Toelichting bij COM(2017)655 - Uitoefening van de op grond van Richtlijn 2013/30/EU betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten aan de Commissie verleende bevoegdheid om vast te stellen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 8.11.2017

COM(2017) 655 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de op grond van Richtlijn 2013/30/EU betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten aan de Commissie verleende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen


Inhoudsopgave

  1. Inleiding
  2. Rechtsgrondslag

1.

Inleiding



Met Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (richtlijn offshoreveiligheid) 1 wordt gestreefd naar een hoog veiligheidsniveau bij het verrichten van deze werkzaamheden. De gezondheid van werknemers, het milieu, de betrokken offshore activa en andere economische activiteiten zoals visserij en toerisme zijn gediend bij veilige offshore activiteiten. De door de lidstaten omgezette bepalingen zullen helpen bij het voorkomen van zware ongevallen, het verminderen van het aantal incidenten en het uitvoeren van een doeltreffende follow-up van ongevallen en incidenten om de gevolgen ervan te beperken.

Krachtens de richtlijn mag de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen (zie de artikelen 35 en 36) om de bijlagen I, II, VI en VII aan te passen en er aanvullende informatie in op te nemen die door de technische vooruitgang noodzakelijk kan worden. Deze bijlagen bepalen:

·de informatie die moet worden opgenomen in documenten die aan bevoegde autoriteiten worden voorgelegd, bv. met een verzoek om goedkeuring voor offshore olie- en gasactiviteiten (bijlage I);

·de informatie die in verslagen over boorputactiviteiten moet worden opgenomen (bijlage II);

·de informatie betreffende prioriteiten voor samenwerking tussen exploitanten en eigenaars en bevoegde autoriteiten, bv. normen, richtsnoeren voor beste praktijken (bijlage VI);

·de informatie die in de externe rampenplannen moet worden verstrekt (bijlage VII).

2.

Rechtsgrondslag



De opstelling van dit verslag is verplicht op grond van artikel 36, lid 2, van Richtlijn 2013/30/EU. Op grond van die bepaling wordt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen met ingang van 18 juli 2013 voor een periode van vijf jaar aan de Commissie toegekend. De Commissie moet uiterlijk negen maanden voor het einde van de periode van vijf jaar een verslag opstellen over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch met perioden van eenzelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maken tegen deze verlenging.

3. UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEIDSDELEGATIE

Overeenkomstig de richtlijn offshoreveiligheid werd de bevoegdheidsdelegatie nodig geacht om aanvullende informatie op te nemen in het kader van de bijlagen I, II, VI en VII in het licht van de technische vooruitgang.

Gelet op het feit dat de richtlijn offshoreveiligheid op 19 juli 2013 van toepassing is geworden, dat de lidstaten de richtlijn uiterlijk op 19 juli 2015 moesten omzetten, en dat de toepassing van de richtlijn wegens overgangstermijnen voor bepaalde installaties wordt uitgesteld tot 19 juli 2018 (artikel 42, lid 2) heeft de Commissie het nog niet passend of noodzakelijk geacht om bijlagen I, II, VI of VII van de richtlijn aan de technische vooruitgang aan te passen.

4. VERLENGING VAN DE PERIODE VOOR DE BEVOEGDHEIDSDELEGATIE

In het licht van de dynamische technische ontwikkelingen in de offshoresector, en de beperkte tijd waarin praktische ervaring kon worden opgedaan met de toepassing van de hierboven vermelde bijlagen, hetgeen gedeeltelijk lag aan het toepassen van overgangstermijnen, acht de Commissie het noodzakelijk de bevoegdheidsdelegatie met vijf jaar te verlengen.

5. CONCLUSIE

De Commissie heeft de afgelopen vijf jaar geen gebruik gemaakt van de gedelegeerde bevoegdheden die haar uit hoofde van Richtlijn 2013/30/EU zijn verleend, maar vindt het noodzakelijk de bevoegdheidsdelegatie om de hierboven vermelde redenen te verlengen. Met dit verslag voldoet de Commissie aan de rapportageverplichting in de richtlijn offshoreveiligheid (artikel 36, lid 2) en verzoekt zij het Europees Parlement en de Raad hiervan nota te nemen.

(1)

PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66.