Toelichting bij COM(2017)356 - Wijziging van Verordening (EU) 2017/127 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad zijn voor 2017 voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de Uniewateren en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Deze vangstmogelijkheden worden doorgaans meerdere keren gewijzigd gedurende de periode waarin zij van kracht zijn.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met andere beleidsgebieden van de Unie, met name op het vlak van milieu.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De verplichting van de Unie om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, vloeit voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van de nieuwe basisverordening voor het GVB.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het GVB is een gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag moet de Raad maatregelen vaststellen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In het voorstel wordt rekening gehouden met de feedback van belanghebbenden, adviesraden, nationale overheidsdiensten, vissersorganisaties en niet-gouvernementele organisaties.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het voorstel is gebaseerd op wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

Effectbeoordeling

De werkingssfeer van de verordening inzake vangstmogelijkheden wordt omschreven in artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het voorstel beoogt de wijziging van Verordening (EU) 2017/127 zoals hieronder beschreven.

Zeebaars

Er geldt momenteel een verbod op de vangst van zeebaars, met een afwijking voor een beperkt aantal vaartuigen die met specifiek vistuig vissen. De afwijking is onder meer van toepassing op vaartuigen die in de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2016 vangsten van zeebaars met haken en lijnen of vaste kieuwnetten hebben geregistreerd, op voorwaarde dat zij met dezelfde categorie vistuig blijven vissen. Dat de historische vangstaangifte aan een specifiek vaartuig is gekoppeld, kan praktische problemen veroorzaken wanneer de exploitant het vaartuig vervangt, aangezien het nieuwe vaartuig geen historische vangstaangifte zou hebben en dus niet onder de afwijking zou vallen. Daarom moet worden verduidelijkt dat in dergelijke gevallen het recht op een ander vaartuig mag worden overgedragen, zonder dat het aantal onder deze afwijking vallende vissersvaartuigen van de Unie en de totale visserijcapaciteit ervan toenemen. Overdrachten van rechten op een ander vaartuig moeten geschieden overeenkomstig de geldende nationale regels, doordat de lidstaten verschillende systemen voor zulke overdrachten gebruiken.

Zandspiering

In 2017 heeft ICES in zijn advies en naar aanleiding van de 2016-benchmark de beheersgebieden voor zandspieringen gewijzigd. Bepaalde van de herziene beheersgebieden vallen niet samen met de Uniewateren in de Noordzee. Beheersgebied voor zandspieringen 3r bevindt zich voornamelijk in de Noorse wateren, maar een deel ervan is ook in de Uniewateren gelegen, en enkele belangrijke visgronden zijn over de beheersgebieden 2r en 3r gespreid. Op basis daarvan is het passend te waarborgen dat EU-vissers toegang hebben tot zandspieringgronden in de Uniewateren van beheersgebied 3r, door de voor beheersgebied 2r vastgestelde vangstmogelijkheden met de Uniewateren van beheersgebied 3r uit te breiden.

Sprot

ICES geeft zijn jaarlijks advies voor sprot (Sprattus sprattus) in de Noordzee voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni. Het is derhalve passend om de TAC voor sprot het adviesjaar te laten volgen. Volgens het ICES-advies mogen de vangsten van sprot in de Noordzee in de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 niet meer dan 170 387 ton bedragen. De vangstmogelijkheden voor sprot moeten daarom dienovereenkomstig worden vastgesteld.

Zwaardvis in de Middellandse Zee

Tijdens de jaarvergadering 2016 van ICCAT, die in Vilamoura (Portugal) werd gehouden, hebben de verdragsluitende partijen, de samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties of visserijorganisaties (CPC's) van de ICCAT een beslissende stap gezet om de alarmerende toestand van zwaardvis in de Middellandse Zee aan te pakken door een 15-jarig herstelplan vast te stellen (ICCAT-aanbeveling [16-05]).

Bij brief aan het ICCAT-secretariaat heeft de Europese Unie in december 2016 bevestigd dat zij de bepaling van ICCAT-aanbeveling [16-05] vanaf 1 januari 2017 zou uitvoeren. Voorts heeft de Europese Unie bevestigd dat zij de in punt 11 van ICCAT-aanbeveling [16-05] bedoelde sluitingsperiode van 1 januari tot en met 31 maart zou uitvoeren, te beginnen in 2017.

Met de vaststelling van aanbeveling [16-05] heeft ICCAT een TAC voor zwaardvis in de Middellandse Zee van 10 500 ton vastgesteld. De TAC werd echter niet aan de CPC's van ICCAT toegewezen en daarom was het aandeel van de Unie bij de bekendmaking van Verordening (EU) 2017/127 van de Raad onbepaald. ICCAT heeft een werkgroep opgericht om een eerlijke en billijke regeling voor de toewijzing van de TAC voor zwaardvis in de Middellandse Zee op te zetten, en om een CPC-quotum voor 2017 plus het mechanisme voor het beheer van de TAC vast te stellen.

Tijdens de vergadering van deze werkgroep in Madrid van 20-22 februari 2017 is een overeenkomst tussen de partijen bereikt over de quotatoewijzing voor 2017 en is een compromis gevonden voor de benutting van het quota voor 2017. In het kader van dat compromis is het aandeel van de Unie vastgesteld op 70,756 % van de door de ICCAT vastgestelde TAC, wat neerkomt op 7 410,48 ton in 2017.

Het is passend het aandeel van de Unie in EU-recht om te zetten en de quota voor de lidstaten vast te stellen, op basis van de historische vangsten gedurende een referentieperiode van 2012-2015, die betrouwbaar werd geacht.

Noordse garnaal

In maart 2017 heeft ICES advies uitgebracht voor de vangsten van Noordse garnaal (Pandalus borealis) in ICES-sector IVa Oost en -subsector 20 (noordelijke Noordzee, in het Noors Diep en het Skagerrak). Na overleg met Noorwegen is ertoe besloten de toewijzing van Noordse garnaal voor de EU in het Skagerrak vast te stellen op 3 856 ton.

Bijvangsten

Bij Verordening (EU) 2017/595 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft (de eerste wijziging van de verordening inzake vangstmogelijkheden) is de vangstmogelijkhedentabel voor schar en bot in de Uniewateren van IIa en IV geschrapt. Daarom is het passend schar te schrappen uit de voetnoten waar het wordt genoemd als een bijvangstsoort, waarvan de bijvangsten tot een bepaald maximumpercentage op hetzelfde quotum in mindering werden gebracht.