Toelichting bij COM(2018)119 - Wijziging van Verordening (EU) 2018/120 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)119 - Wijziging van Verordening (EU) 2018/120 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft. |
---|---|
bron | COM(2018)119 |
datum | 08-03-2018 |
• Motivering en doel van het voorstel
Bij Verordening (EU) 2018/120 van de Raad zijn voor 2018 voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Deze vangstmogelijkheden worden doorgaans meerdere keren gewijzigd gedurende de periode waarin zij van kracht zijn.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met andere beleidsgebieden van de Unie, met name op het vlak van milieu.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De verplichting van de Unie om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, vloeit voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van de nieuwe basisverordening voor het GVB.
• Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
• Evenredigheid
Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het GVB is een gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag moet de Raad maatregelen vaststellen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.
• Keuze van het instrument
Voorgesteld instrument: verordening.
3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Niet van toepassing.
• Raadpleging van belanghebbenden
In het voorstel wordt rekening gehouden met de feedback van belanghebbenden, adviesraden, nationale overheidsdiensten, vissersorganisaties en niet-gouvernementele organisaties.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Het voorstel is gebaseerd op wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).
• Effectbeoordeling
De werkingssfeer van de verordening inzake vangstmogelijkheden wordt omschreven in artikel 43, lid 3, van het Verdrag.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Niet van toepassing.
• Grondrechten
Niet van toepassing.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
Het voorstel beoogt de wijziging van Verordening (EU) 2018/120 zoals hieronder beschreven.
Zandspiering is een kortlevende soort waarvoor het wetenschappelijke advies in de tweede helft van februari beschikbaar komt, terwijl de visserij al in april van start gaat. In Verordening (EU) 2018/120 van de Raad was de totale toegestane vangst (TAC) op nul vastgesteld. Deze vangstbeperkingen moeten derhalve worden gewijzigd overeenkomstig het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES.
In 2017 heeft de ICES in zijn advies en naar aanleiding van de 2016-benchmark de beheersgebieden voor zandspieringen gewijzigd. Bepaalde van de herziene beheersgebieden vallen niet samen met de wateren van de Unie in de Noordzee. Beheersgebied voor zandspieringen 3r bevindt zich voornamelijk in de Noorse wateren, maar een deel ervan is in de wateren van de Unie gelegen, en enkele belangrijke visgronden zijn over de beheersgebieden 2r en 3r gespreid. Uit het ICES-advies van 2018 blijkt dat gemiddeld 8 % van de vangsten in beheersgebied 3r in wateren van de Unie worden bovengehaald. Op basis daarvan wordt een TAC voor de wateren van de Unie van beheersgebied 3r vastgesteld.