Toelichting bij COM(2018)259 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In aansluiting op de inwerkingtreding van de nieuwe materiële bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie 1 (DWU) in mei 2016 is in het kader van het periodieke overleg met de lidstaten en het bedrijfsleven geconstateerd dat de tekst fouten en technische anomalieën bevatte die met het oog op de rechtszekerheid en de samenhang moeten worden rechtgezet. Om deze technische fouten en omissies recht te zetten, heeft de Commissie dit wijzigingsvoorstel voor het DWU opgesteld, dat tevens voorziet in de aanpassing van het DWU aan een internationale overeenkomst die nog niet van kracht was toen het DWU werd goedgekeurd, namelijk de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen de EU en Canada (CETA). Tot slot strekt dit voorstel er ook toe tegemoet te komen aan een verzoek van Italië om de gemeente Campione d'Italia en de Italiaanse wateren van het meer van Lugano te integreren in het douanegebied van de Unie.

Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel strekt ertoe de correcte toepassing van Verordening (EU) nr. 952/2013 te garanderen in volledige overeenstemming met bestaande beleidslijnen en doelstellingen die van belang zijn voor de handel in goederen naar en van het douanegebied van de Unie.

Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel moet ervoor zorgen dat het DWU in overeenstemming is met de internationale handelsovereenkomsten die door de EU zijn ondertekend. Het onderdeel van het voorstel dat betrekking heeft op de integratie van de gemeente Campione d'Italia en de Italiaanse wateren van het meer van Lugano in het douanegebied van de Unie, is gekoppeld aan de wijzigingen die gelijktijdig worden doorgevoerd in Richtlijn 2008/118/EG (accijnsrichtlijn) en Richtlijn 2006/112/EG (btw-richtlijn). Al deze wijzigingen moeten met ingang van dezelfde datum, namelijk 1 januari 2019, toepassing vinden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag wordt gevormd door de artikelen 33, 114 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU uit hoofde van artikel 3, lid 1, onder a) en e), VWEU. Lidstaten kunnen niet individueel handelen op dit gebied.

Evenredigheid

Het voorstel bevat geen nieuwe beleidsontwikkelingen vergeleken met de te wijzigen wetgevingshandeling: het wijzigt enkele bepalingen van die wetgevingshandeling met het oog op de juiste toepassing van andere bepalingen van die verordening, de afstemming van de verordening op een internationale overeenkomst die van kracht is geworden na de goedkeuring van de verordening, en de uitvoering van een specifiek verzoek van een lidstaat dat een beperkte reikwijdte heeft.

Keuze van het instrument

Aangezien het wetboek een rechtshandeling van de EU is, kan het uitsluitend worden gewijzigd door middel van een gelijkwaardige rechtshandeling.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Deze wijziging laat Verordening (EU) nr. 952/2013 inhoudelijk ongewijzigd, en dus is de raadpleging van de belanghebbende partijen die eerder voor de vaststelling van die verordening werd gehouden, nog altijd geldig.

De betrokken wijzigingen zijn ook besproken met de lidstaten en met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in gezamenlijke vergaderingen van de Groep douanedeskundigen en de Trade Contact Group, waarin overeenstemming is bereikt over de inhoud van de voorgestelde tekst. De Commissie heeft het grote publiek over het voorstel geraadpleegd via een routekaart die is gepubliceerd op het portaal voor betere regelgeving 'Geef uw mening', en heeft kennis genomen van de ontvangen reacties.

Effectbeoordeling

Voor dit initiatief is geen effectbeoordeling vereist omdat het geen beleidskeuze betreft. Er worden alleen correcties aangebracht in het DWU om i) een aantal technische kwesties en anomalieën op te lossen die aan het licht zijn gekomen in de eerste twee jaren van toepassing en ii) tegemoet te komen aan een verzoek van een lidstaat die twee delen van zijn grondgebied die tot dusver geen deel uitmaakten van het douanegebied van de Unie, in dat douanegebied wil laten opnemen. Voorts wordt de samenhang gegarandeerd met andere bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013, die zelf een herschikking is van Verordening (EU) nr. 450/2008 waarvoor de Commissie een effectbeoordeling heeft verricht.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel draagt bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het DWU. Er worden enkele technische wijzigingen in het douanewetboek aangebracht die ervoor moeten zorgen dat het wetboek zijn doelstellingen verwezenlijkt, namelijk het concurrentievermogen van Europese bedrijven verbeteren en tegelijkertijd de financiële en economische belangen van de Unie en de lidstaten beschermen, net als de veiligheid van de consumenten in de EU.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijzigingen hebben geen rechtstreekse gevolgen voor de begroting, maar zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van de douane, daaronder begrepen de inning van eigen middelen en facilitatie van de handel.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal uiterlijk in 2021 een tussentijdse evaluatie uitvoeren van het DWU-rechtskader en de elektronische systemen die op die datum zijn geïmplementeerd. Zij zal na 2025, als alle elektronische DWU-systemen zijn ingevoerd, een uitgebreidere geschiktheidscontrole starten om te bepalen of het wetboek nog hiaten of fouten bevat die via een uitgebreider wijzigingsvoorstel moeten worden aangepakt. Gelet op de overgangsperiode waarin het DWU zich thans bevindt, en deze plannen voor toekomstige evaluaties wordt een evaluatie van dit specifieke voorstel niet nodig geacht.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Het voorstel bevat wijzigingen van de volgende bepalingen van het DWU:


·Artikel 4, waarin het douanegebied van de Unie wordt omschreven, moet worden gewijzigd naar aanleiding van een verzoek van Italië om de Italiaanse gemeente Campione d'Italia en de Italiaanse wateren van het meer van Lugano erin te integreren. Historisch gezien was de uitsluiting van deze twee gebieden van het douanegebied van de Unie door hun geografische ligging als Italiaanse enclaves op het grondgebied van Zwitserland, gerechtvaardigd maar Italië acht deze uitsluiting niet langer nodig, met name omdat Zwitserland ze anders in zijn douanegebied wil opnemen. Er wordt voorgesteld dat deze wijziging vanaf 1 januari 2019 toepassing vindt.

·Artikel 34, lid 9, op grond waarvan beschikkingen inzake bindende tariefinlichtingen (BTI) die niet langer geldig zijn of werden ingetrokken, onder bepaalde omstandigheden langer mogen worden gebruikt, moet worden gewijzigd zodat dit verlengde gebruik ook kan gelden in andere situaties die onder artikel 34, lid 5, DWU vallen, dat wil zeggen in situaties waarin de BTI-beschikking is ingetrokken omdat zij niet in overeenstemming is met de douanewetgeving of omdat aan voor de afgifte van de BTI-beschikking gestelde voorwaarden niet of niet langer is voldaan (bijvoorbeeld als gevolg van bilaterale onderhandelingen tussen twee lidstaten of op Unieniveau overeengekomen indelingsrichtsnoeren).

·Artikel 124, lid 1, onder h) i), moet worden gewijzigd om tijdelijke opslag toe te voegen aan de lijst van gevallen waarin een douaneschuld (die is ontstaan doordat douaneformaliteiten niet zijn vervuld) kan tenietgaan als er geen sprake was van werkelijke gevolgen noch van poging tot bedrog en de situatie naderhand werd geregulariseerd. Het feit dat tijdelijke opslag hier niet is vermeld, is louter een vergetelheid, omdat tijdelijke opslag niet als een douaneregeling wordt beschouwd. De overeenkomstige bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie om deze bepaling aan te vullen, moet ook worden gewijzigd en tijdelijke opslag moet eraan worden toegevoegd.

·Artikel 129, lid 2, onder b), moet worden gewijzigd om te verduidelijken dat in gevallen waarin de douaneautoriteiten een summiere aangifte bij binnenbrengen ongeldig moeten maken omdat de niet-Uniegoederen waarop de aangifte betrekking heeft, het douanegebied niet binnenkomen, de ongeldigmaking moet gebeuren nadat 200 dagen zijn verstreken sinds de indiening van de aangifte in plaats van binnen 'uiterlijk' 200 dagen. De periode van 200 dagen was bedoeld als termijn waarbinnen aangevers de goederen bij de douane moeten aanbrengen na de indiening van de aangifte.

·Artikel 139, lid 5, moet worden gewijzigd om te verduidelijken dat in alle gevallen waarin marktdeelnemers of goederenvervoerders geen informatie vóór aankomst over niet-Uniegoederen (in de vorm van een 'summiere aangifte bij binnenbrengen') hebben verstrekt vóórdat de goederen daadwerkelijk aankomen en bij de douane worden aangebracht, een douaneaangifte of aangifte tot tijdelijke opslag de gegevens moet bevatten die in de summiere aangifte bij binnenbrengen zouden zijn vermeld.

·Artikel 146, lid 2, onder b), moet worden gewijzigd om te verduidelijken dat in gevallen waarin de douaneautoriteiten een aangifte tot tijdelijke opslag ongeldig moeten maken omdat de desbetreffende goederen niet bij de douane zijn aangebracht, de ongeldigmaking moet gebeuren nadat 30 dagen zijn verstreken sinds de indiening van de aangifte in plaats van binnen 'uiterlijk' 30 dagen. De periode van 30 dagen was bedoeld als termijn waarbinnen aangevers de goederen bij de douane moeten aanbrengen na de indiening van de aangifte.

·Er moet een nieuw artikel 260 bis worden voorgesteld om te voorzien in volledige vrijstelling van invoerrechten voor goederen die niet in aanmerking komen voor de volledige vrijstelling van artikel 260 maar zijn hersteld of gewijzigd in het kader van de regeling passieve veredeling in een land waarmee de Unie een preferentiële overeenkomst heeft gesloten (zoals CETA met Canada), die in een dergelijke vrijstelling voorziet.

·Artikel 272, lid 2, onder b), en artikel 275, lid 2, onder b), moeten worden gewijzigd om te verduidelijken dat in gevallen waarin de douaneautoriteiten een summiere aangifte bij uitgaan of een kennisgeving van wederuitvoer ongeldig moeten maken omdat de desbetreffende goederen niet zijn uitgevoerd, de ongeldigmaking moet gebeuren nadat 150 dagen zijn verstreken sinds de indiening van de aangifte of de kennisgeving in plaats van binnen 'uiterlijk' 150 dagen. De periode van 150 dagen was bedoeld als termijn waarbinnen aangevers de goederen buiten het douanegebied van de Unie moeten brengen voordat de aangifte of kennisgeving ongeldig wordt gemaakt.