Toelichting bij COM(2018)435 - Horizon Europa - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)435 - Horizon Europa - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en ... |
---|---|
bron | COM(2018)435 |
datum | 07-06-2018 |
• Redenen en doelstellingen
Het "Horizon Europa"-voorstel is volledig in overeenstemming met het voorstel van de Commissie voor de volgende langetermijnbegroting van de Unie voor de periode van 2021 tot en met 2027, met de prioriteiten van de Commissie zoals uiteengezet in haar agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering, en met de algemene beleidsprioriteiten (de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen). Het ondersteunt de agenda van de Unie na 2020 zoals overeengekomen in de Verklaring van Rome van 25 maart 2017.
Het uitgangspunt van het voorstel is de stelling dat onderzoek en innovatie (O&I) antwoorden biedt op de prioriteiten van de burgers, de productiviteit en het concurrentievermogen van de Unie stimuleert, van cruciaal belang is voor de instandhouding van ons sociaaleconomisch model en onze waarden, en oplossingen aanreikt waarmee uitdagingen op een meer systematische manier kunnen worden aangepakt.
Het Horizon Europa-pakket bestaat uit voorstellen voor:
1.een kaderprogramma voor onderzoek en innovatie met de naam "Horizon Europa", waarin met name de regels voor deelname aan en verspreiding van dat programma zijn vastgesteld (in overeenstemming met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie – VWEU),
2.een specifiek programma voor de uitvoering van "Horizon Europa" ("VWEU"),
Inhoudsopgave
- 3.een programma voor onderzoek en opleiding in het kader van het Euratom-Verdrag ter aanvulling van Horizon Europa, vergezeld van de
- De driepijlerstructuur
- Horizontale elementen
- Synergieën
- De regels voor deelname en verspreiding
- Het Europees Instituut voor innovatie en technologie
- Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC)
3.een programma voor onderzoek en opleiding in het kader van het Euratom-Verdrag ter aanvulling van Horizon Europa, vergezeld van de
4.bijbehorende effectbeoordeling en het wettelijk financieel memorandum.
Voorgesteld wordt om bij Verordening .../.../EU van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds voor de periode 2021-2027 een specifiek programma voor defensieonderzoek vast te stellen.
In het pakket worden twee actuele rechtshandelingen (het kaderprogramma en de regels voor deelname en verspreiding) samengevoegd tot één rechtshandeling en wordt tegelijkertijd een aantal verbeteringen aangebracht met het oog op vereenvoudiging.
Horizon Europa zal met name de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de Unie versterken om de grote wereldwijde uitdagingen van onze tijd te helpen aanpakken en bij te dragen tot de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's). Tegelijkertijd zal het programma het concurrentievermogen van de Unie stimuleren, waaronder dat van de industriesector. Horizon Europa zal bijdragen tot het vervullen van de strategische prioriteiten van de Unie en zal de ontwikkeling en uitvoering van het beleid van de Unie ondersteunen. In een snel veranderende wereld hangt het succes van Europa in toenemende mate af van haar vermogen om excellente wetenschappelijke resultaten om te zetten in innovaties die een tastbaar en gunstig effect hebben op onze economie en onze levenskwaliteit en die nieuwe markten creëren met meer gekwalificeerde arbeidsplaatsen.
Om deze doelstelling te bereiken en voort te bouwen op het succes van zijn voorganger, blijft Horizon Europa de hele O&I-cyclus op geïntegreerde wijze ondersteunen.
Het beginsel van één stelsel van regels voor deelname en verspreiding wordt gehandhaafd, en met dit voorstel worden deze regels nog verder verbeterd.
Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
• Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen
Het kaderprogramma is het vlaggenschipprogramma van de Unie ter ondersteuning van O&I, vanaf het concept tot de introductie ervan op de markt. Het is bedoeld als aanvulling op nationale en regionale financiering. Het kaderprogramma heeft reeds unieke Europese toegevoegde waarde opgeleverd door het stimuleren van de concurrentie en samenwerking over het hele continent met het oog op topwetenschap en topinnovatie. Dit heeft geleid tot wetenschappelijke doorbraken, een verbetering van het concurrentievermogen en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Met het voorgestelde nieuwe kaderprogramma (Horizon Europa) zal worden gestreefd naar een nog grotere impact dan het huidige kaderprogramma (Horizon 2020), dat algemeen wordt erkend als waardevol voor de verwezenlijking van de ambities van Europa. Doordat onderzoek en innovatie zich van nature snel ontwikkelen, is overheidssteun voor O&I tegen een achtergrond van wereldwijde concurrentie meer dan ooit van essentieel belang, in het bijzonder op het niveau van de Unie waar de toegevoegde waarde ervan buiten kijf staat. Het voorstel is volledig in overeenstemming met de agenda van de Commissie voor O&I, met inbegrip van de hoofddoelstelling om 3 % van het bbp van de Unie te investeren in onderzoek en ontwikkeling, alsook met de mededeling "Een vernieuwde Europese agenda voor onderzoek en innovatie – de kans om de toekomst van Europa vorm te geven" (de bijdrage van de Europese Commissie aan de informele bijeenkomst van leiders op 16 en 17 mei 2018).
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel is volledig in overeenstemming met het bestaande beleid van de Unie. Horizon Europa werd uitgewerkt met inachtneming van de prioriteiten van de huidige Commissie, het beleid voor een resultaatgerichte begroting (dat vereist dat de uitgavenprogramma's van de Unie meer dan ooit kosteneffectief moeten zijn), de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, de uitvoering van de integrale strategie van de Unie en het voorstel van de Commissie voor de volgende langetermijnbegroting van de Unie.
Op gebieden zoals gezondheidszorg, digitale technologieën, industriële transformatie, inclusieve en democratische samenlevingen, natuurlijke hulpbronnen, energie, mobiliteit, milieu, levensmiddelen, koolstofarme economie, ruimtevaart en veiligheid is O&I van cruciaal belang voor de succesvolle verwezenlijking van de volgende prioriteiten van de Unie: banen en groei, de digitale eengemaakte markt, de energie-unie en klimaatactie. O&I ligt aan de basis van de productiviteit en het concurrentievermogen van een geavanceerde economie zoals die van de Unie.
De investeringen in O&I zijn complementair met de investeringen in andere EU-programma's en versterken elkaar wederzijds. De resultaten van O&I zullen in samenwerking met andere EU-programma’s worden geëxploiteerd. Hierdoor wordt de aanwending van die resultaten op nationaal en regionaal niveau gestimuleerd en wordt het Europese potentieel voor innovatie maximaal benut. Dit zal worden aangevuld met doeltreffende O&I-communicatie- en voorlichtingscampagnes die gericht zijn op het grote publiek. In de langetermijnbegroting van de Unie wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke complementariteit en synergie tussen ondersteuning voor O&I en de exploitatie van de O&I-resultaten. Dit zal gebeuren aan de hand van een strategisch O&I-planningsproces dat flexibel genoeg zal zijn om de Commissie en andere instellingen van de Unie in staat te stellen snel te reageren op dringende behoeften en nieuwe prioriteiten.
Het voorstel is ook volledig in overeenstemming met de aanpak die wordt gevolgd in het kader van het proces voor de coördinatie van het economisch beleid van het Europees semester. Deze banden moeten worden behouden en versterkt, voortbouwend op de desbetreffende bijdragen die reeds in het kader van Horizon 2020 zijn geleverd voor de ondersteuning van structurele hervormingen ter verbetering van de kwaliteit en efficiëntie van de nationale onderzoeks- en innovatiestelsels op drie niveaus: in de eerste plaats via aanzienlijke investeringen in onderzoek en innovatie op wetenschappelijk en technologisch gebied; in de tweede plaats door het ondernemingsklimaat meer innovatievriendelijk en minder risicoschuw te maken; en tenslotte door de Europese burgers te ondersteunen tijdens wat een snelle en, voor sommigen, turbulente overgang zal zijn die wordt gedreven door innovatie, digitalisering en wereldwijde megatrends zoals kunstmatige intelligentie en de circulaire economie.
De acties van het programma moeten worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt gedupliceerd of verdrongen, en moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben. Dit zal de verenigbaarheid van de acties van het programma met de EU-staatssteunregels waarborgen, zodat buitensporige concurrentieverstoringen op de interne markt worden vermeden.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van "Horizon Europa" wordt gevormd door de VWEU-titels 'Industrie' en 'Onderzoek en technologische ontwikkeling en ruimte' (artikelen 173, 182, 183 en 188).
Omdat het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa sterk gericht is op de ondersteuning van innovatie, wordt het nu gebaseerd op de VWEU-titels 'Industrie' en 'Onderzoek en technologische ontwikkeling en ruimte' (artikelen 173 en 182), net zoals het specifieke programma voor defensieonderzoek (ibidem).
Het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) vloeit voort uit de titel 'Industrie' en zal zoals voorheen verder worden gefinancierd door een financiële bijdrage uit Horizon Europa.
De rechtsgrondslag van het voorstel voor het Euratom-programma voor onderzoek en opleiding is artikel 7 van het Euratom-Verdrag.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Op basis van artikel 4, lid 3, VWEU heeft de Unie op dit gebied gedeelde (parallelle) bevoegdheid. Om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarmee Europa momenteel wordt geconfronteerd, moet de Unie investeren in O&I: dit leidt tot voordelen op het gebied van schaal, toepassingsgebied en snelheid. Door de Unie gefinancierde O&I-activiteiten hebben duidelijke voordelen in vergelijking met nationale en regionale O&I-ondersteuning: zij creëren een kritische massa voor het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, versterken de wetenschappelijke excellentie van de Unie via competitieve financiering, brengen grensoverschrijdende multidisciplinaire netwerken tot stand, versterken het menselijk kapitaal, bieden een structuur voor nationale O&I systemen, verhogen het concurrentievermogen van de Unie, en scheppen nieuwe marktkansen.
• Evenredigheid
De Unie zal acties ondernemen om grensoverschrijdende samenwerking en wereldwijde concurrentie mogelijk te maken zodat dat de beste voorstellen worden geselecteerd. Hierdoor wordt het niveau van excellentie verhoogd en krijgen de vooraanstaande O&I-initiatieven meer zichtbaarheid. Het ondersteunt bovendien de transnationale mobiliteit en trekt de beste talenten aan. Een programma op het niveau van de Unie is het best geschikt voor risicovolle en langlopende O&I-projecten omdat het risico wordt gedeeld en een groter toepassingsgebied en grotere schaalvoordelen kunnen worden gecreëerd. Er zal worden gestreefd naar onderlinge verbanden met nationale initiatieven, met name op het gebied van innovatie.
Op die manier kunnen dergelijke programma's zorgen voor bijkomende openbare en particuliere investeringen in O&I, bijdragen tot de verdere versterking van het Europese O&I-landschap en de commercialisering en verbreiding van innovatie versnellen. Programma’s op het niveau van de Unie kunnen bovendien de beleidsvorming en beleidsdoelstellingen ondersteunen.
De voorgestelde acties gaan niet verder dan nodig is om de doelstellingen van Unie te bereiken.
• Keuze van het instrument
Zoals in het verleden heeft de rechtshandeling de vorm van een verordening, aangezien daarbij rechten en verplichtingen voor de begunstigden in het leven worden geroepen die in al hun onderdelen verbindend en rechtstreeks toepasselijk zijn in alle lidstaten van de Unie en de met het kaderprogramma geassocieerde landen.
3. EVALUATIE ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
De kaderprogramma’s van de Unie hebben geleid tot aanzienlijke en langdurige effecten, zoals onder meer is gebleken uit de opeenvolgende evaluaties sinds de Unie in 1984 in O&I is beginnen te investeren.
Dit initiatief is opgesteld op basis van de feedback van belanghebbenden, de resultaten van de tussentijdse evaluaties van de huidige programma’s, de evaluaties achteraf van de eerdere programma’s en prognoses.
In de mededeling over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 worden verschillende gebieden aangehaald waar het beter kan. De bevindingen van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 waren gebaseerd op een grondige analyse, op uitgebreide feedback van belanghebbenden en de strategische aanbevelingen van de onafhankelijke groep op hoog niveau inzake het optimaal benutten van het effect van de O&I-programma's van de EU (de Lamy-groep). Deze conclusies kunnen als volgt kort worden samengevat:
a) blijven vereenvoudigen;
b) baanbrekende innovatie ondersteunen;
c) een groter effect creëren door zich te richten op missies en burgers erbij te betrekken;
d) meer synergieën creëren met andere financieringsprogramma’s en beleidsterreinen van de Unie;
e) de internationale samenwerking versterken;
f) de openheid versterken; en
g) het financieringslandschap rationaliseren.
• Raadpleging van belanghebbenden
De Commissie heeft door middel van openbare raadplegingen om feedback gevraagd over de belangrijkste elementen van het ontwerp van het O&I-programma van de Unie voor de periode na 2020. De resultaten van deze raadplegingen zijn gebruikt bij de effectbeoordeling van het programma en hebben mee geleid tot het opstellen van het onderhavige wetgevingsvoorstel.
De raadplegingen zijn op verschillende tijdstippen uitgevoerd om te waarborgen dat bij het ontwerp en de formulering van het Horizon Europa-programma systematisch rekening werd gehouden met de standpunten van belanghebbenden. Om rekening te houden met de verschillende informatiebehoeften, zijn de raadplegingen georganiseerd in de vorm van conferenties en evenementen voor belanghebbenden, deskundigengroepen, onlineraadplegingen, workshops, vergaderingen en studiedagen, en analyses van standpuntnota’s.
97 % van de respondenten van de openbare raadpleging over de volgende langetermijnbegroting van de Unie op het gebied van O&I, kleine en middelgrote ondernemingen en de eengemaakte markt vinden het bevorderen van O&I in de Unie de belangrijkste beleidsuitdaging.
De belangrijkste boodschappen van de belanghebbenden kunnen als volgt worden samengevat:
·de driepijlerstructuur van Horizon 2020 moet worden behouden, maar de verbindingen tussen de pijlers moeten worden verbeterd;
·er zijn meer middelen nodig voor de regelingen voor individuele onderzoekers (ERC, MSCA);
·subsidies moeten het voornaamste financieringsmodel blijven, waar nodig aangevuld met de specifieke financiële instrumenten;
·er moet steun worden verleend aan activiteiten die excellentie helpen verspreiden of uitwisselen;
·kleinschaligere samenwerkingsprojecten zijn belangrijk voor het verbreden van de deelname;
·missies lijken de aangewezen weg om een groot effect te bereiken;
·de burgers moeten meer betrokken worden bij het kaderprogramma;
·de Europese Innovatieraad zou een Europese accelerator van innovatie moeten zijn;
·internationale samenwerking moet worden gestimuleerd om wereldwijde uitdagingen aan te pakken;
·gegevens en kennis die het resultaat zijn van door de Unie gefinancierde projecten moeten voor iedereen toegankelijk zijn;
·er is een duidelijke behoefte aan het vereenvoudigen van het O&I-landschap;
·synergieën met andere Unie-programma’s zijn moeilijk te bereiken maar een absolute noodzaak;
·het programmeringsproces voor de oproepen en missies moet worden verbeterd;
·het streven naar vereenvoudiging moet worden voortgezet; en
·de effecten kunnen meten en erover communiceren is van cruciaal belang.
• Externe expertise
De Commissie heeft uitgebreid gebruikgemaakt van externe expertise. Hieronder vallen met name de aanbevelingen en conclusies van de groep op hoog niveau onder leiding van Pascal Lamy, die worden gepresenteerd in het verslag "LAB – FAB – APP: Investing in the European future we want", Report of the Independent High Level Group on Maximising the Impact of EU Research and Innovation Programmes", dat in juli 2017 is aangenomen.
In januari 2017 is de groep op hoog niveau van innovatoren van de Europese Innovatieraad opgericht en belast met de ondersteuning van de Europese Commissie bij het opzetten van de Europese Innovatieraad (EIC). Het verslag " Europe is back: Accelerating breakthrough innovation " (Europa is terug: baanbrekende innovatie versnellen) met 14 aanbevelingen is in januari 2018 aangenomen.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van het verslag-Lamy over missies is een externe deskundige aangewezen om de Commissie te adviseren over de missiebenadering. In februari 2018 heeft professor Mariana Mazzucato een verslag ingediend (" Mission-Oriented Research & Innovation in the European Union - A problem-solving approach to fuel innovation-led growth " 1 - Onderzoek en innovatie in de Europese Unie op basis van missies - een probleemoplossende benadering om groei op basis van innovatie te stimuleren) waarin zij vijf belangrijke criteria aanbeveelt voor de selectie van missies op EU-niveau.
Voorts heeft de door professor Jürgen Rüttgers voorgezeten groep op hoog niveau voor strategie inzake industriële technologieën een herdefiniëring van sleuteltechnologieën voorgesteld en aanbevelingen gedaan waarmee de bijdrage van die technologieën aan inclusieve groei en democratie, welvaart, meer gelijkheid en betere banen maximaal kan worden benut.
De bijlage bij de effectbeoordeling bevat een uitgebreide lijst van verslagen van groepen op hoog niveau en studies.
• Effectbeoordeling
Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling. Het advies van de Raad voor regelgevingstoetsing was 'gunstig, met punten van voorbehoud', waarbij werd aanbevolen i) het evenwicht tussen de pijlers van het programma, ii) de achtergrond en toegevoegde waarde van de EIC- en O&I-missies, en iii) de gestroomlijnde uitvoeringsmechanismen 2 beter te beschrijven.
In een economie die steeds meer op kennis is gebaseerd en waarin de concurrentie wereldwijd is, is O&I in een geavanceerde economie zoals die van Europa bepalend voor de productiviteit en het concurrentievermogen: ongeveer twee derde van de economische groei in Europa de afgelopen decennia werd gestimuleerd door innovatie. O&I stimuleert en ondersteunt het scheppen van nieuwe en betere banen en de ontwikkeling van kennisintensieve activiteiten, goed voor meer dan 33 % van de totale werkgelegenheid in Europa. Op strategische gebieden die van fundamenteel belang zijn voor onze maatschappij, economie en internationale verbintenissen moet Europa zijn technologische, industriële en innovatiecapaciteit op duurzame wijze handhaven en zelfs versterken.
Er moet meer worden gedaan om wijdverbreide innovatie in Europa te stimuleren, want dat is de basis voor het behoud van ons Europese sociaaleconomische model en onze Europese waarden. De verwachte impact van de voortzetting van het programma zijn in de effectbeoordeling geanalyseerd. In vergelijking met het lopende programma zal Horizon Europa naar verwachting leiden tot:
·nieuwe en bijkomende kennis en technologieën waardoor wetenschappelijke excellentie en de impact van de wetenschap worden bevorderd. Het programma zal steun blijven verlenen aan grensoverschrijdende samenwerking tussen vooraanstaande wetenschappers en innovatoren en maakt transnationale en sectoroverschrijdende coördinatie tussen openbare en particuliere O&I-investeringen mogelijk. Horizon 2020 heeft reeds de beste onderzoeksinstellingen en onderzoekers ter wereld aangetrokken, steun verleend aan 340 000 onderzoekers en het hooggekwalificeerd menselijk kapitaal van Europa verder ontwikkeld. De wetenschappelijke publicaties van Horizon 2020 zijn van wereldklasse (meer dan twee keer vaker geciteerd dan het wereldgemiddelde) en hebben bijgedragen tot belangrijke wetenschappelijke doorbraken;
·positieve effecten op de groei en de handels- en investeringsstromen, op de kwaliteit van banen en op de internationale mobiliteit van onderzoekers in de Europese Onderzoeksruimte. Het programma zal naar verwachting leiden tot een verhoging van het bbp met gemiddeld 0,08 % tot 0,19 % over 25 jaar. Dat betekent dat elke euro die over die periode wordt geïnvesteerd, tot elf euro bbp zou kunnen opbrengen. Geschat wordt dat investeringen van de Unie in O&I tijdens de 'investeringsfase' (2021-2027) naar verwachting zullen leiden tot 100 000 rechtstreekse banen in O&I-activiteiten. De economische activiteit die het programma genereert, zou in de periode 2027-2036 naar verwachting een indirecte winst van wel 200 000 banen kunnen opleveren, 40 % daarvan voor hooggekwalificeerd personeel;
·belangrijke effecten op sociaal en milieugebied. Deze effecten worden verkregen door het verspreiden, exploiteren en toepassen van wetenschappelijke resultaten en deze te vertalen naar nieuwe producten, diensten en processen die op hun beurt politieke, sociale en eco-innovatiedoelstellingen met succes zullen helpen verwezenlijken.
Deze effecten betekenen dat de potentiële kosten van de stopzetting van het O&I-programma van de Unie (d.w.z. de kosten van geen Europa) aanzienlijk zouden zijn. Stopzetting zou leiden tot een daling van het concurrentievermogen en de groei (een daling van het bbp met 720 miljard EUR over een periode van 25 jaar 3 ), een sterke afname van de particuliere en nationale investeringen die momenteel worden versterkt door co-investeringen door de Unie, en aanzienlijke verliezen wat de sociale, ecologische en economische effecten betreft.
Bovendien zullen in het nieuwe programma de regels verder worden vereenvoudigd, zal de rechtszekerheid worden verbeterd en zullen de administratieve lasten voor de begunstigden en de programmabeheerders worden verlaagd.
• Vereenvoudiging
Vereenvoudiging is essentieel om de doelstellingen van Horizon Europa te bereiken. Om de beste onderzoekers en de meest innovatieve ondernemers aan te trekken, moeten de administratieve lasten van deelname tot een minimum worden beperkt.
De belangrijkste elementen van vereenvoudiging die, voor het merendeel, in de regels voor deelname en verspreiding zijn uiteengezet, zijn (nadere details volgen hieronder):
–de voortzetting van de vereenvoudigingsmaatregelen die in het kader van Horizon 2020 werden toegepast en die op prijs werden gesteld door de deelnemers, zoals de driepijlerstructuur van het programma, het eenvoudige financieringsmodel en het deelnemersportaal;
–de vereenvoudiging van het financieringslandschap: de aanpak wat partnerschappen betreft, wordt bijvoorbeeld gestroomlijnd tot slechts drie soorten partnerschappen en een reeks duidelijke selectie- en uitvoeringscriteria om te waarborgen dat zij bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen van Horizon Europa;
–de verdere vereenvoudiging van het bestaande systeem van vergoeding van de reële kosten, met name wat de personeelskosten betreft;
–een bredere aanvaarding van de gebruikelijke boekhoudpraktijken van de begunstigden, in het bijzonder wat interne facturering en dienstverlening betreft, en die ook zou gelden voor het equivalent van de grote onderzoeksinfrastructuren van Horizon 2020;
–vaker een beroep doen op vereenvoudigde kostenopties zoals voorzien in het nieuwe Financieel Reglement, met name forfaitaire projectfinanciering op relevante terreinen, met inachtneming van de lessen die zijn getrokken uit het proefproject in het kader van Horizon 2020;
–een groter wederzijds vertrouwen in audits om de auditlasten voor begunstigden die aan meerdere financieringsprogramma’s van de EU deelnemen, te verminderen;
–de uitbreiding van het garantiefonds voor de deelnemers (dat wordt omgedoopt tot onderlingeverzekeringsmechanisme) tot de begunstigden van alle rechtstreeks beheerde Unieprogramma’s, en voor acties die niet onder het fonds vallen in het kader van Horizon 2020 (initiatieven op grond van artikel 185);
–aanvaarding van het excellentiekeurmerk, op basis waarvan voorstellen steun kunnen krijgen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling;
–het behoud van de belangrijkste elementen van het proces voor de evaluatie en selectie van de voorstellen, in alle onderdelen van Horizon Europa. Er zal evenwel worden gestreefd naar een breder scala van expertise, afhankelijk van het toepassingsgebied van de oproepen, met inbegrip van de expertise van gebruikersgroepen en maatschappelijke organisaties 4 . Nieuw in de aanpak op basis van missies is dat excellentie en effect niet alleen meer uitsluitend op het niveau van de individuele voorstellen zullen worden beoordeeld, maar dat ook zal worden nagegaan hoe excellente voorstellen passen in een portefeuille van voorstellen. Hoewel de belangrijkste beginselen op voorhand in de regels zijn aangegeven, worden in de werkprogramma's nadere details verstrekt over de toepassing van de gunningscriteria, die afhangt van de doelstellingen van de oproepen en instrumenten (bv. de aspecten waarmee rekening moet worden gehouden in de beoordelingsprocedures).
Naast de basishandelingen met betrekking tot Horizon Europa zullen stappen worden genomen om de uitvoering van het programma te vereenvoudigen, waarbij alle processen, documentatie, helpdesks, ondersteunende diensten en IT-systemen zullen worden bekeken, te beginnen bij de modelsubsidieovereenkomsten. Dit zal de administratieve lasten voor de deelnemers verder verlichten en de toekenningsprocedure versnellen. De Commissie zal dergelijke verbeterde uitvoeringsinstrumenten in overleg met de belanghebbenden tegelijk met het wetgevingsproces ontwikkelen.
• Grondrechten
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De begroting van alle voorstellen wordt gegeven in lopende prijzen. De Commissie kan, op basis van een kosten-batenanalyse, de uitvoerende agentschappen blijven inzetten voor de uitvoering van Horizon Europa.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Afhankelijk van het resultaat van de verplichte kosten-batenanalyse kan de Commissie het aandeel van de aan uitvoerende agentschappen gedelegeerde begroting verhogen. Gelet op de nieuwe elementen die onder de bevoegdheid van het nieuwe kaderprogramma vallen (bv. missies en de Europese Innovatieraad) en aangezien een groter budget moet worden gedelegeerd, zullen wijzigingen in de mandaten van de agentschappen noodzakelijk zijn 5 .
Deze aanpak zal bijdragen tot een vermindering van de administratieve kosten, synergieën met andere programma's verbeteren en helpen meer aandacht te besteden aan de prestaties.
Activiteiten met een bijzonder belangrijke beleidsinhoud zijn in beginsel uitgesloten van delegatie aan uitvoerende agentschappen, maar met het oog op de versterking van de wetenschappelijke basis voor beleidsvorming zal de terugkoppeling van O&I-gegevens en -resultaten van de agentschappen naar de Commissie worden opgevoerd in overeenstemming met de strategie inzake verspreiding en exploitatie.
Evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 6 , waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor de effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In het kader van de evaluaties zullen de effecten van het programma op het terrein worden beoordeeld aan de hand van de indicatoren/streefdoelen van het programma alsmede een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma kan worden geacht relevant, doeltreffend en doelmatig te zijn, voldoende EU-meerwaarde oplevert en coherent is met andere beleidsmaatregelen van de Unie. Tevens zullen lessen worden getrokken: wat zijn de eventuele tekortkomingen/problemen, in hoeverre zijn de acties of resultaten daarvan voor verbetering vatbaar en hoe kan de exploitatie/het effect ervan maximaal worden benut.
Om de effecten van het programma beter te kunnen volgen en daarover beter te kunnen communiceren, zal het monitoring- en evaluatiesysteem van Horizon Europa bestaan uit drie belangrijke bouwstenen:
·de jaarlijkse monitoring van de prestaties van het programma: het volgen van prestatie-indicatoren op korte, middellange en lange termijn aan de hand van belangrijke effecttrajecten met betrekking tot de doelstellingen van het programma, waar mogelijk op basis van uitgangswaarden en streefcijfers;
·de voortdurende verzameling van gegevens over het beheer en de uitvoering van de programma’s;
·twee volwaardige (meta)evaluaties van het programma: halverwege de looptijd en achteraf (na voltooiing). Deze evaluaties zullen voortbouwen op de gecoördineerde evaluaties van elk programmaonderdeel, elke soort actie en elk uitvoeringsmechanisme volgens gemeenschappelijke evaluatiecriteria en standaardmethoden en met de resultaten daarvan zal rekening worden gehouden als er aanpassingen aan het programma moeten worden gemaakt.
De effecttrajecten en de bijbehorende kernindicatoren vormen de structuur van de jaarlijkse monitoring van de mate waarin de prestaties van het programma bijdragen tot de doelstellingen ervan. Deze trajecten weerspiegelen drie complementaire effectcategorieën die de niet-lineaire aard van O&I-investeringen weerspiegelen:
1.wetenschappelijk effect: houdt verband met het creëren en verbreiden van hoogwaardige nieuwe kennis, vaardigheden, technologieën en oplossingen voor wereldwijde uitdagingen;
2.maatschappelijk effect: houdt verband met het vergroten van het effect van onderzoek en innovatie op de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het beleid van de Unie, en ondersteunt de toepassing van innovatieve oplossingen in de industrie en de maatschappij om wereldwijde uitdagingen aan te pakken;
3.economisch effect: houdt verband met het bevorderen van alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, en het ondersteunen van de introductie van innovatieve oplossingen op de markt.
Voor elke effectcategorie zal aan de hand van proxy-indicatoren verslag worden uitgebracht over de vorderingen, waarbij een onderscheid zal worden gemaakt tussen korte, middellange en lange termijn.
De beheer- en uitvoeringsgegevens 7 van alle onderdelen van het programma en alle uitvoeringsmechanismen zullen net als voorheen worden verzameld in bijna-realtime. Deze gegevens zullen op een centraal beheerde en geharmoniseerde wijze worden verzameld. Zij zullen net als voorheen ook in bijna-realtime beschikbaar worden gesteld op een speciaal daartoe bestemd onlineportaal waarbij de gegevens per programmaonderdeel, soort actie en soort organisatie (met inbegrip van specifieke gegevens voor kleine en middelgrote ondernemingen) kunnen worden opgevraagd. Dit omvat onder meer voorstellen, aanvragen, deelnames en projecten (aantal, kwaliteit, bijdrage van de Unie enz.); succespercentages; profielen van beoordelaars, aanvragers en deelnemers (gedeeltelijk op basis van unieke identificatiecodes, en met inbegrip van land, geslacht, omzet, functie in het project enz.); uitvoering (met inbegrip van de subsidietoekenningstermijn, foutenpercentage, tevredenheidspercentage, de mate waarin risico's worden genomen enz.); activiteiten in verband met communicatie, verspreiding en exploitatie; en bijdrage aan de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie. Om de investeringen met betrekking tot de overgang naar een kennismaatschappij beter te kunnen volgen, kan informatie over de Uniefinanciering die met name via de kaderprogramma’s aan de exploitatie en toepassing van O&I-resultaten wordt toegewezen, tijdens de looptijd van de programma’s worden verzameld.
• Artikelsgewijze toelichting
Horizon Europa is een nieuw kaderprogramma dat is ontworpen om een maximaal effect te hebben, rekening houdend met het evoluerende karakter van onderzoek en innovatie. De architectuur van het programma is gericht op een betere samenhang en betere prestaties. Om de Europese Onderzoeksruimte te versterken, wordt voorgesteld te kiezen voor een driepijlerstructuur waarbij de pijlers onderling met elkaar verbonden zijn en worden aangevuld met ondersteunende activiteiten.
De eerste pijler (Open wetenschap) zal een sterke continuïteit met Horizon 2020 waarborgen door excellente wetenschap te ondersteunen vanuit een bottom-upbenadering om het wetenschappelijk leiderschap van de Unie te versterken en de ontwikkeling van hoogwaardige kennis en vaardigheden te bevorderen via de Europese Onderzoeksraad, de Marie Skłodowska-Curie-acties en onderzoeksinfrastructuren. De beginselen en praktijken van Open wetenschap zullen de rode draad doorheen het hele programma zijn.
De tweede pijler (Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen) zal werk maken van de maatschappelijke uitdagingen en zal de industriële technologieën voortstuwen vanuit een meer top-downbenadering waarbij het beleid van de Unie en het wereldwijde beleid alsmede de uitdagingen en kansen inzake concurrentievermogen worden aangepakt. Deze worden geïntegreerd in vijf clusters ("Gezondheid"; 'Inclusieve en veilige samenleving'; 'Digitaal en industrie'; 'Klimaat, energie en mobiliteit'; en 'Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen'), die zijn afgestemd op de beleidsprioriteiten van de Unie en wereldwijde beleidsprioriteiten (de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen) en waarbij samenwerking en concurrentievermogen de belangrijkste stuwende krachten zijn. De integratie in clusters, die elk een aantal actieterreinen hebben, is bedoeld om interdisciplinaire, sectoroverschrijdende, beleidsoverschrijdende en internationale samenwerking te stimuleren, waardoor een groter effect kan worden bereikt en het innovatiepotentieel, dat vaak het grootst is op het snijvlak van disciplines en sectoren, beter kan worden benut.
Naast de periodieke oproepen tot het indienen van voorstellen, wordt een beperkte reeks van zeer zichtbare missies ingevoerd. Die zullen worden uitgewerkt in het kader van een proces van strategische planning. De missies, met ambitieuze maar tijdsgebonden en haalbare doelstellingen, moeten het publiek aanspreken en indien nodig aanmoedigen om actief deel te nemen. De lidstaten, het Europees Parlement, belanghebbenden en burgers zullen allemaal bijdragen aan het ontwerpen van deze missies.
De tweede pijler belichaamt de essentiële rol van de industrie bij de verwezenlijking van alle doelstellingen van het programma. Om ervoor te zorgen dat de industrie concurrerend kan blijven en dat de wereldwijde uitdagingen die op ons afkomen, kunnen worden aangepakt, moet de Unie haar technologische en industriële capaciteiten op de gebieden die cruciaal zijn voor de transformatie van onze economie en samenleving versterken. Prioriteit zal worden gegeven aan investeringen in de sleuteltechnologieën van de toekomst.
De tweede pijler zal ook voorzien in wetenschappelijke gegevens en technische ondersteuning voor het beleid van de Unie, inclusief via de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek. Deze pijler zal bijdragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie in de geest van het innovatiebeginsel, zoals voorgesteld in de mededeling van de Europese Commissie van 15 mei 2018 (Onderzoek en innovatie: een nieuwe Europese agenda). Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het verhogen van de deelname van entiteiten uit derde landen met lage of gemiddelde inkomens aan onderzoek en financiering.
Hoewel innovatie doorheen het gehele programma zal worden ondersteund, zal de derde pijler (Open innovatie) zich hoofdzakelijk richten op de opschaling van baanbrekende en marktcreërende innovatie door de oprichting van een Europese Innovatieraad, bijdragen tot de versterking van de Europese innovatie-ecosystemen en verder steun blijven verlenen aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT). De Europese Innovatieraad zal innovatoren met veel potentieel een éénloketsysteem bieden. De activiteiten zullen voornamelijk via een bottom-upbenadering worden vastgesteld. Dit zou de huidige steun aanzienlijk moeten vereenvoudigen en stroomlijnen en eventuele leemten tussen de subsidiëring in andere delen van Horizon Europa en de financieringsinstrumenten van InvestEU moeten opvullen. Er zal ook steun worden verleend aan de samenwerking met en tussen de nationale en regionale innovatiebureaus, maar ook met andere publieke of particuliere en algemene of sectorale spelers in het Europese innovatielandschap.
Door het bevorderen van duurzame innovatie-ecosystemen en het ontwikkelen van ondernemers- en innovatievaardigheden op prioritaire gebieden zal het Europees Instituut voor innovatie en technologie de activiteiten van de Europese Innovatieraad via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen vervolledigen. Het Europees Instituut voor innovatie en technologie zal bijdragen aan de bevordering van de ondernemingsgeest in de universiteiten van de EU, en de activiteiten van het instituut zullen de synergieën en complementariteit met acties in het kader van de pijler 'Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen' maximaliseren.
De economische en sociale welvaart van Europa, onze levenskwaliteit, de kwaliteit van onze banen en van het milieu hangen af van het vermogen van Europa om kennis te creëren en te innoveren. De bottom-upbenaderingen in de eerste en de derde pijler zijn vooral bedoeld om de excellentie te versterken, kennis en innovatie te creëren en grotere investeringen aan te moedigen, met name in nieuwe, snelgroeiende gebieden van geavanceerde wetenschap en baanbrekende innovatie met opschalingspotentieel. Deze zijn van essentieel belang om de kennis- en innovatiekloof te dichten en de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken. Zo worden de strategische doelstellingen en beleidsprioriteiten van de Unie ondersteund en wordt bijgedragen aan de groei en het concurrentievermogen op lange termijn.
De drie pijlers worden geschraagd door activiteiten ter versterking van de Europese Onderzoeksruimte, meer bepaald: het delen van excellentie om het potentieel van landen die minder goed presteren op het gebied van O&I volledig te benutten zodat zij de hoge Unienormen van excellentie bereiken (bv. via teamvorming, samenwerkingsverbanden, EOR-leerstoelen) en het hervormen en versterken van het Europees O&I-systeem, waaronder de beleidsondersteuningsfaciliteit van de volgende generatie.
Dit onderdeel omvat ook activiteiten op het gebied van: prognoses; monitoring en evaluatie van het kaderprogramma en de verspreiding en exploitatie van de resultaten; de modernisering van de Europese universiteiten; de ondersteuning van een betere internationale samenwerking; alsmede wetenschap, samenleving en burgers.
De driepijlerstructuur zal de interne samenhang van de verschillende programmaonderdelen versterken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. De duidelijk omschreven en elkaar aanvullende redenen voor interventie zullen hun onderlinge verbondenheid verbeteren, waarbij Open wetenschap en Open innovatie gemeenschappelijke elementen zijn. De driepijlerstructuur zal zorgen voor een systematische, op effecten gerichte aanpak die vakgebied- en zuiloverschrijdend is met het oog op een groter effect. Missies zullen bijvoorbeeld een aanzuigeffect hebben op de pijlers Open wetenschap en Open innovatie, terwijl innovaties die het potentieel hebben om snel te kunnen worden opgeschaald en die voortvloeien uit gezamenlijk onderzoek, de conceptvalidaties van de Europese Onderzoeksraad of de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT snel zullen worden doorverwezen naar de Europese Innovatieraad. Strategische planning zal de interne samenhang van het programma nog meer versterken.
Horizon Europa zal de internationale samenwerking aanzienlijk versterken, wat van vitaal belang is om wereldwijd toegang te krijgen tot talent, kennis, knowhow, faciliteiten en markten, wereldwijde uitdagingen effectief aan te pakken en mondiale verplichtingen na te komen. Het kaderprogramma zal de samenwerking intensiveren en de associatieovereenkomsten uitbreiden tot landen die excellente wetenschappelijke, technologische en innovatieve capaciteiten hebben. In het kader van het programma zal de financiering van entiteiten uit landen met lage of gemiddelde inkomens worden voortgezet, en worden entiteiten uit geïndustrialiseerde en opkomende economieën alleen gefinancierd als zij beschikken over essentiële vaardigheden of faciliteiten.
Het beginsel van Open wetenschap wordt de modus operandi van het nieuwe programma. Het zal verder gaan dan het opentoegangsbeleid van Horizon 2020 en open toegang vereisen tot publicaties en gegevens (met robuuste opt-outs voor gegevens) en tot beheersplannen inzake onderzoeksgegevens. In het kader van het programma zal het uitgebreide gebruik van FAIR-gegevens (findable, accessible, interoperable, en reusable - opspoorbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar) worden aangemoedigd, zullen activiteiten die de vaardigheden van onderzoekers met betrekking tot open wetenschap vergroten, worden bevorderd en zullen beloningssystemen voor systemen die open wetenschap bevorderen, worden ondersteund. Onderzoeksintegriteit en burgerwetenschap zullen, naast de ontwikkeling van een nieuwe generatie van indicatoren voor de evaluatie van onderzoek, een centrale rol spelen.
Horizon Europa zal partnerschappen op een nieuwe manier benaderen die meer gericht is op de effecten. De huidige overvloed aan Europese partnerschappen zal worden gerationaliseerd, zodat zij in vereenvoudigde vormen die open staan voor iedereen (zoals de academische wereld, de industrie, de lidstaten en liefdadigheidsinstellingen) kunnen worden voortgezet, waarbij erop wordt toegezien dat zij daadwerkelijk kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen van Horizon Europa. De partnerschappen zullen worden opgezet op basis van meerwaarde voor de Unie, transparantie, openheid, impact, hefboomeffect, de financiële verbintenis van alle betrokken partijen op lange termijn, flexibiliteit, samenhang en complementariteit met initiatieven op regionaal, nationaal en Unieniveau. Met deze aanpak wordt gestreefd naar een geconsolideerd en gerationaliseerd aantal partnerschappen die beter zijn afgestemd op de beleidsprioriteiten van de Unie en waarbij overlapping en duplicering worden vermeden.
Er komen drie niveaus van partnerschappen:
a) medegeprogrammeerd, op basis van memoranda van overeenstemming of contractuele regelingen met partners;
b) medegefinancierd, op basis van één flexibele medefinancieringsactie voor programma's;
c) geïnstitutionaliseerde partnerschappen (op basis van de artikelen 185 of 187 VWEU en op basis van de EIT-verordening voor de kennis- en innovatiegemeenschappen).
De gebieden waarop partnerschappen kunnen worden gevormd, met inbegrip van de mogelijke voortzetting van bestaande partnerschappen, zullen worden vastgesteld tijdens het proces van strategische planning (de voorgestelde rechtsgrondslag bevat alleen de instrumenten en criteria voor het gebruik van de partnerschappen). In de strategische innovatieagenda (SIA) van het EIT zullen voorstellen voor toekomstige kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT worden opgenomen, en zal rekening worden gehouden met de resultaten van het proces van strategische planning. De thema's zullen worden geïdentificeerd en geselecteerd met het oog op het bereiken van een zo groot mogelijke complementariteit en synergie met de acties in het kader van de pijler 'Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen'.
In het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 wordt een ambitieuzere doelstelling voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle EU-programma's vastgesteld, met als algemeen streefdoel dat 25 % van de EU-uitgaven moeten bijdragen aan klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma aan de verwezenlijking van dat algemeen streefdoel zal worden gevolgd via een EU-systeem van klimaatindicatoren op een passend uitsplitsingsniveau, inclusief het gebruik van preciezere methoden als die beschikbaar zijn. De Commissie zal de informatie jaarlijks blijven voorstellen in de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.
Teneinde het volledige gebruik van het potentieel van het programma om bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen te ondersteunen, zal de Commissie ernaar streven relevante acties in kaart te brengen tijdens het proces van voorbereiding, toepassing, beoordeling en evaluatie van het programma.
Synergieën tussen de verschillende programma’s van de Unie zullen in hoge mate worden aangemoedigd en versterkt door middel van het proces van strategische planning, dat zal fungeren als referentiekader voor O&I-steun doorheen de gehele begroting van de Unie. Op die manier zullen doeltreffende en operationele synergieën met andere programma's van de Unie worden gewaarborgd, met name met het oog op het ontwikkelen van een doeltreffend raakvlak tussen wetenschap en beleid, het aanpakken van beleidsbehoeften, het bevorderen van een snellere verspreiding en toepassing van de resultaten van onderzoek en innovatie en het nastreven van gemeenschappelijke doelstellingen en gemeenschappelijke gebieden voor activiteiten (zoals gebieden voor partnerschappen of missies).
Deze programma’s zouden onder andere het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) omvatten, alsmede het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF+), het Europees ruimtevaartprogramma, het programma voor de eengemaakte markt, het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE), de Connecting Europe Facility (CEF), het programma Digitaal Europa, het Erasmus-programma, het InvestEU-Fonds, en de instrumenten voor extern optreden (het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)). Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de koppeling met het Europees semester en het hervormingsinstrument, onder meer via de beleidsondersteuningsfaciliteit.
Deze programma’s kunnen in volledige complementariteit met Horizon Europa steun verlenen aan activiteiten op het gebied van onderzoek en innovatie, met inbegrip van de demonstratie van oplossingen op maat voor specifieke nationale/regionale omstandigheden en behoeften, en aan bilaterale en interregionale initiatieven. In het bijzonder zal het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling de opbouw van ecosystemen voor onderzoek en innovatie in de lidstaten ondersteunen wat betreft infrastructuur, personele middelen, modernisering van de openbare en de particuliere sector, en (inter-)regionale samenwerkingsnetwerken zoals clusterstructuren.
Voor programma’s zoals de Connecting Europe Facility (CEF), het programma Digitaal Europa, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, of LIFE zullen overheidsopdrachten een belangrijk instrument zijn om fysieke infrastructuren op te zetten en innoverende technologieën en oplossingen uit te rollen die hun oorsprong kunnen vinden in activiteiten binnen het kaderprogramma en daarbuiten.
De volgende belangrijke nieuwe elementen zijn aan de regels voor deelname en verspreiding toegevoegd:
·het beginsel van één pakket regels wordt behouden, maar met verdere verbeteringen. In overeenstemming met de institutionele evolutie naar één regelboek (single-rule book) en de voorbereiding van het MFK zal het nieuwe Financieel Reglement van de Unie 8 worden gebruikt als gemeenschappelijke referentie waarbinnen de regels die van toepassing zijn op alle financieringsprogramma’s van de EU op elkaar zullen worden afgestemd;
·de financieringspercentages van Horizon 2020 zullen worden gehandhaafd. Het financieringspercentage zal een maximum zijn dat kan worden verlaagd wanneer dit voor de uitvoering van specifieke acties gerechtvaardigd is. Hierdoor zal het programma aantrekkelijk blijven;
·de kostenvergoedingsregeling zal verder worden vereenvoudigd, met name wat de regeling voor de reële personeelskosten betreft: het onderscheid tussen de basis- en aanvullende vergoeding verdwijnt en de Horizon 2020-limiet op de aanvullende vergoeding wordt afgeschaft;
·bredere aanvaarding van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden: de kostprijs per eenheid voor intern gefactureerde goederen en diensten zal het mogelijk maken de werkelijke indirecte kosten, berekend in overeenstemming met de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden, te dekken;
·een groter wederzijds vertrouwen in audits en beoordelingen - ook die van andere programma’s van de Unie - wordt overwogen. Dit zou moeten zorgen voor een vermindering van de administratieve lasten voor de begunstigden van EU-fondsen door de verdere onderlinge afstemming van de regels. De regels staan uitdrukkelijk toe dat ook elementen van borging de basis kunnen vormen voor wederzijds vertrouwen, hetgeen leidt tot een verminderde behoefte aan financiële audits bij die begunstigden die positieve resultaten op hun systeemaudits hebben behaald. Bovendien kan wederzijds vertrouwen deel uitmaken van de voorwaarden voor de opheffing van de verplichting voor de begunstigden om een certificaat over het financiële overzicht in te dienen;
·het Garantiefonds voor de deelnemers (dat wordt omgedoopt tot onderlingeverzekeringsmechanisme) zal worden uitgebreid tot alle vormen van geïnstitutionaliseerde partnerschappen, met inbegrip van initiatieven uit hoofde van artikel 185 die niet onder Horizon 2020 vallen, en tot de begunstigden van andere rechtstreeks beheerde EU-programma’s;
·verspreiding en exploitatie van de resultaten: de meeste bepalingen van de regels van Horizon 2020 voor deelname en verspreiding worden gehandhaafd, waar nodig met verdere verbeteringen. Dit omvat meer aandacht voor de exploitatie, in het bijzonder binnen de Unie, en voor de rol van het plan voor de verspreiding en exploitatie van de resultaten tijdens en na afloop van het project. De Commissie zal bovendien voorzien in specifieke steun voor verspreiding, exploitatie en kennisverbreiding en meer nadruk leggen op de bevordering van de exploitatie van O&I-resultaten;
·communicatie door de begunstigden van middelen van de Unie: in overeenstemming met de aanbevelingen van het verslag-Lamy, wordt in de regels het belang benadrukt van de taak die de begunstigden hebben om meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren. Voortbouwend op de ervaringen van Horizon 2020 zal door middel van richtsnoeren aan begunstigden worden getoond hoe zij de belangrijkste voorlichters over alle aspecten van hun projectactiviteiten kunnen worden;
·door het bevorderen van Open wetenschap zullen de O&I-resultaten binnen de Unie beter kunnen worden geëxploiteerd. Dit zal bevorderlijk zijn voor de introductie op de markt, zal de impact stimuleren, synergieën met andere initiatieven van de Unie maximaliseren en het innovatiepotentieel van de op basis van Uniefinanciering gegenereerde resultaten verhogen.
Met name worden de volgende maatregelen overwogen:
·het ondersteunen van O&I-belanghebbenden door het beginsel van open toegang ten volle te onderschrijven en met hen samen te werken om van de Europese open wetenschapscloud een realiteit te maken;
·het versterken van de Europese gegevensruimte 9 die een onbeperkte en permanente uitwisseling van kennis en gegevens mogelijk maakt, en het creëren van de nodige stimulansen voor programmabegunstigden en innovatoren om hun resultaten en gegevens te delen met het oog op hergebruik;
·het invoeren van stimulansen voor de exploitatie van de resultaten van de programma's door de begunstigden te helpen bij het vinden van de meest geschikte instrumenten en kanalen om hun innovatie ingang te doen vinden op de markt;
·het invoeren van een strategie voor het vergroten van de beschikbaarheid van O&I-resultaten en het versnellen van de toepassing ervan, ook voor beleidsdoeleinden, waardoor het algehele effect van het programma en het Europees innovatiepotentieel wordt vergroot;
·het bieden van uitgebreide ondersteuning tijdens de gehele verspreidings- en exploitatiecyclus om ervoor te zorgen voor een constante stroom van innovatie uit het programma.
Voor Horizon Europa zullen de gunningscriteria excellentie, effect en kwaliteit en doeltreffendheid van de uitvoering zijn. Deze criteria zijn dezelfde als voor de vorige kaderprogramma’s.
In de voorgestelde verordening is vastgesteld dat excellentie het enige criterium is voor de Europese Onderzoeksraad (ERC), in overeenstemming met de doelstelling van het verleggen van de grenzen van de kennis. Deze bepaling is geen afwijking van de afspraak dat het element 'effect' van het programma moet worden gestimuleerd. 'Effect' kan in feite betrekking hebben op wetenschappelijke, technologische, sociaaleconomische of andere effecten. In het geval van de ERC ligt de nadruk op wetenschappelijk effect, dat de basis vormt voor veel andere effecten, met inbegrip van het sociaaleconomische effect. De ERC zal een duidelijke en inspirerende ambitie voor de Europese wetenschap blijven vooropstellen door het creëren van pan-Europese concurrentie op het gebied van ideeën en talent.
Het Europees Instituut voor innovatie en technologie zal zich voornamelijk via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) richten op het versterken van innovatie-ecosystemen waarin wereldwijde uitdagingen worden aangepakt, door het bevorderen van de integratie van bedrijfsleven, onderzoek, hoger onderwijs en ondernemerschap. Terwijl de aandacht van het EIT op innovatie-ecosystemen is toegespitst en het dus van nature in de pijler 'Open innovatie' van Horizon Europa past, kan de pijleroverschrijdende aard van het EIT zorgen voor een bijkomende gerichte aanpak van de mondiale uitdagingen die in het programma worden aangestipt. In de strategische innovatieagenda (SIA) van het EIT zullen voorstellen voor toekomstige kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) die in overeenstemming zijn met de EIT-verordening worden opgenomen, en zal rekening worden gehouden met de resultaten van het proces van strategische planning en met de prioriteiten van de pijler 'Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen'.
Hoewel het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek algemeen zal bijdragen aan andere delen van Horizon Europa, zal het JRC een belangrijke ondersteunende rol spelen in de pijler 'Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen'. In deze context zal het JRC tijdens deze beleidscyclus wetenschappelijk advies en ondersteuning blijven bieden aan het beleid van de Unie.