Toelichting bij COM(2018)387 - Instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)387 - Instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen. |
---|---|
bron | COM(2018)387 |
datum | 31-05-2018 |
• Motivering en doel van het voorstel
In zijn toespraak over de Staat van de Unie 2017 en de bijbehorende intentieverklaring kondigde voorzitter Juncker aan dat de Commissie voornemens is concrete voorstellen in te dienen voor de invoering van een specifieke begroting voor de eurozone binnen de Europese begroting, waarin onder meer zou worden voorzien in een stabilisatiefunctie. Het idee werd nader toegelicht in de mededeling van de Commissie over nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het kader van de Unie, die deel uitmaakt van een pakket initiatieven ter verdieping van de economische en monetaire unie in Europa 1 . Het pakket bouwt met name voort op het verslag van de vijf voorzitters over de voltooiing van Europa’s economische en monetaire unie van 22 juni 2015 2 en de discussienota van de Commissie over het verdiepen van de economische en monetaire unie van 31 mei 2017 3 .
De verdieping van de economische en monetaire unie (EMU) en de modernisering van de Europese overheidsfinanciën zijn belangrijke elementen in het debat over de toekomst van Europa, dat door de Commissie op gang is gebracht met het witboek van 1 maart 2017 4 . Deze thema’s werden verder belicht in de discussienota over de toekomst van de EU-financiën van 28 juni 2017 5 . In de huidige omstandigheden dienen zich nieuwe kansen aan om concrete toekomstgerichte voorstellen over de toekomst van de EMU te lanceren alsmede om de Europese openbare financiën in de toekomst te laten bijdragen om welbepaalde problemen op te lossen.
De toegevoegde waarde die Europa biedt, vormt de kern van het debat over de Europese overheidsfinanciën. De Europese middelen dienen gebruikt te worden voor de financiering van Europese publieke goederen. Deze komen ten goede aan de hele EU en kunnen niet efficiënt worden verzekerd door elke lidstaat afzonderlijk. In overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid moet de EU maatregelen treffen wanneer dit voor elke euro van de belastingbetaler meer waarde oplevert in vergelijking met maatregelen die alleen op nationaal, regionaal of lokaal niveau worden genomen.
Het verdiepen van de EMU is goed voor de eurozone en voor de EU in haar geheel. Een meer geïntegreerde en goed presterende eurozone zal meer stabiliteit en welvaart brengen voor iedereen in de EU en er ook voor zorgen dat de stem van Europa’s economie krachtig gehoord wordt op het wereldtoneel. De stabilisatiefunctie, een van de nieuwe begrotingsinstrumenten die in de mededeling van de Commissie worden voorgesteld, beoogt een aantal specifieke behoeften aan te pakken van de lidstaten van de eurozone en van de lidstaten die tot de euro zullen toetreden en die deelnemen aan het in artikel 140, lid 1, VWEU bedoelde wisselkoersmechanisme. Tegelijkertijd wordt rekening gehouden met hun ruimere behoeften en aspiraties als EU-lidstaten. Op die manier wordt ook gestreefd naar maximale synergieën tussen de bestaande en de toekomstige instrumenten, die in mei 2018 door de Commissie zullen worden voorgesteld in het kader van haar voorstellen voor het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020.
De verdieping van de economische en monetaire unie vereist doortastend optreden van de afzonderlijke lidstaten en passende steun van de Europese instrumenten voor begrotings- en beleidscoördinatie. De invoering van een stabilisatiefunctie is een van de denksporen om beter gebruik te maken van de EU-begroting als middel om de veerkracht van onze onderling verbonden economieën te versterken en aldus bij te dragen tot economische en sociale samenhang. De vooruitgang die de landen binnen en buiten de eurozone boeken bij de tenuitvoerlegging van hervormingen en de opwaartse convergentie, zal ten goede komen aan iedereen.
Volgens de voorwaarden van het financieel reglement is de EU gerechtigd leningen op te nemen en te verstrekken om financiële steun te verlenen. Dat geldt met name voor het beheer van leningen in het betalingsbalansmechanisme ter ondersteuning van lidstaten buiten de eurozone in geval van moeilijkheden in hun betalingsbalans. Dat geldt ook voor leningen die verstrekt worden in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme. Omdat de aangetrokken middelen en de overeenstemmende leningen back-to-backverrichtingen zijn, is er geen direct effect op de EU-begroting zolang de ontvangende lidstaten hun verplichtingen nakomen.
Hoewel de EU-begroting altijd de opwaartse sociale en economische convergentie heeft bevorderd en de slagkracht van de Europese kredietverlening de jongste jaren nog is toegenomen om een antwoord te bieden op extreme omstandigheden, is macro-economische stabilisatie tot op heden geen expliciete doelstelling van de EU-begroting geweest. Uit de ervaring in de tijd van de financiële crisis is ook gebleken dat de architectuur en het toepassingsgebied van de Europese overheidsfinanciën nog niet volledig beantwoorden aan de specifieke behoeften van de economische en monetaire unie, noch voor de lidstaten van de eurozone noch voor de lidstaten die zich zullen aansluiten bij de eurozone.
Om de lidstaten van de eurozone te ondersteunen zodat zij beter kunnen inspelen op snel veranderende economische omstandigheden en hun economie kunnen stabiliseren in geval van grote asymmetrische schokken, moet een stabilisatiefunctie worden ingesteld. Nu het monetaire beleid binnen de muntunie is eengemaakt, beschikken de deelnemende lidstaten niet langer over dezelfde macro-economische beleidsinstrumenten. Alle landen hebben tenslotte andere kenmerken: de omvang en structuur van de economie bepalen hoe groot het risico is dat een land met schokken te maken krijgt. Tijdens de crisis is gebleken dat de afzonderlijke lidstaten van de eurozone slechts over beperkte middelen beschikten om grote asymmetrische schokken op te vangen. Sommige landen verloren hebben daardoor de toegang tot de markt verloren om zichzelf te financieren. In een aantal gevallen heeft dit tot een aanhoudende recessie en negatieve overloopeffecten naar andere lidstaten geleid.
Met dit in gedachten en op voorwaarde dat de lidstaten daarmee instemmen, zijn er manieren om gemeenschappelijke begrotingsinstrumenten op EU-niveau te ontwikkelen die kunnen bijdragen tot de stabiliteit van de eurozone en ook de EU in haar geheel ten goede komen. Om het succes en de doeltreffendheid ervan te waarborgen en om de efficiëntie voor de belastingbetaler te maximaliseren, moeten deze instrumenten worden ontworpen in volledige synergie met andere begrotingsinstrumenten die in het ruimere kader van de Unie bestaan. Daarnaast kan het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of de rechtsopvolger daarvan in de vorm van een Europees Monetair Fonds in de toekomst een rol spelen bij de ondersteuning van de macro-economische stabilisatie indien dit de wenst is van de lidstaten van de eurozone, die er de aandeelhouders van zijn.
De voorgestelde verordening tot instelling van de Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (EISF) is een van de initiatieven waarmee gestalte wordt gegeven aan de oproep tot invoering van een stabilisatiefunctie om de effecten van asymmetrische schokken te helpen verzachten en het risico van negatieve overloopeffecten te voorkomen. Deze oproep heeft de Commissie gedaan in haar mededeling over “nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het kader van de Unie” 6 . De stabilisatiefunctie is ontworpen voor de lidstaten van de eurozone en moet openstaan voor niet tot de eurozone behorende lidstaten die toegetreden zijn tot het wisselkoersmechanisme ERM II na een positief besluit daartoe van de leden.
Het initiatief heeft de vorm van een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 175, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 175, lid 3, VWEU biedt de mogelijkheid een instrument in te voeren ter ondersteuning van in aanmerking komende overheidsinvesteringen in lidstaten die af te rekenen hebben met grote asymmetrische schokken, met het oog op de versterking van de samenhang. Deze maatregelen zijn noodzakelijk buiten de structuurfondsen om die immers geen specifiek instrument bevatten om macro-economische stabilisatie te ondersteunen door de overheidsinvesteringen op peil te houden in geval van grote asymmetrische schokken, en zij doen geen afbreuk aan maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten.
De lidstaten hebben er belang bij in hun systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen een hoge kwaliteit te bereiken en te handhaven. Het voorstel wordt derhalve aangevuld met een bijlage waarin de methoden en de criteria voor de evaluatie van dergelijke systemen en praktijken voor het beheer van overheidsinvesteringen worden omschreven zodat kan worden bepaald waar deze moeten worden versterkt om het effect van de overheidsinvesteringen en de mogelijke steun in het kader van het voorgestelde instrument nog te vergroten.
Volgens het vandaag ingediende voorstel krijgt de Commissie de bevoegdheid om financiële steun te verlenen aan lidstaten die te maken hebben met een grote asymmetrische schok, door leningen op te nemen op de financiële markten of bij financiële actoren teneinde deze middelen door te lenen ter ondersteuning van de betrokken lidstaat en zo de in aanmerking komende overheidsinvesteringen in stand te houden. Daarnaast wordt voorzien in een rentesubsidie die de rentekosten op de verstrekte lening voor de begunstigde lidstaat moet dekken.
Het besluit van de Commissie om in het kader van het instrument steun te verlenen is afhankelijk van de voorwaarde dat de betrokken lidstaat voldoet aan strenge toekenningscriteria op basis van conformiteit met besluiten en aanbevelingen in het kader van het begrotings- en macro-economisch toezicht. Vermeld dient te worden dat de lidstaten een gezond begrotingsbeleid moeten nastreven en in tijden van economische voorspoed begrotingsbuffers moeten opbouwen. De criteria om de steun in het kader van het instrument te activeren zijn gebaseerd op een dubbele werkloosheidsdrempel. Die keuze is gemaakt omdat sterke stijgingen van het nationale werkloosheidspercentage een relevante indicator zijn voor de effecten van een grote asymmetrische schok in een specifieke lidstaat.
Voorts brengt de verplichting om de ontvangen steun voor investeringen te gebruiken volgens beleidsdoelstellingen in het kader van de verordening gemeenschappelijke bepalingen en om het gemiddelde niveau van overheidsinvesteringen van de laatste vijf jaar te handhaven, de garantie mee dat het doel van de voorgestelde verordening bereikt wordt, namelijk dat de samenhang niet in gevaar komt door grote asymmetrische schokken.
Het voorstel houdt ook formules in om het bedrag van de ondersteuning met leningen en rentesubsidie automatisch te bepalen. Wat het onderdeel van de leningen betreft, wordt het bedrag hiervan bepaald door rekening te houden met het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen waarvoor steun kan worden verleend, en de ernst van de grote asymmetrische schok.
Er wordt echter wel een beperkte en welomschreven discretionaire bevoegdheid aan de Commissie toegekend om het bedrag van de lening te verhogen tot het hoogste niveau van de in aanmerking komende overheidsinvesteringen. Dit niveau wordt ook vastgesteld op basis van een formule waarin rekening wordt gehouden met de ratio van in aanmerking komende overheidsinvesteringen ten opzichte van het bbp in de EU over een periode van vijf jaar voordat de betrokken lidstaat om steun verzocht, en ten opzichte van het bbp van de betrokken lidstaat in dezelfde periode.
De voorgestelde verordening gaat vergezeld van een ontwerp van intergouvernementele overeenkomst voor de lidstaten die onderling overeenstemming moeten bereiken over de overdracht van nationale bijdragen op basis van het aandeel van de monetaire inkomsten dat aan hun nationale centrale banken wordt toegedeeld voor het krachtens de verordening ingestelde fonds voor stabilisatiesteun. De voornaamste doelstelling van dit fonds dat met nationale bijdragen moet worden gestijfd, is het financieren van de rentesubsidies waartoe de lidstaten gerechtigd zijn. Deze rentesubsidies dekken 100 procent van de op de lening gemaakte rentekosten.
Aan de hand van de gedetailleerde criteria voor toekenning en activering en formules voor de berekening van de kredietsteun en de rentesubsidies kan de Commissie de besluitvorming snel en soepel afwerken.
Het valt niet uit te sluiten dat het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of de rechtsopvolger daarvan op een bepaald moment in de toekomst autonoom zou besluiten steun te verlenen die parallel zou verlopen met het instrument waarin de voorgestelde verordening voorziet. In dat geval zal de Commissie streven naar een vorm van steunverlening die overeenstemt met de voorgestelde verordening.
Om te voorzien in deze potentiële parallelle interactie tussen toekomstige ESM-steun en dit instrument, krijgt de Commissie in dit voorstel de bevoegdheid gedelegeerde handelingen aan te nemen op een beperkt aantal gebieden. Er wordt met name voorzien in een gedelegeerde handeling om de informatie-uitwisseling te regelen met betrekking tot de belangrijke onderdelen van de lening in het kader van deze regeling. Voorts wordt voorzien in de mogelijkheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen om de voorgestelde verordening aan te vullen of te wijzigen door middel van regels voor de complementariteit tussen de ESM-steun en de EISF-steunbedragen volgens een berekening op basis van het voorgestelde instrument, alsmede de mogelijkheid om rentesubsidies te verlenen voor de rentekosten die verbonden zijn aan ESM-bijstand.
Voorts moet worden vermeld dat het bij dit voorstel van verordening ingestelde EISF-instrument moet worden beschouwd als een eerste stap in de ontwikkeling op termijn van een vrijwillig verzekeringsmechanisme voor doeleinden van macro-economische stabilisatie. Dit mechanisme zou gebaseerd worden op vrijwillige bijdragen van lidstaten van de eurozone en zou over een leningopnemingscapaciteit kunnen beschikken. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening zal deze worden herzien en zullen mogelijke kwesties in dat verband worden geëvalueerd en behandeld.
Dit voorstel voorziet in toepassing vanaf 1 januari 2021 en heeft betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het EISF-instrument van de voorgestelde verordening is verenigbaar met andere instrumenten in het kader van het cohesiebeleid. Het instrument vormt een aanvulling op programma's die door de Unie worden gesteund uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, die de afgelopen jaren goed zijn geweest voor meer dan de helft van de totale overheidsinvesteringen en aanzienlijk hebben bijgedragen tot de versterking van de economische en sociale inhaalbeweging die regio’s en landen in heel de EU hebben gemaakt. In dit verband moet worden vermeld dat er ook een sterkere koppeling is gemaakt tussen de prioriteiten van het Europees semester en de programma's die door de Unie worden gesteund uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, door voorafgaande en macro-economische voorwaarden op te leggen via de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen 7 . Om in aanmerking te komen voor ondersteuning in het kader van het EISF-instrument gelden soortelijke voorwaarden. Voorts vormt het EISF-instrument ook een aanvulling op andere EU-instrumenten die specifiek bedoeld zijn om ook economische schokken op nationaal of lokaal niveau op te vangen. Zo zijn er het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, dat financiële steun verleent aan lidstaten/regio’s die getroffen worden door zware rampen, en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, dat bijstand verleent aan mensen die hun baan verliezen ten gevolge van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of ten gevolge van een mondiale economische en financiële crisis.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het instrument dat bij deze verordening wordt ingesteld, is verenigbaar met de regels voor coördinatie van het economisch beleid, waaronder het stabiliteits- en groeipact. Om in aanmerking te komen voor het EISF- instrument, geldt als voorwaarde dat besluiten en aanbevelingen in het kader voor begrotings- en macro-economisch toezicht worden nageleefd. Het Europees Semester is het belangrijkste instrument voor coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten op EU-niveau, waar de lidstaten hun economische, sociale en begrotingsprioriteiten bespreken en de vooruitgang op dat vlak op bepaalde tijdstippen gedurende het jaar wordt gecontroleerd. In de context van het Europees semester dienen het stabiliteits- en groeipact en de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden voor gezonde overheidsfinanciën te zorgen en de risico’s voor onevenwichtigheden te voorkomen. Door optimaal gebruik te maken van de flexibiliteit in de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact, wordt de band tussen investeringen, structurele hervormingen en budgettaire verantwoordelijkheid bovendien verstevigd en wordt beter rekening gehouden met de economische conjunctuur van de lidstaten.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 175, lid 3, VWEU. Om dat artikel te gebruiken moet aan drie cumulatieve voorwaarden zijn voldaan. Dat is het geval.
De eerste voorwaarde is dat specifieke maatregelen moeten bijdragen tot de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang. De voorgestelde verordening voorziet in een slank kader waarmee financiële steun kan worden verleend aan lidstaten van de eurozone en aan lidstaten van buiten de eurozone die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen, ter ondersteuning van in aanmerking komende overheidsinvesteringen en in de vorm van leningen en rentesubsidies om met het oog op een sterkere cohesie grote asymmetrische schokken op te vangen. Dit instrument is een aanvullend instrument om begunstigde lidstaten te helpen groeivriendelijke overheidsinvesteringen veilig te stellen in geval van macro-economische instabiliteit. Dat is dan weer een middel om de economische aanpassingen in de betrokken lidstaat of lidstaten van de eurozone te ondersteunen en deze terug te helpen op een pad naar duurzame groei in plaats van de recessie die hun economische en sociale samenhang aantast, nog langer en nog dieper te laten aanslepen. Het instrument moet worden geactiveerd in geval van grote asymmetrische schokken in één of meerdere lidstaten, wanneer de beperkingen van andere mechanismen of nationale beleidsmaatregelen duidelijk worden, en moet gebonden zijn aan strenge toekenningscriteria op basis van het Uniekader voor begrotings- en macro-economisch toezicht. Om uitwerking te hebben dient de bijstand in het kader van dit instrument bovendien verleend te worden aan in aanmerking komende overheidsinvesteringen die aansluiten bij de thema’s van de ESI-fondsen. Door via de instrumenten de effecten van een grote asymmetrische schok aan te pakken en het niveau van de overheidsinvesteringen te vrijwaren, wordt dus bijgedragen tot een sterkere economische en sociale samenhang.
De tweede voorwaarde is dat de maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken. Noch de structuurfondsen noch enig ander specifiek instrument garanderen in geval van een grote asymmetrische schok de doelstelling van macro-economische stabilisatie door vrijwaring van overheidsinvesteringen in de lidstaten. De noodzaak van een dergelijk instrument is gebaseerd op feitelijke elementen omdat structurele hervormingen, automatische budgettaire stabilisatoren, discretionaire begrotingsmaatregelen of het gemeenschappelijke monetaire beleid van het Eurosysteem niet in staat zijn om grote macro-economische schokken volledig op te vangen.
Ten derde doet dit voorstel geen afbreuk aan maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten. Met name zijn de criteria om in het kader van dit instrument voor steun in aanmerking te komen uitdrukkelijk gebaseerd op de voorwaarde dat voldaan is aan de besluiten en aanbevelingen waarin het Uniekader voor budgettair en macro-economisch toezicht overeenkomstig titel VIII van het derde deel van het VWEU voorziet.
Een maatregel op basis van artikel 175, lid 3, VWEU, die bedoeld is om de economische, sociale en territoriale samenhang te versterken, kan zodanig worden ontworpen dat slechts een subgroep van lidstaten de noodzakelijke voorwaarden vervullen om in aanmerking te komen voor steun, indien de beperking op een objectieve reden berust. Het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang en het tot stand brengen van een economische en monetaire unie zijn fundamentele doelstellingen volgens artikel 3 VEU. De muntunie is vanwege de aard van haar huidige structuur niet uitgerust met de mogelijkheid om grote asymmetrische schokken op te vangen door middel van een mechanisme waarmee de overheidsinvesteringen van de lidstaten daadwerkelijk op peil kunnen worden gehouden. Het ontbreken van monetair beleid en van kanalen om de wisselkoersen op nationaal niveau aan te passen brengt mee dat het aantal instrumenten die beschikbaar zijn om asymmetrische schokken in de lidstaten van de eurozone aan te pakken, beperkt is. Elke respons op een dergelijke schok moet dan ook uitgaan van de resterende nationale instrumenten van economisch beleid, namelijk structurele hervormingen en begrotingsbeleid, maar ook en nog sterker, van het gemeenschappelijk monetair beleid. Hoewel de niet tot de eurozone behorende lidstaten verantwoordelijk blijven voor hun nationaal monetair en wisselkoersbeleid, ondervinden die lidstaten die in een nabije toekomst de euro als munt zullen aannemen en aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen als middel om hun verplichtingen inzake de totstandbrenging van de economische en monetaire unie na te komen, nu reeds de facto beperkingen in hun monetair en wisselkoersbeleid.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
De economische stabiliteit van de economische en monetaire unie (EMU) en van de lidstaten die de euro hebben aangenomen, heeft een Uniebrede dimensie. De lidstaten van de eurozone zijn economisch gezien sterk met elkaar verweven. Vermeden moet worden dat economische schokken en sterke economische neergang leiden tot diepere en bredere stresssituaties die een negatieve invloed zouden hebben op de economische en sociale samenhang. Vanwege de structuur van de EMU, namelijk een gecentraliseerd monetair beleid maar een gedecentraliseerd begrotingsbeleid op nationaal niveau, hebben de lidstaten van de eurozone ontoereikende capaciteit om afzonderlijk grote asymmetrische schokken op te vangen. Het is noodzakelijk de beschikbaarheid van instrumenten te versterken wanneer de EMU wordt geconfronteerd met kritieke problemen in geval van grote economische verstoringen in afzonderlijke lidstaten. Hoewel de niet tot de eurozone behorende lidstaten verantwoordelijk blijven voor hun nationaal monetair en wisselkoersbeleid, ondervinden die lidstaten die in een nabije toekomst de euro als munt zullen aannemen en aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen als middel om hun verplichtingen inzake de totstandbrenging van de economische en monetaire unie na te komen, nu reeds de facto beperkingen in hun monetair en wisselkoersbeleid. In de financiële en daaropvolgende economische crisis in de eurozone is gebleken dat er sterke beperkingen bestaan op de werking van automatische begrotingsstabilisatoren en in de discretionaire begrotingsmaatregelen op nationaal niveau, zelfs in lidstaten met een laag niveau van overheidsschuld en ogenschijnlijk gezonde overheidsfinanciën. Dit heeft geleid tot een procyclisch patroon voor begrotingsbeleid, dat nadelig is geweest voor de kwaliteit van de overheidsfinanciën en in het bijzonder voor de overheidsinvesteringen. De opeenvolging van de gebeurtenissen toont ook dat mogelijk teveel belang wordt gehecht aan het gemeenschappelijke monetaire beleid om te zorgen voor stabilisatie in moeilijke economische omstandigheden. Deze bevindingen wijzen erop dat het noodzakelijk is op het niveau van de Unie een gemeenschappelijk instrument in te stellen dat deze schokken moet ondervangen en voorkomen dat de verschillen in macro-economische prestaties tussen de lidstaten van de eurozone en de niet tot de eurozone behorende lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen, nog groter worden, hetgeen de economische en sociale samenhang in gevaar zou brengen.
De doelstelling van de voorgestelde verordening kan niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt en kan derhalve wegens de schaal van het optreden overeenkomstig artikel 5, lid 3, VEU beter door de Unie worden bereikt.
• Evenredigheid
Dit voorstel beoogt de overheidsinvesteringen te ondersteunen om de samenhang te versterken in lidstaten die met een grote asymmetrische schok worden geconfronteerd. Er wordt een gestroomlijnd kader ingevoerd om financiële steun te verstrekken in de vorm van leningen en rentesubsidies. Het instrument is een complementair instrument naast bestaande instrumenten van de Unie voor het financieren van banen, groei en investeringen, naast het nationale begrotingsbeleid maar ook naast financiële steun voor het aanpakken van crisissituaties, zoals het EFSM en het ESM.
De besluitvormingsprocedure maakt een soepele en snelle mobilisatie en uitbetaling van steun door de Commissie mogelijk wanneer voldaan is aan duidelijk bepaalde criteria voor toekenning en activering alsmede voor het bepalen van de te ondersteunen overheidsinvesteringen.
Tegelijkertijd gaat het voorstel niet verder dan hetgeen nodig is voor het bereiken van de doelstelling om grote asymmetrische schokken aan te pakken door ondersteuning van openbare investeringen. Elke steunverlening op grond van het voorgestelde instrument is afhankelijk van strenge toekenningscriteria voor zover voldaan is aan de besluiten en aanbevelingen die genomen zijn in het kader van het begrotings- en macro-economisch toezicht van de Unie, en aan duidelijke welbepaalde criteria voor activering op basis van een dubbele drempel inzake werkgelegenheid. Voorts is een begunstigde lidstaat verplicht de ontvangen steun te gebruiken voor in aanmerking komende overheidsinvesteringen ter ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen. Er is voorzien in een controle- en correctiemechanisme. Het bedrag van de leningen en rentesubsidies wordt vastgesteld op basis van een formule waarin rekening wordt gehouden met het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen waarvoor steun kan worden verleend, en de ernst van de grote asymmetrische schok. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk lidstaten in aanmerking komen voor ondersteuning door middel van leningen overeenkomstig dit instrument, wordt voorts een plafond vastgesteld dat afhankelijk is van de overblijvende beschikbare middelen in de EU-begroting. Rentesubsidies dekken de rentelasten die de lidstaten moeten dragen op de leningen die zij op grond van het instrument ontvangen. Om de impact van de overheidsinvesteringen en de potentiële ondersteuning op grond van deze regeling te versterken, wordt ten slotte voorzien in een proces om te komen tot een hogere kwaliteit in de systemen en praktijken die de lidstaten toepassen bij deze investeringen.
• Keuze van het instrument
Deze handeling krijgt de vorm van een verordening aangezien een nieuw instrument ter bevordering van de macro-economische stabilisatie wordt ingesteld en dit verbindend moet zijn in al zijn onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Voor de beoordeling van het voorgestelde mechanisme is voornamelijk gebruikgemaakt van interne expertise. Om de potentiële werking van de stabilisatiefunctie of het verzekeringsmechanisme te beoordelen, zijn simulaties verricht op basis van gegevens uit het verleden (1985 tot en met 2017). Deze aanpak stemt overeen met de normen van de literatuur over het onderwerp (Carnot et al. 2017; Arnold et al. 2018; Claveres and Stráský, 2018). Het stabiliserende effect van de stabilisatiefunctie en het verzekeringsmechanisme wordt beoordeeld aan de hand van simulaties van een macro-economisch model (QUEST, ontwikkeld door Commissie en vaak ingezet om de effecten van beleidshervormingen te evalueren). De resultaten stemmen overeen met een soortgelijke oefening die door het IMF is toegepast (Arnold et al., 2018). Meer in het algemeen werd rekening gehouden met relevante economische en beleidsgerichte literatuur over de motivering om een stabilisatiefunctie in te voeren. Voorts is ook rekening gehouden met de lopende besprekingen op het niveau van de Unie.
• Effectbeoordeling
Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling. Op 27 april 2018 heeft de raad voor regelgevingstoetsing een positief advies uitgebracht met punten van voorbehoud. [opname van hyperlink naar advies van RSB nodig] De door de raad voor regelgevingstoetsing aangehaalde kwesties zijn behandeld in de herziene versie van het werkdocument van de diensten met de effectbeoordeling [opname van hyperlink naar advies van RSB nodig]. De beschrijving van de voornaamste beleidsoptie en de interactie met andere instrumenten werden verder uitgewerkt, onder meer in de regeling inzake samenstelling en financiering. De conclusie over de voorkeursoptie is nu nader toegelicht. De veranderingen naar aanleiding van het advies van de raad voor regelgevingstoetsing worden nader omschreven in een specifieke bijlage bij het werkdocument van de diensten met de effectbeoordeling.
In de effectbeoordeling werden drie beleidsopties voor een stabilisatiefunctie onderzocht, naast optie 1, het status quo.
Optie 2 bestaat uit een regeling voor het opnemen en verstrekken van leningen, gericht op overheidsinvesteringen. Een centrale instantie, namelijk de Europese Unie, zou leningen samen met beperkte subsidies verstrekken aan lidstaten die getroffen zijn door grote schokken, om overheidsinvesteringen te vrijwaren. Deze optie stemt grotendeels overeen met het voorstel van de Commissie betreffende de Europese stabilisatiefunctie voor investeringen.
Optie 3 is een verzekeringsmechanisme. Regelmatige bijdragen, met name in normale en economisch gunstige tijden, of een bron van eigen middelen worden bijeengebracht in een fonds. Wanneer een lidstaat door een grote schok wordt getroffen, ontvangt hij steun in de vorm van uitbetalingen/subsidies. Een beperkte leningopnemingscapaciteit zou waarschijnlijk noodzakelijk zijn om een geloofwaardige en doorlopende werking te verzekeren.
Optie 4 is een eigen begroting voor de eurozone. Een gemeenschappelijke begroting zou niet in de eerste plaats mikken op economische stabilisatie maar veeleer op het verstrekken van Europese openbare voorzieningen. Toch zou gebruik van cyclische inkomsten (bv. vennootschapsbelasting) en anticyclische uitgaven (bv. werkloosheidsuitkeringen) tot macro-economische stabilisatie bijdragen via automatische stabilisatoren op EU-niveau. Daarnaast kan worden voorzien in discretionaire elementen, die verder stabiliserende eigenschappen kunnen bevorderen.
Een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (optie 2) zou bijdragen tot de doelstelling op het gebied van cohesie door financiële ondersteuning te bieden ingeval een lidstaat getroffen wordt door een grote asymmetrische schok. Deze steun zou gericht zijn op overheidsinvesteringen in prioritaire sectoren en zou afhankelijk worden gesteld van economische drempels en toekenningsvoorwaarden. Het verlenen van steun zou een sterke stimulans opleveren om belangrijke overheidsinvesteringen te beschermen en daarbij een passend niveau van uitgaven te vrijwaren die van essentieel belang zijn voor de toekomstige groei van de economie. Op die manier zou de regeling resultaten geven die in schril contrast staan met de voorbije crisis toen een aantal landen drastisch snoeiden in openbare investeringen. De effecten inzake macro-economische stabilisatie in deze optie zijn beperkt door het feit dat de steun de vorm van een lening aanneemt. Wanneer de betrokken lidstaat met een grote schok wordt geconfronteerd, moet nog steeds een afweging worden gemaakt tussen ondersteuning van de activiteit via overbesteding („deficit spending”) of beheersing van de toename van de overheidsschuld. Deze afweging zou echter beperkt blijven aangezien de lidstaat toegang zou krijgen tot goedkopere financiering dan op de markt. Voorts kan het verstrekken van EU-financiering een sterk waarschuwingssignaal vormen voor marktdeelnemers en dienen als katalysator om het verlies van markttoegang te vermijden en een volwaardig plan voor financiële aanpassing te ontwikkelen. Deze optie is in overeenstemming met het vereiste dat er geen permanente overdrachten plaatsvinden in die zin dat leningen vanwege hun aard een tijdelijke steun vormen en de betrokken lidstaat wettelijk gehouden is deze terug te betalen. Deze voorwaarde is uiterst belangrijk. In de huidige omstandigheden blijven de standpunten van belanghebbenden echter verdeeld wat de noodzaak en de vorm van een stabilisatiefunctie betreft, met name omdat er bezorgdheid bestaat over grensoverschrijdende neutraliteit. Optie 2 kan dus politiek haalbaarder zijn, tenminste in de nabije toekomst.
Een verzekeringsmechanisme (optie 3) zou aanzienlijke uitbetalingen opleveren in het geval van een grote economische schok met gevolgen voor een lidstaat, afhankelijk van economische drempels en toekenningsvoorwaarden. Deze “verzekeringsuitkeringen” zouden de afweging aanzienlijk verkleinen waarvoor de betrokken lidstaten op korte termijn staan, namelijk ondersteuning van de activiteit of beheersing van de toename van hun schulden en tekorten. De uitkeringen zouden derhalve een aanvulling vormen op de nationale automatische stabilisatoren in ongunstige omstandigheden. Dit zou het gemakkelijker maken om een soepeler en meer anticyclisch begrotingsbeleid te voeren gedurende de gehele cyclus, hetgeen ook gunstig zou zijn voor de kwaliteit van de nationale overheidsfinanciën alsook om ups en downs in openbare investeringen te vermijden. Afhankelijk van de wijze waarop de parameters bepaald worden, kan deze optie een krachtig vraagstabiliserend effect hebben, zelfs voor een beperkt bedrag aan bijdragen. Optie 3 is echter relatief moeilijk te verzoenen met de doelstelling van grensoverschrijdende neutraliteit aangezien sommige lidstaten vaker en meer dan andere lidstaten uitbetalingen zouden kunnen ontvangen, bijvoorbeeld omdat hun economieën wisselvalliger cycli vertonen. Een aantal kenmerken van het ontwerp kan belangrijk zijn om de doelstelling van neutraliteit tussen landen te verbeteren, zoals hogere bijdragen in goede tijden (hetgeen ervoor zou zorgen dat de wisselvallige economieën meer bijdragen en de opbouw van buffers zouden versnellen) en een vorm van “experience rating” (modulering van bijdrage op basis van het gebruik in het verleden). Deze optie blijkt in dit stadium door belanghebbenden echter met gemengde gevoelens te worden onthaald aangezien ze volgens sommigen teveel risico's zou meebrengen en verder zou gaan dan een evenredige reactie op de opkomende uitdagingen.
Een begroting voor de eurozone (optie 4) zou bijdragen tot de stabilisatie van grote schokken door automatische schommelingen met de cyclus van inkomsten en/of uitgaven van die begroting. Of dit mechanisme doeltreffend is, hangt af van de conjunctuurgevoeligheid van de samenstelling en de omvang van de begroting. De gevolgen van optie 4 zouden enigszins verder gaan dan het verzekeren van een stabilisatiefunctie aangezien een volwaardige begroting meebrengt dat de bevoegdheden tot toekenning aan de inkomsten- en aan de uitgavenzijde van het nationale naar het Europese niveau verschuiven, naast de huidige EU-begroting. Het opzetten van een dergelijke begroting zou dan ook een sterke politieke wil en consensus vereisen. Er moet verder gereflecteerd en gediscussieerd worden over de inhoudelijke gevolgen alsook om te komen tot een sterkere politieke acceptatie.
Er zij opgemerkt dat de verschillende beleidsopties elkaar niet uitsluiten en gecombineerd kunnen worden. In dit stadium is de Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (optie 2) de voorkeursoptie. Zij draagt in aanzienlijke mate bij tot de in deel 4 van het effectbeoordelingsverslag geschetste doelstellingen. Ze is als zodanig door de Commissie aangenomen als onderdeel van haar voorstel. Een verzekeringsmechanisme (optie 3) kan zeer doeltreffende stabiliserende eigenschappen bieden en kan, indien zij goed ontworpen is, samengaan met neutraliteit tussen landen, maar er moet verder gereflecteerd en gediscussieerd worden om de levensvatbaarheid na te gaan en de politieke acceptatie te bevorderen. Een verzekeringsmechanisme zou de EMU-architectuur aanzienlijk versterken en kan dus erg waardevol zijn. Hoewel de Commissie in dit stadium geen formeel voorstel doet, dient een verzekeringsmechanisme te worden beschouwd als onderdeel van de stabilisatiefunctie als pakket, als aanvulling en bekroning van optie 2. Een dergelijke pakket zou een coherent geheel opleveren dat een aanzienlijke stabilisatie mogelijk maakt. Optie 4 kan enige stabiliserende eigenschappen bieden maar de reikwijdte daarvan is sterk afhankelijk van de omvang en de samenstelling daarvan. Er is dan ook meer reflectie en discussie nodig om de inhoudelijke gevolgen te kennen en te komen tot een sterkere politieke acceptatie.
De impact van een stabilisatieregeling voor investeringen (optie 2) en van een verzekeringsmechanisme (optie 3) zou voornamelijk van macro-economische aard zijn, zoals hierboven aangegeven. Optie 2, de stabilisatiefunctie voor investeringen, zou voorts de samenstelling van de overheidsfinanciën verbeteren, door bescherming te verlenen aan de overheidsinvesteringen. Op die manier bevat zij een dimensie van instandhouding/opschaling van capaciteiten en houdt zij dus enige vorm van maatschappelijke baten in. In optie 3, het verzekeringsmechanisme, zouden de milieu- en sociale effecten tamelijk indirect zijn en moeilijk te beoordelen. In optie 4, de begroting voor de eurozone, zouden de milieu- en sociale effecten waarschijnlijk positief zijn maar de omschrijving van de optie is niet voldoende gedetailleerd om een diepgaande beoordeling mogelijk te maken.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel kan gevolgen hebben voor de begroting. De leningen die de Commissie volgens het voorgestelde instrument aan lidstaten kan verstrekken, zijn gebonden aan een vast maximumbedrag van 30 miljard EUR. Op zich vormen leningen voorwaardelijke verplichtingen in de EU-begroting ingeval een lidstaat in gebreke zou blijven op de aflossing van een lening volgens deze regeling.
De rentesubsidie zou gefinancierd worden uit een fonds voor stabilisatiesteun dat voorzien wordt van jaarlijkse nationale bijdragen op basis van het aandeel dat elke nationale centrale bank in een lidstaat van de eurozone heeft in de monetaire inkomsten van het Eurosysteem. Dezelfde benchmark zou worden gebruikt voor niet tot de eurozone behorende lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen. Op zich vormen deze nationale bijdragen externe bestemmingsontvangsten en hebben zij geen weerslag op de EU-begroting.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende toezicht, evaluatie en rapportage
De handeling voorziet in een rapportage en een evaluatie van de toepassing, die om de vijf jaar moeten plaatsvinden. Met dat doel moet de Commissie een verslag indienen waarin onder meer wordt geëvalueerd of de verordening doeltreffend is en een bijdrage heeft geleverd tot het economisch beleid van de lidstaten in de zin van een sterkere samenhang in de Unie, tot de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en banen alsmede tot overheidsinvesteringen in de lidstaten van de eurozone die steun uit hoofde van de handeling hebben ontvangen. In het verslag wordt eveneens onderzocht of het passend is een verzekeringsmechanisme te ontwikkelen dat bedoeld zou zijn voor macro-economische stabilisatie. Het verslag zal in voorkomend geval vergezeld gaan van voorstellen tot wijziging van deze handeling. Het zal worden ingediend bij het Europees Parlement, de Raad en de Eurogroep.
Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 8 zullen evaluaties worden verricht aangezien de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van de bestaande wetgeving en het bestaande beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In de evaluaties zullen de effecten van het programma in de praktijk worden onderzocht op basis van de indicatoren/streefdoelen van het programma en zal op gedetailleerde wijze worden geanalyseerd in welke mate het programma relevant, doelmatig en doeltreffend kan worden geacht, voldoende toegevoegde waarde voor Europa biedt en samenhangt met andere EU-beleidsmaatregelen. Hieruit zullen lessen worden getrokken om tekortkomingen/problemen te onderzoeken of om na te gaan of er potentieel is om de maatregelen dan wel de resultaten te verbeteren of om de exploitatie/effecten ervan verder te optimaliseren.
• Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
Deel I van de voorgestelde verordening (artikelen 1 en 2) voorziet in de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (EISF) als een instrument voor financiële bijstand uit hoofde van artikel [220] van de herziene financiële verordening ter ondersteuning van overheidsinvesteringen voor lidstaten die af te rekenen hebben met een grote asymmetrische schok, met als doelstelling de cohesie te versterken. Voorts wordt omschreven welke vormen deze financiële ondersteuning kan aannemen, namelijk leningen en rentesubsidies. Daarnaast wordt in dit deel ook duidelijk omschreven dat deze verordening van toepassing moet worden op de lidstaten van de eurozone en de niet tot de eurozone behorende lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen. Dit deel bevat ook de voornaamste definities die in de handeling worden gebruikt.
Deel II van de voorgestelde verordening (artikelen 3 tot en met 5) bevat de criteria waaraan door een lidstaat moet worden voldaan om steun te genieten uit hoofde van de EISF. Daarbij moeten twee reeksen criteria worden onderscheiden.
In de eerste plaats bevat de voorgestelde handeling toekenningscriteria op basis van de naleving van besluiten en aanbevelingen op grond van het begrotingskader van de Unie waarin wordt voorzien in de artikelen 126, lid 8, en artikel 126, lid 11, van het VWEU en van Verordening (EU) nr. 1466/97 alsmede het krachtens Verordening (EU) nr. 1176/2011 ingestelde kader voor macro-economisch toezicht. Ook dient te worden bepaald dat ingeval op een lidstaat van de eurozone een macro-economisch aanpassingsprogramma van toepassing is, deze lidstaat geen steun op grond van de regeling ontvangt maar dat financieringsbehoeften ter ondersteuning van overheidsinvesteringen zullen worden behandeld in dat programma. Hetzelfde systeem wordt voorgesteld voor binnen het toepassingsgebied van de onderhavige handeling vallende niet-lidstaten van de eurozone die betalingsbalanssteun ontvangen. Ingeval de lidstaten instemmen met een intergouvernementele overeenkomst voor de financiering van de rentesubsidie, zou de betaling van jaarlijkse bijdragen ten slotte een toekenningscriterium vormen voordat een lidstaat een rentesubsidie uit hoofde van de regeling kan ontvangen.
In de tweede plaats moet worden voorzien in activeringscriteria die moeten zorgen voor een tijdige en doeltreffende activering van EISF-steun. Deze activering moet afhankelijk worden gesteld van een dubbele werkloosheidsdrempel op basis van het nationale werkloosheidscijfer vergeleken met het gemiddelde in het verleden en op basis van de verandering in de werkloosheid ten opzichte van een bepaalde drempel in het afgelopen jaar. Ten eerste wordt voor activeringscriteria op basis van werkloosheidscijfers gekozen om verschillende redenen. Het werkloosheidscijfer vormt een voortreffelijke indicator van de conjunctuurcyclus. Voorts blijven de effecten van schokken op overheidsfinanciën meestal achter ten opzichte van de groeicyclus en stemmen ze min of meer overeen met de werkloosheidscyclus. Daarnaast doet de vertraging die uit het gebruik van het werkloosheidscijfer voortvloeit, niet af aan het nut van de stabilisatiedoelstelling van het instrument omdat de lidstaten in eerste instantie gebruik moeten maken van hun automatische stabilisatoren en beleidsmaatregelen. Ten tweede zou het gebruik van een dubbele activeringsdrempel zorgen voor een grotere mate van zekerheid dat de betrokken lidstaat getroffen wordt door een grote asymmetrische schok met een tijdelijk en landspecifiek element. De dubbele activeringsdrempel zal het ook mogelijk maken de steun doelgericht af te stemmen op tijden van sterke economische achteruitgang. De dubbele drempel zou mikken op situaties waarin de werkloosheid aan het stijgen is.
Dit deel voorziet ook in de verplichting voor lidstaten die bijstand op grond van de voorgestelde verordening ontvangen, om de steun te investeren in in aanmerking komende overheidsinvesteringen, dit wil zeggen bruto-investeringen in vaste activa door de overheid ter ondersteuning van beleidsdoelstellingen die aangewezen zijn in de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen alsmede sociale investeringen (onderwijs en opleiding). Ook moeten zij de overheidsinvesteringen in het algemeen op peil te houden ten opzichte van het gemiddelde niveau van overheidsinvesteringen in de afgelopen vijf jaar. Wat het tweede onderdeel betreft, moet de Commissie in deze beoordeling over enige discretie kunnen beschikken om situaties aan te pakken waarin de overheidsinvesteringen zich in een lidstaat op niet houdbare wijze hebben ontwikkeld. Er moet worden voorzien in een correctiemechanisme om niet in aanmerking komende uitgaven te voorkomen waarbij de Unie verantwoordelijk zou worden gesteld voor niet in aanmerking komende leningen. Dit is noodzakelijk om de financiële belangen van de Unie te beschermen. Ingeval een lidstaat dit criterium niet in acht zou hebben genomen, moet de Commissie de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de lening kunnen eisen of kunnen besluiten dat de betrokken lidstaat bij de terugbetaling van de lening geen aanspraak kan maken op rentesubsidie. De resultaten van deze controle moeten ook openbaar worden gemaakt.
Deel III van de voorgestelde verordening (artikelen 6 tot en met 8) bevat de procedure voor een snelle toekenning van de EISF-steun. Na een verzoek moet de Commissie nagaan of aan de toekennings- en activeringscriteria is voldaan en moet zij beslissen over de voorwaarden voor de steun die in de vorm van een lening wordt toegekend. Elementen zoals het bedrag, de gemiddelde looptijd, de prijsstelling en de periode van beschikbaarheid van de steun moeten worden bepaald. De begunstigde lidstaat moet ook recht hebben op een rentesubsidie bij de terugbetaling van de lening of wanneer rentebetalingen verschuldigd zijn. Voorts wordt in dit deel van de voorgestelde handeling ook de vorm van de EISF-steun vastgesteld.
Deel IV van de voorgestelde verordening (artikelen 7 tot en met 10) regelt in de eerste plaats de financiële middelen die aan het instrument worden toegewezen. Wat leningen betreft moet de Commissie de bekwaamheid krijgen om leningen op de financiële markten op te nemen met de bedoeling deze door te lenen aan de betrokken lidstaat. Het opnemen van leningen dient beperkt te worden tot een vast maximumbedrag van 30 miljard EUR. Rentesubsidies daarentegen moeten dienen om de rentekosten te dekken die de lidstaten maken bij de lening, De Commissie moet voor een dergelijke financiering in staat zijn het fonds voor stabilisatiesteun aan te spreken. In dit deel worden ook de formules vastgesteld die de Commissie dient te gebruiken voor de vaststelling van de bedragen van leningen en rentesubsidies uit hoofde van het EISF-instrument.
Wat de leningcomponent van dit instrument betreft, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de formule voor de vaststelling van het maximumbedrag van in aanmerking komende overheidsinvesteringen (Is) die steun kunnen genieten, en de formule voor de berekening van het steunbedrag (S) in de vorm van een lening. Tussen beide formules bestaat een interactie. Het maximumniveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen (Is) die door de EISF kunnen worden gesteund, moet automatisch worden vastgesteld op basis van een formule waarin de ratio van in aanmerking komende overheidsinvesteringen ten opzichte van het bbp in de EU wordt vastgelegd gedurende een periode van vijf jaar vóór het steunverzoek van de betrokken lidstaat, en ten opzichte van het bbp van de betrokken lidstaat in dezelfde periode. Dit maximumbedrag moet ook worden bijgesteld in de richting van de beschikbare middelen, namelijk het in de verordening vastgestelde vaste plafond. Het maximumbedrag van leningsteun moet ook automatisch worden vastgesteld op basis van een formule waarin rekening wordt gehouden met het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen waarvoor steun kan worden verleend, en de ernst van de grote asymmetrische schok. De lening moet ook worden bijgesteld naargelang van de ernst van de schok. Het bedrag van de lening kan worden verhoogd tot het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen (Is) ingeval de asymmetrische schok bijzonder zwaar zou zijn. De stijging van het trimestriële nationale werkloosheidscijfer zou daarvoor als indicator dienen. Ten slotte moeten de als steun verstrekte leningen worden beperkt tot 30 % van de beschikbare middelen die overblijven onder het plafond dat vastgesteld is om de beschikbare middelen af te stemmen op de beschikbare middelen in de EU-begroting, zodat zoveel mogelijk lidstaten in aanmerking kunnen komen voor steun uit hoofde van dit instrument.
Het bedrag van de rentesubsidie moet automatisch worden vastgesteld als een vast percentage van de rentekosten die een lidstaat moet dragen over de lening uit hoofde van dit instrument.
Dit deel van de voorgestelde verordening voorziet ook in een potentiële betrokkenheid van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of de rechtsopvolger daarvan ingeval deze laatste in de toekomst zelfstandig zou besluiten ook financiële bijstand ter ondersteuning van overheidsinvesteringen te verstrekken met het oog op macro-economische stabilisatie. Met dat doel moet de Commissie ernaar streven dat deze ondersteuning wordt verleend onder voorwaarden die verenigbaar zijn met die van de voorgestelde verordening. De Commissie moet ertoe worden gemachtigd gedelegeerde handelingen aan te nemen tot aanvulling van de voorgestelde verordening met betrekking tot de uitwisseling van informatie over de verschillende onderdelen van de lening en de voorschriften voor de complementariteit tussen de ESM-bijstand en de steun uit hoofde van dit instrument berekend op basis van de formules voor de lening en de rentesubsidie.
Deel V van de voorgestelde verordening (artikelen 11 tot en met 16) bevat de procedurele regels voor de uitbetaling en de uitvoering van de leningen in het kader van dit instrument. Het gaat meer in het bijzonder om regels betreffende de uitbetaling, de verrichtingen voor opneming en verstrekking, de kosten en het beheer van de leningen. Ten slotte wordt voorzien in controlevoorschriften.
Deel VI van de voorgestelde verordening (artikelen 17 tot en met 19) voorziet in de oprichting van het fonds voor stabilisatiesteun (hierna „het fonds”) en het gebruik ervan. Het fonds dient te worden gefinancierd met bijdragen van de lidstaten volgens een intergouvernementele overeenkomst waarin de methode voor de berekening en de regels voor de overdracht ervan worden vastgesteld. Voor de lidstaten van de eurozone moeten de nationale bijdragen worden berekend als een percentage van de monetaire inkomsten die aan de nationale centrale banken van de lidstaten van de eurozone worden toegedeeld. Voor de berekening van de bijdragen moet de ECB de Commissie elk jaar uiterlijk op 30 april het bedrag aan monetaire inkomsten voor elke nationale centrale bank meedelen. Voor niet tot de eurozone behorende lidstaten die binnen het toepassingsgebied van de voorgestelde handeling vallen, moeten de monetaire inkomsten uit het Eurosysteem dienen als berekeningsgrondslag voor de nationale bijdrage. Er moet een specifieke verdeelsleutel worden toegepast. Indien een dergelijke intergouvernementele overeenkomst wordt gesloten, moet het verkrijgen van een rentesubsidie afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat de lidstaten hun jaarlijkse bijdrage hebben betaald.
Het fonds mag alleen worden gebruikt voor de betaling van de rentesubsidie. Het verlenen van een rentesubsidie dient afhankelijk te worden gesteld van de beschikbaarheid van middelen in het fonds en een systeem van uitstel van betaling dient te worden ingevoerd ingeval de middelen ontoereikend zouden zijn. De Commissie moet het fonds beheren op basis van een prudente en veilige beleggingsstrategie.
Deel VII van de voorgestelde handeling (artikel 20) bepaalt dat de kwaliteit van de stelsels en praktijken voor overheidsinvesteringen in de lidstaten door de Commissie wordt geëvalueerd. Een dergelijke evaluatie moet worden ingevoerd als begeleidende maatregel om de impact van de overheidsinvesteringen en de EISF-steun te versterken. In de bijlage bij de voorgestelde verordening wordt een gedetailleerde methodiek aangereikt die gebaseerd is op de meest geavanceerde praktijken van het IMF en de OESO.
Deel VIII van de voorgestelde verordening (artikelen 21 tot en met 23) bevat regels voor de uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden, de rapportage en de herziening alsmede voor de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening. Wat de periodieke rapportage betreft, moet de Commissie onder meer nagaan of het raadzaam is een verzekeringsmechanisme te ontwikkelen voor macro-economische stabilisatie en of sociale investeringen in onderwijs en opleiding kunnen worden opgenomen in de definitie van in aanmerking komende overheidsinvesteringen zodra betrouwbare cijfers beschikbaar zijn.