Toelichting bij COM(2018)392 - Voorschriften inzake steun voor strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen, gefinancierd uit het ELGF en het Elfpo

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader 2021-2027 (het MFK-voorstel) 1 bevat het begrotingskader en de hoofdlijnen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Op basis daarvan komt de Commissie met een samenstel van verordeningen tot vaststelling van het wetgevingskader voor het GLB voor de periode 2021-2027 en met een beoordeling van de effecten van alternatieve scenario's voor de ontwikkeling van het beleid. Deze voorstellen voorzien in toepassing vanaf 1 januari 2021 en hebben betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, die door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.

De meest recente hervorming van het GLB is in 2013 goedgekeurd en in 2015 doorgevoerd. Sindsdien is de achtergrond waartegen die hervorming tot stand was gekomen, duidelijk veranderd:

de landbouwprijzen zijn door macro-economische factoren, geopolitieke spanningen en andere krachten fors gedaald;

bij de handelsbesprekingen is de nadruk duidelijk verschoven van multilaterale naar bilaterale akkoorden, en de EU staat meer open voor de mondiale markten;

de EU is nieuwe internationale verbintenissen aangegaan, bijvoorbeeld op het gebied van klimaatverandering (COP 21) en internationale ontwikkeling in het algemeen (duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) van de VN), alsmede in het kader van andere geopolitieke ontwikkelingen, zoals migratie.

Deze verschuivingen hebben geleid tot een publiek debat over de vraag of de GLB-hervorming van 2013 wel ver genoeg gaat gelet op de aanhoudende uitdagingen op het gebied van de economische gezondheid van de landbouwsector, de zorg voor het milieu, klimaatbescherming en een sterk, economisch en sociaal weefsel in de EU-plattelandsgebieden, en met name gelet op de nieuwe kansen op het gebied van de handel, de bio-economie, hernieuwbare energie, de circulaire economie en de digitale economie.

Het GLB moet worden gemoderniseerd om in te kunnen spelen op deze uitdagingen, moet worden vereenvoudigd om dit met zo gering mogelijke administratieve lasten te doen, en moet nog coherenter worden met ander EU-beleid om het maximaal te laten bijdragen aan de tien prioriteiten van de Commissie en aan de SDG's. Zoals gememoreerd door de Commissie in haar recente mededeling over het MFK, zal een gemoderniseerd GLB de overgang naar een volledig duurzame landbouwsector en de ontwikkeling van vitale plattelandsgebieden moeten ondersteunen met het oog op een gewaarborgde voorziening van veilig en hoogwaardig voedsel voor meer dan 500 miljoen consumenten. Europa heeft behoefte aan een slimme, veerkrachtige, duurzame en concurrerende landbouwsector om veilig, hoogwaardig, betaalbaar, voedzaam en gevarieerd voedsel voor zijn burgers te kunnen produceren en voor een sterk sociaaleconomisch weefsel in de plattelandsgebieden te kunnen zorgen. Een gemoderniseerd GLB moet zijn Europese meerwaarde vergroten door meer ambitie te tonen op het gebied van milieu en klimaat en tegemoet te komen aan de verwachtingen van de burgers op het gebied van volksgezondheid, milieu en klimaat.

Overeenkomstig haar werkprogramma voor 2017 heeft de Commissie een brede raadpleging gehouden over de vereenvoudiging en modernisering van het GLB, dat zoveel mogelijk moet bijdragen aan de tien prioriteiten van de Commissie en aan de SDG's. De raadpleging was gericht op specifieke beleidsprioriteiten voor de toekomst zonder vooruit te lopen op de financiële toewijzingen voor het GLB in het volgende MFK. Daarnaast is een analyse van de beschikbare informatie over de prestaties van het GLB verricht. Ook is rekening gehouden met de adviezen van het Refit-platform.

De resultaten zijn gepresenteerd in de mededeling van 29 november 2017 met als titel 'De toekomst van voeding en landbouw'. Met de mededeling wordt een gestructureerde dialoog binnen de EU-instellingen en met belanghebbenden over het toekomstige GLB mogelijk. Dit beleidsdocument schetst de uitdagingen, doelstellingen en de pistes die kunnen worden gevolgd op weg naar een toekomstbestendig GLB dat eenvoudiger, slimmer en moderner moet worden en richting geeft aan de overgang naar een duurzamere landbouw.

De Commissie bestempelde een hoger ambitieniveau op het gebied van milieu en klimaat, een gerichtere ondersteuning en een versterking van de rol van de magische drie-eenheid onderzoek-innovatie-adviesverlening als topprioriteiten van het GLB na 2020. Ook is ter verbetering van de prestaties van het GLB een nieuw uitvoeringsmodel voorgesteld waarbij het beleidsaccent verschuift van naleving naar prestaties en waarbij een herbalancering van verantwoordelijkheden plaatsvindt tussen de EU en de lidstaten, met meer subsidiariteit. Met het nieuwe model moeten de EU-doelstellingen worden bereikt op basis van strategische planning, brede beleidsinterventies en gemeenschappelijke prestatie-indicatoren, zodat de beleidscoherentie tussen het toekomstige GLB en de andere EU-doelstellingen verbetert.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Krachtens artikel 39 VWEU heeft het GLB tot doel:

·de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te verzekeren;

·aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, met name door de verhoging van het hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn;

·de markten te stabiliseren;

·de voorziening veilig te stellen;

·redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren.

Het onderhavige voorstel is volledig verenigbaar met de in het Verdrag vastgelegde GLB-doelstellingen. Het moderniseert en vereenvoudigt de wijze van uitvoering van de bepalingen van het Verdrag.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Landbouw en bosbouw beslaan samen 84 % van het grondgebied van de EU. Beide sectoren beïnvloeden het milieu en zijn ervan afhankelijk. Daarom zal een aantal voorgestelde specifieke GLB-doelstellingen de aanzet geven tot milieu- en klimaatactie overeenkomstig het EU-beleid ter zake.

Het is bekend dat consumptiepatronen van invloed zijn op de volksgezondheid. Landbouwbeleid is door de relatie ervan met voeding en soms ook de wijze waarop voedsel wordt geproduceerd, eveneens verbonden met het gezondheidsbeleid. In de voorstellen wordt de relatie met het gezondheidsbeleid versterkt, met name wat betreft gezonde voeding en de terugdringing van het gebruik van antimicrobiële stoffen.

Omdat de EU een grote importeur van grondstoffen en een exporteur van waardevolle landbouw- en voedselproducten is, drukt zij een stempel op de voedselsystemen buiten de EU. Het voorstel houdt conform artikel 208 VWEU rekening met de EU-doelstellingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, namelijk duurzame ontwikkeling en uitbanning van armoede in ontwikkelingslanden, en zorgt er met name voor dat de EU-steun aan landbouwers geen of slechts minimale handelsverstorende effecten heeft.

Tot slot kunnen in de landbouw en plattelandsgebieden, evenals in andere sectoren, nieuwe technologie en kennis, en met name digitale technologieën, beter worden benut. In de voorstellen wordt de band met het onderzoeksbeleid versterkt doordat het organiseren van kennisuitwisseling een prominente plaats krijgt in het uitvoeringsmodel van het beleid. Evenzo wordt door de nadruk die op digitalisering wordt gelegd, een brug geslagen naar de digitale agenda van de EU.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 42 en artikel 43, lid 2, VWEU voor de verordening inzake GLB-plannen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat de bevoegdheid voor landbouw wordt gedeeld door de Unie en de lidstaten, en wordt een GLB met gemeenschappelijke doelstellingen en een gemeenschappelijke uitvoering voorgeschreven. Het huidige uitvoeringssysteem van het GLB is gebaseerd op gedetailleerde vereisten op EU-niveau en omvat stringente controle-, sanctie- en auditregelingen. Deze regels zijn vaak heel prescriptief, tot op het niveau van het landbouwbedrijf. In de uiterst gediversifieerde landbouw- en klimaatcontext van de Unie zijn echter 'top-down'-benaderingen noch 'one-size-fits-all'-benaderingen geschikt om de gewenste resultaten te behalen en EU-meerwaarde op te leveren.

In het uitvoeringsmodel van dit voorstel stelt de Unie de fundamentele beleidsparameters vast (GLB-doelstellingen, brede interventietypes, basisvereisten), terwijl de lidstaten meer verantwoordelijkheid krijgen voor en meer verantwoording afleggen over de wijze waarop zij aan de doelstellingen voldoen en de afgesproken streefcijfers bereiken.

Door een grotere subsidiariteit wordt het mogelijk om, uitgaande van dergelijke doelstellingen en streefcijfers, beter rekening te houden met lokale omstandigheden en behoeften. De lidstaten worden verantwoordelijk voor het toesnijden van GLB-interventies op de eigen situatie zodat die maximaal bijdragen aan de EU-doelstellingen. Terwijl de huidige governancestructuren blijven bestaan – deze moeten blijven zorgen voor een doeltreffende monitoring en handhaving voor alle beleidsdoelstellingen – krijgen de lidstaten meer te zeggen over de opzet van het nalevings- en controlekader dat op de begunstigden wordt toegepast (met inbegrip van sancties).

Evenredigheid

De economische, ecologische en sociale uitdagingen die op de landbouwsector en plattelandsgebieden afkomen, vragen om een krachtige reactie die recht doet aan de EU-dimensie van die uitdagingen. Doordat de lidstaten in een resultaatgerichter model een grotere keuzevrijheid krijgen bij de selectie en aanpassing van de beleidsinstrumenten die binnen het GLB beschikbaar zijn om aan de doelstellingen te voldoen, zou het risico dat het GLB de grenzen van de evenredigheid overschrijdt, nog kleiner moeten worden.

Keuze van het instrument

Aangezien de oorspronkelijke handelingen allemaal verordeningen van het Europees Parlement en de Raad zijn, moeten de wijzigingen worden aangebracht bij een verordening van het Europees Parlement en de Raad.

3. EVALUATIE, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Het GLB is diep geworteld in de Europese Unie. Opgezet in het begin van de jaren zestig rond doelstellingen die in het Verdrag waren verankerd, is het sindsdien diverse malen hervormd om het concurrentievermogen van de landbouwsector te verbeteren, plattelandsontwikkeling te bevorderen, in te spelen op nieuwe uitdagingen en beter te beantwoorden aan de maatschappelijke vraag. De laatste grote hervorming dateert van 2013. Bij de hervorming van 2013 zijn de algemene doelstellingen van het GLB gestroomlijnd rond drie blokken:

i. rendabele voedselproductie;

ii. duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaataanpak;

iii. evenwichtige territoriale ontwikkeling.

Om te beoordelen in hoever de bovengenoemde doelstellingen zijn bereikt, en om de toekomstige uitdagingen in kaart te brengen, is in een breed raadplegingsproces een gestructureerd debat gevoerd met alle belanghebbenden, ook niet-agrarische spelers. Voorts is inzicht gekregen in de prestaties van het GLB dankzij een schat aan informatie over het GLB (hieronder kort samengevat) die als achtergrond heeft gediend voor de beoordeling van de successen en tekortkomingen van het GLB door de jaren heen, en in het bijzonder van de meest recente hervorming ervan. Het gaat met name om:

·informatie die is verzameld via het gemeenschappelijke monitoring- en evaluatiekader (GMEK) waarmee de prestaties van het GLB worden gemeten 2 ;

·een reeks in het lopende meerjarig financieel kader (2014-2020) geplande evaluatiestudies over de huidige GLB-doelstellingen, waarvan de eerste bevindingen in 2017/2018 beschikbaar zijn gekomen 3 ;

de voortgangsresultaten met de streefcijfers als ijkpunt en de bijbehorende financiële enveloppes, zoals te vinden in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen over plattelandsontwikkeling;

·aanvullende achtergronddocumenten, gegevens, feiten en cijfers die van belang zijn voor de effectbeoordeling en gepubliceerd zijn op de website van DG AGRI 4 .

Raadpleging van belanghebbenden

Er heeft een open publieke raadpleging plaatsgevonden die meer dan 322 000 reacties heeft opgeleverd, er is een gestructureerde dialoog met belanghebbenden gevoerd, er zijn vijf workshops met deskundigen georganiseerd en er zijn adviezen van het Refit-platform en bijdragen van het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en van nationale parlementen ontvangen. Ook is rekening gehouden met de aanbevelingen van de Taskforce landbouwmarkten (AMTF) 5 en de conferentie over plattelandsontwikkeling in Cork (2016) 6 .

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

In de periode maart 2017 - februari 2018 is een aantal speciale workshops georganiseerd om informatie en kennis van deskundigen over GLB-gerelateerde zaken te vergaren. Tijdens deze workshops konden deskundigen en ambtenaren van de Commissie van gedachten wisselen en konden verdere stappen worden gezet in de formulering van de voornaamste conclusies en problemen waarmee rekening zou moeten worden gehouden in het moderniserings- en vereenvoudigingsproces.

De vijf thema's van de workshops zijn gekozen op basis van de meest relevante terreinen waarop kennislacunes en meningsverschillen over de beleidsaanpak waren geconstateerd. De workshops zijn opgezet volgens eenzelfde methodiek en op basis van de volgende elementen:

(1)verzameling van de meest recente informatie die voorhanden is bij deskundigen, academici, praktijkmensen en internationale instellingen;

(2)gerichte aandacht voor de ervaringen die in de praktijk zijn opgedaan;

(3)beoordeling van het potentieel van nieuwe technologieën/benaderingen met het oog op de verbetering van de toekomstige beleidsvorming op het betrokken terrein.

De samenvattingen van de workshops en presentaties zijn te vinden op:

https://ec.europa.eu/agriculture/events/cap-have-your-say/workshops_nl

Workshop 1 over de beste praktijken op milieu- en klimaatgebied (23/24 maart 2017)

Aan deze tweedaagse workshop hebben tal van milieu- en klimaatdeskundigen deelgenomen. De workshop stond in het teken van:

·instrumenten om de milieubehoeften te beoordelen;

·methoden om maatregelen beter ingang te doen vinden (met nadruk op de rol van gedragsbenaderingen).

1.

Workshop 2 over risicobeheer (18/19 mei 2017)


Deze tweedaagse workshop was bedoeld om verdere informatie te vergaren in de discussie over de instrumenten waarmee de landbouwgemeenschap productie-, prijs- en inkomensrisico's beter kan opvangen. De workshop stond in het teken van:

·de uitdagingen van het vangnet voor de EU-markt en de recente ontwikkelingen in het risicobeheersysteem in de VS;

·de case van termijnmarkten in de EU, de landbouwverzekerings- en herverzekeringssector in de EU, de case van een publiek-privaat partnerschap en een gewasverzekeringsregeling;

·gedragsaspecten van risicobeheer.

2.

Workshop 3 over voedsel en aanverwante kwesties (31 mei 2017)


Centraal stond de afstemming van het GLB op het gezondheidsbeleid en de wijze waarop het landbouwers kan helpen om zich aan te passen aan veranderingen in consumptiepatronen. Met name de resistentie tegen antimicrobiële stoffen vraagt om meer aandacht.

3.

Workshop 4 over sociaaleconomische kwesties (9 juni 2017)


In deze workshop stond de analyse van de dynamiek van groei en banen in de EU-agrofoodsector centraal. Gekeken is naar de relaties tussen mondiale landbouw en voedselwaardeketens in de EU vanuit zowel conceptueel als praktisch perspectief, zulks op basis van casestudies.


4.

Workshop 5 over de meting van de milieu- en klimaatprestaties van het GLB (26 februari 2018)


Gekeken is welke basisbeleidsdoelstellingen op EU-niveau kunnen worden vastgesteld, hoe deze op lidstaatniveau kunnen worden uitgevoerd en hoe ze kunnen worden gemonitord, gecontroleerd en geëvalueerd.

Effectbeoordeling

De effectbeoordeling van de wetgevingsvoorstellen en de adviezen van de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) zijn te vinden op de volgende website:

Lijst van effectbeoordelingen en bijbehorende adviezen van de Raad voor regelgevingstoetsing

In eerste instantie was het advies van de RSB negatief. Er werd weliswaar waardering uitgesproken voor de ambitie om het GLB te moderniseren en te vereenvoudigen, en voor de diepgaande analyse van de verschillende scenario's, die de afwegingen tussen de verschillende beleidsdoelstellingen goed belichten, maar de raad vond ook dat de in het verslag gegeven uitleg over de achterliggende redenen, de haalbaarheid en de werking van het voorgestelde nieuwe uitvoeringsmodel voor verbetering vatbaar was. Vervolgens zijn de vereiste aanvullingen opgenomen in het effectbeoordelingsverslag en ook in een speciale bijlage over de voorstellen voor het nieuwe uitvoeringsmodel. Op basis daarvan heeft de RSB een positief advies met punten van voorbehoud gegeven. De raad erkende dat het verslag op diverse punten was verbeterd, maar vroeg om een verder specificatie van de precieze waarborgen die de geconstateerde risico's zouden beperken. Bijlage 1 bij het effectbeoordelingsverslag (werkdocument van de diensten van de Commissie) bevat een nauwkeurige beschrijving van de aanpassingen die zijn gedaan om tegemoet te komen aan de eisen van de raad.

In het effectbeoordelingsverslag worden verschillende beleidsopties gepresenteerd en besproken. Er wordt in de effectbeoordeling geen voorkeur uitgesproken voor een bepaalde optie. In plaats daarvan zijn diverse combinaties van elementen van de voorstellen in de verschillende opties getoetst om te zien welke optimale mix daaruit kan worden gedestilleerd.

In de opties worden in hoofdzaak contrasterende benaderingen getoetst aan de vastgestelde doelen:

1. uiteenlopende ambitieniveaus op het gebied van milieu en klimaat, met aandacht voor de mogelijke effecten van verplichte en vrijwillige uitvoeringssystemen;

2. verschillende manieren om het landbouwbedrijfsinkomen te ondersteunen, en met name de verdeling ervan over de verschillende landbouwers, met aandacht voor de mogelijke effecten ervan op kleine en middelgrote landbouwbedrijven;

3. bredere sociaaleconomische interventies, met name in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid, en horizontale benaderingen voor de modernisatie.

In de eerste optie is getoetst welk potentieel een vrijwillige ecoregeling heeft om de milieu- en klimaatambitie te verhogen. Ook is de potentiële rol onderzocht van risicobeheerinstrumenten met lagere rechtstreekse betalingen ter ondersteuning van het inkomen van landbouwers. Er zijn twee subopties met uiteenlopende milieuambities en benaderingen voor rechtstreekse betalingen op lidstaatniveau in het kader van het nieuwe uitvoeringsmodel.

In een andere optie worden rechtstreekse betalingen gerichter ingezet en wordt uitgegaan van een ambitieuzere toepassing van conditionaliteit om de gezamenlijke economische en milieuprestaties van het GLB te verbeteren en in te spelen op klimaatuitdagingen. Er zijn ook subopties uitgewerkt met mogelijke verschillen in de ambitie van lidstaten op het gebied van milieu- en klimaatdoelstellingen.

In een laatste optie wordt sterke nadruk gelegd op milieuzorg en werkgelegenheid en verschuift het accent naar kleine en middelgrote landbouwbedrijven om banen in plattelandsgebieden te behouden. De lidstaten moeten 30 % van de betalingen van pijler I uittrekken voor de financiering van aanvullingen voor vier vrijwillige regelingen voor landbouwers: biologische landbouw, blijvend grasland, gebieden met natuurlijke beperkingen, en lineaire landschapselementen, om klimaatactie en een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te bevorderen.

In de effectbeoordeling wordt erop gewezen dat bij significante wijzigingen van de basisparameters telkens lastige keuzes moeten worden gemaakt, waaraan niet te ontkomen valt bij een beleid met zoveel uiteenlopende doelstellingen.

Een essentiële basisparameter is de hoogte van de GLB-steun. De verlaging van 5 %, die de Commissie in haar mededeling van mei 2018 heeft voorgesteld voor het MFK 2021-2027, valt binnen de marge waarmee rekening is gehouden in de effectbeoordeling.

Wat het inkomen van landbouwbedrijven betreft, zijn zowel de hoogte als de verdeling van de steun van belang. Een adequaat steunniveau en dus landbouwbedrijfsinkomen blijven in de toekomst van essentieel belang voor de voedselzekerheid, de milieu- en klimaatambitie en de vitaliteit van het platteland. Door steun sterker te richten op kleine en middelgrote landbouwbedrijven en op gebieden met natuurlijke beperkingen kunnen landbouwactiviteiten en banen op landbouwbedrijven behouden blijven, waarmee het sociaaleconomische weefsel van de plattelandsgebieden wordt versterkt. Plafonnering en convergentie kunnen leiden tot een betere verdeling van de rechtstreekse betalingen. Duidelijk is dat elke optie waarin rechtstreekse betalingen fors worden herverdeeld ten gunste van landbouwbedrijven en regio's met een lagere productiviteit, op korte termijn ten koste gaat van het concurrentievermogen van de EU, maar de bescherming van het milieu ten goede komt. Minder zichtbaar is echter dat een juiste mix van maatregelen ervoor kan zorgen dat ongunstige inkomenseffecten worden gedempt en tegelijk beter wordt ingespeeld op uitdagingen die ook op de landbouw afkomen, zoals milieu en klimaat, en op maatschappelijke verwachtingen. Daartoe moeten aanpassingen worden gestimuleerd die leiden tot betere sociaaleconomische én milieuprestaties van de sector.

Uit de reacties van de belanghebbenden bij de raadpleging en uit analyses blijkt dat dit mogelijk is mits de nodige flankerende maatregelen ambitieuzer zijn op milieu- en klimaatgebied en de invoering van beste praktijken (in zowel de conventionele als andere vormen van landbouw) mogelijk maken op het gebied van kennis, innovatie, de modernste technologie en dergelijke.

Op basis van de aannames en keuzes in de analyse kunnen economische, ecologische en sociale doelstellingen van het GLB contrair ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de gewenste modernisering en vereenvoudiging van dit beleid bewegen. Kortom, herverdeling kan leiden tot beheersbare inkomenseffecten en bevorderlijk zijn voor de gewenste ambitie op milieu- en klimaatgebied en andere GLB-synergieën. Wel moeten de sector en het beleid de kansen aangrijpen die innovatie en technologieën thans al bieden als het gaat om modernisering en vereenvoudiging.

Andere aannames en keuzes leveren beslist andere resultaten op, maar de achterliggende hoofdboodschap blijft steeds dezelfde: de voorkeursoptie voor het toekomstige GLB moet een mix zijn van de beste elementen van de diverse opties, maar de zwakke punten in die opties vermijden door invoering van de nodige waarborgen voor een gelijk speelveld in de EU. Dit impliceert dat er duidelijke criteria nodig zijn voor de hoogte en de verdeling van inkomenssteun (bijv. plafonnering en/of degressiviteit), voor de klimaat- en milieuambitie, voor de conditionaliteit en voor de prikkels om modernisering en een passende subsidiariteit/vereenvoudiging tot stand te brengen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De complexiteit van de uitvoering van het huidige beleid is grotendeels toe te schrijven aan de nadruk op de naleving van gedetailleerde, op EU-niveau vastgelegde regels. In het voorgestelde nieuwe uitvoeringsmodel verdwijnt er een laag: de subsidiabiliteitscriteria op EU-niveau voor steun. Voortaan kunnen de lidstaten zelf de subsidiabiliteitsvoorwaarden bepalen en deze afstemmen op hun specifieke situatie. Verwacht wordt dat dit een substantiële vereenvoudiging oplevert.

In de loop der jaren zijn er bij de opeenvolgende hervormingen van het GLB diverse instrumenten ontstaan. Soms bleek het moeilijk om deze instrumenten goed te coördineren. In het huidige voorstel worden alle verschillende elementen van het GLB samengevoegd tot één coherent kader dat de administratieve uitvoeringslasten van het GLB zal terugdringen.

Grondrechten

5.

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.


4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 (COM(2018) 322 final) is vastgelegd dat een aanzienlijk deel van de EU-begroting bestemd moet blijven voor de landbouw, die van strategisch belang is. Daarom is voor de verwezenlijking van de GLB-kerndoelstellingen 286,2 miljard EUR uitgetrokken voor het ELGF en 78,8 miljard EUR voor het Elfpo (cijfers uitgedrukt in lopende prijzen).

Daarbovenop komt de financiering uit Horizon Europa: het budget dat voor dit programma wordt voorgesteld, bevat ook 10 miljard EUR voor onderzoek en innovatie op het gebied van voeding, landbouw, plattelandsontwikkeling en de bio-economie. Binnen het ELGF wordt een nieuwe landbouwreserve aangelegd voor de financiering van aanvullende steun aan de landbouwsector. De niet-bestede middelen in de reserve worden telkens overgeschreven naar het volgende jaar.

Wat de verdeling van de rechtstreekse betalingen over de lidstaten betreft, wordt voorgesteld om voor alle lidstaten met rechtstreekse betalingen van minder dan 90 % van het EU-gemiddelde de bestaande kloof tussen het desbetreffende percentage en die grens van 90 % te dichten met 50 %, waarmee de lijn van 2014-2020 wordt doorgetrokken. Alle lidstaten zullen bijdragen in de financiering van deze externe convergentie. De nationale toewijzingen voor de rechtstreekse betalingen in de verordening inzake de strategische GLB-plannen worden op die basis berekend.

Bij plattelandsontwikkeling wordt een herbalancering van de financiering tussen de begroting van de EU en die van de lidstaten voorgesteld. In lijn met de plannen voor de Europese structuur- en investeringsfondsen zal dankzij een verhoging van nationale medefinancieringspercentages de publieke steun aan Europese plattelandsgebieden min of meer op hetzelfde niveau kunnen blijven. De verdeling van de Elfpo-steun berust op objectieve criteria die gekoppeld zijn aan de beleidsdoelstellingen en rekening houden met de huidige verdeling. Minder ontwikkelde regio's moeten, zoals nu ook het geval is, kunnen profiteren van hogere medefinancieringsniveaus, die tevens zullen gelden voor interventies als Leader en de betalingen voor beheersverbintenissen.

Lidstaten wordt ten aanzien van de toewijzingen een zekere flexibiliteit geboden: maximaal 15 % van de rechtstreekse betalingen mag worden overgeheveld naar het Elfpo en omgekeerd. Bij klimaat- en milieu-interventies en bij vestigingssubsidies voor jonge landbouwers mag een hoger percentage van de rechtstreekse betalingen worden overgeheveld naar het Elfpo.

Nadere gegevens over de financiële gevolgen van het GLB-voorstel staan in het financieel memorandum dat bij het voorstel is gevoegd.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

Voor een verschuiving naar een prestatiegerichter beleid is het nodig dat een solide prestatiekader wordt opgezet dat berust op een samenstel van gemeenschappelijke indicatoren aan de hand waarvan de Commissie de prestaties van het beleid kan beoordelen en volgen. Het huidige gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader (GTEK) en het huidige monitoringsysteem voor rechtstreekse betalingen en plattelandsontwikkeling worden in het voorstel gebruikt als basis voor de monitoring en beoordeling van de beleidsprestaties, maar ze zullen worden gestroomlijnd en verder worden ontwikkeld (waarbij ook rekening wordt gehouden met de consistentie tussen de twee pijlers). Er zijn verdere investeringen nodig in de ontwikkeling van passende indicatoren en om te zorgen voor voldoende gegevensstromen.

Een nieuw prestatie-, monitoring- en evaluatiekader (PMEK) zal alle instrumenten van het toekomstige GLB omvatten: de strategische GLB-plannen en ook de elementen van het GLB die niet onder die plannen vallen (sommige delen van de gemeenschappelijke marktordening, specifieke regelingen). De prestaties worden voor de specifieke doelstellingen van het beleid gemeten aan de hand van een samenstel van gemeenschappelijke indicatoren.

Het nieuwe model wordt georganiseerd rond de volgende principes:

·contextindicatoren blijven van belang omdat ze relevante aspecten van de algemene trends in economie, milieu en samenleving weergeven waarvan aangenomen mag worden dat die van invloed zijn op de prestaties;

·een beperkter, maar gerichter samenstel van indicatoren moet primair zo worden gekozen dat ze zo nauwkeurig mogelijk aangeven of de gesteunde interventie bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen ten opzichte van de uitgangssituatie, zulks op basis van duidelijke definities;

·de algehele beleidsprestaties worden meerjarig beoordeeld op basis van impactindicatoren. De jaarlijkse follow-up van de beleidsprestaties vindt plaats aan de hand van de volledige lijst van resultaatindicatoren;

·outputindicatoren koppelen jaarlijks de uitgaven aan hetgeen is gepresteerd bij de uitvoering van beleid. Het gaat om een jaarlijkse exercitie op basis van een lijst van (hoofdzakelijk al beschikbare) outputindicatoren;

·de betrouwbaarheid van de relevante prestatie-indicatoren kan worden vergroot door synergieën tussen statistische en administratieve gegevens. Daarvoor moet echter wel een systeem van kwaliteitscontroles aanwezig zijn.

Wat in hoofdzaak wordt voorgesteld is een verschuiving van verantwoordelijkheden en kansen binnen een gemeenschappelijk, duidelijk omschreven en gehandhaafd kader waarbinnen meerdere kerndoelstellingen tegelijkertijd worden gerealiseerd, namelijk vereenvoudiging, gerichtheid op resultaat (dus niet op naleving) en doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid.

Het is de bedoeling dat er een jaarlijkse prestatie-evaluatie plaatsvindt die de kern vormt van de permanente monitoring en sturing van de beleidsuitvoering. In het kader van de jaarlijkse prestatie-evaluatie moeten adequate outputindicatoren en resultaatindicatoren gezamenlijk worden ingediend in een jaarverslag over de uitvoering van het strategisch GLB-plan, het zogeheten jaarlijkse prestatieverslag. De lidstaten brengen daarin jaarlijks verslag uit over de gerealiseerde output en verrichte uitgaven en over hoever zij nog verwijderd zijn van de voor de periode als geheel vastgestelde streefcijfers, die zijn uitgedrukt in resultaatindicatoren.

Er zullen evaluaties worden verricht conform de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016, waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In de evaluaties zullen de programma-effecten in het veld worden beoordeeld op basis van de programma-indicatoren/-streefcijfers en een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma relevant, doeltreffend en doelmatig kan worden geacht, genoeg EU-meerwaarde oplevert en aansluit bij ander EU-beleid. Ook zullen daarin lessen worden getrokken: wat zijn de gebreken en problemen, in hoeverre zijn de acties of resultaten ervan voor verbetering vatbaar en hoe kan een maximaal profijt/effect worden gesorteerd.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Toelichting bij de bepalingen van het voorstel

Het voorstel betreft drie verordeningen:

·Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (hierna 'verordening inzake de strategische GLB-plannen' genoemd);

·Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (hierna 'horizontale GLB-verordening' genoemd);

·Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten, (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en (EU) nr. 229/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (hierna 'wijzigingsverordening' genoemd).

Met de combinatie van deze verordeningen wordt het GLB aangepast: de doelstellingen ervan worden afgestemd op de Juncker-prioriteiten en de SDG's terwijl tegelijk de beleidsuitvoering wordt vereenvoudigd. Het GLB wordt meer aangepast aan de lokale situatie door de subsidiabiliteitsvoorwaarde voor steun op EU-niveau te schrappen. De lidstaten kunnen de meeste subsidiabiliteitsvoorwaarden op nationaal niveau bepalen en daarmee afstemmen op hun eigen situatie. Tegelijk wordt de administratieve controledruk verminderd door de rechtstreekse link tussen subsidiabiliteitsvoorwaarden op EU-niveau en de eindbegunstigden losser te maken.

Met het oog op een verdere verduurzaming van de landbouw, de voedselvoorziening en plattelandsgebieden zijn de algemene GLB-doelstellingen gericht op de economische levensvatbaarheid, de veerkracht en het inkomen van landbouwbedrijven, op betere prestaties op milieu- en klimaatgebied en op een versterking van het sociaaleconomische weefsel van plattelandsgebieden. Bovendien is de bevordering van kennis, innovatie en digitalisering in de landbouw en in plattelandsgebieden een horizontale doelstelling.

Het nieuwe GLB heeft de volgende specifieke doelstellingen:

(a)bieden van steun met het oog op een leefbaar landbouwbedrijfsinkomen en veerkracht op het gehele grondgebied van de Unie (ter ondersteuning van de voedselzekerheid);

(b)vergroten van de marktgerichtheid en van het concurrentievermogen, onder meer door sterker te focussen op onderzoek, technologie en digitalisering;

(c)verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen;

(d)bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering en tot duurzame energie;

(e)bevorderen van duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen, zoals water, bodem en lucht;

(f)bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit, versterken van ecosysteemdiensten en in stand houden van habitats en landschappen;

(g)aantrekken van jonge landbouwers en vergemakkelijken van bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

(h)bevorderen van de werkgelegenheid, groei, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, met inbegrip van bio-economie en duurzame bosbouw;

(i)beter inspelen op de maatschappelijke vraag op het gebied van voedsel en gezondheid, waaronder veilig, voedzaam en duurzaam voedsel, en op het gebied van dierenwelzijn.

Om die doelen te bereiken, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat GLB-steun eenvoudiger wordt en goede prestaties levert. Op basis van de in de verordening genoemde interventietypes zullen zij interventies ontwerpen die aansluiten bij hun situatie. De aandacht van de lidstaten moet vooral uitgaan naar de specifieke milieu- en klimaatdoelstellingen, naar generatievernieuwing en naar de modernisering van de beleidsuitvoering door te focussen op een betere benutting van kennis en advies en nieuwe (digitale) technologieën.

De lidstaten dienen de door hen voorgestelde interventies om de specifieke EU-doelstellingen te bereiken, in een strategisch GLB-plan in. De wetgeving schrijft voor waaraan zo'n strategisch GLB-plan inhoudelijk moet voldoen, en de Commissie controleert de plannen en keurt deze goed. De strategische GLB-plannen combineren de meeste GLB-steuninstrumenten die worden gefinancierd uit het ELGF (inclusief de sectorale programma's die nu nog in het kader van de GMO-verordening worden opgesteld) en uit het Elfpo. Aldus wordt per lidstaat en door elke lidstaat één coherente interventiestrategie opgesteld. In de strategische GLB-plannen stellen de lidstaten aan de hand van gemeenschappelijke resultaatindicatoren streefcijfers vast voor hetgeen zij in de programmeringsperiode willen bereiken.

Na vaststelling van de strategische GLB-plannen brengen de lidstaten op basis van een systeem van gemeenschappelijke indicatoren jaarlijks verslag uit over de vorderingen die zijn gemaakt bij de uitvoering van het plan. De lidstaten en de Commissie monitoren de voortgang en evalueren de doeltreffendheid van de interventies.

Hieronder volgt informatie over de inhoud van de drie verordeningen.

Verordening inzake de strategisch GLB-plannen

Titel I legt het toepassingsgebied van de verordening vast en bevat definities.

Titel II bevat de algemene en specifieke GLB-doelstellingen van de interventies die de lidstaten moeten ontwerpen in hun strategische GLB-plannen. Titel III voert een aantal gemeenschappelijke vereisten in waaraan de strategische GLB-plannen moeten voldoen, alsmede elementen die voor diverse interventies gelden. De gemeenschappelijke vereisten hebben betrekking op de naleving van algemene beginselen en grondrechten, zoals de voorkoming van concurrentieverstoring, niet-tornen aan de interne markt, niet-discriminatie, alsmede eerbiediging van de WTO-regels voor binnenlandse steun. Ook bevatten deze gemeenschappelijke vereisten voorschriften voor de in de GLB-plannen te definiëren specifieke elementen, bijvoorbeeld definities van een landbouwareaal, een landbouwactiviteit, een echte landbouwer en een jonge landbouwer. Deze titel bevat daarnaast de zogeheten conditionaliteitsverplichtingen (de door elke begunstigde van areaalgebonden betalingen na te leven vereisten op het gebied van goede landbouwpraktijken, maar ook de verplichtingen die voortvloeien uit EU-wetgeving) en de verplichting om over een goed werkend systeem van bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw te beschikken.

Tot slot is in deze titel vastgelegd voor welke interventietypes de lidstaten kunnen kiezen bij de uitvoering van hun strategische GLB-plannen. De interventietypes zijn brede categorieën.

Titel IV bevat financiële bepalingen, met name voor de financiële toewijzingen per lidstaat en per fonds, en regels voor de overheveling van toewijzingen tussen de fondsen. Daarnaast zijn in deze titel de percentages die het Elfpo bijdraagt in de publieke uitgaven in de lidstaten, en een aantal onder- en bovengrenzen voor de financiële toewijzingen voor specifieke doeleinden vastgelegd.

Titel V bevat de voorschriften voor de strategische GLB-plannen. In deze titel is vastgelegd met welke elementen de lidstaten rekening moeten houden bij de opstelling van een strategisch GLB-plan en welke informatie dit plan in elk geval moet bevatten, zoals de streefcijfers en de financiële planning. Ook is vastgelegd wat de regels zijn voor de goedkeuring van de strategische GLB-plannen door de Commissie en hoe deze plannen kunnen worden gewijzigd.

Titel VI bevat de nodige coördinatie- en governance-elementen. De autoriteiten van de lidstaten krijgen de verantwoordelijkheid voor specifieke taken die verband houden met de strategische GLB-plannen. Er wordt een monitoringcomité ingesteld waarin alle belanghebbenden zijn vertegenwoordigd. Ook worden netwerken opgezet die moeten bijdragen tot het welslagen van de strategische GLB-plannen. Deze netwerken worden op zowel nationaal als EU-niveau opgezet. Tot slot wordt het Europees Innovatiepartnerschap ingesteld, dat de uitwisseling van kennis en innovatie moet bevorderen.

Titel VII voert een kader voor de monitoring en evaluatie van prestaties in. Dat kader bevat regels die bepalen wanneer en waarover de lidstaten een voortgangsverslag over hun strategische GLB-plannen moeten indienen, en regels over de wijze waarop deze voortgang wordt gemonitord en geëvalueerd. Ook bevat de titel regels over een prestatiebonus voor goede milieu- en klimaatprestaties.

Tot slot bevatten de titels VIII en IX mededingingsvoorschriften waarin is vastgelegd hoe met name de staatssteunregelgeving moet worden toegepast, en daarnaast de slotbepalingen die aangeven welke verordeningen worden ingetrokken en wanneer de nieuwe verordening van toepassing wordt.

Horizontale GLB-verordening

Voorgesteld wordt de bestaande tweepijlerstructuur van het GLB te handhaven, met algemene jaarlijkse maatregelen in de eerste pijler en op de specifieke nationale en regionale kenmerken afgestemde meerjarige maatregelen in de tweede pijler. Wel wijst de nieuwe opzet van het GLB voor de periode na 2020 in de richting van meer subsidiariteit zodat de lidstaten uitvoeringsmaatregelen in beide pijlers beter kunnen toesnijden op hun concrete situatie en die van de landbouwers. Meer subsidiariteit houdt in dat er een herbalancering van verantwoordelijkheden in het beheer van het GLB plaatsvindt en de relatie tussen de Europese Unie, de lidstaten en de landbouwers een nieuwe invulling krijgt.

Op basis daarvan wordt de huidige horizontale GLB-verordening aangepast aan het nieuwe uitvoeringsmodel, met meer vrijheid voor de lidstaten bij de uitvoering van het beleid (dat mag worden afgestemd op hun lokale behoeften), met minder rompslomp voor de begunstigden en met een verschuiving naar een prestatiegericht beleid.

De accentverschuiving op EU-niveau van naleving naar prestaties vraagt om doelstellingen die duidelijk aangeven wat met het beleid moet worden bereikt. Nogmaals, deze worden op EU-niveau vastgesteld. Met de overgang naar een meer resultaatgestuurd beleidsmechanisme vindt er een verschuiving plaats van zekerheid over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties naar zekerheid over prestaties en de naleving van EU-basisvereisten, bijvoorbeeld met betrekking tot het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) en de governance-instanties (betaalorganen, coördinerende instanties, bevoegde autoriteiten en certificerende instanties). De robuuste, betrouwbare governancestructuren die kenmerkend zijn voor het GLB, worden gehandhaafd.

Naast de financieringsbepalingen behoudt de horizontale GLB-verordening bepalingen inzake de algemene principes van controles en sancties, inzake conditionaliteitscontroles en inzake het GBCS. Bijgevolg bevat de verordening voorschriften voor de financiering, de beheers- en controlesystemen, de goedkeuringsprocedures (jaarlijkse financiële goedkeuring en jaarlijkse prestatiegoedkeuring) en de conformiteitsprocedure.

De verordening bevat diverse vereenvoudigingen. Vooral de nieuwe jaarlijkse prestatiegoedkeuring markeert de verschuiving van naleving door de individuele begunstigde naar beleidsprestaties in de lidstaten.

Voorts is het de bedoeling om het aantal betaalorganen te verminderen en de rol van de coördinerende instantie en de certificerende instantie in lijn met het nieuwe uitvoeringsmodel te versterken. Daardoor wordt het systeem transparanter en brengt het minder rompslomp mee voor zowel de nationale overheden als de Commissie. Ook wordt, in aansluiting op het Financieel Reglement, het concept van de single audit-benadering ingevoerd en kan het aantal audits van de Commissie worden teruggeschroefd.

Wijzigingsverordening

In de mededeling over de toekomst van voeding en landbouw wordt aangegeven dat marktgerichtheid een centraal element van het GLB blijft, maar wordt ook gewezen op de uitdagingen op het gebied van ecologische duurzaamheid en klimaatverandering. Daarnaast wordt de landbouwsector in de mededeling ten volle betrokken in het debat over voeding en de bezorgdheid van de burgers dienaangaande, door eraan te herinneren dat de 'belangrijkste rol voor het beleid is (...) landbouwers te helpen om te anticiperen op ontwikkelingen in eetgewoonten en hun productie aan te passen aan de marktsignalen en de wensen van de consument'. Aangezien er op EU-niveau gedetailleerde regels bestaan die de nodige aanpassingen in de weg kunnen staan, biedt de hervorming een kans om de nodige wijzigingen aan te brengen. Voorts moet het GLB tegemoetkomen aan de zorgen en wensen van burgers inzake een duurzame landbouwproductie.

Daarom is het de bedoeling om de structuur en de voornaamste kenmerken van Verordening (EU) nr. 1308/2013 te behouden, en tegelijkertijd een beperkt aantal bepalingen te wijzigen in het licht van de economische, ecologische en sociale ontwikkelingen die zich sinds de inwerkingtreding van de verordening in 2014 hebben voorgedaan.

In de eerste plaats is het de bedoeling om de bepalingen met betrekking tot sectorale steunmaatregelen die voordien waren vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1308/2013 te schrappen, aangezien deze interventies in het toekomstige GLB onder de [verordening inzake de strategische GLB-plannen] vallen en deel gaan uitmaken van de strategische plannen van de lidstaten om te zorgen voor een betere samenhang tussen de interventies.

In de tweede plaats hebben de achtereenvolgende hervormingen van het wijnbeleid van 2008 en 2013 over het geheel genomen hun doelstellingen bereikt en geresulteerd in een bloeiende wijnsector, maar zijn er nieuwe economische, ecologische en klimatologische problemen opgedoemd. Om daaraan het hoofd te bieden, bevat de verordening een aantal specifieke wijzigingen van de bestaande regels.

In de derde plaats wordt in de mededeling over de toekomst van voeding en landbouw ervoor gepleit om geografische aanduidingen (GA's) aantrekkelijker te maken voor landbouwers en consumenten en om het beheer van het systeem te vergemakkelijken. Daarom wordt voorgesteld de huidige, over vier basishandelingen gespreide GA-regels te wijzigen en te komen tot een eenvoudiger GA-systeem, een snellere registratie van GA's en een efficiëntere goedkeuring van wijzigingen van productdossiers. Deze wijzigingen hebben ten doel het GA-systeem zodanig te vereenvoudigen dat het begrijpelijker wordt voor de consument, gemakkelijker kan worden gepromoot en tegen lagere administratieve kosten kan worden beheerd.

Wat de regels voor GA's van wijnen betreft, wordt het onderzoek van aanvragen op EU-niveau beperkt tot een controle op kennelijke fouten, worden de regels inzake intellectuele eigendom losgekoppeld van andere eisen in het productdossier en worden de lidstaten bevoegd om besluiten te nemen over wijzigingen die geen gevolgen op EU-niveau hebben. Dat zal zorgen voor een stroomlijning van de goedkeuringen, kortere termijnen en een rationalisatie van de middelen, in overeenstemming met de bij elkaar horende beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. In dezelfde geest wordt beoogd bepaalde specifieke procedures, bijvoorbeeld de bezwaarprocedure, te vereenvoudigen om het goedkeuringsproces efficiënter te laten verlopen.

Dankzij een duidelijkere definitie van 'beschermde oorsprongsbenaming' voor wijnen zullen producentengroeperingen nieuwe soorten kunnen gebruiken, wat ook noodzakelijk is in het licht van de klimaatverandering, en zullen aanvragen beter kunnen worden gemotiveerd in overeenstemming met de oenologische en de wijnbouwomstandigheden. Er wordt een betere bescherming voorgesteld van GA's tegen namaak op het internet, alsook van goederen in doorvoer.

De vereenvoudiging die voor GA's van wijnen wordt voorgesteld, moet ook worden toegepast op landbouwproducten en levensmiddelen om een redelijke mate van samenhang tussen de regelingen te garanderen en om ervoor te zorgen dat ook producenten van GA's in deze sector van de genoemde voordelen kunnen profiteren. De GA-regeling voor gearomatiseerde wijnen, in het kader waarvan slechts 5 van de 3 350 GA's zijn geregistreerd, kan niet operationeel blijven en moet worden samengevoegd met een andere regeling. De regeling voor landbouwproducten en levensmiddelen is daarvoor geschikt omdat andere alcoholhoudende dranken daar ook al onder vallen.

Voorts zijn in de verordening bepalingen opgenomen die louter ten doel hebben verbintenissen die de EU en de lidstaten zijn aangegaan in het kader van recente ministeriële besluiten van de Wereldhandelsorganisatie, met name inzake exportsubsidies, om te zetten in interne wetgeving.

Tot slot wordt voorgesteld om een aantal achterhaalde bepalingen te schrappen, waaronder het systeem voor de regulering van de productie en de voor de suikersector geldende eisen die aan het einde van het verkoopseizoen 2016/2017 zijn vervallen.