelde gelijkenissen met het programma Preventie en bestrijding van criminaliteit (ISEC), in het kader van het algemene programma Veiligheid en bescherming van de vrijheden, in de zin dat beide programma's gericht waren op drugsgerelateerde initiatieven. Het DPVP beoogde echter het terugdringen van de vraag naar drugs terwijl het ISEC zich richtte op het terugdringen van het aanbod van drugs, met name door middel van op de bestrijding van de illegale drugshandel gerichte activiteiten.

Het door DG SANTE beheerde gezondheidsprogramma (2008-2013) dekte via een geïntegreerde aanpak van de gezondheidszorg ook drugsbeleid en het voorkomen van drugsgebruik vanuit het standpunt van volksgezondheid ter bevordering van een gezonde levensstijl. De activiteiten in het kader van dit programma waren uitsluitend gericht op de kwestie van drugsgebruik, ook in de gevallen waarin dit verband hield met polydrugsgebruik, met een meer directe benadering dan het DPVP. Initiatieven op het gebied van gezondheidsinformatie hebben betrekking op zeer technische/wetenschappelijke informatie of maatregelen ter verbetering van toegang tot informatie voor patiënten en artsen.

Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (KP7) (2007-2013) financierde projecten die zich richtten op het versterken van het wetenschappelijke bewijsmateriaal inzake de gevolgen van drugsgebruik op het gebied van de volksgezondheid, de sociaaleconomische wetenschappen en de geesteswetenschappen. Omdat het programma vooral gericht was op grootschalige onderzoeksprojecten, waren zij complementair met de door het DPVP gefinancierde kleinschalige projecten 16 .

Op programmaniveau is uit de evaluatie gebleken dat het DPVP, zoals hierboven beschreven, complementair was met andere EU-programma's met betrekking tot de thematische werkterreinen en doelstellingen, subsidiabele aanvragers, eindbegunstigden en de soorten gefinancierde maatregelen en interventies. Wat de oproepen tot het indienen van voorstellen betreft, blijkt uit de bevindingen dat er geen mate van overlapping was met de andere oproepen van DG Justitie en andere EU-instrumenten in termen van subsidiabele acties, gezien het feit dat zij in termen van de prioriteiten en doelstellingen verschilden 17 .

De bevindingen van de evaluatie bevestigen dat het DPVP coherent is. Ten eerste is de interventielogica (zie Figuur 1 1 Interventielogica van het programma Drugspreventie en -voorlichting (2007-2013) ) intern consistent, wat betekent dat de doelstellingen, input, activiteiten en verwachte resultaten niet tegenstrijdig zijn 18 .

Ten tweede zijn de verschillende financieringsinstrumenten (actiesubsidies, exploitatiesubsidies en overheidsopdrachten) complementair en zij overlappen elkaar niet.

Tenslotte zijn er beperkte gegevens voorhanden waaruit blijkt dat er synergie bestaat tussen het DPVP en andere Europese en nationale interventies. Tijdens de evaluatie zijn er echter een aantal synergieën gemeld. Enkele van de activiteiten die hebben bijgedragen tot de totstandbrenging van synergie waren de verspreiding van de bevindingen van het project; de ontwikkeling van netwerken; gezamenlijke acties; en samenwerking 19 .

21.

2.2.2Complementariteit op projectniveau


Samenvattingen van projecten met informatie over alle door het DPVP gefinancierde projecten waren openbaar toegankelijk op de website van DG Justitie die was bestemd voor de oproepen tot het indienen van voorstellen van het DPVP. Bepaalde gegevens over projecten zijn ook te vinden op de website van het EWDD. 20 Bovendien gaf de publicatie "Projects, studies and research on illicit drugs funded by the European Commission 2007-2010 21 ' een uitgebreid overzicht van projecten die tussen 2007 en 2010 in het kader van het DPVP, het gezondheidsprogramma, KP7 en ISEC werden gefinancierd. Een andere publicatie 'New Psychoactive Substances Projects, Studies and Research 22 " gaf ook informatie over projecten die zich richtten op nieuwe psychoactieve stoffen en die in het kader van het DPVP, het gezondheidsprogramma, KP6, KP7 en ISEC (van 2007 tot 2013) werden gefinancierd.

Het risico op overlapping tussen projecten werd verder beperkt door de eisen en de prioriteitsbepaling van de oproepen tot het indienen van voorstellen van het DPVP. Gegevens die zijn verzameld door het in kaart te brengen van projecten, follow-upgesprekken en de online-enquête geven aan dat sommige DPVP-projecten complementair waren met door andere EU-programma's gefinancierde projecten. Voorbeelden van projectcomplementariteit kunnen ook worden waargenomen tussen programma's van DG Justitie (JPEN, JCIV, FRC en Daphne III) 23 .

DOEL


TREFFENDHEID

De doeltreffendheid van een programma hangt af van de mate waarin de doelstellingen met succes worden bereikt en de mate waarin de DPVP-projecten met succes hun eigen doelstellingen hebben bereikt.

22.

2.3.1Programmaresultaten


24 Uit de tot op heden verzamelde gegevens blijkt dat het DPVP over het algemeen doeltreffend was in het verwezenlijken van de algemene doelstellingen van het programma. Opgemerkt moet echter worden dat tijdens de financieringsperiode 2007-2013 slechts 51 acties werden gecofinancierd. Daarom kon de bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstelling van het voorkomen en terugdringen van drugsgebruik in de EU alleen relatief zijn. Toch heeft het DPVP bijgedragen tot de bevordering van de intra-Europese bewustmaking en voorlichting over drugs en de daarmee samenhangende schade, met name onder jongeren en druggebruikers.

25 Voorts hebben door het DPVP financierde initiatieven geleid tot een verbeterde dialoog over drugs en hebben zij de uitwisseling van beste praktijken tussen belanghebbenden, met name ngo's, maatschappelijk werkers, beleidsmakers en deskundigen aangemoedigd. De initiatieven hebben een groter effect bereikt in de lidstaten waar de meeste activiteiten werden uitgevoerd, namelijk: Italië, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland, Frankrijk, Spanje, Portugal, België, de Tsjechische Republiek, Bulgarije, Estland en België.

Door het DPVP gefinancierde initiatieven hebben echter tot op zekere hoogte bijgedragen tot de uitvoering van de EU-drugsstrategie en daarmee verband houdende actieplannen. Dit is te wijten aan het feit dat de uitvoering en de ontwikkeling van de drugsstrategie en het daarmee verband houdende actieplan in vergelijking met andere doelstellingen/prioriteiten in mindere mate werden gedekt door de acties.

26 Het programma bereikt haar algemene doelstelling ook door middel van overheidsopdrachten. Het programma was minder gericht op het ondersteunen van de ontwikkeling van wetgeving en beleid op nationaal en EU-niveau, en meer op de ontwikkeling van nieuwe praktijken die verband hielden met drugspreventie/het terugdringen van drugs. Maar het was niet even succesvol voor wat betreft het opnemen van deze praktijken in het beleid op EU-niveau. Ook hebben slechts enkele projecten bijgedragen aan de ontwikkeling van nationaal beleid. Hoewel beleidsmakers actief betrokken waren bij de meeste DPVP-projecten, zijn er weinig aanwijzingen dat contacten met deze belanghebbenden hebben geleid tot een reëel effect op beleidsontwikkeling.


23.

Algemene doelstelling 1: drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade voorkomen en beperken



Door het DPVP gefinancierde interventies hebben een breed scala van activiteiten uitgevoerd die hebben geleid tot een betere bewustmaking en dialoog over drugs. Zij hebben ook geleid tot een verbeterde preventie en zij hebben bijgedragen tot het terugdringen van drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade. Deze doelstelling werd voornamelijk verwezenlijkt door bewustmaking en activiteiten op het gebied van wederzijds leren.

Met name activiteiten op het gebied van wederzijds leren hebben geleid tot een verbeterde dialoog over drugs en zij hebben de uitwisseling van beste praktijken tussen belanghebbenden uit diverse omgevingen aangemoedigd. Bovendien hebben zij bijgedragen tot het scheppen van duurzame transnationale multidisciplinaire in drugspreventie gespecialiseerde netwerken (tijdens de financieringsperiode werden 12 netwerken opgericht of uitgebreid). Dit effect was sterker in de lidstaten waar dergelijke activiteiten rechtstreeks werden uitgevoerd: Italië, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Oostenrijk, gevolgd door – in beperkte mate – Denemarken, Bulgarije, Portugal en de Tsjechische Republiek. In bijna de helft van de acties werden workshops of focusgroepen georganiseerd (20 in totaal) 27 .


Bewustmakingsactiviteiten hebben geleid tot een verbeterde bewustmaking en voorlichting over drugs en aanverwante schade. Dit effect was opnieuw duidelijker aanwezig in de lidstaten waar dergelijke activiteiten rechtstreeks werden uitgevoerd, namelijk: Italië, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland en Spanje, gevolgd door Frankrijk, Litouwen, Portugal, Denemarken, Estland en Slovenië 28 .

Activiteiten waren voornamelijk gericht op kwetsbare mensen en kwetsbare groepen (zoals jongeren, vrouwen, kansarme groepen en gevangenen) om hen meer bewust te maken van de gevolgen van drugsgebruik. Bewustmakingsactiviteiten waren ook gericht op het grote publiek 29 .


24.

Algemene doelstelling 2: bijdragen tot de verbetering van de voorlichting over drugsgebruik



Door het DPVP gefinancierde interventies hebben een breed scala van activiteiten uitgevoerd die hebben geleid tot een verbeterde voorlichting over drugs door middel van de ontwikkeling van innovatieve interventieprogramma's en strategieën ter vermindering van schade. Deze interventies bestonden voornamelijk uit analytische activiteiten 30 die gericht waren op de laatste ontwikkelingen in het drugsbeleid (bv. nieuwe trends ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen, polydrugsgebruikers en drugsgebruik door kwetsbare groepen, met inbegrip van gedetineerden, voormalige gevangenen en mensen die in de seksindustrie werken).


De analytische activiteiten die in het kader van het programma werden verricht, hebben bijgedragen tot de bevordering van innovatie in de wetenschap en door het uitwerken van innovatieve behandelmethoden hebben zij bijgedragen tot de terugdringing van drugsgerelateerde schade. Dit effect was sterker in de lidstaten waar dergelijke activiteiten rechtstreeks werden uitgevoerd, namelijk: Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Spanje, Nederland, de Tsjechische Republiek, Denemarken, België, Polen, Portugal, Letland, Estland, Oostenrijk, Roemenië en Bulgarije. Het effect van projecten die deze activiteiten ontwikkelen, lijkt groter te zijn vanwege het hoge aantal lidstaten dat betrokken is bij dit soort activiteiten, maar ook omdat de meeste projectresultaten gemakkelijk werden verspreid binnen de Unie.


Uit de inventarisatie van de documentatie die ten behoeve van deze evaluatie werd uitgevoerd, is gebleken dat 41 projecten analytische activiteiten hebben uitgevoerd. 15 daarvan hebben wetenschappelijk onderzoek verricht en/of verslagen opgesteld, 13 hebben enquêtes en vragenlijsten ontwikkeld om gegevens te verzamelen van druggebruikers en/of organisaties die zich bezighouden met de drugsproblematiek en vijf hebben zich gericht op gegevensverzameling/-analyse of statistieken 31 .

Deze analytische activiteiten hebben een aantal verslagen opgeleverd: 21 richtsnoeren en handleidingen (bv. handleiding van de uitgevoerde interventie), 20 verslagen met statistieken (met betrekking tot de drugsmarkt en de lengte van verschillende periodes van druggebruik) en er werden 18 enquêtes uitgevoerd (bv. enquêtes om directe informatie van doelgroepen te verzamelen).

De analytische activiteiten hebben ook 43 andere soorten verslagen opgeleverd. Deze omvatten verslagen waarin conclusies en aanbevelingen van workshops of studiebijeenkomsten werden verzameld, analytische verslagen over de doeltreffendheid van de instrumenten die worden gebruikt voor screening, interventies en doorverwijzing naar behandelingsprogramma's en beknopte verslagen over de resultaten van enquêtes en andere vormen van overleg met belanghebbende partijen 32 ,

Wetenschappelijk onderzoek diende voornamelijk om bestanddelen van nieuwe psychoactieve stoffen te identificeren en om nieuwe methoden te ontwikkelen voor het opsporen van deze stoffen in het menselijk lichaam.

De belangrijkste bijdragen van analytische activiteiten/ondersteuningsmaatregelen kunnen als volgt worden samengevat:

• opvullen van de leemten in kennis en in wetenschappelijk onderzoek in verband met drugs (dat wil zeggen nieuwe synthetische drugs/NPS) en hiermee verband houdende gezondheidsrisico's;

• bevorderen van het debat over wijzigingen in en hervormingen van drugsbeleid; alsmede

• ontwikkelen van nieuwe strategieën ter vermindering van schade en behandelingsmethoden om in te spelen op snelle veranderingen op het gebied van drugsgebruik (nieuwe psychoactieve stoffen, polydrugsgebruikers, enz.).


25.

Algemene doelstelling 3: de uitvoering van de EU-drugsstrategie ondersteunen



De uitvoering en de ontwikkeling van de EU-drugsstrategie en de actieplannen waren voornamelijk bedoeld om te worden verwezenlijkt door middel van overheidsopdrachten. Een studie over 'Minimum quality standards in drug demand reduction (EQUS)' heeft bijgedragen tot het beleidsproces op dit gebied 33 . Dit heeft weer geholpen bij de uitvoering van de hiermee verband houdende acties in de EU-drugsstrategie en -actieplan. Voorts werd een effectbeoordeling inzake nieuwe psychoactieve stoffen als uitgangspunt genomen voor het uitwerken van een nieuw wetgevingsvoorstel betreffende nieuwe psychoactieve stoffen 34 . Naast deze bijdrage aan de ontwikkeling van het EU-drugsbeleid werd de effectbeoordeling een referentiedocument voor de wetenschappelijke gemeenschap binnen de Unie.

Sommige projecten die in het kader van het DPVP werden gefinancierd, hebben beleidsmakers op nationaal/EU-niveau ondersteund bij het vormgeven van nieuwe beleidsmaatregelen en wetgeving. Andere ontwikkelden instrumenten voor screening, korte interventies en doorverwijzing voor behandeling voor jongeren met drugsproblemen. Deze instrumenten werden vervolgens opgenomen in nationale plannen inzake drugs en in andere strategische documenten met betrekking tot drugspreventie. Hoewel de meeste DPVP-projecten relevante beleidsmakers op nationaal en EU-niveau wisten te bereiken, liepen de resultaten hiervan uiteen 35 .

De initiatieven die in het kader van het DPVP werden gefinancierd, hebben op verschillende manieren beleidsmakers op nationaal en EU-niveau kunnen bereiken, bijvoorbeeld: 91 % van de respondenten van de online-enquête die DPVP-financiering ontvingen, had beleidsmakers uitgenodigd op workshops en/of andere verspreidingsevenementen; 78 % van de respondenten van de online-enquête die DPVP-financiering ontvingen, had communicatiemateriaal uitgewisseld (brochures, folders, flyers) met beleidsmakers; 65 % van de subsidiebegunstigden had projectvergaderingen met beleidsmakers georganiseerd; 65 % van de respondenten van de online-enquête die DPVP-financiering ontvingen, had beleidsmakers uitgenodigd op informatiebijeenkomsten en conferenties 36 .

Beleidsmakers hebben gereageerd door deel te nemen aan projectgerelateerde evenementen, zoals studiebijeenkomsten, conferenties en workshops tot door gebruik te maken van sommige elementen van het project, zoals de gebruikte aanpak/methode of uitgevoerde activiteiten.

26.

2.3.2Projectresultaten


De meeste DPVP-projecten hebben hun doelstellingen verwezenlijkt. Dit wordt zowel bevestigd in de resultaten van de online-enquête als in de follow-upgesprekken die in het kader van deze evaluatie werden gevoerd met alle geraadpleegde subsidiebegunstigden, die aangeven dat zij alle of de meeste beoogde doelstellingen/resultaten tijdig hebben kunnen verwezenlijken of nog zouden kunnen verwezenlijken. Bijna alle respondenten gaven aan dat hun projecten de verwachte doelgroepen konden bereiken of nog zouden bereiken, wat erop wijst dat de projecten hun doelstellingen hadden verwezenlijkt 37 .

2.4DUURZAAMHEID EN OVERDRAAGBAARHEID

Er werd onderzocht of de door de projecten bereikte resultaten, uitkomsten en effecten ook na afloop van de financieringsperiode aanwezig bleven. Er werden drie niveaus van duurzaamheid vastgesteld:

• duurzaamheid op korte termijn, die vooral wordt verwezenlijkt door de verspreiding van projectresultaten;

• duurzaamheid op middellange termijn, die de voortzetting van projectresultaten en/of partnerschappen omvat; alsmede

• duurzaamheid op lange termijn die hoofdzakelijk wordt bereikt door een succesvolle overdracht van projectresultaten naar andere contexten, organisaties en lidstaten, zonder dat daarvoor extra financiering nodig is (of slechts met beperkte financiering).

27.

2.4.1Voortzetting van projectactiviteiten en output en verspreiding


Zowel de Europese Commissie als de subsidiebegunstigden hebben aanzienlijke inspanningen geleverd om resultaten van DPVP-projecten te verspreiden. Dit heeft bijgedragen tot een groter effect van de projecten in de praktijk. De toepassing van verschillende ingevoerde verspreidingsmethoden heeft bijgedragen tot het bereiken van verschillende soorten belanghebbenden, bijvoorbeeld Europese en nationale beleidsmakers, ngo's, maatschappelijk werkers, jongeren en beleidsdeskundigen. Op EU-niveau werden projectresultaten verspreid via de websites van de Commissie en het EWDD, wat de zichtbaarheid van het programma zelf heeft bevorderd.

38 Overheidsopdrachten werden ook gebruikt om projectresultaten te verspreiden door middel van de productie van informatiemateriaal en de organisatie van verspreidingsevenementen. Op projectniveau hebben projectmanagers om de projectresultaten te verspreiden een aantal instrumenten voor het verspreiden van informatie gepland en er effectief gebruik van gemaakt, met inbegrip van het organiseren van evenementen en het publiceren van drukwerk en audiovisueel materiaal waarin projectresultaten waren opgenomen. Bovendien hebben de meeste projecten via hun eigen websites projectresultaten verspreid. Specifieke projectwebsites werden over het algemeen echter slechts voor een beperkte periode opgezet, wat invloed heeft gehad op de duurzaamheid en de overdraagbaarheid van projectresultaten. De meeste ondervraagde subsidiebegunstigden wezen erop dat er, zelfs wanneer er afspraken waren gemaakt over het voortgezette gebruik en/of de voortgezette beschikbaarheid van de output (bv. websites), extra financiering nodig was.

39 De analyse van de projectdocumentatie bevestigt dat de meeste projecten een plan ontwikkelden inzake duurzaamheid en/of verspreiding (zie Figuur 2 1 ). De mate waarin projectbegunstigden succesvol waren in het verzekeren van de duurzaamheid en de overdraagbaarheid van projectresultaten/-activiteiten liep echter sterk uiteen. In de meeste gevallen produceerden begunstigden alleen verspreidingsmaterialen die binnen zes maanden na afloop van de financieringsperiode onder partners en doelgroepen werden verspreid.

40 De meeste DPVP-projectleiders deelden projectresultaten met het EWDD gedurende de hele levensduur van het project, maar sommigen deelden hun projectresultaten ook via het Reitox-netwerk. Projectresultaten werden ook gepresenteerd tijdens vergaderingen en conferenties die werden georganiseerd door het EWDD, het drugsforum en de Horizontale Groep Drugs (HGD) van de Raad.


28.

Figuur 21 Soort verspreiding van projectresultaten




Bron: Enquête voor de ex-postevaluatie van de vijf programma's van DG Justitie 2007-2013.

Vraag 24. Geef uw mening over de volgende stellingen met betrekking tot de verspreiding van de resultaten van uw project/activiteiten

Uit de kwantitatieve analyse blijkt dat per project ten minste één evenement werd georganiseerd (54 evenementen over 51 projecten), waarmee iets meer dan 41 000 mensen werden bereikt, terwijl een groot aantal projecten gepubliceerde materialen en/of informatie of websites voor adviezen lijken te hebben geproduceerd. Slechts een beperkt aantal projecten lijkt echter aan meer proactieve vormen van verspreiding te hebben gedaan, zoals persberichten/mediabetrokkenheid of -campagnes. Maar met jonge mensen als een van de belangrijkste doelgroepen van het DPVP, streefden sommige projecten naar een innovatieve en/of creatieve manier om met hun verspreidingsactiviteiten een over het algemeen 'moeilijk te engageren' doelgroep aan te kunnen trekken en doeltreffender te zijn in het verstrekken van informatie over drugs aan deze doelgroep 41 .

29.

2.4.2Voortzetting van partnerschappen na afronding van het project


42 De meeste partnerschappen die tijdens de uitvoering van DPVP-projecten/-activiteiten werden gesloten, werden na het beëindigen van de subsidie voortgezet, zoals blijkt uit de resultaten van de online-enquête en de follow-upgesprekken. De meeste respondenten van de online-enquête (82 %) hebben gemeld dat hun partnerschap na de afronding van het project bleef bestaan of zou blijven bestaan. Voortzetting van het partnerschap betekende in de meeste gevallen verdere samenwerking voor soortgelijke projecten of voortgezette toezegging van alle partners om de projectresultaten te blijven verspreiden. Slechts enkele door het DPVP gefinancierde acties hebben echter kunnen aantonen dat duurzaamheid op middellange termijn, dat wil zeggen de voortzetting van projectresultaten, reeds was gewaarborgd.

30.

2.4.3Mogelijke duurzaamheid en overdraagbaarheid van output


Hoewel er een aantal aanwijzingen zijn van effect en duurzaamheid op middellange termijn van door DPVP gefinancierde initiatieven, is het moeilijk duurzaamheid ervan op de lange termijn in te schatten. Slechts enkele DPVP-projecten hebben kunnen aantonen dat zij over een mechanisme beschikten om duurzaamheid op langere termijn te verwezenlijken door middel van een overdracht van hun projectresultaten of door een voortzetting van het partnerschap.

Overdraagbaarheid hield in de meeste gevallen verband met de output van de DPVP-projecten/-activiteiten (niet de resultaten) en met het feit of zij in andere lidstaten konden worden uitgevoerd, met kleine wijzigingen/input (zoals aangegeven door 78 % van de respondenten van de online-enquête en twee van de vijf ondervraagden). De helft van beide groepen heeft aangegeven dat output van DPVP-projecten al met succes in andere lidstaten is uitgevoerd. De meerderheid van de geraadpleegde belanghebbenden vonden de resultaten van de projecten/activiteiten geschikt voor gebruik in beleidsactiviteiten in andere lidstaten, maar dit is slechts in enkele gevallen ook effectief gebeurd 43 .

Bij de evaluatie zijn ook mogelijke problemen vastgesteld ten aanzien van de overdraagbaarheid van output en resultaten van DPVP-projecten. Ten eerste wordt de overdraagbaarheid van output of van benaderingen die in het kader van DPVP-projecten zijn ontwikkeld misschien beïnvloed door beleidsverschillen tussen de lidstaten. Ten tweede kan overdraagbaarheid van resultaten worden beïnvloed door het niveau van capaciteitsopbouw van de ngo's en netwerken die betrokken zijn bij de uitvoering van strategieën voor preventie en terugdringing van risico's 44 .

2.5EFFICIËNTIE EN MOGELIJKE VEREENVOUDIGING

Dit deel beoordeelt het rendement van het programma op het gebied van de toereikendheid en het rendement van de beschikbare financiële middelen, de gepastheid van de bestede uitgaven in vergelijking met het positieve bereikte effect en de mate waarin de toewijzing van middelen tussen de verschillende financiële instrumenten adequaat en toereikend was om de doelstellingen van het project te kunnen verwezenlijken. Het evalueert ook de efficiëntie van het beheer door de Commissie en neemt mogelijke vereenvoudigingen voor het beheer van het programma in overweging.

31.

2.5.1Toereikendheid en doeltreffendheid van de beschikbare financiële middelen


Uit het onderzoek naar het rendement is gebleken dat de voor de uitvoering van het DPVP ter beschikking gestelde financiering, gezien het ambitieniveau van een aantal doelstellingen, de zeer grote vraag naar financiering en de hoge opnamegraad van subsidies, misschien onvoldoende was. Wat betreft de oorspronkelijke daadwerkelijke programmatoewijzing, werd in totaal 12,9 miljoen EUR vastgelegd voor actiesubsidies (dat wil zeggen in termen van ondertekende subsidieovereenkomsten). 0,9 miljoen EUR was vastgelegd voor exploitatiesubsidies en ongeveer 2,7 miljoen EUR was vastgelegd voor overheidsopdrachten. In vergelijking met de aanvankelijke toewijzingen werd zowel door actiesubsidies als exploitatiesubsidies minder ontvangen dan aanvankelijk gepland (respectievelijk 0,6 miljoen EUR en 0,8 miljoen EUR minder dan gepland). Ondanks deze verschillen was er over het algemeen veel vraag naar de subsidies 45 . De lagere vastleggingen voor actiesubsidies en exploitatiesubsidies, die zich in de tweede helft van de financieringsperiode scherper aftekenden, zijn weergegeven in Figuur 2 2 .

Er hadden voor het programma meer middelen vastgelegd kunnen worden, met name ten aanzien van de doelstelling om de vraag naar drugs terug te dringen. Het zeer hoge aantal aanvragen voor DPVP-financiering (in tegenstelling tot het kleine aantal gefinancierde projecten), en het feit dat de meeste gefinancierde organisaties ngo's waren die sterk afhankelijk zijn van externe financiering, bevestigt de algemene behoefte aan voldoende financiële middelen op het gebied van drugsbeleid. Over het algemeen werden de beschikbare financiële middelen op een efficiënte manier gebruikt, gelet op de vergelijking van de input/output in projectbegrotingen 46 .

Hoewel sommige van de verwachte effecten van DPVP, aangezien zij zijn afgeleid van de programmadoelstellingen, zeer ambitieus waren, bereikten de uitgevoerde projecten een groot aantal positieve resultaten en effecten, wat erop wijst dat het bestede bedrag redelijk was in vergelijking met de resultaten. Het effect van de projecten is af te leiden uit de ontwikkeling van nieuwe preventie-instrumenten; nieuwe behandelingsmethoden die rekening houden met recente wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van drugs; en bewustmakingspraktijken die zijn gericht op specifieke (kwetsbare) groepen. Bovendien heeft de Commissie vanwege de hoge vraag naar DPVP-subsidies die projecten kunnen selecteren die het meeste potentieel vertoonden en de beste prijs-kwaliteitverhouding vertegenwoordigden 47 .

Figuur 22 Totale toegewezen, vastgelegde en feitelijk betaalde DPVP-middelen en de totale te hoge/te lage vastlegging en onderbesteding per oproep (actiesubsidies (AG) bovenaan, exploitatiesubsidies (OG) onderaan)


Noot: Er waren geen gegevens beschikbaar over betaalde middelen en onderbesteding voor actiesubsidies in 2011-2012

DPVP – Oproepen tot het indienen van voorstellen (2007-2012) 2013 werd buiten beschouwing gelaten, omdat de definitieve verslagen niet werden ingediend tijdens het opstellen van deze evaluatie.


32.

2.5.2Mate van redelijkheid van de uitgaven in vergelijking met het bereikte effect


De doelstellingen van het DPVP waren de volgende:

• het verbeteren van de preventie van drugsgebruik in de EU;

• het creëren van beter begrip/betere voorlichting inzake drugs en hiermee verband houdende schade in de EU;

• het verbeteren van de uitvoering van de EU-drugsstrategie en de specifieke acties in het kader van de actieplannen.

Redelijkerwijs kan worden verwacht dat het programma met de beschikbare middelen zijn doelstellingen kan bereiken, met name wat betreft het verbeteren van de voorlichting over drugs en hiermee verband houdende schade in de EU. Toch vormde de eerste doelstelling, dat wil zeggen verbetering van preventie, de grootste uitdaging, niet alleen vanwege de omvang van het probleem van druggebruik ten opzichte van de omvang van het programma, maar ook vanwege het feit dat het terugdringen van drugsgebruik inherent is verbonden met gedragsveranderingen en keuzes in levensstijl die over het algemeen moeilijk te beïnvloeden zijn en een reeks langdurige interventies kunnen vereisen. Aan de tweede doelstelling werd gewerkt via de verspreiding van output en resultaten door de Commissie en de individuele projecten en netwerken (voor meer gegevens hierover zie het deel 2.4.1 Voortzetting van projectactiviteiten en output en verspreiding). De derde doelstelling – betere uitvoering van de EU-drugsstrategie en -actieplannen – werd voornamelijk bereikt door middel van een reeks beleidsverslagen op hoog niveau die een hele reeks kwesties inzake drugsbeleid in de EU bestrijken. Deze beleidsverslagen werden uitbesteed aan externe contractanten 48 .

Voor deze evaluatie is onvoldoende bewijsmateriaal verzameld om eenduidig te kunnen concluderen of de aan het programma bestede middelen redelijk zijn in vergelijking met de bereikte uitkomsten en effecten op lange termijn.

Anderzijds waren de output en de resultaten van actiesubsidies en exploitatiesubsidies van het DPVP, die de basis vormen voor het effect en de resultaten op lange termijn, positief, met name met betrekking tot 49 :

• de ontwikkeling van nieuwe preventie-instrumenten, schadebeperkende maatregelen en behandelingsmethoden om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en snelle veranderingen op het gebied van drugs, of de ontwikkeling van instrumenten (bv. kwaliteitsnormen voor onlinehulplijnen) ter ondersteuning van het werk van organisaties die zich bezighouden met doelgroepen;

• de ontwikkeling van nieuwe benaderingen inzake bewustmaking en de voorlichting van specifieke doelgroepen/kwetsbare groepen;

• het opzetten van multidisciplinaire netwerken en/of platformen voor meer uitwisseling van informatie en samenwerking tussen organisaties, verdere verspreiding van projectresultaten/goede praktijken, en het vergroten van de zichtbaarheid bij beleidsmakers;

• capaciteitsopbouw en opleiding ter versterking van de uitvoering van de EU-drugsstrategie en -actieplannen en van relevante actoren op het gebied van preventie van drugsgebruik/drugsverslaving en hiermee verband houdende schade.

Het DPVP financierde 51 vooral transnationale projecten die ongeveer 200 leidinggevende en partnerorganisaties vertegenwoordigden. Uit de analyse van de tot op heden afgeronde projecten blijkt dat voor ten minste 63 % van de afgeronde actiesubsidies en exploitatiesubsidies kan worden aangetoond dat de doelstellingen ervan zijn bereikt, hoewel voor actiesubsidies minder vaak kon worden aangetoond dat de doelstellingen ervan werden bereikt (60 %) in vergelijking met exploitatiesubsidies (67 %) 50 .

33.

2.5.3Adequate verdeling van middelen onder de verschillende financiële instrumenten


Volgens de jaarlijkse werkprogramma's bedroegen de totale toegewezen begrotingsmiddelen voor de uitvoering van het DPVP voor de periode 2007-2013 22 232 miljoen EUR. De geplande verdeling van de beschikbare middelen wordt weergegeven in Tabel 1 1 Geplande verdeling van de beschikbare middelen voor DPVP (2007-2013) . De gemiddelde waarde van actiesubsidies steeg tussen 2007 en 2012, waarbij de meeste middelen werden toegekend tijdens de tweede helft van de uitvoeringsperiode. De budgetbesteding van actiesubsidies (betalingen als aandeel van vastleggingen) was aanvaardbaar, namelijk 88 %. Dit wijst erop dat financiering voor actiesubsidies op een efficiënte wijze werd toegekend 51 . Merk op dat in deze analyse geen rekening wordt gehouden met in 2011-2012 toegekende actiesubsidies.

Exploitatiesubsidies ontvingen meer dan de helft van de in eerste instantie toegekende middelen. De gemiddelde waarde van exploitatiesubsidies daalde aanzienlijk tussen 2008 en 2012 (het laagste peil werd bereikt in 2011) en varieerde van 20 499 EUR (exploitatiesubsidies in 2012) tot 200 000 EUR (exploitatiesubsidies in 2008). De lagere gemiddelde waarde van exploitatiesubsidies kan worden verklaard door hun kortere duur (maximaal 12 maanden) en het feit dat één exploitatiesubsidie slechts één organisatie financiert, terwijl een partnerschap van organisaties wordt gefinancierd in het kader van actiesubsidies. De budgetbesteding van exploitatiesubsidies was aanvaardbaar, namelijk 85 %. Net zoals voor actiesubsidies blijkt de besteding van exploitatiesubsidie efficiënt te zijn geweest 52 .

In de loop van de uitvoeringsperiode heeft de Commissie ongeveer 2,7 miljoen EUR vastgelegd voor een totaal van 28 overheidsopdrachten (of ongeveer 17 % van de totale vastgelegde begrotingsmiddelen voor het DPVP). Ongeveer de helft van de begroting voor overheidsopdrachten was vastgelegd voor de Europese drugscampagne – een meerjarige bewustmakingscampagne en voor regelmatige bijeenkomsten van het drugsforum. Met een eerste toewijzing van meer dan 4 miljoen EUR zijn overheidsopdrachten onderbenut en dit heeft misschien een negatief effect gehad op bijvoorbeeld de verspreiding van programmaresultaten op EU-niveau 53 .

Tot slot werden de financiële instrumenten allemaal uitgevoerd via een mededingingsprocedure, door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen (voor de subsidies) en openbare aanbestedingen (voor overheidsopdrachten) waardoor veel aanvragen werden ingediend. Actiesubsidies en overheidsopdrachten zijn effectiever en efficiëntere financieringsinstrumenten 54 .

34.

2.5.4Beheer door de Commissie en mogelijke vereenvoudiging


Uit de resultaten van de online-enquête blijkt dat de voorwaarden waaraan aanvragers moesten voldoen om toegang te krijgen tot DPVP-financiering over het algemeen passend werden geacht, zoals aangegeven in Figuur 2 3 hieronder.


35.

Figuur 23 Vereisten voor aanvragen




Bron: Enquête voor de ex-postevaluatie van de vijf programma's van DG Justitie 2007-2013.

Vraag 36: Met betrekking tot het beheer door de Commissie van de vijf programma's, met inbegrip van de monitoring en de evaluatie van uw projectactiviteiten door de Commissie, gelieve uw mening te geven over de volgende beweringen (zie figuur hierboven):


De informatie in de oproepen tot het indiening van voorstellen was helder gedurende de financieringsperiode en verduidelijkte de verschillende elementen die vereist waren om een financiering aan te vragen. Het document werd echter gaandeweg lijvig, deels als gevolg van de toenemende mate van detail die vereist was in het aanvraagformulier, het aantal aangegeven prioriteiten alsmede de invoering van het PRIAMOS IT-systeem. De informatie in de oproepen tot het indienen van voorstellen was volgens de meeste respondenten van de online-enquête duidelijk en eenvoudig te begrijpen. In de oproep van 2013 werd de leidraad voor aanvragers geïntroduceerd die betrekking had op de vijf programma's van DG Justitie, ISEC en PROGRESS ingesteld. De leidraad heeft het voor aanvragers eenvoudiger en efficiënter gemaakt om voorstellen voor verschillende projecten in te dienden.

Op het aanvraagformulier dat gedurende de looptijd van het programma werd gebruikt, diende de aanvrager een gedetailleerde beschrijving te geven van het project in termen van algemene projectgegevens, uitvoering, financieel beheer, resultaten, evaluatie en verspreiding. Daarnaast moesten de aanvragers formulieren invullen over de raming van het budget, een analyse van de personeelskosten verrichten en een partnerschapsverklaring indienen. Vanaf 2010 werd aan aanvragers ook gevraagd indicatoren voor resultaatsbeoordeling en bewijs van eerdere ervaring met het programma te verstrekken, en meer informatie te geven over de partners en werkstromen. Hiermee verhoogde het kwaliteitspotentieel van de projecten en werden de aanvragers aangespoord om een strikter plan uit te werken en een kostenraming voor al hun activiteiten te doen.

Over het algemeen is het beheer van het DPVP door de Commissie in de loop der tijd verbeterd, dankzij:

• de invoering van een enkele eenheid voor programmabeheer,

• de publicatie van een handboek voor ambtenaren van de Commissie,

• indirect door de verspreiding van een gids voor projectbeheer.

Over het algemeen werd de samenwerking met de Commissie door subsidiebegunstigden als positief ervaren. De vereisten inzake subsidieaanvragen volgden een soortgelijke procedure als andere door de Commissie centraal beheerde programma’s en vereiste meer gedetailleerde informatie, waardoor de kwaliteit van de aanvragen en de projecten verbeterde. De wijzigingen in rapportage zorgden ook voor een evenwichtigere aanpak van financiële verantwoording enerzijds en de evaluatie/beoordeling van de resultaten van een project en het mogelijke effect ervan anderzijds.


In 2007 moest het aanvraagformulier de volgende gegevens bevatten: de doelstellingen en de relevantie van het project; de uitvoering van het project (effect, methodologie, duur, concrete output en voorzienbare risico's en moeilijkheden); follow-up, duurzaamheid en zichtbaarheid (met inbegrip van verspreiding en de toegevoegde waarde van de EU); informatie over de aanvrager en de partners; een verklaring van de aanvrager; en een aanvraagdossier en een checklist.

Naast het indienen van het aanvraagformulier werden aanvragers verzocht bijlagen in te dienen met onder meer partnerschaps- en associatieverklaringen, formulieren inzake co-financieringsverklaring, begrotingsformulieren, een formulier inzake personeelskostenanalyse, een tijdschema, een financieel identificatieformulier, een formulier 'juridische entiteit', een verklaring over de uitsluitingscriteria en cv's.

Uit de informatie die in de enquête werd verzameld, blijkt dat iets minder dan de helft van de respondenten (48 %) op zijn minst om enige bijstand moest vragen om te kunnen ingaan op de oproep tot het indienen van voorstellen. Bovendien heeft meer dan de helft van de respondenten (61 %) bevestigd dat zij op de hoogte waren van potentiële aanvragers die niet zijn ingegaan op de oproepen tot het indienen van voorstellen omwille van de complexe eisen die door de Commissie werden gesteld. De resultaten zijn aangegeven in Figuur 2 4 .


36.

Figuur 24 Beheer door de Commissie van de vijf programma's tijdens de aanvraagfase





Bron: Enquête voor de ex-postevaluatie van de vijf programma's van DG Justitie 2007-2013.

Vraag 36: Met betrekking tot het beheer door de Commissie van de vijf programma's, met inbegrip van de monitoring en evaluatie van uw projectactiviteiten door de Commissie, gelieve uw mening te geven over de volgende bewering:


Ondanks de problemen waar aanvragers mee te maken kregen, is het totale aantal aanvragen voor actiesubsidies gestaag toegenomen van 39 in 2007 tot 117 in 2013. Het aantal aanvragen voor exploitatiesubsidies is gedaald van 16 aanvragen in 2008 en 19 in 2010 naar 7 in 2011 en 12 in 2012.


Informatie over de oproepen tot het indienen van voorstellen, zowel voor actiesubsidies als exploitatiesubsidies, was beschikbaar op de website van het directoraat-generaal Justitie 55 . Hierop waren documenten voor aanvragers terug te vinden, alsmede praktische informatie over het indienen van aanvragen, het melden van fraude en onregelmatigheden en de geselecteerde projecten voor elke oproep. De overgrote meerderheid van de respondenten (78 %) vond de oproepen tot het indienen van voorstellen duidelijk en eenvoudig te begrijpen. Ook vond een meerderheid van de respondenten (74 %) dat de procedure voor het indienen van een aanvraag voor een actiesubsidie of een exploitatiesubsidie eenvoudig was.

Over het algemeen vond 56 % van de respondenten van de online-enquête dat de regelingen voor verslaglegging betreffende de vorderingen en de resultaten van de projecten/activiteiten geschikt waren. Bovendien vond net iets minder dan de helft van de ondervraagden dat de regelingen voor monitoring van de Commissie minstens gedeeltelijk goed en nuttig waren tijdens de uitvoering van de projecten en activiteiten 56 .

Bijna de helft (43 %) van de subsidiebegunstigden die hebben gereageerd op de online-enquête vonden dat de regelingen voor monitoring van de Commissie gedeeltelijk goed en nuttig waren tijdens de uitvoering van het project/de activiteiten. Bovendien werden voortgangsverslagen voor subsidies die 24 maanden of meer duurden door subsidiebegunstigden nuttig geacht, aangezien zowel projectmanagers als de Commissie hierdoor een overzicht kregen van de tot dusver bereikte resultaten en het hen in staat stelden werkstromen te wijzigen indien dat nodig bleek 57 .

2.6TOEGEVOEGDE WAARDE VAN DE EU

De toegevoegde waarde van de EU hangt af van de mate waarin het EU-karakter van het programma waardevol is voor de belanghebbenden ervan en de mate waarin de EU een comparatief voordeel heeft ten opzichte van nationale en internationale actoren die werkzaam zijn op het gebied. Eerst wordt het EU-karakter van het programma en de geografische dekking ervan besproken. Daarna wordt de toegevoegde waarde van de EU onderzocht in termen van de waarde voor de EU en voor begunstigden. Het is echter niet mogelijk gebleken om nu al de effecten van de toegevoegde waarde van de EU vast te stellen en te meten.

Het DPVP had een sterke transnationale dimensie. Dit blijkt uit de doelstellingen van het programma en de soorten acties die in het besluit van 2007 subsidiabel worden geacht. Artikel 4 van het besluit stelt dat DPVP "specifieke transnationale projecten in het belang van de Unie [ondersteunt] die door ten minste twee lidstaten of ten minste één lidstaat en een andere staat die een toetredende staat of kandidaat-lidstaat kan zijn, worden ingediend." Subsidiabele acties omvatten ook nationale projecten.

37.

2.6.1Geografische spreiding en betrokkenheid van de lidstaten


Het DPVP dekte leidinggevende en partnerorganisaties van in totaal 25 EU-lidstaten en Noorwegen. Over het algemeen was er een relatief goede geografische dekking van activiteiten in de hele EU. De aard van het programma verleende toegevoegde waarde aan de EU en aan de meeste subsidiebegunstigden. Sommige lidstaten ontvingen echter een groter aantal subsidies en namen deel aan een groter aantal partnerschappen dan andere (zie Figuur 2 5 ). Leidinggevende organisaties concentreerden zich in drie lidstaten: Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië. Deze lidstaten gaven samen leiding aan 61 % van alle projecten.

Van de in totaal 457 via het DPVP ontvangen aanvragen waren de meeste afkomstig van Italiaanse organisaties (24 %, 109), gevolgd door Britse (60) en Spaanse (55). Deze drie lidstaten met het hoogste aantal aanvragen dienden 49 % van alle subsidieaanvragen van het programma in. Tegen deze achtergrond zijn opgemerkt dat de hoogste slagingspercentages van de ingediende aanvragen uit Oostenrijk, Duitsland en Nederland kwamen.

De partnerschapsstructuur van de lidstaten met het hoogste aantal leidinggevende organisaties (Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Italië) wordt weergegeven in Figuur 2 6 . Uit de gegevens blijkt dat leidinggevende organisaties vaker samenwerkten met organisaties uit hun eigen lidstaat dan met organisaties uit andere EU-lidstaten. Dit is vooral duidelijk voor Italië. Dit was echter niet het geval bij projecten onder leiding van het Verenigd Koninkrijk, waar de leidinggevende organisaties meestal partnerschappen vormden met Duitse organisaties. Zo vormden Italiaanse leidinggevende organisaties bijvoorbeeld partnerschappen met zes Italiaanse en drie Britse organisaties, terwijl Duitse leidinggevende organisaties partnerschappen vormden met vier Duitse en drie Belgische, drie Oostenrijkse en drie Litouwse organisaties. Leidinggevende organisaties uit het Verenigd Koninkrijk vormden partnerschappen met zes Duitse, vijf Franse en vier Italiaanse organisaties.

Figuur 25 Totaal aantal organisaties die betrokken zijn bij actiesubsidieprojecten van het DPVP, met inbegrip van leidinggevende organisaties (links) en partnerorganisaties van actiesubsidies van het DPVP (rechts)

Figuur 26 Partnerschapsstructuur voor de drie lidstaten met het hoogste aantal leidinggevende organisaties






38.

2.6.2De toegevoegde waarde voor de EU en voor de begunstigden


Uit de bevindingen van deze evaluatie blijkt dat volgens subsidiebegunstigden de volgende belangrijkste kenmerken aan het programma toegevoegde waarde van de EU hebben verleend:

• wederzijds leren en uitwisselingen, en een verdieping van de kennis door grensoverschrijdende samenwerking;

• het 'EU-merk' en de reputatie die het DPVP bood;

• EU-financiering die de uitvoering van de projecten mogelijk maakte.

Uit de bevindingen van de enquête en uit overleg met de belanghebbenden is gebleken dat de transnationale dimensie van het DPVP organisaties die in verschillende lidstaten gevestigd waren in staat hebben gesteld om samen te werken en transnationale activiteiten die gericht waren op het terugdringen van de vraag naar drugs te ontwikkelen en uit te voeren. Hoewel leidinggevende organisaties vooral geconcentreerd zijn in slechts enkele lidstaten, maakten de gevormde partnerschappen het mogelijk dat een groot aantal organisaties uit andere lidstaten konden deelnemen, samenwerken en leren met/van de projectleiders en soortgelijke activiteiten konden uitvoeren. Algemene en transnationale partnerschappen dragen bij tot wederzijds leren, samenwerking en duurzame ondersteuning, zowel op nationaal als op EU-niveau. Dit blijkt ook uit de resultaten van het overleg met de belanghebbenden dat verder in dit deel aan bod komt.

Uit de evaluatie werd geconcludeerd dat dit de belangrijkste specifieke voordelen waren van transnationale partnerschappen bij het uitvoeren van DPVP-projecten: de oprichting van een netwerk van internationale partners (90 % van de ondervraagden), grotere kennis over/expertise in het gebied (85 % van de ondervraagden) en een grotere kennis van het beleid en praktijken in andere lidstaten (70 % van de ondervraagden). Transnationale partnerschappen hebben derhalve ook bijgedragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het DPVP met betrekking tot ondersteuning van transnationale acties zoals de oprichting van multidisciplinaire netwerken, de ontwikkeling van de kennisbasis, de uitwisseling van informatie en de identificatie en verspreiding van goede praktijken. Bovendien hebben DPVP-projecten bij het uitvoeren van transnationale activiteiten op het gebied van het terugdringen van de vraag naar drugs ook transnationaal leren bevorderd door middel van partnerschappen. Uit follow-upgesprekken met projectbegunstigden bleek dat transnationale partnerschappen hebben geholpen bij het verspreiden van beste praktijken, het stimuleren van transnationaal leren en het identificeren van informatielacunes en veelvoorkomende problemen bij het terugdringen van de vraag naar drugs.

De specifieke voordelen van transnationale partnerschappen (zie Figuur 2 7 ) vloeide ook voort uit goede werkervaringen tussen projectpartners. De meeste respondenten hebben gemeld dat zij een goede werkrelatie hadden met hun transnationale partners (74 %) en dat zij tevreden waren met de ten behoeve het project opgerichte partnerschappen (62 %). Deze positieve relaties hebben transnationaal leren mogelijk gemaakt en ook versterkt – de meeste respondenten (68 %) hebben nuttige opgedane ervaring uitgewisseld met hun partners tijdens de uitvoering van het project. In dit verband vond 48 % van de respondenten dat het bevorderlijk zou zijn geweest als er meer partners uit verschillende lidstaten bij de projectuitvoering betrokken waren geweest om dit effect te versterken.


39.

Figuur 27 De mate waarin projectbegunstigden een goede ervaring hebben gehad met het transnationale partnerschap





Bron: Enquête voor de ex-postevaluatie van de vijf programma's van DG Justitie 2007-2013.


Een andere vorm van waarde die het programma heeft opgeleverd was het 'EU-merk' en de reputatie van het DPVP. Dit betekende een grotere zichtbaarheid, interesse in de projecten en een grotere invloed ervan op Europese en nationale beleidsmakers, beroepsbeoefenaars en het grote publiek.


Tenslotte blijkt uit de evaluatie dat EU-financiering noodzakelijk was om de DPVP-projecten uit te voeren en de doelstellingen van de EU te verwezenlijken. Daarom is de kans dat EU-doelstellingen – en derhalve de doelstellingen van de EU-drugsstrategie – zonder EU-financiering worden verwezenlijkt intrinsiek beperkt 58 .


3CONCLUSIES

Relevantie van het programma 59

• Over het geheel genomen waren de prioriteiten van de oproepen tot het indienen van voorstellen en de geselecteerde initiatieven relevant voor de doelstellingen van het programma zoals die in de rechtsgrondslag waren bepaald. De algemene en specifieke doelstellingen van het DPVP zijn in de wetstekst ruim van opzet en te ambitieus. De jaarlijkse prioriteiten van de Commissie waren echter niet alleen duidelijk omschreven, maar ook realistisch en haalbaar en gericht op de belangrijkste beleidsontwikkelingen op beleidsgebied. Ze werden een steeds belangrijker instrument voor de Commissie om het toepassingsgebied van de gefinancierde projecten gedurende de looptijd van het programma te beïnvloeden.

• De geselecteerde acties zijn relevant voor de doelstellingen van het programma. De project-/programmadoelstellingen van alle 51 projecten waren in overeenstemming met de specifieke doelstellingen van het programma. Exploitatiesubsidies waren slechts gedeeltelijk afgestemd op de specifieke doelstellingen van het DPVP.

• Op het projectniveau lijken de geselecteerde initiatieven beleidsontwikkelingen voldoende te hebben ondersteund. Overheidsopdrachten waren ook bijzonder relevant voor het ontwikkelen van beleid en wetgeving op dit gebied.

• Het programma was over het algemeen relevant voor de behoeften van de subsidiebegunstigden. Het programma is uniek op dit gebied en dichtte een financieringskloof op nationaal niveau. Bovendien waren het conceptuele kader van het programma en de prioriteiten ervan afgestemd op de behoeften van de betrokken partijen die werkzaam zijn op het gebied van de drugspreventie.

40.

Coherentie en complementariteit


• Complementariteit van het DPVP met andere EU-programma's en -interventies werd bijna volledig verwezenlijkt. Complementariteit werd verwezenlijkt door middel van mechanismen die de Commissie had ingesteld tijdens de ontwerpfase van het programma en tijdens de ontwerpfase van de oproepen tot het indienen van voorstellen.

41.

Doeltreffendheid


• Over het geheel genomen was het DPVP doeltreffend in het verwezenlijken van zijn algemene programmadoelstellingen, hoewel het effect enigszins beperkt werd door de relatief lage begroting en het relatief lage aantal gefinancierde projecten. Het DPVP heeft bijgedragen tot de bevordering van de intra-Europese bewustmaking en voorlichting over drugs en de daarmee samenhangende schade, met name onder jongeren en druggebruikers. Voorts leidde door het DPVP financierde actie tot een verbeterde dialoog over drugs en een eenvoudigere uitwisseling van beste praktijken tussen belanghebbenden.

• Sommige DPVP-projecten hebben bijgedragen tot Europese beleidsvorming/wetgevingsontwikkeling. Overheidsopdrachten, die met name waren gericht op de ontwikkeling en de uitvoering van beleid en wetgeving op het gebied van drugspreventie, waren in dit opzicht doeltreffender, omdat zij beleidsdebatten op gang hebben gebracht en het beleidsvormingsproces op Europees en nationaal niveau hebben aangestuurd.

• Op projectniveau verwezenlijkten de meeste initiatieven hun eigen doelstellingen, met name dankzij de goede werkrelatie met partners en een duidelijke interventielogica met betrekking tot de doelgroep, de doelstellingen, de methode en de uit te voeren activiteiten. Er werden geen ernstige belemmeringen ervaren bij de uitvoering van de projectactiviteiten.

• Dankzij door het DPVP gefinancierde acties werden ook instrumenten ontwikkeld die als innovatief werden beschouwd in een aantal gebieden. Deze instrumenten omvatten preventie- en schadebeperkende maatregelen en behandelingsmethoden, onderzoeksmethoden of bijdragen aan nieuw onderzoek om leemten in kennis op te vullen, vernieuwende benaderingen inzake voorlichting en bewustmaking van kwetsbare groepen.

42.

Duurzaamheid en verspreiding


• Over het algemeen heeft de verspreiding van DPVP-resultaten bijgedragen tot een groter effect van de projecten ter plaatse, met name als gevolg van de ingevoerde verspreidingsmethoden, wat heeft bijgedragen tot het bereiken van een grote verscheidenheid van belanghebbenden (Europese en nationale beleidsmakers, niet-gouvernementele organisaties/organisaties uit het maatschappelijk middenveld, maatschappelijk werkers, jonge mensen en deskundigen op het gebied van drugs).

• Projectresultaten werden via websites en netwerken van begunstigden verspreid alsmede via de websites van de Commissie en het EWDD. Dit heeft de zichtbaarheid van het programma zelf bevorderd (wat wordt bevestigd door het toenemende aantal ontvangen aanvragen). Daarnaast werden overheidsopdrachten gebruikt voor de productie van informatiemateriaal en de organisatie van verspreidingsevenementen om de resultaten van de projecten te publiceren. Mechanismen en strategieën voor verspreiding werden echter niet ten volle benut.

• Voor de meeste initiatieven werd een plan inzake duurzaamheid en/of verspreiding ontwikkeld. De mate waarin projectbegunstigden doeltreffend waren in het verzekeren van de duurzaamheid en de overdraagbaarheid van projectresultaten en -activiteiten liep echter erg uiteen.

43.

Efficiëntie


• De voor de uitvoering van het DPVP ter beschikking gestelde financiering was misschien onvoldoende, gezien het ambitieniveau van een aantal doelstellingen, de grote vraag naar financiering, de hoge opnamegraad van subsidies en het omvangrijke aantal bereikte output en resultaten. Toch waren de in het kader van het DPVP ter beschikking gestelde middelen voldoende zodat begunstigden hun eigen doelstellingen konden verwezenlijken.

• Het beheer door de Commissie is na verloop van tijd efficiënter geworden en de samenwerking met de Commissie werd door subsidiebegunstigden als positief ervaren.

• Met betrekking tot mogelijke vereenvoudiging is de mate van detail die vereist was in het aanvraagformulier vanaf de oproepen van 2010 toegenomen en dit omvatte de invoering van werkstromen. Dit heeft voordelen opgeleverd, zowel voor de Commissie als voor de aanvragers. De overgrote meerderheid van de respondenten vond de rapportagevereisten geschikt. De regelingen voor monitoring van de Commissie werden op zijn minst gedeeltelijk goed en nuttig geacht tijdens de uitvoering van het project/de activiteiten. De rapportagevereisten weerspiegelen ook een evenwichtigere aanpak van financiële verantwoording enerzijds en evaluatie van feitelijke resultaten en mogelijke effecten van de projecten anderzijds.

44.

Toegevoegde waarde van de EU


• De meeste EU-lidstaten hebben deelgenomen aan het DPVP, hetzij als leidinggevende organisatie, hetzij als partner.

• De toegevoegde waarde van de EU ten aanzien van het programma lag in het feit dat organisaties die in verschillende lidstaten waren gevestigd dankzij het DPVP een verschil konden maken op het gebied van het terugdringen van de vraag naar drugs. De partnerschappen die in het kader van de projecten werden gevormd, hebben bijgedragen tot de bevordering van transnationaal leren, het verbeteren van de zichtbaarheid van de uitgevoerde initiatieven en tot de identificatie van informatie op het gebied van drugspreventie en de bestrijding van drugs. De partnerschappen hebben ook bijgedragen tot een betere grensoverschrijdende samenwerking, de uitwisseling en verspreiding van beste praktijken en informatie, de ontwikkeling van wederzijds vertrouwen tussen lidstaten en de totstandkoming van praktische instrumenten en oplossingen waarmee mondiale uitdagingen kunnen worden aangepakt. De omvang van de verbetering en de bijdrage, zoals de effecten van de toegevoegde waarde van de EU, kon niet worden gemeten.

45.

Belangrijkste aanbevelingen


• De prioriteiten beter definiëren: de Commissie moet meer tijd en personeel investeren in prioriteitsbepaling, zodat de prioriteiten naar behoren kunnen worden verwezenlijkt binnen de voorziene begroting.

• Realistische beoordeling van projectrisico's en betere risicobeperkende strategieën: de Commissie moet tijdens de gehele duur van het project beter toezicht houden op risico's, bijvoorbeeld door te vragen naar korte voortgangsverslagen waarin de potentiële risico's worden geïdentificeerd naargelang zij zich voordoen tijdens de uitvoering van het project.

• Wat betreft toezicht en evaluatie dient meer nadruk te worden gelegd op de beoordeling van effecten op alle niveaus en niet alleen van output. Dit gaat samen met de noodzaak om objectieve en onafhankelijke bewijsmaterialen te verzamelen, te analyseren en te gebruiken om het programma en het project te kunnen evalueren.

• Zoeken naar manieren ter verbetering van de overname van output, resultaten en beste praktijken van projecten door andere organisaties, ook uit andere lidstaten, met inbegrip van extra middelen voor vertalingen, communicatie en verspreiding.

• Aanscherpen van de interventielogica van het programma; in het verlengde van het toepassingsgebied van het programma en de algemene en specifieke doelstellingen en prioriteiten, de soorten acties en financieringsvormen en uitvoeringsmaatregelen, dient de Commissie ervoor te zorgen dat de interventielogica wordt aangescherpt 60 en dat de relaties tussen de beweegredenen, doelstellingen, input, output, begunstigden, verwachte uitkomsten en effecten bij een toekomstige voortzetting van het programma duidelijker, preciezer en concreter worden gemaakt.

(1)

Artikel 15, lid 3, onder d), Besluit nr. 1150/2007/EG van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Drugspreventie en -voorlichting voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma 'Grondrechten en justitie'.

(2)

Het ex-postevaluatieverslag van de externe beoordelaar is te vinden op: Hoofdrapport: ec.europa.eu/justice/grants1/files , bijlagen: ec.europa.eu/justice/grants1/files,_2_and_3.pdf , ec.europa.eu/justice/grants1/files

Het tussentijdse evaluatieverslag van de externe beoordelaar is te vinden op: eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF:52011DC0246&qid=1467122450426&from=NL

(3)

Artikel 8, Besluit nr. 1150/2007/EG van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma 'Drugspreventie en -voorlichting' voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma 'Grondrechten en justitie'.

(4)

Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 2.

ec.europa.eu/justice/grants1/files

(5)

Artikel 12, Besluit nr. 1150/2007/EG van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma 'Drugspreventie en -voorlichting' voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma 'Grondrechten en justitie'.

(6)

Buiten beschouwing van deze evaluatie gelaten, omdat de eindverslagen niet werden ingediend tijdens dit evaluatieproces.

(7)

Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 3.

ec.europa.eu/justice/grants1/files

(8)

Ibid., blz. 2.

(9)

ec.europa.eu/justice/grants1/files,_2_and_3.pdf

(10)

Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 9.

ec.europa.eu/justice/grants1/files

(11)

Ibid.

(12)

Ibid., blz. 11.

(13)

Behoefteanalyses dienen relevante en betrouwbare gegevens te bevatten en dienen aan de hand van een betrouwbare analyse duidelijk aan te tonen dat de actie noodzakelijk is. De aanvrager kan verwijzen naar bestaande onderzoeken, studies en eerdere projecten waarin de noodzakelijkheid reeds werd onderkend. In de behoefteanalyse moet duidelijk worden aangegeven in hoeverre de actie tegemoetkomt aan de behoefte en dit moet worden gekwantificeerd. De aanvrager moet specifiek zijn en zich richten op de reële behoeften waarop het project voornemens is in te spelen en zich in de analyse niet beperken tot algemene uitspraken en informatie over de problemen en behoeften van de doelgroep in het algemeen.

(14)

Ibid., blz. 11. Op basis van de analyse van de 23 reacties op de online-enquête van begunstigden van DPVP-subsidies; en de vijf uitgeschreven follow-upgesprekken met coördinatoren van projecten/organisaties die voor de periode 2007-2013 DPVP-subsidies hebben ontvangen.

(15)

Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma 'Drugspreventie en -voorlichting' voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma 'Grondrechten en justitie'.

(16)

Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 15 -16.

ec.europa.eu/justice/grants1/files

(17)

Ibid., blz. 14.

(18)

Ibid.

(19)

Ibid.

(20)

www.emcdda.europa.eu/">www.emcdda.europa.eu/

(21)

European Commission (2011) Projects, studies and research on illicit drugs funded by the European Commission, 2007–2013: ec.europa.eu/justice/anti-drugs/files .

(22)

European Commission (2014) New Psychoactive Substances. Projects, Studies and Research funded by the European Commission: ec.europa.eu/justice/anti-drugs/files

(23)

Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 19.

ec.europa.eu/justice/grants1/files

(24)

Ibid., blz. 22.

(25)

Ibid.

(26)

Ibid.

(27)

Ibid., blz. 23.

(28)

Ibid.

(29)

Ibid.

(30)

Ibid., blz. 24.

(31)

Ibid., blz. 25.

(32)

Ibid.

(33)

ec.europa.eu/justice/anti-drugs/files

(34)

eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF:52013SC0319&from=EN

(35)

Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 27.

ec.europa.eu/justice/grants1/files

(36)

Enquêtevraag 23b: Hebben de beleidsmakers gereageerd op de informatie die via het project/de activiteiten werd verstrekt? (Meerkeuzevraag). In: Ibid., blz. 27. Op basis van de analyse van de 23 reacties op de online-enquête van begunstigden van DPVP-subsidies; en de vijf uitgeschreven follow-upgesprekken met coördinatoren van projecten/organisaties die voor de periode 2007-2013 DPVP-subsidies hebben ontvangen.

(37)

Ibid., blz. 28.

(38)

Ibid., blz. 31.

(39)

Ibid., blz. 32.

(40)

Ibid., blz. 33.

(41)

Ibid., blz. 34.

(42)

46.

Ibid., blz. 35


(43)

47.

Ibid., blz. 36


(44)

Ibid.

(45)

48.

Ibid., blz. 39


(46)

49.

Ibid., blz. 37


(47)

Ibid.

(48)

50.

Ibid., blz. 44


(49)

51.

Ibid., blz. 45


(50)

Ibid.

(51)

Ibid.

(52)

52.

Ibid. blz. 45-46


(53)

53.

Ibid., blz. 46


(54)

Ibid.

(55)

ec.europa.eu/justice/grants1/programmes-2007-2013 .

(56)

Op basis van de analyse van de 23 reacties op de online-enquête van begunstigden van DPVP-subsidies; en de vijf uitgeschreven follow-upgesprekken met coördinatoren van projecten/organisaties die voor de periode 2007-2013 DPVP-subsidies hebben ontvangen. Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 48-49. ec.europa.eu/justice/grants1/files

(57)

54.

Ibid., blz. 50


(58)

55.

Ibid., blz. 59


(59)

56.

Ibid. blz. 60-62


(60)

Zie bijvoorbeeld Figuur 1 1 Interventielogica van het programma Drugspreventie en -voorlichting (2007-2013) .