Toelichting bij COM(2017)379 - Follow-up van de kwijting voor het begrotingsjaar 2015 (Samenvatting)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 10.7.2017


2.

COM(2017) 379 final


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de follow-up van de kwijting voor het begrotingsjaar 2015 (Samenvatting)


Verslag over de follow-up van de verzoeken in de kwijtingsresoluties van het Europees Parlement en in de aanbeveling tot kwijting van de Raad voor begrotingsjaar 2015 1

0. Inleiding

Op 27 april 2017 heeft het Europees Parlement - op aanbeveling van de Raad - kwijting verleend aan de Commissie voor het begrotingsjaar 2015. Kwijting is het proces waarbij het Europees Parlement en de Raad de tenuitvoerlegging van de EU-begroting controleren en de Commissie ter verantwoording kunnen roepen voor haar financieel beheer. Het jaarverslag en de speciale verslagen van de Europese Rekenkamer vormen de belangrijkste input voor dit verslag, samen met de eigen verslagen van de Commissie over de EU-rekeningen, het beheer van de EU-begroting en de begrotingsprestaties.

Gedurende de volledige kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 2015 vond een vruchtbare interinstitutionele gedachtenwisseling plaats over de wijze waarop het beheer van de EU-fondsen kan worden verbeterd, zodat de EU-burgers daar baat bij hebben. Tijdens het slotdebat in het Europees Parlement, in april 2017, toonden de belangrijkste leden van het Europees Parlement en de Raad zich voorstander van een sterkere focus op resultaten; zij bevestigden dat het even belangrijk is resultaten te bereiken met de EU-begroting als te garanderen dat de formele regels worden nageleefd. Dit ligt volledig in de lijn van het initiatief van de Commissie 'Een resultaatgerichte EU-begroting', dat tot doel heeft de systematische focus op prestaties en resultaten te versterken en het voor burgers en belanghebbenden gemakkelijker te maken om de doelstellingen en gevolgen van de EU-begroting te begrijpen. De Europese Rekenkamer heeft ook beloofd haar jaarverslag te blijven ontwikkelen en sterker de nadruk te leggen op prestatieaspecten.

Kwijting is een continu proces dat de gelegenheid biedt om te leren uit het verleden zodat de EU-uitgaven in de toekomst kunnen worden verbeterd. Tijdens de plenaire vergadering heeft dhr. Zeller, rapporteur voor de kwijting van de Commissie, de wens uitgedrukt dat passende follow-up zou worden gegeven aan de kwijtingsresolutie. Om sneller feedback te geven over de belangrijkste prioriteiten van het Europees Parlement en de Raad, heeft de Commissie dit jaar besloten om dit follow-upverslag al in juli op te stellen.

In dit verslag, dat deel uitmaakt van het geïntegreerd pakket van 2016 inzake financiële verslaglegging over de EU-begroting, wordt dieper ingegaan op de belangrijkste verzoeken die tijdens de kwijting zijn gedaan door het Europees Parlement en de Raad. Daarbij ligt de nadruk vooral op: 1) de toekomst van de EU-financiën, 2) begrotings- en financieel beheer, 3) resultaten behalen met de EU-begroting, en 4) het beheer van de Vredesfaciliteit voor Afrika.

De gedetailleerde antwoorden op de specifieke kwijtingsverzoeken van het Europees Parlement en de Raad, met inbegrip van verzoeken met betrekking tot speciale verslagen van de Europese Rekenkamer die eveneens onder de kwijtingsprocedure voor 2015 vallen, zullen in een latere fase worden gepubliceerd.

1. Belangrijkste verzoeken met betrekking tot de toekomst van de EU-financiën

De rapporteur, dhr. Zeller, merkte op dat de EU-begroting in 2015 politieke doelstellingen op langere termijn moest ondersteunen, zoals de politieke prioriteiten van de Commissie en de Europa 2020-strategie, en tegelijk een antwoord moest bieden op crisissituaties op verscheidene beleidsdomeinen, waaronder migratie. In deze context stelde hij de vraag hoe in de toekomst een beter evenwicht kan worden bereikt tussen politieke prioriteiten en begrotingsmiddelen en hoe de parlementaire controle kan worden gegarandeerd met betrekking tot alle begrotingsmiddelen die verband houden met EU-strategieën.

Dhr. Zeller toonde zich ook bezorgd over het gebruik van financiële mechanismen 'die niet rechtstreeks uit de EU-begroting worden gefinancierd of niet worden opgenomen in de balans van de Unie', en de mogelijke risico's die verband houden met een toegenomen gebruik van financiële instrumenten.

Deze punten werden uitgebreid besproken tijdens de kwijtingsprocedure en zullen deel uitmaken van de algemene denkoefening ter voorbereiding van het volgende meerjarige financiële kader (MFK). Het Witboek van de Commissie over de toekomst van Europa, dat in maart 2017 is gepubliceerd, bracht het algemene debat over Europa in 2025 op gang, met inbegrip van de financiële vooruitzichten voor Europa, welke in detail zijn uiteengezet in de discussienota over de toekomst van de EU-financiën van 28 juni 2017.

Het politieke proces zal worden aangevuld met een toetsing van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitgavenprogramma's en de meerwaarde van de EU. Dit zal de voorbereiding van de volgende generatie fondsen en de modernisering van de EU-begroting ondersteunen.

Bovendien werkt de Commissie continu aan de verbetering van haar verslaglegging over de prestaties, in het kader van haar strategie 'Een resultaatgerichte EU-begroting'. In de ontwerpbegroting voor 2018 zijn programmaverklaringen opgenomen die tot doel hebben aan te geven welke resultaten tot nu toe met de programma's zijn geboekt en wat van deze programma's wordt verwacht in termen van resultaten, vooruitgang en toekomstige uitdagingen. Dit ondersteunt een op prestaties gebaseerde benadering van de begroting.

In de punten 1.1 en 1.2 wordt dieper ingegaan op de twee belangrijkste opmerkingen van het Europees Parlement.

1.1. Er moet een nieuw evenwicht worden bereikt tussen de vaststelling van de politieke agenda, de tenuitvoerlegging van het beleid en de financiële kaders (punten 9-17):

Het Europees Parlement (EP) onderschrijft het standpunt van de Rekenkamer, zoals uiteengezet in haar briefingdocument van 28 oktober 2016 over de tussentijdse evaluatie van het meerjarig financieel kader, namelijk dat het tijd is dat de Commissie andere opties onderzoekt, bijvoorbeeld:

- een doorlopend begrotingsprogramma met een planningstermijn van vijf jaar, herzieningsclausules voor de afzonderlijke doelstellingen en beleidsonderdelen en een doorlopend evaluatieprogramma;

- de looptijd van programma's en regelingen vaststellen op basis van beleidsbehoeften in plaats van de duur van de financiële planningsperiode; en vereisen dat de lidstaten en de Commissie a) de behoefte aan EU-financiering naar behoren onderbouwen en b) de te verwezenlijken resultaten formuleren, voordat de uitgaven worden vastgesteld;"

De Commissie zal inderdaad nagaan wat de meest geschikte duur van het volgende MFK is, om het juiste evenwicht te vinden tussen de duur van de respectieve ambtstermijnen van de leden van het EP en de Commissie en de behoefte aan stabiele programmeringscycli en voorspelbare investeringen.

Het MFK wordt, samen met de wetgeving inzake eigen middelen, als één pakket besproken en overeengekomen. Aangezien dit de jaarlijkse maxima inzake vastleggingskredieten voor de belangrijkste activiteitensectoren van de Unie en de jaarlijkse maxima inzake betalingskredieten bepaalt, wordt de wetgeving inzake uitgavenprogramma's verondersteld de in het kader van het MFK gemaakte politieke en begrotingskeuzes te weerspiegelen en in overeenstemming daarmee te zijn. Daarom bevat die wetgeving, in het algemeen, evaluatie- en herzieningsbepalingen die zijn afgestemd op de respectieve MFK-periode.

Het EP heeft ook gevraagd de suggesties die de Europese Rekenkamer heeft gedaan in haar briefingdocument over de tussentijdse evaluatie en de aanbevelingen van de Groep op hoog niveau inzake eigen middelen op de agenda van de volgende vergadering van deskundigen inzake een resultaatgerichte EU-begroting te zetten. De Commissie zal de groep voorstellen om de door het EP aan de orde gestelde punten te bespreken. Wat betreft de elementen die rechtstreeks verband houden met de prestaties van de begroting, komen algemene overwegingen met betrekking tot kwesties als verslaglegging over prestaties en het gebruik van prestatie-informatie in het besluitvormingsproces voor de begrotingscyclus al aan bod in de besprekingen in de deskundigenvergaderingen; dit zal ook in de toekomst zo blijven. De Commissie zal nagaan hoe de aanbevelingen van de Groep op hoog niveau inzake eigen middelen kunnen worden geïntegreerd in de werkzaamheden van de deskundigengroep. Bij de voorbereiding van de jaarlijkse conferentie over een resultaatgerichte EU-begroting voor 2017 zal rekening worden gehouden met de ervaringen die in de deskundigengroep zijn uitgewisseld.

Het EP roept de Commissie ook op om rekening te houden met de Overeenkomst van Parijs en de doelstelling inzake klimaatgerelateerde uitgaven in de EU-begroting op te trekken van 20 % tot 30 %. De Commissie heeft haar standpunt over de haalbaarheid van ingrijpende wijzigingen in het huidige MFK uiteengezet in haar antwoord op speciaal verslag nr. 31/2016 2 van de Rekenkamer, waarin wordt beoordeeld hoeveel vooruitgang de Commissie heeft geboekt op weg naar de doelstelling om 20 % van de begroting te besteden aan klimaatgerelateerde uitgaven, wat van de EU-begroting een pionier in het bevorderen van mainstreaming zou maken.

De Commissie streeft ernaar de begrotingsuitgaven verder in overeenstemming te brengen met de EU-beleidsdoelstellingen in het kader van het bestaande wetgevingskader. In haar tussentijdse herziening van het huidige MFK, heeft de Commissie al stappen ondernomen om de begroting beter te laten aansluiten bij de EU-prioriteiten. In de voorstellen van de Commissie voor toekomstige EU-begrotingen (en het toekomstige MFK) zal rekening worden gehouden met de politieke prioriteiten en internationale verbintenissen van de Unie. De doelstelling van het MFK na 2020 is te beschikken over een doeltreffende en doelmatige reeks EU-programma's die zijn afgestemd op de politieke prioriteiten.

1.2."Schaduwbegrotingen" moeten worden ondergebracht in de begroting van de Unie (punten 24-27)

De Commissie wordt verzocht om maatregelen voor te stellen om de transparantie en controleerbaarheid van de financieringsregelingen van de Unie voor de tenuitvoerlegging van de EU-begroting te verbeteren; om na te gaan welke gevolgen het Europees fonds voor strategische investeringen (EFSI) heeft voor andere programma's en financiële instrumenten; om ervoor te zorgen dat de financiële instrumenten verenigbaar zijn met de EU-strategie; en om een mededeling over de zogenaamde 'schaduwbegrotingen' voor te stellen.

De Commissie merkt op dat sommige van deze mechanismen zijn gecreëerd naar aanleiding van de crisis in de Eurozone, en een intergouvernementeel karakter hebben. Zij vallen dus buiten het kader van de EU-begroting. Andere instrumenten, zoals het EFSI en het Europees Investeringsfonds, vormen een aanvulling op de traditioneler uitvoeringsmechanismen van de EU-begroting en vergroten het bereik en het hefboomeffect van de begroting.

Daarom voorziet de huidige financiële architectuur van de EU in mogelijkheden om fondsen vrij te maken voor nieuwe behoeften en om meer te doen met minder. De impact van de instrumenten in de EU-begroting wordt uitgelegd in de jaarrekeningen van de EU, die door de Europese Rekenkamer worden gecontroleerd. Om de transparantie en controleerbaarheid te garanderen, worden ook specifieke verslagen opgesteld over financiële instrumenten, trustfondsen en de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

Met betrekking tot de door het EP gevraagde mededeling over deze kwestie, merkt de Commissie op dat het witboek over de toekomst van Europa in 2025 de aanzet heeft gegeven voor een algemeen debat en een denkoefening ter voorbereiding van het volgende MFK. In deze context heeft de Commissie recentelijk een discussienota over de toekomst van de EU-financiën vastgesteld. De kwestie van de financiële architectuur maakt deel uit van de algemene denkoefening ter voorbereiding van het volgende MFK.

Wat de verenigbaarheid van financiële instrumenten met de EU-strategie betreft, benadrukt de Commissie dat financiële instrumenten ten dienste staan van het EU-beleid. Zij brengen het overeengekomen beleid niet in gevaar en mogen niet als een bedreiging voor dat beleid worden gezien. Het toekomstige gebruik ervan zal afhangen van het ambitieniveau van de begroting en het beleid van de EU, en van de vraag of zij een geschikt instrument zijn om dat beleid te dienen.

Met haar voorstel tot herziening van het Financieel Reglement/Omnibus 3 streeft de Commissie er nu al naar om de verschillende financieringsregelingen van de Unie, met name trustfondsen, strategische investeringsfondsen, garantiefondsen, faciliteiten, financiële instrumenten en macrofinanciële instrumenten onder te brengen in het regelgevingskader van het Financieel Reglement, en met name Titel X. Bovendien worden de regels inzake structuur- en investeringsfondsen en inzake fondsen die door de Commissie worden beheerd, zoveel mogelijk gestroomlijnd. Dit voorstel wordt momenteel besproken in het EP en de Raad. De Commissie staat open voor elk voorstel van het Parlement dat tot doel heeft de wijze waarop deze problemen worden aangepakt, verder te verbeteren.

Met betrekking tot de vraag om de voorafgaande beoordeling van het schuldinstrument van de Connecting Europe Facility (CEF) opnieuw te beoordelen in het licht van de oprichting van het EFSI en een beoordeling van het effect van het EFSI in te dienen, is de Commissie van mening dat marktontwikkelingen die zich na de start van een financieel instrument voordoen, moeten worden beoordeeld tijdens de tussentijdse evaluatie van dat instrument.

De Commissie is evenwel bereid de samenhang van het CEF-schuldinstrument met andere EU-initiatieven, waaronder het EFSI, te beoordelen in het kader van de lopende tussentijdse evaluatie, die naar verwachting eind 2017 zal worden afgerond, na de voltooiing van het evaluatieverslag van externe consultants. Voorts zal een aanhangsel bij de voorafgaande beoordeling van de CEF waarin dieper wordt ingegaan op de investeringsbehoeften na de lancering van het EFSI en de mogelijkheid van een eigenvermogensinstrument in de CEF-sectoren, openbaar worden gemaakt.

Bovendien kan de Commissie, indien zij dit passend acht, een beoordeling van het effect van het EFSI op andere financiële instrumenten presenteren in de context van de evaluatie van het EFSI.

2. Begrotings- en financieel beheer (punten 40-42)

Het EP en de Raad hebben drie belangrijke verzoeken gedaan, respectievelijk met betrekking tot het monitoren van uitstaande verplichtingen, de vaststelling van een jaarlijks bijgewerkte kasstroomraming voor de lange termijn en de noodzaak om rekening te houden met de ontoereikende capaciteit in sommige lidstaten en hen technische bijstand te verlenen om de opnamepercentages te verhogen, met name op het gebied van de Europese structuur- en investeringsfondsen.

De Commissie zal ook maatregelen ten aanzien van de lidstaten blijven nemen om de uitstaande verplichtingen te beperken en in het cohesiebeleid meer gebruik te maken van nettocorrecties binnen het regelgevingskader.

Wat de bijstand aan de lidstaten betreft, heeft de Commissie al een taskforce voor een betere tenuitvoerlegging opgericht om de tenuitvoerlegging van de Europese structuur- en investeringsfondsen in sommige lidstaten te verbeteren, en tegelijk de volledige wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven te garanderen in het kader van het MFK en de relevante wetgeving. De Commissie wil ervoor zorgen dat de werkzaamheden van de taskforce maximaal worden benut en zal de nadruk leggen op een proactieve en doelgerichte benadering van de lidstaten om de uitvoering van de financiering in het kader van het cohesiebeleid in 2014-2020 te ondersteunen.

Wat de actualisering van de kasstroom op lange termijn betreft, heeft de Commissie in de mededeling over de tussentijdse evaluatie/herziening van het MFK een betalingsprognose gepresenteerd waarin zij de duurzaamheid van de huidige maxima beoordeelt en een raming maakt van de geannuleerde vastleggingen en de evolutie van de reste à liquider (RAL) tot het einde van het lopende MFK.

De Commissie zal de uitvoering permanent volgen en haar raming dienovereenkomstig aanpassen.

Voorts zal de Commissie in 2017 de raming voor betalingskredieten na 2020 actualiseren overeenkomstig punt 9 van het Interinstitutioneel akkoord betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.

3. Resultaten boeken met de begroting van de Unie (punten 83, 85, 97, 99, 101)

Het EP heeft diverse verzoeken gedaan met betrekking tot respectievelijk het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag en Horizon 2020.

In de loop der jaren heeft de Commissie mechanismen voor verslaglegging over de prestaties ingevoerd, die ontworpen zijn om de werking van uitgavenprogramma's uit te leggen en aan te tonen hoe de EU-begrotingsmiddelen worden gebruikt om beleidsdoelstellingen te verwezenlijken.

Alle basiswetteksten en uitvoeringshandelingen van de uitgavenprogramma's in het kader van het MFK 2014-2020 bevatten prestatiekaders waarin doelstellingen en indicatoren voor het meten van de vooruitgang zijn vastgesteld, samen met regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie. De uitvoering van het prestatiekader wordt één keer per jaar geactualiseerd in het werkdocument bij de ontwerpbegroting, d.w.z. in de Programmaverklaringen. Het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag bundelt informatie over zowel de prestaties als het beheer van de EU-begroting en verschaft een algemeen overzicht van de wijze waarop de EU-begroting wordt gebruikt om de politieke prioriteiten van de Unie te ondersteunen.

Sinds 2016 zijn twee verslagen samengevoegd tot het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag van de Commissie: het evaluatieverslag over de financiën van de Unie dat overeenkomstig artikel 318 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) werd opgesteld, en het syntheseverslag als bedoeld in artikel 66, lid 9, van het Financieel Reglement. Het verslag is gebaseerd op de Jaarlijkse activiteitenverslagen van de afdelingen van de Commissie en op andere bronnen met gedetailleerde informatie over de prestaties, zoals de Programmaverklaringen die samen met de jaarlijkse begroting worden gepresenteerd, de evaluatieverslagen van de EU-begrotingsprogramma's en het Algemeen verslag over de activiteiten van de Unie. Aangezien het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag informatie over de prestaties en het beheer van de EU-begroting bundelt, verschaft het een uitgebreid overzicht van de wijze waarop de EU-begroting wordt gebruikt om de politieke prioriteiten van de Unie te ondersteunen.

In het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag worden de programmaverwezenlijkingen in de verschillende fasen van de levenscyclus beschreven; dit gaat van inputgegevens voor de eerste fase van programma's tot resultaten voor beëindigde programma's. De Commissie presenteert informatie die beschikbaar is wanneer het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag wordt opgesteld. Het is normaal dat deze informatie, in de eerste fase van de uitvoering van programma's, betrekking heeft op inputs (de financiële toewijzing) en, indien mogelijk, op outputs. Deze informatie is een goede indicatie van de EU-begrotingsuitgaven en de bijdrage van de EU-begroting tot politieke prioriteiten. Zodra de uitvoering van een programma verder gevorderd is, wordt informatie over resultaten en effecten beschikbaar. In toekomstige edities van het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag zal nog steeds verslag worden uitgebracht over de prestaties van de huidige MFK-programma's.

Het EP roept de Commissie op het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag vroeger te publiceren. Het roept de Commissie ook op om in haar volgende prestatieverslagen de outputs en resultaten van alle beleidsmaatregelen beter te evalueren, duidelijk en beknopt aan te tonen welke bijdragen de Europese beleidsmaatregelen leveren tot de doelstellingen van de Unie, en de respectieve bijdrage van de beleidsmaatregelen tot de Europa 2020-doelstellingen te beoordelen.

De Commissie heeft het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag voor 2016 vastgesteld op 13 juni 2016; dit was vóór de uiterste datum van 15 juni, welke overeenkomstig artikel 66, lid 9, van het Financieel reglement is vastgesteld. Een aanzienlijk vroegere publicatie van dit verslag zou niet verenigbaar zijn met de termijnen binnen dewelke de lidstaten, volgens de huidige wetgeving, hun relevante gegevens moeten indienen bij de Commissie. Deze gegevens vormen een essentiële input voor de Jaarlijkse activiteitenverslagen van dg's die verantwoordelijk zijn voor gedeeld beheerde begrotingsmiddelen.

Vanaf 2016 wordt, op basis van de Strategische plannen van elke afdeling van de Commissie, in de Jaarlijkse activiteitenverslagen uitgelegd hoe de specifieke doelstellingen bijdragen tot de politieke prioriteiten en worden de links met Europa 2020 verder verduidelijkt.

Zowel het EP als de Raad hebben verzocht het verslagleggings- en beheerskader van Horizon 2020 te verbeteren.

Wat de verslaglegging over prestaties betreft, zal de Commissie in het tussentijds evaluatieverslag over Horizon 2020 en in het jaarlijkse beheer- en prestatieverslag verslag uitbrengen over de vooruitgang in het kader van Horizon 2020 en over de bijdrage van dit programma tot Europa 2020, op basis van de meest recente beschikbare informatie over prestaties. Zij zal voorts ook de prestaties beoordelen van de werkprogramma's die zullen worden uitgevoerd in het kader van de Werkprogramma's 2018-2020.

Wat het kader voor prestatiebeheer betreft, zal de Commissie erop toezien dat de termen input, output, resultaat en effect consequenter worden gebruikt, overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving. Zij zal blijven streven naar een consequentere toepassing van deze richtsnoeren door bewustmaking en passende opleiding.

4. Verwezenlijkingen op het gebied van beheer en interne governance-instrumenten van de Commissie (punten 62, 70-73, 215e, 306)

Het EP en de Raad zijn verheugd over het goedkeurende advies van de Europese Rekenkamer over de EU-rekeningen, en het feit dat de ontvangsten geen materiële fouten vertoonden. De Europese Rekenkamer heeft ook geconcludeerd dat de vastleggingen op alle materiële punten wettelijk en regelmatig zijn. Hoewel zowel het EP als de Raad opmerken dat de geschatte totale foutenmarge in de betalingen de afgelopen jaren verbeterd is, zijn ze nog steeds ontgoocheld over het feit dat de betalingen materiële fouten bevatten.

Het EP benadrukt dat alle beschikbare informatie moet worden gebruikt om fouten te voorkomen, op te sporen en te corrigeren. Het roept de Commissie op een betrouwbaarheidsverklaring af te geven op basis van de Jaarlijkse activiteitenverslagen van de directeuren-generaal, zelf een statistische raming van de foutenmarge op te stellen en het bedrag aan EU-begrotingsmiddelen dat de Commissie voornemens is te recupereren via terugvorderingen / financiële correcties in verband met het begrotingsjaar 2015 afzonderlijk te evalueren.

De Raad verzoekt de Rekenkamer en de Commissie om samen te werken met het oog op convergentie van de manier waarop zij het effect van financiële correcties op het geraamde risicobedrag bij afsluiting beoordelen en om vergelijkbare gegevens te verstrekken. De Raad roept de Commissie ook op om de begrotingsautoriteit een uitgebreid verslag te verstrekken met betrekking tot de domeinen waarop de foutenmarge aanhoudend hoog is en de onderliggende oorzaken daarvan te schetsen.

Het doel van de Commissie, als beheerder van de EU-begroting, is te zorgen voor gezond financieel beheer van de EU-begroting door preventieve en corrigerende controles uit te voeren, rekening houdende met het meerjarig karakter van de programma's. Zij neemt preventieve maatregelen zoals voorafgaande controles, opschorting en onderbreking van betalingen en corrigerende maatregelen zoals financiële correcties en terugvorderingen.

De Commissie brengt verslag uit over deze maatregelen in het Jaarlijkse beheer- en prestatieverslag, dat gebaseerd is op de Jaarlijkse activiteitenverslagen van de afdelingen van de Commissie. Zoals gevraagd door de Raad, zal zij blijven samenwerken met de Europese Rekenkamer om de verslaglegging verder te verbeteren.

Naar aanleiding van verzoeken van het Europees Parlement in eerdere kwijtingsprocedures, werd in het Jaarlijkse beheer- en prestatieverslag van 2015 het risicobedrag bij afsluiting ingevoerd om het bedrag te ramen van de uitgaven die mogelijk risico lopen nadat de meerjarige controlecyclus is afgesloten en corrigerende maatregelen zijn toegepast. Het is gebaseerd op de beste en conservatieve raming van de Commissie van het risicobedrag en de correcties die naar verwachting zullen worden toegepast. Tevens wordt rekening gehouden met relevante gegevens van de lidstaten.

De Commissie zal verslag blijven uitbrengen over het totale risicobedrag in het Jaarlijkse beheer- en prestatieverslag. Voor het begrotingsjaar 2016 wordt het risicobedrag bij afsluiting geraamd tussen 0,65 % en 1,07 % van de totale uitgaven voor 2016. Hieruit blijkt dat de Commissie de risico's met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van uitgaven in een meerjarig perspectief effectief beheert.

Door het Jaarlijkse beheer- en prestatieverslag voor de EU-begroting vast te stellen, neemt de Commissie als college de algemene politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting. De Commissie is van mening dat dit verantwoordingsplicht voor de werkzaamheden van haar diensten omvat.

Wat het verzoek om een statistische raming van de foutenmarge betreft, is de Commissie van oordeel dat een dergelijke aanpak zou leiden tot een extra controlelaag, met name voor begrotingsmiddelen die gezamenlijk met de lidstaten worden beheerd. De Commissie zal met de controleautoriteiten van de lidstaten blijven samenwerken en samen met hen een statistisch geldige aanpak vaststellen om de foutenmarge te ramen, welke foutenpercentages zij - na validering - zal hanteren. De Commissie geeft daarmee uitvoering aan het 'single audit'-beginsel door haar werkzaamheden te concentreren op het controleren van de controleurs van de lidstaten en het valideren van hun controlewerkzaamheden.

De Commissie heeft op 28 februari 2017 4 een verslag vastgesteld over de onderliggende oorzaken van fouten en de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen. De conclusie van dit verslag luidde dat de Commissie en de Europese Rekenkamer over het algemeen tot dezelfde conclusies komen betreffende de aard en de onderliggende oorzaken van aanhoudend hoge foutenmarges: tekortkomingen in beheer- en controlesystemen, die soms worden verergerd door een complex wettelijk kader. De Commissie blijft haar agenda voor vereenvoudiging van de regels dan ook verder uitvoeren, bijv. in de context van het voorstel tot herziening van het Financieel Reglement/Omnibus.

Het EP roept de Commissie ook op om een jaarlijkse verklaring inzake governance en een verklaring inzake budgettaire houdbaarheid op middellange en lange termijn toe te voegen aan de financiële verklaring.

De Commissie zal haar governanceregelingen regelmatig actualiseren en publiceren. Het Jaarlijkse beheer- en prestatieverslag bevat informatie over de risicobedragen bij afsluiting.

Wat een verklaring inzake budgettaire houdbaarheid op middellange en lange termijn betreft, zij opgemerkt dat de begroting van de Unie als gevolg van verschillen tussen de schulddimensie (d.w.z. de capaciteit om financiële verplichtingen na te komen, schulden te herfinancieren of meer schulden aan te gaan) en de inkomstendimensie (d.w.z. de capaciteit om bestaande belastingniveaus te wijzigen of nieuwe inkomstenbronnen in te voeren) niet kan worden vergeleken met de begrotingen van de lidstaten. In de EU-context is het MFK het instrument dat op middellange tot lange termijn de stabiliteit en voorspelbaarheid van de toekomstige betalingsverplichtingen en begrotingsprioriteiten garandeert. De Commissie brengt later dit jaar verslag uit over deze aspecten, omdat de begrotingscyclus het onmogelijk maakt om die informatie samen met de jaarrekeningen te publiceren.

Wat betreft de oproep van zowel het EP als de Raad om proactief op te treden met betrekking tot de 'single audit'-benadering, bevestigt de Commissie dat dit reeds het geval is in de meerlagige controlesystemen op de beleidsgebieden die samen met de lidstaten en internationale organisaties worden uitgevoerd.

Wat betreft het verzoek om een analyse uit te voeren van de zogenaamde 'projecten met terugwerkende kracht', die voorafgaande evaluaties moeten omvatten om na te gaan of vervangingsprojecten beantwoorden aan de geplande doelstellingen, wijst de Commissie erop dat vervanging door dergelijke projecten mogelijk is binnen het bestaande wetgevingskader. Voor projecten onder gedeeld beheer valt dit uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten; zij moeten ook nagaan of deze voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden van het programma in kwestie, zoals verduidelijkt door de Commissie in haar richtsnoeren. De wetgeving staat deze aanpak toe. Het is niet de rol van de Commissie voorafgaande evaluaties uit te voeren van deze projecten onder gedeeld beheer. De Commissie voert echter regelmatig controles uit om na te gaan of de lidstaten hun verplichtingen naleven.

5. Het beheer van de Vredesfaciliteit voor Afrika (punten 92 en 93)

In de context van de EP-resolutie betreffende het Europees Ontwikkelingsfonds, heeft het EP twee belangrijke verzoeken gedaan aan de Commissie betreffende het beheer van de Vredesfaciliteit voor Afrika; deze verzoeken hielden verband met de governance van en verslaglegging over corrigerende maatregelen bij het beheer van begrotingsmiddelen.

Wat governance betreft, hebben de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EEAS) in januari 2017 een nieuwe interdienstelijke regeling ondertekend met een duidelijke taakverdeling tussen dg DEVCO en de EEAS (hoofdkantoor en delegatie) voor het beheer van de Vredesfaciliteit voor Afrika.

De directeur-generaal van dg DEVCO heeft op 31 januari 2017 in het gemengd comité CONT/DEVE een presentatie gegeven over corrigerende maatregelen. Met de voorzitters van de comités werd overeengekomen dat te zijner tijd een follow-uppresentatie zal worden gegeven.

Voorts werd in 2016 een nieuw actieplan, dat gericht is op de verdere aanpak van de resterende tekortkomingen in het controlesysteem, vastgesteld en op gang geschoten door dg DEVCO, naar aanleiding van het voorbehoud dat dit dg in zijn jaarlijks activiteitenverslag van 2015 had gemaakt bij zeer risicovolle uitgavendomeinen die waren geïdentificeerd via een foutenmargeanalyse. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan het toezicht op activiteiten die samen met internationale organisaties worden uitgevoerd, aangezien dit een van de twee specifieke domeinen is die in verband worden gebracht met een hoger risico op fouten. Los daarvan werd nog op een derde punt voorbehoud gemaakt ten aanzien van de Vredesfaciliteit voor Afrika, met name met betrekking tot de uitvoering van een reeks gerichte maatregelen.


* * *

(1)

overeenkomstig artikel 319, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), artikel 166 van het Financieel Reglement, artikel 119, lid 5, van de financiële verordening voor het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EDF) en artikel 144 van de financiële verordening voor het tiende EDF.

(2)

Zie: www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR16_31">www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR16_31


(3)

COM(2016) 605 final van 14.9.2016.

(4)

(COM(2017) 124).