Toelichting bij COM(2018)369 - Programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij voor de periode 2021-2027 (het ‘programma Pericles IV’) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)369 - Programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij voor de periode ... |
---|---|
bron | COM(2018)369 |
datum | 31-05-2018 |
Dit voorstel voorziet in een datum van toepassing, namelijk 1 januari 2021, en heeft betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.
·
Redenen en doelstellingen
De euro is, als gemeenschappelijke munt van de Unie, een kernbelang van Europa, waarvan de integriteit in al zijn dimensies moet worden beschermd. Vervalsing van de euro is een reëel probleem voor de Unie en haar instellingen. De bedreigingen zijn nog steeds groot, zoals blijkt uit de toenemende beschikbaarheid van hoogwaardige vervalste euro's en veiligheidskenmerken op het internet/darknet en het bestaan van namaakhotspots, bijvoorbeeld in Colombia, Peru en China. Valsemunterij berokkent zowel burgers als bedrijven financiële schade omdat vals geld, zelfs wanneer het in goed vertrouwen werd aanvaard, niet wordt vergoed. Meer in het algemeen heeft het gevolgen voor de status van wettig betaalmiddel en het vertrouwen van burgers en bedrijven in echte eurobankbiljetten en -munten.
·Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Sinds de invoering van de euro als gemeenschappelijke munt is het noodzakelijk de euro op EU-niveau tegen valsemunterij te beschermen en over een specifiek programma voor dit doel te beschikken. Het huidige programma “,Pericles 2020” heeft specifiek betrekking op de bescherming van eurobankbiljetten en -munten tegen valsemunterij 1 en is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 331/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 2 .
De duidelijke transnationale en multidisciplinaire 3 aanpak van Pericles 2020 en de focus op capaciteitsopbouw ter bescherming van de euro maken het programma uniek onder de programma's op EU-niveau. Andere beleidsterreinen van de Unie, zoals het politie-instrument van het Fonds voor interne veiligheid (ISF-politie) en het instrument voor de uitwisseling van informatie over technische bijstand (TAIEX), kunnen als complementair worden beschouwd, zoals door verschillende nationale autoriteiten is bevestigd 4 .
Onderhavig wetgevingsvoorstel betreft het initiatief om het programma Pericles 2020 na 2020 voort te zetten.
·Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie
Een degelijke bescherming van de euro tegen valsemunterij vormt een essentieel onderdeel van de veiligheid als een van de kernpunten van het optreden van de EU, zoals is opgemerkt in de discussienota over de toekomst van de financiën van de EU. Het voorkomen en bestrijden van valsemunterij en daarmee verband houdende fraude beschermt de integriteit van het eurostelsel, waardoor het concurrentievermogen van de economie van de EU wordt versterkt en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën wordt veiliggesteld. Er is derhalve ook een rechtstreeks verband met de doelstelling van de Unie om de efficiënte werking van de Economische en Monetaire Unie te verbeteren.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
·
Rechtsgrondslag
De wetgeving van de Unie betreffende de bescherming van de euro tegen valsemunterij valt onder artikel 133 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Deze bepaling voorziet erin dat het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van de Europese Centrale Bank, de maatregelen vaststellen die nodig zijn voor het gebruik van de euro als gemeenschappelijke munt. De toepassing van Pericles zal worden uitgebreid tot de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben, door middel van een voorstel voor een parallelle verordening op basis van artikel 352 VWEU.
·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Onderhavig voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. De bescherming van de Europese gemeenschappelijke munt als een publiek goed heeft een duidelijke transnationale dimensie, en daarom gaat de bescherming van de euro verder dan het belang en de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke EU-lidstaten. Gezien de grensoverschrijdende circulatie van de euro en de grote betrokkenheid van de internationale georganiseerde misdaad bij valsemunterij met de euro (productie en distributie), moeten de nationale beschermingskaders worden aangevuld met een EU-initiatief om te zorgen voor homogene nationale en internationale samenwerking en om mogelijke nieuwe transnationale risico's het hoofd te bieden.
Volgens de tussentijdse evaluatie van het programma ligt de toegevoegde waarde van het programma hoofdzakelijk in zijn vermogen om vormen van internationale samenwerking te ondersteunen die voor de nationale autoriteiten niet haalbaar zijn wegens de unieke transnationale dimensie ervan 5 . Het programma heeft de transnationale en grensoverschrijdende samenwerking binnen de EU duidelijk bevorderd, alsook gezorgd voor een wereldwijde bescherming van de euro tegen valsemunterij, en heeft in het bijzonder de taak op zich genomen om specifieke nieuwe bedreigingen (zoals het deep/dark web) en de (moeilijke) betrekkingen met bepaalde landen (bijvoorbeeld China) het hoofd te bieden, aangezien het voor afzonderlijke lidstaten moeilijk is om deze bedreigingen alleen doeltreffend aan te pakken. Initiatieven zoals de instelling van een dialoog met de Chinese autoriteiten die zich bezighouden met de bestrijding van valsemunterij 6 en steun voor activiteiten ter bescherming van de euro in Latijns-Amerika 7 zouden zonder het programma niet haalbaar zijn geweest. Onderzoek naar de innovatieve veiligheidskenmerken van de euromuntstukken van de tweede generatie valt ook onder deze categorie transnationale thema's.
·
Evenredigheid
De voorgestelde verordening is noodzakelijk, geschikt en passend om het gewenste doel te bereiken. Voorgesteld wordt de samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de Commissie en de lidstaten doeltreffend te versterken, zonder de mogelijkheden van de lidstaten om de euro tegen valsemunterij te beschermen in te perken. Optreden op het niveau van de Unie is gerechtvaardigd, omdat dit de lidstaten duidelijk ondersteunt bij de collectieve bescherming van de euro en het gebruik aanmoedigt van gemeenschappelijke Unie-structuren ter versterking van de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten 8 .
·
Keuze van instrument
Het voorgestelde instrument is een verordening, die aansluit bij Verordening (EU) nr. 331/2014 tot vaststelling van het programma Pericles 2020. De verordening heeft bewezen de rechtszekerheid te bieden die nodig is voor een doeltreffende bescherming van de euro tegen valsemunterij, hetgeen niet met andere rechtsinstrumenten had kunnen worden bereikt.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
·Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Op grond van artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) nr. 331/2014 heeft een onafhankelijke contractant een tussentijdse evaluatie van het programma uitgevoerd. De Commissie heeft op 6 december 2017 mededeling COM(2017) 741 aan het Europees Parlement en de Raad over de resultaten van de tussentijdse evaluatie van het programma goedgekeurd, waarin zij de conclusie deelt dat het programma moet worden voortgezet tot het vanzelf afloopt in 2020, de voortzetting van het programma na 2020 steunt gezien zijn toegevoegde waarde voor de EU, zijn langetermijneffect en duurzaamheid, en zich aansluit bij de beoordeling van de evaluatie inzake de voortzetting van het programma als zelfstandig programma na 2020 9 . In de onafhankelijke evaluatie wordt geconcludeerd dat alle bevindingen convergeren naar een ondubbelzinnig positieve algemene beoordeling van de toegevoegde waarde voor de EU, coherentie, relevantie, doeltreffendheid, duurzaamheid en efficiëntie. Om de efficiëntie van het programma verder te versterken, werd in de evaluatie voorgesteld:
–aanmoediging van een grotere betrokkenheid van de bevoegde nationale autoriteiten 10 : aandacht moet worden besteed aan het leggen van contacten met nationale besluitvormers om ervoor te zorgen dat de door het programma geboden mogelijkheden goed worden begrepen;
–vereenvoudiging van de aanvraagprocedure: de mogelijkheid moet worden onderzocht om aanvragen en andere relevante documentatie online in te dienen;
–versterking van het monitoringproces: Aanbevolen wordt de kernprestatie-indicatoren van het programma eventueel aan te passen om er kwalitatieve indicatoren in op te nemen.
·
Raadpleging van belanghebbenden
Het thema van de bescherming van de euro tegen valsemunterij en het MFK-voorstel betreffende de voortzetting van het Pericles 2020-programma zijn opgenomen in de openbare raadpleging over EU-middelen op het gebied van veiligheid, waarvoor de raadplegingsperiode van 10 januari 2018 tot en met 9 maart 2018 liep. In totaal werden 153 bijdragen ontvangen van particuliere en publieke belanghebbenden, waarvan er 20 (13,07%) specifiek betrekking hadden op het programma Pericles 2020 11 . Deze respondenten onderstreepten het grote belang van het programma Pericles 2020, waarbij 50% specifiek de nadruk legde op de toegevoegde waarde voor de EU bij het waarborgen van internationale samenwerking. Wat de noodzaak betreft om de doelstellingen van de programma's/middelen op dit beleidsterrein te wijzigen of aan te vullen, waren de meningen verdeeld: vier respondenten stelden voor om het financieringsniveau op het huidige peil te houden en drie respondenten waren voorstander van een verhoging van de middelen.
·
Effectbeoordeling
Overeenkomstig de vereisten van het Financieel Reglement van de EU [insert reference] is voor programma's die continuïteit bieden wat inhoud en structuur betreft of die een relatief klein budget hebben, geen effectbeoordeling vereist, maar een evaluatie vooraf in de vorm van een werkdocument van de diensten van de Commissie. De bij dit voorstel gevoegde evaluatie vooraf SWD (SWD(2018) 281) voldoet aan de vereisten voor betere regelgeving.
·
Vereenvoudiging
In de tussentijdse evaluatie van het programma Pericles 2020 wordt voorgesteld om als vereenvoudigingsmaatregel voor de voortzetting van het programma de mogelijkheid te bieden aanvragen en andere relevante documentatie online in te dienen. Om de financiële uitvoering van Pericles 2020-subsidies te vereenvoudigen, zijn in 2017 voorts eenheidskosten voor levensonderhoud 12 ingevoerd.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 7 700 000 EUR in lopende prijzen. Dit bedrag stemt overeen met het voorstel van de Commissie voor het volgend meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027 13 . Het bij dit voorstel voor een verordening gevoegd financieel memorandum betreft de gevolgen voor de begroting en de benodigde personele en administratieve middelen.
5. OVERIGE ELEMENTEN
·Regelingen voor monitoring, evaluatie en rapportage
In het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven zijn de drie instellingen overeengekomen verslaggevings-, monitoring- en evaluatievereisten in wetgeving op te nemen en daarbij overregulering en administratieve lasten, met name voor de lidstaten, te vermijden.
Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord en de artikelen 12 en 13 van het voorstel:
–wordt door het Europees Parlement en de Raad jaarlijks informatie verstrekt over de resultaten, waaronder informatie over de consistentie en complementariteit met andere EU-programma's, rekening houdend met de indicatoren die zijn vastgesteld in de bijlage bij dit voorstel;
–wordt een tussentijdse evaluatie van het programma uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, maar uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen; en
–voert de Commissie aan het einde van de uitvoering van het programma, maar uiterlijk twee jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, een eindevaluatie van het programma uit.