Toelichting bij COM(2018)375 - Gemeenschappelijke bepalingen en financiële regels voor verschillende Europese fondsen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Op 2 mei 2018 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor het volgende meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027 1 . Administratieve vereenvoudiging is gedefinieerd als een kerndoelstelling in de discussienota over de financiën van de EU, evenals in de evaluatie achteraf en de raadpleging van het publiek. De ervaring leert dat de regels te complex en gefragmenteerd zijn tussen fondsen en financieringsvormen, wat leidt tot een onnodige belasting van de programmabeheerders en de uiteindelijke begunstigden.

In dit voorstel voor een verordening gemeenschappelijke bepalingen ("GB-verordening") zijn de gemeenschappelijke bepalingen voor zeven fondsen in gedeeld beheer opgenomen. Dit voorstel strekt niet tot vervanging van de bestaande Verordening (EU) nr. 1303/2013 die van toepassing blijft op de in de periode 2014-2020 vastgestelde programma's. Met dit voorstel wordt de versnippering van de regels tegengegaan en wordt een gemeenschappelijke reeks basisregels voor de zeven fondsen vastgesteld:

·CF: Cohesiefonds

·EFMZV: Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

·EFRO: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

·ESF+: Europees Sociaal Fonds Plus 2

·AMIF: Fonds voor asiel en migratie 3

·BMVI: Instrument voor grensbeheer en visa 4

·ISF: Fonds voor interne veiligheid

Deze voorstellen voorzien in toepassing vanaf 1 januari 2021 en hebben betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 317 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de Commissie de begroting uitvoert in samenwerking met de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van het ter uitvoering van artikel 322 VWEU vastgestelde reglement. Artikel 322, lid 1, onder a), VWEU voorziet in de rechtsgrondslag voor de vaststelling van de verordeningen tot invoering van de financiële regels die met name de wijze bepalen waarop de begroting wordt opgesteld en uitgevoerd en waarop de rekeningen worden ingediend en nagezien. Het subsidiariteitsbeginsel strekt zich niet uit tot de financiële regels, waarvoor het duidelijk is dat alleen de Unie kan of zelfs moet optreden.

Het EU-optreden voor de Europese structuur- en investeringsfondsen is gerechtvaardigd op basis van de doelstellingen van artikel 174 VWEU. Het recht om op te treden is vastgelegd in artikel 175 VWEU, dat de Unie uitdrukkelijk oproept tot uitvoering van het betrokken beleid via structuurfondsen, in samenhang met artikel 177, dat de rol van het Cohesiefonds omschrijft. De doelen van het ESF, EFRO en het Cohesiefonds zijn omschreven in respectievelijk de artikelen 162, 176 en 177 VWEU. De maatregelen met betrekking tot de visserij worden gerechtvaardigd door artikel 39 VWEU.

Artikel 174 VWEU bepaalt dat bijzondere aandacht wordt besteed aan plattelandsgebieden, regio's die een industriële overgang doormaken en regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen. Onder de laatstgenoemde regio's vallen de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.

Artikel 349 VWEU bepaalt dat specifieke maatregelen worden getroffen om rekening te houden met de structurele economische en sociale situatie van de ultraperifere gebieden, die wordt bemoeilijkt door bepaalde specifieke kenmerken die de ontwikkeling van deze gebieden ernstig schaden.

De verordening tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie is gebaseerd op artikel 78, lid 2, en artikel 79, leden 2 en 4, VWEU. Een verordening tot vaststelling - als onderdeel van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer - van het Instrument voor grensbeheer en visa, is gebaseerd op artikel 77, lid 2, VWEU. De verordening tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid is gebaseerd op artikel 82, lid 1, artikel 84 en artikel 87, lid 2, VWEU. Artikel 317 VWEU voorziet in de rechtsgrondslag voor de gemeenschappelijke reeks regels met betrekking tot de uitvoering van de begroting in samenwerking met de lidstaten. Artikel 322 VWEU bepaalt de reikwijdte en de procedures om de begroting vast te stellen.

De subsidiariteit en evenredigheid van de bovenvermelde afzonderlijke fondsen zijn opgenomen in de toelichting bij elk fonds. De GB-verordening maakt evenwel aanvullende bijdragen:

·aan de subsidiariteit door gedeeld beheer te bevorderen: voor zover de programma’s niet rechtstreeks door de Europese Commissie worden beheerd, maar worden uitgevoerd in partnerschap met de lidstaten.

·aan de proportionaliteit, door het uniformiseren en consolideren van de regels (en aldus de belasting voor de belanghebbenden te verminderen).

Ingevolge artikel 11 VWEU moeten eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling, hetgeen in deze verordening aan de orde komt.

3. EVALUATIE, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

De verschillende fondsen hebben hun eigen evaluatie en talrijke vaststellingen gelden vooral voor hun specfieke verordeningen. Volgende essentiële vaststellingen gelden voor de GB-verordening.

Vereenvoudiging:


de noodzaak om de administratieve lasten verminderen. Dit was een essentiële vaststelling die herhaaldelijk ter sprake kwam in de evaluatie van alle fondsen:

·Uit de evaluaties achteraf van het EFRO en het Cohesiefonds bleek dat beheer-, controle- en auditsystemen te complex waren. Dit veroorzaakte administratieve onzekerheid en vertragingen bij de uitvoering. Complexiteit was vooral een probleem in de EU-15 landen, waar de financiering relatief geringer was, hetgeen wees op de noodzaak van evenredigheid.

·Uit de ESF-evaluatie bleek dat zowel het financieringslandschap (d.w.z. de waaier en de combinatie van instrumenten) en het uitvoeringsproces moesten worden vereenvoudigd

·Uit de EFMZ-evaluatie bleek ook dat de administratieve last te hoog was. In de aanvraagfase was het een belemmering om steun aan te vragen. Voorts bleek dat de complexiteit van bepaalde projecten geleid had tot belemmeringen voor potentiële begunstigden, in het bijzonder in gevallen waarbij een breed netwerk van partners betrokken was.

·Uit tussentijdse evaluaties voor relevante onderdelen van het AMF, BMVI en ISF bleek ook de noodzaak voor vereenvoudiging. Het gebruik van vereenvoudigde kostenopties was een specifieke aanbeveling.

Dit punt komt aan de orde in de hele GB-verordening. Goede voorbeelden zijn onder meer titel V (bv. vereenvoudigde kostenopties, betalingen op basis van voorwaarden, schrappen van specifieke regels voor belangrijke projecten en inkomsten genererende investeringen) en titel VI (vereenvoudigde en meer proportionele controle en audit).

1.

2. De noodzaak van flexibiliteit om nieuw behoeften te kunnen beantwoorden


·Uit de evaluaties achteraf van het EFRO en het Cohesiefonds bleek dat de aanpassing van de programma's naar aanleiding van de economische crisis in de periode 2007-2013 een van de succesverhalen was en verder moest worden ontwikkeld.

·In de evaluatie achteraf ven het ESF werd flexibiliteit genoemd als een van de belangrijkste punten die voor verbetering vatbaar zijn.

·Uit de tussentijdse evaluaties van de voorlopers van het AMIF, BMVI en ISF blijkt dat met deze fondsen adequaat werd gereageerd op de crisissituaties op het vlak van migratie en veiligheid. Er zijn evenwel meer flexibele mechanismen nodig om de middelen toe te wijzen.

Dit punt komt aan de orde in titel III (dat relatief kleine overdrachten mogelijk maakt zonder de noodzaak van een programmawijziging) en II (programmatoewijzingen worden vastgesteld voor de eerste 5 jaar, en vervolgens komen de toewijzingen in de laatste twee jaar tot stand op basis van een evaluatie) waarbij in de fondsspecifieke verordeningen aanvullende regels voor het AMIF, BMVI en ISF zijn opgenomen. Voorts verhoogt de mogelijkheid om gebruik te maken van de InvestEU garantiefaciliteit de flexibiliteit voor de lidstaten.

3. Het potentieel van de financieringsinstrumenten (FI's):

·Uit de evaluatie achteraf van het EFRO en het Cohesiefonds is gebleken dat FI's het potentieel hebben om een meer efficiënt middel te zijn voor de financiering van investeringen in sommige beleidsterreinen, maar dat er vertragingen zijn bij de uitvoering. Voorts is het zaak ervoor te zorgen dat de FI's vaker worden gebruikt.

·Uit de tussentijdse evaluatie van het EaSI bleek verschillende regels het moeilijk maakten om de complementariteiten tussen fondsen aan te boren. In de evaluatie werd aanbevolen de regels van de FI's te stroomlijnen en op elkaar af te stemmen.

Dit punt komt aan de orde in Titel V waarin de uitvoering van de FI's wordt vereenvoudigd, waarbij talrijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht met die voor subsidies.

Openbare raadplegingen

De Commissie heeft de volgende openbare raadplegingen uitgevoerd:

·EU-fondsen op het vlak van cohesiebeleid (10 januari 2018 tot 9 maart 2018)

·Een raadpleging van de belanghebbenden in het kader van de evaluaties achteraf van het EFMZV (februari tot mei 2016)

·EU-fondsen op het vlak van migratie (10 januari 2018 tot 9 maart 2018)

·EU-fondsen op het vlak van veiligheid (10 januari 2018 tot 9 maart 2018)

Ook in de raadplegingen van de belanghebbenden kwamen dezelfde punten aan de orde als in de evaluaties achteraf - de belangrijkste conclusie van belang voor de GB-verordening is vereenvoudiging (in het bijzonder op het vlak van audit- en controleprocedures), gevolgd door flexibiliteit:

·In de raadpleging over het cohesiebeleid vonden de belanghebbenden de complexe procedures veruit de grootste belemmering voor succes, gevolgd door loodzware vereisten op het vlak van audit en controle, gebrek aan flexibiliteit, moeilijkheid om financiële houdbaarheid te garanderen en vertragingen bij betalingen.

·Voor het EFMZV wordt de complexe administratieve uitvoering beschouwd als de grootste tekortkoming en talrijke belanghebbenden pleiten voor een radicale vereenvoudiging en flexibiliteit. De interventielogica wordt als te star beschouwd, waarbij lidstaten hun eigen specificiteiten niet kunnen aanpakken.

·Uit de raadplegingen op het vlak van migratie en veiligheid bleek dat de respondenten sterke voorstander waren van een eenvoudigere uitvoering en grotere flexibiliteit (in het bijzonder met betrekking tot het vermogen om het hoofd te bieden aan crisissituaties op het vlak migratie en veiligheid).

De bedenkingen die de belanghebbende naar voren hebben gebracht, komen aan de orde in verschillende vereenvoudigingsmaatregelen in de gehele de GB-verordening (zie hierna).

Deskundigheid en administratieve kosten

Op het vlak van deskundigheid is de deskundigengroep op hoog niveau bijeengeroepen om de vereenvoudiging van het cohesiebeleid te bespreken. De conclusies luidden als volgt 5 :

·Onderlinge afstemming van de regels voor EU-fondsen. Dit punt van zorg wordt gedeeltelijk aangepakt door het toepassingsgebied van de huidige verordening.

·Minder, duidelijkere en beknoptere regels. Zoals hierboven is aangegeven, omvat de huidige verordening talrijke vereenvoudigingen.

·Echte subsidiariteit en evenredigheid: in een veel grote mate een beroep doen op nationale systemen en procedures voor beheer en controle. Dit komt aan de orde in titel VI (zie hierna).

·Een stabiel, maar flexibel kader: geen noodzaak om instellingen opnieuw aan te stellen voor de volgende programmeringsperiode. Programma's moeten ook gemakkelijker worden gewijzigd. Dit komt aan de orde in respectievelijk titel VI en III.

·Beginsel van één enkele audit: uitbreiding van het beginsel van één enkele audit. Dit komt aan de orde in titel VI.

Aan het EFRO en het Cohesiefonds zijn inderdaad aantoonbaar aanzienlijke administratieve kosten verbonden, die in een recente studie 6 worden geraamd op 3 % van de gemiddelde programmakosten voor het EFRO en op 2,2 % voor het Cohesiefonds. De administratieve lasten voor de begunstigden (met inbegrip van het mkb) zijn hoger.

Talrijke vereenvoudigingen in de GB-verordening zijn moeilijk vooraf financieel te kwantificeren, maar in de studie zijn de volgende ramingen opgenomen:

·Doordat meer gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties (of betalingen op basis van voorwaarden) voor het EFRO en het Cohesiefonds kunnen de totale administratieve kosten aanzienlijk worden verlaagd – met 20-25 % indien deze opties over de gehele linie worden toegepast.

·Een meer evenredige benadering van de controles en audits zou resulteren in een aanzienlijke daling van het aantal verificaties en de auditdruk voor programma's met een 'laag risico', waardoor de totale administratieve kosten van het EFRO en het Cohesiefonds met 2-3% zouden dalen en de kosten voor de betrokken programma's met een veel hoger bedrag.

Effectbeoordeling

De GB-verordening zelf is niet onderworpen aan een effectbeoordeling, aangezien in de verordening gemeenschappelijke regels en een uitvoeringsmechanisme voor andere beleidsmaatregelen worden vastgesteld. Voor alle gerelateerde fondsen zijn eigen effectbeoordelingen opgesteld.

E-cohesie en gegevensuitwisseling

Voor de programma’s voor 2014-2020 - met uitzondering van de voorlopers van het AMIF, BMVI en ISF- was een systeem van elektronische gegevensuitwisseling tussen begunstigden en beheersautoriteiten, en tussen verschillende autoriteiten van het beheers- en controlesysteem nodig. De onderhavige verordening bouwt hierop voort en ontwikkelt bepaalde aspecten van het verzamelen van gegevens verder. Alle gegevens die nodig zijn voor de monitoring van de vooruitgang bij de uitvoering, met inbegrip van resultaten en prestaties van de programma’s, zullen nu elektronisch en elke twee maanden aan de Commissie worden doorgegeven; dit betekent dat het open gegevensplatform nagenoeg in bijna realtime wordt bijgewerkt.

Evenzo zullen de gegevens over de begunstigde en de verrichtingen in elektronische vorm openbaar worden gemaakt, op een specifieke website die door de beheersautoriteit wordt beheerd. Hiermee worden de verwezenlijkingen beter in de kijker gezet en wordt betere communicatie mogelijk.

Grondrechten

Door de invoering van een randvoorwaarde die de eerbiediging van het Handvest van de grondrechten van de EU garandeert, zal deze verordening een positief effect hebben op de eerbiediging en bescherming van alle grondrechten bij het beheer van de zeven fondsen.

De eerbiediging van de rechtsstaat komt aan de orde in een afzonderlijke verordening op basis van artikel 322 VWEU.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel van de Commissie voor een meerjarig financieel kader voorziet in een bedrag van 330 miljard EUR voor economische, sociale en territoriale samenhang voor de periode 2021-2027.


EFRO, CF en ESF+ budgetten voor 2021-27 in miljoen EUR

Cohesiebeleid totaal330 624
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)200 629
·Investeren in groei en werkgelegenheid190 752
·Europese territoriale samenwerking8 430
·Ultraperifere en dunbevolkte gebieden1 447
Cohesiefonds (CF)41 349
·waarvan bijdrage aan CEF — Vervoer10 000
Europees Sociaal Fonds+ (1)88 646

In dit bedrag is niet het bedrag opgenomen voor gezondheid, werkgelegenheid en sociale innovatie (1 042 miljoen EUR).

Dit zijn de belangrijke financiële rubrieken die vallen onder de GB-verordening. Het Commissievoorstel voor de financiering van het EFMZV, AMIF, BMVI en ISF is vervat in de fondsspecifieke verordeningen voor elk fonds.

5. SAMENVATTING VAN DE INHOUD VAN DE VERORDENING

De belangrijkste doelstellingen van de architectuur en bepalingen van de voorgestelde GB-verordening zijn:

1. De onnodige administratieve lasten voor begunstigden en beheersinstanties aanzienlijk verminderen, met behoud van een hoog niveau van zekerheid omtrent wettigheid en regelmatigheid. Dit is de belangrijkste leidraad van de hervorming, met een aanzienlijk aantal vereenvoudigingen en onderlinge afstemmingen tussen de verordeningen - in het bijzonder op het vlak van:

i. De voorzetting van beheers- en controlesystemen (en andere maatregelen die de start van het programma bevorderen). Groter gebruik van 'evenredige regelingen', waarbij voor programma's met een lager risico een beroep kan worden gedaan op nationale systemen.

ii. Gebruik van vereenvoudigde kostenopties en betalingen op basis van voorwaarden.

2.

iii. Financieringsinstrumenten


2. Verhogen van de flexibiliteit om programmadoelstellingen en middelen aan te passen in het licht van wijzigende omstandigheden en in termen van vrijwillige bijdragen aan op EU-niveau direct beheerde instrumenten.

3. De programma's nauwer afstemmen op de EU-prioriteiten en hun doeltreffendheid verhogen. Dit omvat onder meer:

i. De interventielogica en rapportering afstemmen op de rubriek van het MFK en de steun meer concentreren op de prioritaire terreinen.

ii. Zorgen voor een nauwere aansluiting op het Europees Semester.

iii. Vaststellen van meer zinvolle randvoorwaarden die gedurende de hele uitvoeringsperiode moeten worden gehandhaafd.

3.

Titel I: Doelstellingen en algemene ondersteuning


In de GB-verordening worden zeven Europese Fondsen samengebracht die door middel van gedeeld beheer worden uitgevoerd. Hierbij wordt ernaar gestreefd een gemeenschappelijke reeks van vereenvoudigde en geconsolideerde regels vast te stellen en tegelijkertijd de administratieve last voor de programma-autoriteiten en de begunstigden af te bouwen.

Hier wordt de basis gelegd voor de sterke nadruk op gedeeld beheer en partnerschap, die de rode draad vormt in de verordeningen. Artikel 5 vormt de grondslag voor gedeeld beheer, artikel 6 voor het partnerschap met de regionale en lokale autoriteiten, steden en overheden, economische en sociale partners, het maatschappelijk middenveld en instanties ter bevordering van sociale integratie, grondrechten, gendergelijkheid, non-discriminatie en de rechten van personen met een handicap.

In het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader 2021-2027 wordt een meer ambitieuze doelstelling vastgesteld voor de integratie van klimaatactie in alle EU-programma's, met een overkoepelende doelstelling van 25 % van de EU-uitgaven die moeten bijdragen tot klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma tot de verwezenlijking van deze overkoepelende doelstelling wordt getraceerd door EU klimaat-indicatoren op een passend niveau van uitsplitsing, waarbij gebruik wordt gemaakt van meer precieze methoden indien deze beschikbaar zijn. De Commissie blijft de gegevens jaarlijks voorstellen op het vlak van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.

Om ten volle het potentieel van het programma om bij te dragen tot de klimaatdoelstellingen te benutten, streeft de Commissie ernaar de desbetreffende acties te identificeren bij de programmavoorbereiding, uitvoering, herziening en evaluaties.


4.

Titel II Strategische aanpak


In deze verordening zijn de elf thematische doelstellingen die in de periode 2014-2020 zijn gebruikt, vereenvoudigd tot vijf duidelijke beleidsdoelstellingen:

1. Een slimmer Europa - innovatieve en slimme economische transformatie.

2. Een groener, koolstofarm Europa.

3. Een meer verbonden Europa - mobiliteit en regionale ICT-connectiviteit.

4. Een socialer Europa -de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten.

5. Een Europa dat dichter bij de burger staat -duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van stads-, plattelands- en kustgebieden door lokale initiatieven te bevorderen.

Voorts zijn de beleidsdoelstellingen van het AMIF, BMVI en ISF opgenomen in de fondsspecifieke verordeningen.

Deze vereenvoudiging maakt synergieën en flexibiliteit mogelijk tussen verscheidene componenten binnen een bepaalde doelstelling, waarbij de kunstmatige onderscheiden tussen verschillende beleidsmaatregelen die bijdragen tot dezelfde doelstelling worden weggenomen. Zij legt ook de basis voor de thematische concentratie voor het EFRO en het ESF.

Ex-ante voorwaarden uit de periode 2014-2020 worden vervangen door randvoorwaarden. Hun aantal is geringer en de randvoorwaarden zijn meer toegespitst op de doelstellingen van het desbetreffende fonds. Voorts worden zij in tegenstelling tot de periode 2014-2020 gedurende de hele periode opgevolgd en toegepast. Het beginsel wordt versterkt: lidstaten zullen geen uitgaven kunnen declareren met betrekking tot specifieke doelstellingen totdat aan de randvoorwaarde is voldaan. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat alle medegefinancierde concrete acties volledig in overeenstemming zijn met het beleidskader van de EU.

Om voort te bouwen op de goede praktijk van prestatiegerichtheid wordt voorgesteld een gestroomlijnd en duidelijker prestatiekader te handhaven. De conditionaliteit die samenhangt met het Europees Semester, wordt eveneens gehandhaafd, maar wel vereenvoudigd. In het bijzonder wordt met de landspecifieke aanbevelingen ten minste bij twee gelegenheden rekening gehouden: bij de aanvang van de programmering en in het kader van de tussentijdse evaluatie.

Maatregelen om gezond economisch bestuur te bevorderen, blijven gehandhaafd. De schorsingen zullen evenwel alleen betrekking hebben op de vastleggingen, niet op de betalingen om een verergering van economische crisissituaties te voorkomen.

De GB-verordening voorziet in flexibiliteit voor het EFRO, ESF+ en Cohesiefonds. In eerste instantie worden alleen de eerste vijf jaar geprogrammeerd. Toewijzingen voor de laatste 2 jaar komen tot stands op basis van een uitvoerige en grondige tussentijdse evaluatie die in 2025 resulteert in een overeenkomstige herprogrammering. In het kader van de evaluatie worden de initiële prioriteiten en doelstellingen van de programma's herzien, rekening houdende met: de tegen eind 2024 geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen; wijzigingen in de sociaal-economische situatie; nieuwe problemen die in landspecifieke aanbevelingen aan de orde zijn gekomen; Hierbij wordt voortgebouwd op het concept van het prestatiekader en de prestatiereserve en wordt de prestatiebenadering van het beleid verder versterkt, onder meer door herprogrammering. De prestatiereserve wordt evenwel stopgezet.

Synergie-effecten tussen verschillende EU-instrumenten worden bevorderd door het strategische planningsproces, waarbij gemeenschappelijke doelstellingen en gemeenschappelijke terreinen voor activiteiten binnen verschillende programma's worden vastgesteld, bv. het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB); Horizon Europa; de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF); het Digitaal Europa Programma (DEP); het Erasmus+ programma; het InvesteEU Fonds; LIFE; Erasmus+ en het externe Instrument.

5.

Titel III: Programmering


De inhoud van de programma's wordt meer gestroomlijnd en strategischer. Om de programmering en uitvoering bij de aanvang van de periode te harmoniseren en versnellen, zijn een gemeenschappelijk programmamodel voor de programma's van het EFRO, het Cohesiefonds, ESF+ en EFMZV en een afzonderlijk model voor het AMIF, BMVI en ISF aan deze verordening gehecht. Om de programmering flexibeler te maken, is er een 5%-drempel op prioriteitsniveau waaronder het mogelijk wordt om de toewijzingen binnen het programma aan te passen zonder een formele programmawijziging.

Om de specifieke problemen op subregionaal en lokaal niveau aan te pakken voorziet de GB-verordening in een vereenvoudigde benadering voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (met inbegrip van de mogelijkheid om een hoofdfonds aan te wijzen, waardoor de administratieve last voor de begunstigden vermindert). De GB-verordening voorziet ook in een harmonisering van de benadering van andere territoriale instrumenten, met inbegrip van de bestaande geïntegreerde territoriale investeringen.

De GB-verordening omvat ook bepalingen voor de vrijwillige overdracht van middelen naar de vijf beleidscomponenten van de InvestEU instrumenten om te genieten van een budgettair garantiemechanisme op EU-niveau. Voorts kunnen de lidstaten verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de financiële toewijzingen van een programma uit een van de fondsen naar een ander fonds in gedeeld beheer of naar een instrument in direct of indirect beheer. Dit moet het gemakkelijker maken om tijdens de uitvoering van de programma's de doelstellingen die ervoor zijn vastgesteld, te bereiken.

De aanpak op het gebied van technische bijstand van lidstaten is vereenvoudigd. Een mechanisme met vaste percentages is ingevoerd dat het mogelijk maakt om elke tussentijdse betaling aan te vullen met een percentage tussen 2,5 % en 6 % afhankelijk van het fonds. Hiermee wordt de EU-betaling van technische bijstand gekoppeld aan de bij de uitvoering geboekte vooruitgang. Voorts kunnen acties voor de opbouw van bestuurlijke capaciteit worden voortgezet in de vorm van betalingen op basis van voorwaarden.

6.

Titel IV: Monitoring, evaluatie, informatie en communicatie


Elektronische gegevens maken het mogelijk om vereenvoudiging en transparantie te combineren. In de periode 2014-2020 was het - met uitzondering van de voorlopers van het AMIF, BMVI en ISF - vereist een systeem van elektronische gegevensuitwisseling op te richten tussen begunstigden en beheersautoriteiten, en tussen verschillende autoriteiten van het beheers- en controlesysteem. In de onderhavige verordening wordt hierop voortgebouwd en worden bepaalde aspecten met betrekking tot gegevensverzameling verder uitgewerkt. Alle gegevens die nodig zijn voor de monitoring van de vooruitgang bij de uitvoering, met inbegrip van resultaten en prestaties van de programma’s, zullen nu elektronisch elke twee maanden worden doorgegeven; dit betekent dat het open gegevensplatform nagenoeg in bijna realtime wordt bijgewerkt.

Er wordt voorgesteld een grotere rol toe te kennen aan de toezichtcomités bij het toezicht op de programmaprestaties en al de factoren waardoor zij worden beïnvloed. Met het oog op transparantie moeten de aan de toezichtcomités voorgelegde documenten openbaar worden gemaakt.

Voor alle fondsen is de jaarlijkse evaluatie van de prestaties een gelegenheid voor een beleidsdialoog over essentiële punten van uitvoering en prestaties van het programma. Door frequente datatransmissie wordt het mogelijk de prestatiebeoordelingen te vereenvoudigen. Voor Cohesiefondsen wordt het aldus mogelijk het document met het jaarverslag te schrappen - de jaarlijkse evaluatievergadering zal plaatsvinden op basis van de laatste resultaten en een beperkte reeks van ingediende kwalitatieve gegevens.

De programma-autoriteiten en de begunstigden hebben grotere verantwoordelijkheid op het gebied van zichtbaarheid en communicatie gekregen. Gemeenschappelijke vereisten op het vlak van communicatie, transparantie en zichtbaarheid zorgen voor coherentere, doeltreffendere, efficiëntere communicatieacties.

Er zullen evaluaties worden verricht conform de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 7 , waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In de evaluaties zullen de programma-effecten in het veld worden beoordeeld op basis van de programma-indicatoren/-streefcijfers en een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma relevant, doeltreffend en doelmatig is, EU-meerwaarde oplevert en aansluit bij ander EU-beleid. In de evaluaties zal aandacht worden besteed aan opgedane ervaringen, geconstateerde problemen en mogelijkheden om de maatregelen en de effecten ervan te verbeteren.

7.

Titel V: Financiële steun


Om de administratieve lasten te verminderen, systematiseert en verhoogt de GB-verordening het gebruik van vereenvoudigde kostenopties, d.w.z. forfaitaire terugbetaling, standaardschalen van eenheidskosten of forfaitaire bedragen. Om deze opties gemakkelijker te kunnen toepassen, voorziet de GB-verordening in een vereenvoudiging van de regels en berekeningsmethodes, waarbij meer gebruik wordt gemaakt van kant-en klare opties die voortbouwen op het omnibusvoorstel van de Commissie 8 .

De optie van betalingen op basis van voorwaarden zal ook bijdragen tot de prestatiegerichtheid, waardoor betalingen kunnen plaatsvinden op basis van uitgevoerde en geverifieerde prestaties.

Financieringsinstrumenten zijn een essentieel uitvoeringsmechanisme voor investeringen in 2021-2027 die ontvangsten of kostenbesparingen genereren; de bepalingen voor hun gebruik zijn gestroomlijnd en geactualiseerd om te zorgen voor betere en vlottere uitvoering alsook van een snellere opzet;

·De financieringsinstrumenten worden vanaf het begin beter geïntegreerd in de programmering en het uitvoeringsproces vanaf het begin, terwijl de ex-ante beoordeling dienovereenkomstig wordt gestroomlijnd;

·De beheersautoriteiten beschikken over dezelfde basisopties voor een flexibele uitvoering - beheer onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit of direct beheer door de beheersautoriteit - maar de hiermee samenhangende voorwaarden zijn vereenvoudigd;

·Een combinatie van EU-middelen wordt mogelijk onder een geheel van regels; er is geen sprake meer van vermenigvuldiging van uiteenlopende regels die toegepast worden op soortgelijke situaties;

·Er wordt flexibiliteit voorgesteld voor de combinatie van subsidies met financieringsinstrumenten;

·De subsidiabiliteitsregels zijn verduidelijkt, en voorschriften over beheerskosten en -vergoedingen zijn vereenvoudigd, maar zij blijven gebaseerd op de prestatie om efficiënt beheer aan te moedigen;

·De betalingsregels zijn aanzienlijk vereenvoudigd, waarbij de zo belangrijke koppeling tussen betalingen en financiële instrumenten en de desbetreffende uitbetalingen aan eindontvangers gehandhaafd zijn gebleven;

·Terugvloeiende middelen en hergebruik van fondsen zijn eenvoudig gecodificeerd om een vlottere stroom van een periode naar een volgende mogelijk te maken.

·Er komt geen bijkomende rapportage over financieringsinstrumenten, aangezien deze zijn opgenomen in hetzelfde rapportagesysteem als alle andere financieringsvormen.

Andere vereenvoudigingen zijn onder meer:

·De combinatie van verschillende fondsen – en van financieringsinstrumenten en subsidies – wordt gecodificeerd in eenvoudige regels;

·Er zijn geen specifieke regels meer voor inkomsten genererende investeringen;

·Er is geen grote projectprocedure (in plaats daarvan worden de strategische projecten gevolgd door het toezichtcomité).

·De financiering wordt vereenvoudigd, bijvoorbeeld met behulp van de excellentiekeur.

Om verspillende subsidieconcurrentie te voorkomen, zijn de bepalingen over bedrijfsverplaatsing aangescherpt.

8.

Titel VI: Beheer en controle


De taken en bevoegdheden van de verschillende instanties in het beheers- en controlesysteem duidelijker worden vastgesteld. De aanwijzingsprocedure is niet verplicht; de bepalingen bevorderen de doorrol van bestaande systemen en eenvoudigere regels voor het identificeren van nieuwe organen.

Subsidiabiliteitsvereisten zullen ervoor zorgen dat alleen concrete acties van goede kwaliteit, die de hoogste bijdrage leveren aan de vastgestelde doelstellingen met de beste kostenbatenverhouding, voor steun in aanmerking komen. Voorts wordt voorgesteld om systematisch te controleren of de concrete actie financieel houdbaar is en de milieuscreening was gebaseerd op de laatste vereisten.

Het aantal controles en audits wordt aanzienlijk verminderd. Hierdoor zal de administratieve voor programma-autoriteiten en begunstigden aanzienlijk afnemen. Naast de bepalingen in vorige titels die resulteren in een afname van de auditdruk, voorziet deze titel in een verdere afname van de druk door:

·Uitbreiding van het beginsel van één enkele audit;

·Minder controles;

·Voor programma's met een laag foutenpercentage, een verbeterde evenredige aanpak gebaseerd op een goed werkend nationaal systeem met een minimale auditregeling voor kwaliteitsborging.

Projectvoorstellen waaraan een excellentiekeur is toegekend in het kader van Horizon Europa, moeten geen nieuwe aanvraag- en selectieprocedure doorlopen indien zij in overeenstemming zijn met de strategie voor slimme specialisatie van het programma. Hierdoor vermindert de druk op zowel de programmabeheerders als de begunstigden. Evenzo zou deze aanpak kunnen worden uitgebreid tot andere EU-instrumenten, zoals LIFE+ of Erasmus+.

9.

Titel VII - Financieel beheer, indiening en onderzoek van de rekeningen en financiële correcties


Het systeem van jaarrekeningen blijft behouden met inbegrip van de inhouding van 10% van de in de tussentijdse betalingen gedeclareerde bedragen. De indiening van de betalingverzoeken verloopt volgens een regelmatig schema en vindt vier maal per jaar plaats. Voor de rekeningen die op nul uitkomen, is geen overeenkomstige procedure vereist.

In deze afdeling zijn ook de voorschriften voor doorhaling opgenomen. Aangezien vereenvoudiging het voor programma's gemakkelijker zal maken om vertragingen te beperken en om een solide financieel beheer en een tijdige uitvoering te bevorderen, voorziet de GB-verordening in een "n+2"-regel. Om dezelfde reden is het niveau van de voorfinanciering verminderd tot een jaarlijkse betaling van 0,5 % op basis van de totale steun uit de Fondsen. In deze context kan een herziening van de jaarlijkse voorfinancieringsregelingen 2014-2020 voor het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZV noodzakelijk zijn.

10.

TITEL VIII - Financieel kader


Hierin worden de financiële toewijzingen en medefinanciering gebaseerd op regiocategorieën vastgesteld. Het kader is van toepassing op het EFRO, ESF+ en het Cohesiefonds.

Met de GB-verordening worden de medefinancieringspercentages voor deze drie fondsen ook teruggebracht tot niveaus van vóór de financiële crisis. De medefinancieringspercentages van de EU voor deze drie fondsen stegen in de periode 2007-2013. Dit was een reactie op de financiële crisis om essentiële investeringen in een periode van krappe overheidsbegrotingen te handhaven. De hoge EU-medefinancieringspercentages zijn niet langer nodig en met lagere percentages wordt de eigen inbreng bevorderd. Lagere EU-medefinancieringspercentages resulteren ook in een toename van de totale middelen voor het cohesiebeleid, waarbij rekening wordt gehouden met nationale bijdragen. Hiermee wordt ook bijgedragen tot financiële flexibiliteit waarover de lidstaten beschikken, aangezien de medefinancieringspercentages op programma- en prioriteitsniveau flexibel kunnen worden vastgesteld.

11.

Titel IX - bevoegdheidsdelegaties, uitvoerings-, overgangs- en slotbepalingen


Om ervoor te zorgen dat de uitvoering in de volgende periode in een vroeg stadium van start kan gaan, zullen alle noodzakelijke wettelijke bepalingen in het wetgevingspakket worden opgenomen (hetzij in GB-verordening, hetzij in de Fondsspecifieke verordeningen).

Met name het aantal bevoegdheidsdelegaties is aanzienlijk verminderd en tot een minimum beperkt. Hierdoor worden mogelijke vertragingen bij de opstelling en de goedkeuring van secundaire wetgeving voorkomen. Voorts zorgt deze aanpak voor een interne samenhang tussen de wetgevingsvoorstellen en voorspelbaarheid voor de belanghebbenden aangezien alle toepasselijke EU-regels op één plaats kan worden gevonden.

Voorwaarden voor concrete acties met een gefaseerde uitvoering worden ingevoerd om te zorgen voor duidelijkheid en rechtszekerheid met betrekking tot de omstandigheden waarin fasering wordt aanvaard.