FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN
JAARREKENING 2017 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
JAARREKENING 2017 VAN HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN
JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING - DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN
CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN
De jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds voor het jaar 2017 is opgesteld volgens de bepalingen van titel IX van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds en overeenkomstig de in de toelichting bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekeningen van het Europees Ontwikkelingsfonds worden opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 20 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds.
Ik heb van de ordonnateur en de EIB, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekeningen die een beeld van de activa en de passiva van het Europees Ontwikkelingsfonds en de uitvoering van de begroting geven.
Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële positie van het Europees Ontwikkelingsfonds geeft.
[ondertekend]
Rosa ALDEA BUSQUETS
Rekenplichtige
Juni 2018
UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN
De Europese Unie (EU) werkt met een groot aantal ontwikkelingslanden samen. De belangrijkste doelstelling is het bevorderen van de economische, sociale en ecologische ontwikkeling, waarbij de aandacht in eerste instantie wordt toegespitst op het terugdringen en bestrijden van armoede op lange termijn door aan de begunstigde landen ontwikkelingshulp en technische bijstand te verstrekken. Hiertoe stelt de EU samen met de partnerlanden ontwikkelingsstrategieën op en besteedt zij financiële middelen om die strategieën ten uitvoer te leggen. De middelen die de EU voor ontwikkeling uittrekt, zijn afkomstig van drie bronnen:
-de begroting van de Europese Unie;
-het Europees Ontwikkelingsfonds;
-de Europese Investeringsbank.
Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun van de EU in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO's).
Het EOF wordt niet gefinancierd met middelen uit de EU-begroting. Het EOF is opgericht krachtens een interne overeenkomst van de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad bijeen en wordt beheerd door een eigen comité. De Europese Commissie (hierna 'de Commissie' genoemd) is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd. De Europese Investeringsbank (EIB) beheert de investeringsfaciliteit.
De geografische steun aan de ACS-staten en de LGO's zal voor de periode 2014-2020 verder grotendeels via het EOF worden gefinancierd. Elk EOF wordt doorgaans gesloten voor een periode van ongeveer vijf jaar en op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Commissie wordt beheerd. Door middel van de gecumuleerde voorstelling van deze financiële staten komt een totaalbeeld tot stand van de financiële situatie van de middelen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is.
Het Intern Akkoord tot oprichting van het 11e EOF is in juni 2013 door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, ondertekend 1 . De overeenkomst is op 1 maart 2015 in werking getreden. Om de continuïteit te verzekeren tussen de afloop van het 10e EOF en de inwerkingtreding van het 11e EOF heeft de Commissie overgangsmaatregelen voorgesteld, de zogenaamde Overbruggingsfaciliteit 2 . De Overbruggingsfaciliteit is opgenomen in het kader van het 11e EOF.
Tegelijkertijd is het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF 3 aangepast en is het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de overgangsperiode vastgesteld 4 . Deze zijn op 30 mei 2014 in werking getreden. Op 2 maart 2015 heeft de Raad het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF 5 en de uitvoeringsbepalingen 6 vastgesteld. Deze zijn op 6 maart 2015 in werking getreden.
De investeringsfaciliteit is opgericht in het kader van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. De investeringsfaciliteit wordt beheerd door de EIB en wordt gebruikt om de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten te ondersteunen door hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – particuliere investeringen te financieren. De faciliteit is opgezet als een duurzaam fonds, in die zin dat terugbetalingen opnieuw in andere verrichtingen kunnen worden geïnvesteerd, waardoor de faciliteit over eigen middelen kan beschikken en financieel onafhankelijk is. Aangezien de investeringsfaciliteit niet door de Commissie wordt beheerd, wordt zij niet geconsolideerd in het eerste deel van de jaarrekening – de financiële staten van het EOF en het bijhorende financiële uitvoeringsverslag. De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn opgenomen als een afzonderlijk onderdeel van de jaarrekening (deel II) om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF 7 .
2.HOE WORDT HET EOF GEFINANCIERD?
Op 2 december 2013 heeft de Europese Raad het meerjarig financieel kader 2014-2020 goedgekeurd. In dit kader is besloten dat de geografische samenwerking met de ACS-staten niet in de begroting van EU zou worden opgenomen, maar verder zou worden gefinancierd met de middelen uit het bestaande intergouvernementele EOF.
De EU-begroting wordt jaarlijks opgesteld en volgens het jaarperiodiciteitsbeginsel in begrotingszaken gelden de raming van en de machtiging voor de ontvangsten en uitgaven voor één jaar. In tegenstelling tot de EU-begroting heeft de werking van het EOF een meerjarig karakter. Voor elk EOF wordt een algemeen fonds opgericht voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking gedurende een periode van doorgaans vijf jaar. Aangezien de middelen op meerjarige basis worden toegekend, kunnen de toegewezen middelen tijdens de looptijd van het EOF worden benut. In de begrotingsverslaggeving, waar de budgettaire tenuitvoerlegging van de EOF wordt afgemeten aan de totale middelen, wordt gewezen op het ontbreken van de jaarperiodiciteit.
De EOF-middelen zijn ad-hoc bijdragen van de EU-lidstaten. Ongeveer elke vijf jaar komen vertegenwoordigers van de lidstaten op intergouvernementeel niveau bijeen om het totale bedrag vast te stellen dat aan het fonds zal worden toegewezen en om toezicht te houden op de besteding ervan. Vervolgens worden de middelen door de Commissie beheerd overeenkomstig het EU-ontwikkelingsbeleid. Naast het beleid dat op het niveau van de EU wordt gevoerd, hebben de lidstaten hun eigen ontwikkelingsbeleid en moeten zij met het oog op complementariteit hun eigen beleid met dat van de EU coördineren.
Naast de bovenvermelde bijdragen kunnen lidstaten ook medefinancieringsregelingen aangaan of vrijwillige financiële bijdragen aan het EOF geven.
3.JAARRAPPORTAGE
3.1.Jaarrekening
Overeenkomstig artikel 46 van het Financieel Reglement van het EOF heeft het EOF zijn financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zelf zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels worden toegepast in alle instellingen en organen van de EU en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen, zoals vereist door artikel 152 van het Financieel Reglement van de EU. Die boekhoudregels van de EU worden toegepast op het EOF rekening houdende met de specifieke aard van de activiteiten.
De voorbereiding van de jaarrekening van het EOF is toevertrouwd aan de rekenplichtige van de Commissie, die ook de rekenplichtige van het EOF is. Zij zorgt ervoor dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van het EOF.
De jaarrekening is als volgt opgebouwd:
Deel I: De door de Commissie beheerde middelen
(I)financiële staten en toelichtingen van het EOF
(II)financiële staten van in het EOF geconsolideerde EU-trustfondsen
(III)geconsolideerde financiële staten van het EOF en EU-trustfondsen
(IV)verslag over de financiële uitvoering van het EOF
Deel II: Jaarverslag over de uitvoering - de door de EIB beheerde middelen
(I)Financiële staten van de investeringsfaciliteit
In het onderdeel 'Financiële staten van in het EOF geconsolideerde EU-trustfondsen' zijn de financiële staten opgenomen van de twee in het kader van het EOF opgerichte trustfondsen: Het EU-trustfonds Bêkou (zie afdeling 'Financiële staten van het EU-trustfonds Bêkou) en EU-trustfonds voor Afrika (zie afdeling 'Financiële staten van het EU-trustfonds voor Afrika"). De individuele financiële staten van de trustfondsen worden opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Europese Commissie en worden aan een externe audit onderworpen die door een accountant uit de particuliere sector wordt uitgevoerd. De in deze jaarrekening opgenomen cijfers van de trustfondsen zijn definitief, d.w.z. na de ingevolge de audit noodzakelijke aanpassingen, maar de jaarrekening is nog niet formeel afgetekend.
De jaarrekening moet uiterlijk op 31 juli van het daaropvolgende jaar door de Commissie worden goedgekeurd en ter kwijting aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd.
4.CONTROLE EN KWIJTING
4.1.CONTROLE
De jaarrekening en het beheer van de middelen van het EOF staan onder toezicht van de externe controleur van het fonds, zijnde de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor het Europees Parlement en de Raad.
4.2.KWIJTING
De eindcontrole is de kwijting van de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit van het EOF. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling dient te doen en het Parlement daarna dient te beslissen of het kwijting verleent aan de Commissie voor de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Deze beslissing is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Europese Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie, alsook op de antwoorden van de Commissie op aanvullende vragen en verzoeken om meer informatie.
EUROPESE ONTWIKKELINGSFONDS
BEGROTINGSJAAR 2017
DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
EOF BALANS
EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
EOF KASSTROOMOVERZICHT
EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
BALANS – EOF
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES PER EOF 5
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF 6
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF 0
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN 3
JAARREKENING 2017 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU 4
2.
Achtergrond
INFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU 5
BALANS 58
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES 59
KASSTROOMOVERZICHT 0
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 1
JAARREKENING 2017 VAN HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA 2
3.
Achtergrond
INFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA 3
BALANS 67
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN 1
GECONSOLIDEERDE BALANS
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN 76
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
EOF BALANS
in miljoen EUR
Toelichting
31.12.2017.
31.12.2016.
NIET-VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
2.1
582
409
Bijdragen trustfonds
2.2
163
98
745
507
VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
2.1
1 518
1 372
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
2.3
92
132
Geldmiddelen en kasequivalenten
2.4
347
680
1 958
2 184
TOTAAL ACTIVA
2 703
2 691
NIET-VLOTTENDE PASSIVA
Voorzieningen
2.5
(4)
(4)
Financiële verplichtingen
2.6
(14)
(6)
(18)
(10)
VLOTTENDE PASSIVA
Schulden
2.7
(563)
(549)
Overlopende posten
2.8
(733)
(776)
(1 296)
(1 324)
TOTAAL PASSIVA
(1 314)
(1 334)
NETTOACTIVA
1 389
1 357
MIDDELEN EN RESERVES
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's
2.9
46 173
42 323
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's
2.9
2 252
2 252
Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's
2.9
–
–
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat
(43 219)
(40 146)
Economisch resultaat over het jaar
(3 818)
(3 073)
NETTOACTIVA
1 389
1 357
EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
in miljoen EUR
Toelichting
2017
2016
ONTVANGSTEN
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
3.1
Terugvorderingen
61
8
61
8
Ontvangsten uit wisseltransacties
3.2
Financiële ontvangsten
4
3
Overige ontvangsten
22
62
25
66
Totale ontvangsten
87
73
UITGAVEN
Steuninstrumenten
3.3
(3 700)
(2 970)
Cofinancieringsuitgaven
3.4
(42)
15
Financieringskosten
3.6
(8)
4
Overige kosten
3.7
(154)
(196)
Totaal uitgaven
(3 904)
(3 146)
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR
(3 818)
(3 073)
EOF KASSTROOMOVERZICHT
in miljoen EUR
Toelichting
2017
2016
Economisch resultaat over het jaar
(3 818)
(3 073)
Operationele activiteiten
Kapitaalverhoging — bijdragen
3 850
3 450
(Toename)/afname bijdragen trustfonds
(66)
(64)
(Toename)/afname voorfinanciering
(319)
(120)
(Toename)/afname wisselvorderingen en
verhaalbare niet-handelsuitgaven
40
39
Toename/(afname) financiële verplichtingen
8
(4)
Toename/(afname) schulden
14
28
Toename/(afname) in overlopende posten
(42)
(80)
NETTOKASSTROOM
(333)
177
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten
(333)
177
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar
2.4
680
504
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar
2.4
347
680
EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
in miljoen EUR
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A)
Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B)
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B)
Gecumuleer-de reserves (D)
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E)
Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)
SALDO OP 31.12.2015
73 464
34 590
38 873
(40 146)
2 252
980
Kapitaalverhoging — bijdragen
(3 450)
3 450
3 450
Economisch resultaat over het jaar
–
(3 073)
(3 073)
SALDO OP 31.12.2016
73 464
31 140
42 323
(43 219)
2 252
1 357
Kapitaalverhoging — bijdragen
(4 050)
4 050
4 050
Restitutie aan de lidstaten
(200)
(200)
(200)
Economisch resultaat over het jaar
–
(3 818)
(3 818)
SALDO OP 31.12.2017
73 264
27 090
46 173
(47 037)
2 252
1 389
BALANS - EOF
in miljoen EUR
31.12.2017.
31.12.2016.
Toelichting
8e EOF
9e EOF
10e E0F
11e EOF
8e EOF
9e EOF
10e E0F
11e EOF
NIET-VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
2.1
–
32
221
330
–
32
242
135
Bijdragen trustfonds
2.2
–
86
–
77
–
–
–
98
–
118
221
407
–
32
242
232
VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
2.1
1
40
867
610
1
50
909
412
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
2.3
0
64
17
11
1
71
59
2
Verbindingsrekeningen
2.3
189
88
3 555
–
196
424
3 424
–
Geldmiddelen en kasequivalenten
2.4
–
–
–
347
–
–
–
680
190
193
4 439
968
198
544
4 391
1 094
TOTAAL ACTIVA*
190
311
4 660
1 375
198
577
4 633
1 327
NIET-VLOTTENDE PASSIVA
Voorzieningen
2.5
–
–
–
(4)
–
–
–
(4)
Financiële verplichtingen
2.6
–
–
(7)
(7)
–
–
(6)
–
–
–
(7)
(11)
–
–
(6)
(4)
VLOTTENDE PASSIVA
Schulden
2.7
(0)
(13)
(133)
(417)
(0)
(12)
(438)
(99)
Verbindingsrekeningen
2.3
–
–
–
(3 833)
–
–
–
(4 043)
Overlopende posten
2.8
(0)
(76)
(517)
(140)
(1)
(93)
(567)
(115)
(0)
(89)
(650)
(4 389)
(1)
(104)
(1 005)
(4 257)
TOTAAL PASSIVA*
(0)
(89)
(657)
(4 401)
(1)
(104)
(1 011)
(4 261)
NETTOACTIVA *
190
222
4 003
(3 025)
197
472
3 622
(2 934)
MIDDELEN EN RESERVES
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's
2.9
12 164
10 773
20 960
2 277
12 164
10 973
19 187
–
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's
2.9
627
1 625
–
–
627
1 625
–
–
Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's
2.9
(2 503)
2 177
120
206
(2 496)
2 214
247
35
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat
(10 098)
(14 339)
(15 812)
(2 969)
(10 100)
(14 248)
(14 415)
(1 382)
Economisch resultaat over het jaar
0
(13)
(1 266)
(2 539)
2
(91)
(1 397)
(1 587)
NETTOACTIVA
190
222
4 003
(3 025)
197
472
3 622
(2 934)
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES PER EOF
in miljoen EUR
2017
2016
Toelichting
8e EOF
9e EOF
10e E0F
11e EOF
8e EOF
9e EOF
10e E0F
11e EOF
ONTVANGSTEN
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
3.1
Terugvorderingen
0
5
49
7
1
5
(2)
4
0
5
49
7
1
5
(2)
4
Ontvangsten uit wisseltransacties
3.2
Financiële ontvangsten
(0)
(1)
4
(0)
(0)
2
2
(1)
Overige ontvangsten
1
5
13
4
2
17
40
3
1
4
17
4
2
19
43
2
Totaal ontvangsten
1
9
66
11
3
23
41
7
UITGAVEN
Steuninstrumenten
3.3
(0)
(14)
(1 251)
(2 435)
2
(95)
(1 411)
(1 465)
Cofinancieringsuitgaven
3.4
–
–
(42)
(1)
–
–
15
–
Financieringskosten
3.6
1
1
(10)
(0)
(0)
(0)
4
(0)
Overige uitgaven
3.7
(2)
(9)
(29)
(114)
(3)
(19)
(46)
(129)
Totaal uitgaven
(1)
(22)
(1 332)
(2 549)
(1)
(114)
(1 437)
(1 594)
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR
0
(13)
(1 266)
(2 539)
2
(91)
(1 397)
(1 587)
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF
in miljoen EUR
8e EOF
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A)
Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B)
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B)
Gecumuleerde reserves (D)
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E)
Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's (F)
Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E) + (F)
SALDO OP 31.12.2015
12 164
–
12 164
(10 100)
627
(2 476)
214
Overdrachten naar en van het 10e EOF
–
(20)
(20)
Overdrachten naar en van het 11e EOF
–
–
–
Economisch resultaat over het jaar
–
2
2
SALDO OP 31.12.2016
12 164
–
12 164
(10 098)
627
(2 496)
197
Overdrachten naar en van het 10e EOF
–
(7)
(7)
Overdrachten naar en van het 11e EOF
–
–
–
Economisch resultaat over het jaar
–
0
–
0
SALDO OP 31.12.2017
12 164
–
12 164
(10 098)
627
(2 503)
190
in miljoen EUR
9e EOF
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A)
Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B)
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B)
Gecumuleerde reserves (D)
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E)
Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's (F)
Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E) + (F)
SALDO OP 31.12.2015
10 973
–
10 973
(14 249)
1 625
2 376
726
Overdrachten naar en van het 10e EOF
–
(163)
(163)
Economisch resultaat over het jaar
–
(91)
(91)
SALDO OP 31.12.2016
10 973
–
10 973
(14 339)
1 625
2 214
472
Restitutie aan de lidstaten
(200)
(200)
(200)
Overdrachten naar en van het 10e EOF
–
(37)
(37)
Overdrachten naar en van het 11e EOF
–
–
–
Economisch resultaat over het jaar
–
(13)
–
(13)
SALDO OP 31.12.2017
10 773
–
10 773
(14 352)
1 625
2 177
222
in miljoen EUR
10e E0F
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A)
Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B)
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B)
Gecumu-leerde reserves (D)
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E)
Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's (F)
Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E) + (F)
SALDO OP 31.12.2015
20 960
5 223
15 737
(14 415)
–
35
1 357
Kapitaalverhoging — bijdragen
(3 450)
3 450
3 450
Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF
–
182
182
Overdrachten naar en van het 11e EOF
–
30
30
Economisch resultaat over het jaar
–
(1 397)
(1 397)
SALDO OP 31.12.2016
20 960
1 773
19 187
(15 812)
–
247
3 622
Kapitaalverhoging — bijdragen
(1 773)
1 773
–
1 773
Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF
–
44
44
Overdrachten naar en van het 11e EOF
–
(171)
(171)
Economisch resultaat over het jaar
–
(1 266)
–
(1 266)
SALDO OP 31.12.2017
20 960
–
20 960
(17 078)
–
120
4 003
in miljoen EUR
11e EOF
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A)
Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B)
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B)
Gecumu-leerde reserves (D)
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E)
Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's (F)
Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E) + (F)
SALDO OP 31.12.2015
29 367
29 367
–
(1 382)
–
65
(1 317)
Overdrachten naar en van het 8e, 9e en 10e EOF
–
–
(30)
(30)
Economisch resultaat over het jaar
–
(1 587)
–
(1 587)
SALDO OP 31.12.2016
29 367
29 367
–
(2 969)
–
35
(2 934)
Kapitaalverhoging — bijdragen
(2 277)
2 277
171
2 448
Overdrachten naar en van het 8e, 9e en 10e EOF
–
–
–
Economisch resultaat over het jaar
–
(2 539)
–
(2 539)
SALDO OP 31.12.2017
29 367
27 090
2 277
(5 508)
–
206
(3 025)
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
1.1.BOEKHOUDBEGINSELEN
Financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie.
De algemene overwegingen (of boekhoudbeginselen) die moeten worden gevolgd bij de opstelling van de financiële staten zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel nr. 1 “Financiële staten” en zijn dezelfde als die welke zijn beschreven in IPSAS 1, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit,hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. De kwalitatieve aspecten van financiële verslaglegging zijn relevantie, getrouwe weergave (betrouwbaarheid), begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid.
1.2.OPSTELLINGSGRONDSLAG
2.Verslagperiode
De financiële staten worden jaarlijks opgemaakt. Het boekjaar start op 1 januari en eindigt op 31 december.
3.Munteenheid en omrekeningsbeginselen
De jaarrekeningen worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EOF's is. Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de materiële vaste activa en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.
De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB)
Wisselkoersen met de euro
Munteenheid
31.12.2017.
31.12.2016.
Munteenheid
31.12.2017.
31.12.2016.
BGN
1,9558
1,9558
PLN
4,177
4,4103
CZK
25,5350
27,0210
RON
4,6585
4,5390
DKK
7,4449
7,4344
SEK
9,8438
9,5525
GBP
0,8872
0,8562
CHF
1,1702
1,0739
HRK
7,4400
7,5597
JPY
135,01
123,4000
HUF
310,3300
309,8300
USD
1,1993
1,0541
4.Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: overlopende posten, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan vorderingen, voorwaardelijke activa en passiva en waardevermindering van activa. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken.
Redelijke schattingen zijn een essentieel onderdeel van het opstellen van financiële staten en ondergraven hun betrouwbaarheid niet. Een schatting moet mogelijk herzien worden als de omstandigheden waarop de schatting was gebaseerd, veranderen, of als men over nieuwe informatie of meer ervaring beschikt. Vanwege de aard van een schattingswijziging heeft een schattingswijziging geen betrekking op voorgaande perioden en houdt zij geen correctie van een fout in. Het effect van een schattingswijziging zal worden weergegeven in het overschot of tekort in de periodes waarin het bekend wordt.
4.1.BALANS
5.Financiële activa
De financiële activa worden geclassificeerd in de volgende categorieën: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten;
Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de entiteit zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(II)Leningen en vorderingen
Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de entiteit rechtstreeks aan een debiteur geld, goederen of diensten verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, behalve die met vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum. Termijndeposito's waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan drie maanden bedraagt, vallen onder leningen en vorderingen.
(III)Tot het einde van de looptijd aangehouden beleggingen
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de entiteit voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de entiteit verwacht om ze aan te houden, hetgeen doorgaans de vervaldatum is.
Eerste opname en waardering
Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de entiteit tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten, leningen en termijndeposito's worden opgenomen op de afwikkelingsdatum. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of de entiteit in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.
Waardering na eerste opname
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd met baten en verliezen als gevolg van veranderingen in hun reële waarde in de staat van de financiële resultaten van de periode waarin zij zich voordoen.
Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode.
Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
De entiteit beoordeelt bij elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan en of er een waardevermindering moet worden opgevoerd in de staat van de financiële resultaten.
6.
financiering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basishandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt hetzij gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt, hetzij terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de entiteit terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen).
Voorfinanciering wordt op latere balansdata gewaardeerd tegen het initieel in de balans opgenomen bedrag, verminderd met tijdens de periode gedane subsidiabele uitgaven (inclusief in voorkomend geval geraamde bedragen).
7.Vorderingen en verhaalbare bedragen
Aangezien de boekhoudregels van de EU een afzonderlijke presentatie van wissel- en niet-wisseltransacties vereisen met het oog op het opstellen van de rekening, worden vorderingen omschreven als afkomstig van wisseltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-wisseltransacties (wanneer de entiteit waarde ontvangt van een andere entiteit zonder hiervoor rechtstreeks een min of meer gelijke waarde te verstrekken).
Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie 1.3.1 ).
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (aangepast voor rente en boetes) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de entiteit niet alle verschuldigde bedragen volgens de oorspronkelijke voorwaarden van de verhaalbare bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
8.Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
9.Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de entiteit een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verbintenis geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen (methode van de 'verwachte waarde').
10.Schulden
Opgenomen onder schulden zijn bedragen die betrekking hebben op zowel wisseltransacties zoals de aankoop van goederen en diensten als niet-wisseltransacties die bijvoorbeeld betrekking hebben op kostendeclaraties van begunstigden, subsidies of andere vormen van EU-financiering.
Bij de verstrekking van subsidies en andere financiering aan begunstigden worden de kostendeclaraties geboekt als schulden voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.
Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de entiteit worden aanvaard.
11.Overlopende posten
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de entiteit of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een contract) worden de aan de periode toerekenbare ontvangsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.
Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn uitgegeven door de rekenplichtige en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Evenzo wordt de uitgave uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt wanneer een vooruitbetaling plaatsvond voor diensten of goederen die nog niet zijn ontvangen.
11.1.STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
12.Ontvangsten
Ontvangsten omvatten uitsluitend de bruto-instroom van economische voordelen of door de entiteit ontvangen of te ontvangen dienstenpotentieel, die een toename van de netto activa vertegenwoordigt, zonder de toenames die verband houden met bijdragen van de eigenaars.
Afhankelijk van de aard van de onderliggende transacties in de staat van de financiële resultaten wordt een onderscheid gemaakt tussen:
(I)Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties zijn belastingen en overdrachten omdat de overdragende partij middelen ter beschikking stelt van de ontvangende partij zonder dat de ontvangende partij in ruil hiervoor rechtstreeks een ongeveer gelijke waarde verstrekt.
Overdrachten zijn de instroom van toekomstige economische voordelen of dienstenpotentieel van niet-wisseltransacties, behalve belastingen. De entiteit neemt een actief op met betrekking tot overdrachten wanneer de entiteit de middelen controleert als gevolg van een gebeurtenis in het verleden (de overdracht) en ervan uitgaat in de toekomst van deze middelen economische voordelen of dienstenpotentieel te ontvangen en wanneer de reële waarde op een betrouwbare wijze kan worden gemeten. Een instroom van middelen uit een niet-wisseltransactie die als een actief (d.i. cash) is opgenomen, wordt ook opgenomen als ontvangsten, tenzij de entiteit een bestaande verplichting heeft met betrekking tot deze overdracht (voorwaarde), waaraan moet worden voldaan voordat de ontvangsten kunnen worden geboekt. Tot aan de voorwaarde is voldaan, worden de ontvangsten uitgesteld en geboekt als een verplichting (ontvangen voorfinanciering).
(II)Ontvangsten uit wisseltransacties
Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.
13.Uitgaven
Uitgaven zijn afgenomen economische baten of dienstenpotentieel tijdens de verslagperiode in de vorm van de uitstroom of verbruik van activa of mutatie van passiva die resulteert in de afname van de netto activa/vermogen. Zij omvatten zowel uitgaven die voortvloeien uit wisseltransacties als uitgaven die voortvloeien uit niet-wisseltransacties.
De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de entiteit zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden uitgaven die verband houden met de diensten die tijdens de desbetreffende periode zijn verstrekt en waarvoor nog geen factuur is ingediend of aanvaard, op de balansdatum opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
Uitgaven die voortvloeien uit niet-wisseltransacties hebben betrekking op overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften. Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.
Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgave opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.
13.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA
14.Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.
15.Voorwaardelijke passiva
Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.
15.1.COFINANCIERING
De ontvangen cofinancieringsbijdragen worden als aan de lidstaten en niet-lidstaten en andere entiteiten te betalen bedragen geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het EOF moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het EOF de activa (de ontvangen bijdragen) teruggeven. De openstaande schuld voor cofinancieringsovereenkomsten is de ontvangen cofinancieringsbijdrage verminderd met de uitgaven die met betrekking tot het project zijn gedaan. Dit heeft geen effect op de nettoactiva.
Uitgaven met betrekking tot cofinancieringsprojecten worden opgenomen wanneer zij zich voordoen. Het overeenkomstige bedrag van de bijdragen wordt geboekt als exploitatiebaten. Er is geen effect op het economisch resultaat van het jaar.
16.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA
16.1.VOORFINANCIERING
Talrijke contracten voorzien in de betaling van voorschotten voor de aanvang van werken, de levering van voorraden of de verrichting van diensten. Soms wordt in de betalingsregeling van contracten bepaald dat de betalingen op basis van voortgangsverslagen zullen plaatsvinden. Voorfinanciering wordt normaal gesproken uitbetaald in de munteenheid van het land of gebied waar het project wordt uitgevoerd.
De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden teruggevorderd of gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als voorfinanciering op korte of lange termijn. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien de terugbetaling of het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een voorfinanciering op korte termijn. Omdat uit het EOF veel langetermijnprojecten worden gefinancierd, moeten de desbetreffende voorfinancieringen langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden sommige voorfinancieringen geboekt als niet-vlottende activa.
in miljoen EUR
Toelichting
8e EOF
9e EOF
10e E0F
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Niet-vlottende voorfinanciering
2.1.1.
–
32
221
330
582
409
Vlottende voorfinanciering
2.1.2.
1
40
867
610
1 518
1 372
TOTAAL
1
72
1 088
939
2 100
1 781
De stijging van de totale voorfinanciering kan worden verklaard door het zeer hoge niveau van betalingen in 2017. Het totale niveau van nettobetalingen in 2017 steeg met 24% ten opzichte van 2016 (zie tabel 2.1 in EOF Verslag over de tenuitvoerlegging van de middelen) Het totale niveau van de 'bruto' betalingen, d.w.z. betalingen zonder de instroom van invorderingsopdrachten, steeg in 2017 met 25%.
Deze stijging is in overeenstemming met de levenscyclus van het EOF. Het 11e EOF ging in 2015 van start en 2017 was dus het derde jaar van het bestaan van het 11e EOF. Het 11e EOF is tot volle wasdom gekomen met betrekking tot de uitvoering van de vastgestelde acties. Het aantal open contracten in het 11e EOF is gesten van 1 300 in 2016 tot 1 600 in 2017. In 2017 is de waarde van het gemiddelde contract gestegen met 51% ten opzichte van 2016. Derhalve steeg het totale niveau van de nettobetalingen in het 11e EOF in 2017 met 52% ten opzichte van 2016 (zie tabel 2.1 in EOF Verslag over de tenuitvoerlegging van de middelen). Aangezien de verhouding tussen betalingen voor facturen en de voorfinanciering stabiel is (42% -44%) resulteerde de stijging van de betalingen in een hoger niveau van voorfinanciering.
De toename van de totale voorfinanciering is in overeenstemming met de afname voor de geldmiddelen en kasequivalenten (zie toelichting 2.4)
17.Niet-vlottende voorfinanciering
in miljoen EUR
31.12.2017
31.12.2016
Direct beheer
159
71
Uitgevoerd door:
Commissie
105
39
Uitvoerende agentschappen van de EU
6
4
EU-delegaties
48
29
Indirect beheer
423
338
Uitgevoerd door:
EIB en EIF
166
180
Internationale organisaties
189
87
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak
11
25
Publiekrechtelijke organen
37
13
Derde landen
20
34
TOTAAL
582
409
18.Vlottende voorfinanciering
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Voorfinanciering (bruto)
2
158
2 722
2 406
5 288
4 745
Afgewikkeld in het kader van afsluiting
(1)
(118)
(1 855)
(1 796)
(3 770)
(3 373)
TOTAAL
1
40
867
610
1 518
1 372
in miljoen EUR
31.12.2017
31.12.2016
Direct beheer
256
246
Uitgevoerd door:
Commissie
86
115
Uitvoerende agentschappen van de EU
10
10
EU-delegaties
161
122
Indirect beheer
1 262
1 125
Uitgevoerd door:
EIB en EIF
345
372
Internationale organisaties
563
432
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak
59
121
Publiekrechtelijke organen
108
53
Derde landen
186
148
TOTAAL
1 518
1 372
19.Garanties met betrekking tot voorfinanciering
Er worden waarborgen aangehouden om de voorfinancieringen te garanderen. Deze worden vrijgegeven wanneer de laatste kostendeclaratie voor een project is betaald. Op 31 december 2017 bedroeg de waarde van de door het EOF verkregen waarborgen met betrekking tot voorfinanciering 54 miljoen EUR (53 miljoen EUR in 2016).
De meeste voorfinanciering wordt uitbetaald uitgevoerd in het kader van indirect beheer. In dit geval is de begunstigde van de waarborg niet het EOF maar wel de aanbestedende dienst. Zelfs indien het EOF niet de begunstigde is, worden de activa van het EOF door deze waarborgen gegarandeerd. In 2017 bedroegen deze garanties 577 miljoen EUR.
19.1.BIJDRAGEN TRUSTFONDS
Deze rubriek omvat het bedrag als bijdrage is betaald aan het EU-trustfonds Bêkou en het EU-trustfonds voor Afrika. Van de bijdragen zijn de kosten afgetrokken die het trustfonds heeft gemaakt en die door het EOF moeten worden gedragen.
De bijdragen uit het trustfonds worden onder direct beheer door het EOF uitgevoerd.
in miljoen EUR
Trustfondsen
Nettobijdrage op 31.12.2016
In 2017 betaalde bijdragen
Toewijzing netto-uitgaven trustfondsen 2017
Nettobijdrage op 31.12.2017
Afrika
72
180
(104)
148
Bêkou
26
–
(10)
16
TOTAAL
98
180
(114)
163
De activiteiten van het EU-trustfonds voor Afrika namen na het opstartjaar 2016. De uitgaven van het EU-trustfonds voor Afrika vervijfvoudigden bijna ten opzichte van 2016. De betalingen verdubbelden ten opzichte van vorig jaar.
19.2.Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
in miljoen EUR
Toelichting
31.12.2017
31.12.2016
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties
2.3.1
19
62
Vorderingen uit wisseltransacties
2.3.2
73
70
TOTAAL
92
132
20.Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Lidstaten
–
–
–
7
7
40
Klanten
2
7
9
1
19
18
Overheidsinstanties
–
10
8
2
20
23
Derde staten
0
1
4
0
6
4
Afschrijving
(2)
(16)
(15)
(1)
(34)
(25)
Verbindingsrekeningen met EU-instellingen
–
–
–
2
2
2
TOTAAL
0
2
6
11
19
62
De algemene daling van de verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties is grotendeels het gevolg van een daling van de op de lidstaten verhaalbare bedragen. Op 31 december 2016 omvatten de op de lidstaten verhaalbare bedragen gewone bijdragen en bijdragen die nog moesten worden ontvangen als gevolg van de aanpassingen van de Overbruggingsfaciliteit die werden gecompenseerd tegen bijdragen van de lidstaten in 2017.
Op 31 december 2017 omvatten de op de lidstaten verhaalbare bedragen de lopende financiële aanpassing die werd uitgevoerd ten opzichte van de eerste tranche van de in 2018 af te roepen middelen van het fonds (zie toelichting 2.9.1).
in miljoen EUR
Lidstaten
31.12.2017
Tsjechië
2
Roemenië
1
Hongarije
1
Ierland
1
Griekenland
1
Overige
1
TOTAAL
7
21.Vorderingen uit wisseltransacties
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Toegerekende baten
–
63
11
–
74
70
Verbindingsrekeningen tussen EOF's
189
88
3 555
(3 833)
(0)
(0)
TOTAAL
189
151
3 566
(3 833)
73
70
Opgenomen onder toegerekende baten zijn hoofdzakelijk bedragen van opgelopen rente op voorfinanciering met betrekking tot projecten (63 miljoen EUR) en voorfinanciering met betrekking tot het EU-trustfonds voor Afrika (11 miljoen EUR).
Om redenen van doelmatigheid is de enige kas voor alle EOF's ondergebracht bij het 11e EOF 8 ; dit leidt tot wederzijdse verrichtingen tussen de verschillende EOF; deze worden gesaldeerd door middel van verbindingsrekeningen tussen de verschillende EOF-balansen.
Verbindingsrekeningen zijn alleen opgenomen in de afzonderlijke EOF. Het totaal van de verbindingsrekeningen is nul.
De algemene daling van geldmiddelen en kasequivalenten is voornamelijk te verklaren door het uitzonderlijk hoge niveau van de betalingen in 2017. Het totale niveau van nettobetalingen in 2017 steeg met 24% ten opzichte van 2016 (zie tabel 2.1 in EOF Verslag over de tenuitvoerlegging van de middelen) Het totale niveau van de 'bruto' betalingen, d.w.z. betalingen zonder de instroom van invorderingsopdrachten, steeg in 2017 met 25%.
Deze stijging van de betalingen is in overeenstemming met de levenscyclus van het EOF. Het 11e EOF ging in 2015 van start en 2017 was dus het derde jaar van het bestaan van het 11e EOF. Het 11e EOF is tot volle wasdom gekomen met betrekking tot de uitvoering van de vastgestelde acties. Het aantal open contracten in het 11e EOF is gesten van 1 300 in 2016 tot 1 600 in 2017. In 2017 steeg het niveau van de nettobetalingen in het 11e EOF in 2017 met 52% ten opzichte van 2016 (zie tabel 2.1 in EOF Verslag over de tenuitvoerlegging van de middelen).
Met het oog op een betere weergave van de jaarrekening 2017 is de classificatie van financiële instellingen en banken herzien. De vergelijkbare cijfers voor 2016 worden dienovereenkomstig openbaar gemaakt.
PASSIVA
21.2.VOORZIENINGEN
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Voorzieningen
–
–
–
4
4
4
TOTAAL
–
–
–
4
4
4
De voorziening is de beste raming van het bedrag dat wellicht door het EOF moet worden betaald voor de financiering van de ordelijke sluiting van het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (COB) waartoe het ACS-EU-Comité van ambassadeurs heeft besloten (Besluit nr. 4/2014 van 23 oktober 2014).
Dit bedrag omvat rechtszaken (1,2 miljoen EUR) die zijn ingesteld tegen het COB en de resterende verwachte kosten van de passieve fase (bv. resterende administratieve taken, andere resterende gerechtelijke procedures, archief, enz.) die op 31 december 2016 is ingegaan. (zie toelichting 4.2.2). Tot nu heeft de passieve fase geen uitgaven met zich gebracht.
21.3.FINANCIËLE VERPLICHTINGEN
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017.
31.12.2016.
Cofinanciering — schulden
–
–
7
7
14
6
TOTAAL
–
–
7
7
14
6
Een verklaring voor de wijziging in het totaal van de cofinancieringsverplichtingen is in de toelichting 2.7.2.1 opgenomen.
21.4.SCHULDEN
in miljoen EUR
Toelichting
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Schulden op korte termijn
2.7.1
0
13
114
235
361
222
Diverse schulden
2.7.2
–
(0)
20
182
202
327
TOTAAL
0
13
133
417
563
549
22. Schulden op korte termijn
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Leveranciers
0
9
85
40
133
98
Lidstaten
–
–
0
12
12
0
Derde staten
0
(0)
15
131
146
91
Overheidsinstanties
–
3
10
70
83
32
Andere kortlopende schulden
0
1
4
(18)
(13)
1
TOTAAL
0
13
114
235
361
222
Schulden omvatten door het EOF ontvangen kostendeclaraties met betrekking tot de subsidieverlening. Zij worden geboekt voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota's bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij de afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen opgenomen in de economische resultatenrekening. Niet-subsidabele bedragen zijn opgenomen als andere lopende schulden.
De schulden aan de lidstaten zijn de lopende financiële aanpassing die moet worden uitgevoerd ten opzichte van de eerste tranche van de in 2018 af te roepen middelen van het fonds (zie toelichting 2.9.1). Deze rubriek omvat de bedragen die verschuldigd zijn aan Frankrijk (10 miljoen EUR), Nederland (1 miljoen EUR) en Oostenrijk (1 miljoen EUR)
23.Diverse schulden
in miljoen EUR
Toelichting
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Cofinanciering — schulden
2.7.2.1
–
–
22
6
28
64
Uitgestelde bijdragen aan middelen van het fonds
2.7.2.2
–
–
–
173
173
261
Overige diverse schulden
–
–
–
1
1
2
TOTAAL
–
–
22
179
202
327
24.Cofinancieringsschulden
De opsplitsing van niet-vlottende en vlottende cofinancieringsschulden per lidstaat wordt weergegeven in de onderstaande tabel:
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Niet-vlottende cofinanciering
België
–
–
0
1
2
2
Denemarken
–
–
–
0
0
0
Frankrijk
–
–
4
–
4
–
Duitsland
–
–
–
–
–
0
Zweden
–
–
1
2
3
2
Verenigd Koninkrijk
–
–
1
–
1
1
Canada
–
–
–
–
–
0
Australië
–
–
0
–
0
–
USAID
–
–
–
4
4
–
–
–
7
7
14
6
Vlottende cofinanciering
België
–
–
4
(1)
3
4
Denemarken
–
–
(1)
1
(0)
1
Frankrijk
–
–
12
–
12
37
Duitsland
–
–
0
–
0
1
Nederland
–
–
0
–
0
1
Spanje
–
–
1
–
1
3
Zweden
–
–
5
0
5
7
Verenigd Koninkrijk
–
–
1
3
4
11
Canada
–
–
0
–
0
0
USAID
–
–
–
2
2
–
–
–
22
6
28
64
TOTAAL
–
–
29
13
42
70
Ten opzichte van de vorige verslagperiode daalde het totaalbedrag kortlopende en langlopende cofinancieringsschulden met 28 miljoen EUR.
In de loop van 2017 zijn nieuwe cofinancieringsbijdragen ontvangen van USAID (7 miljoen EUR), het Verenigd Koninkrijk (5 miljoen EUR) en Zweden (2 miljoen EUR).
De totale cofinancieringsschulden zijn gedaald met 42 miljoen EUR om rekening te houden met de ontvangsten en uitgaven in het kader van de cofinancieringsprojecten (zie toelichtingen 3.1.1 en 3.4).
25.Uitgestelde bijdragen aan middelen van het fonds
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Verenigd Koninkrijk
–
–
–
170
170
252
Litouwen
–
–
–
2
2
–
Hongarije
–
–
–
–
–
9
Totaal
–
–
–
173
173
261
Deze rubriek heeft volledig betrekking op de in 2018 vooraf betaalde bijdragen van de lidstaten.
25.1.OVERLOPENDE POSTEN
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Toegerekende lasten
0
76
517
137
730
770
Overige overlopende posten
–
–
–
3
3
6
Totaal
0
76
517
140
733
776
Toegerekende lasten omvatten geraamde exploitatiekosten voor lopende of beëindigde contracten zonder gevalideerde kostendeclaraties waarbij de subsidiabele uitgaven 2017 van de EOF-begunstigden werden geraamd door gebruik te maken van de beste beschikbare informatie over de bestaande contracten. Het deel geraamde toegerekende lasten dat betrekking heeft op de voorfinanciering, is geboekt als een vermindering van de voorfinancieringsbedragen (zie toelichting 2.1).
NETTOACTIVA
25.2.VERMOGEN VAN HET FONDS
26.Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
Totaal
Middelen van het fonds
12 164
10 973
20 960
29 367
73 464
Niet-afgeroepen middelen van het fonds
–
-
(1 773)
(29 367)
(31 140)
Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2016
12 164
10 973
19 187
–
42 323
Middelen van het fonds
12 164
10 773
20 960
29 367
73 264
Niet-afgeroepen middelen van het fonds
–
-
-
(27 090)
(27 090)
Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2017
12 164
10 773
20 960
2 277
46 173
Het vermogen van het fonds is het totale bedrag van bijdragen van de lidstaten voor het desbetreffende EOF zoals in elk van de Interne Akkoorden is vastgelegd. De niet-afgeroepen middelen vertegenwoordigen de aanvankelijke toewijzing die nog niet bij de lidstaten is opgevraagd.
De afgeroepen middelen van het fonds komen overeen met het bedrag van de initiële toewijzingen die door de lidstaten zijn afgeroepen voor overdracht naar de rekeningen bij de schatkist (zie toelichting 2.9.2).
Op grond van Besluit (EU) 2017/1206 van de Raad 10 worden de in de Interne Akkoorden van het 8e en 9e EOF vastgestelde bijdragen van de lidstaten dienovereenkomstig verminderd met een bedrag van 200 miljoen EUR voor de geannuleerde bedragen van het 8e en het 9e EOF. Aangezien de geannuleerde bragen van het 8e EOF bijna reeds volledig zijn overgedragen naar andere EOF's, zijn de middelen van het 9e EOF met 200 miljoen EUR verminderd.
Restituties die voortvloeien uit deze vermindering zijn gecompenseerd ten opzichte van de extra verzoek om bijdragen in het kader van het 11e EOF. Dit resulteerde in de financiële aanpassing. De financiële aanpassing kan worden uitgevoerd ten opzichte van de derde tranche 2017 en/of de eerste tranche 2018. De lopende financiële aanpassing is opgenomen als vorderingen of schulden van/aan lidstaten (zie toelichtingen 2.3.1 en 2.7.1).
27.Opgevraagde en niet-afgeroepen middelen van het Fonds per lidstaat
in miljoen EUR
Bijdragen 10e EOF
%
Niet-afgeroepen middelen per 31.12.2016
Afgeroepen middelen in 2017
Niet-afgeroepen middelen per 31.12.2017
Oostenrijk
2,41
43
(43)
–
België
3,53
63
(63)
–
Bulgarije
0,14
2
(2)
–
Cyprus
0,09
2
(2)
–
Tsjechië
0,51
9
(9)
–
Denemarken
2,00
35
(35)
–
Estland
0,05
1
(1)
–
Finland
1,47
26
(26)
–
Frankrijk
19,55
347
(347)
–
Duitsland
20,50
364
(364)
–
Griekenland
1,47
26
(26)
–
Hongarije
0,55
10
(10)
–
Ierland
0,91
16
(16)
–
Italië
12,86
228
(228)
–
Letland
0,07
1
(1)
–
Litouwen
0,12
2
(2)
–
Luxemburg
0,27
5
(5)
–
Malta
0,03
1
(1)
–
Nederland
4,85
86
(86)
–
Polen
1,30
23
(23)
–
Portugal
1,15
20
(20)
–
Roemenië
0,37
7
(7)
–
Slowakije
0,21
4
(4)
–
Slovenië
0,18
3
(3)
–
Spanje
7,85
139
(139)
–
Zweden
2,74
49
(49)
–
Verenigd Koninkrijk
14,82
263
(263)
–
Totaal
100,00
1 773
(1 773)
–
in miljoen EUR
Bijdragen 11e EOF
%
Niet-afgeroepen middelen per 31.12.2016
Afgeroepen middelen in 2017
Niet-afgeroepen middelen per 31.12.2017
Oostenrijk
2,40
704
(55)
650
België
3,25
954
(74)
880
Bulgarije
0,22
64
(5)
59
Kroatië
0,23
66
(5)
61
Cyprus
0,11
33
(3)
30
Tsjechië
0,80
234
(18)
216
Denemarken
1,98
582
(45)
537
Estland
0,09
25
(2)
23
Finland
1,51
443
(34)
409
Frankrijk
17,81
5 231
(406)
4 826
Duitsland
20,58
6 044
(469)
5 575
Griekenland
1,51
443
(34)
408
Hongarije
0,61
180
(14)
166
Ierland
0,94
276
(21)
255
Italië
12,53
3 680
(285)
3 394
Letland
0,12
34
(3)
31
Litouwen
0,18
53
(4)
49
Luxemburg
0,26
75
(6)
69
Malta
0,04
11
(1)
10
Nederland
4,78
1 403
(109)
1 294
Polen
2,01
589
(46)
544
Portugal
1,20
351
(27)
324
Roemenië
0,72
211
(16)
195
Slowakije
0,38
110
(9)
102
Slovenië
0,22
66
(5)
61
Spanje
7,93
2 330
(181)
2 149
Zweden
2,94
863
(67)
796
Verenigd Koninkrijk
14,68
4 311
(334)
3 976
Totaal
100,00
29 367
(2 277)
27 090
In 2017 is een bedrag van 1 773 miljoen EUR afgeroepen van het 10e EOF en een bedrag van 2 277 miljoen EUR van het 11e EOF. Op 31 december 2017 is het kapitaal van het 8e, 9e en 10e EOF opgevraagd en volledig ontvangen.
28.Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Overgedragen middelen van afgesloten EOF's
627
1 625
–
–
2 252
2 252
In deze rubriek zijn de middelen opgenomen die zijn overgedragen van afgesloten EOF's naar het 8e en 9e EOF.
29.Afgeroepen middelen van het fonds - overdrachten tussen actieve EOF's
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
Totaal
Saldo per 31.12.2015
(2 476)
2 376
35
65
–
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF's
(20)
(163)
182
–
–
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF's
–
–
(356)
356
–
Overdracht van de prestatiereserve van het 11e EOF naar de Vredesfaciliteit voor Afrika (10e EOF)
–
–
386
(386)
–
Saldo per 31.12.2016
(2 496)
2 214
247
35
–
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF's
(7)
(37)
44
–
–
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF's
–
–
(171)
171
–
Saldo per 31.12.2017
(2 503)
2 177
120
206
–
Deze rubriek omvat de middelen die zijn overgedragen tussen de actieve EOF's.
Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Cotonou worden alle onbestede middelen in de eerdere, actieve EOF's na vrijmaking naar het meest recentelijk geopende EOF overgedragen. Door de overgedragen middelen van andere EOF's nemen de kredieten van het ontvangende fonds toe en die van het overdragende fonds af. Middelen die zijn overgedragen naar de prestatiereserve van het 10e en 11e EOF, kunnen alleen onder de in de interne akkoorden opgenomen specifieke voorwaarden worden vastgelegd.
30.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
ONTVANGSTEN
in miljoen EUR
Toelichting
2017
2016
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
3.1
61
8
Ontvangsten uit wisseltransacties
3.2
25
66
Totaal
87
73
30.1.ONTVANGSTEN UIT NIET-WISSELTRANSACTIES
in miljoen EUR
Toelichting
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
2017
2016
Teruggevorderde uitgaven
0
5
7
7
19
23
Teruggevorderde Stabex-middelen
–
–
–
0
0
1
Cofinanciering — ontvangsten
3.1.1
–
–
42
1
42
(15)
Totaal
0
5
49
7
61
8
De ontvangsten uit niet-wisseltransacties kunnen op basis van de beheersvorm als volgt worden opgesplitst:
in miljoen EUR
2017
2016
Direct beheer
5
6
Uitgevoerd door:
Commissie
1
1
EU-delegaties
4
5
Indirect beheer
56
2
Uitgevoerd door:
Derde landen
55
(0)
Internationale organisaties
2
2
Publiekrechtelijke organen
0
0
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak
(1)
0
Totaal
61
8
31.Cofinanciering — ontvangsten
De ontvangen co-financieringsbijdragen voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties en mogen als dusdanig niet van invloed zijn op de staat van de financiële resultaten. De ontvangen bijdragen blijven geboekt onder verplichtingen (zie toelichting 2.7.2.1) totdat aan de voorwaarden is voldaan die verbonden zijn aan de gedoneerde middelen, dat wil zeggen dat de subsidiabele uitgaven zijn verricht (zie toelichting 3.4). Het desbetreffende bedrag wordt vervolgens geboekt als niet-handelsbaten uit cofinanciering. Bijgevolg is het effect op het economisch resultaat van het jaar nul.
31.1.ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
2017
2016
Financiële ontvangsten
(0)
(1)
4
(0)
4
3
Overige ontvangsten
1
5
13
4
22
62
Totaal
1
4
17
4
25
66
De financiële ontvangsten omvatten de rente van het trustfonds en rente op voorfinanciering.
Overige baten hebben volledig betrekking op het gerealiseerde en niet-gerealiseerde wisselkoerswinsten.
UITGAVEN
31.2.STEUNINSTRUMENTEN
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
2017
2016
Programmeerbare hulp
1
3
805
1 341
2 150
1 751
Macro-economische steun
–
21
–
–
21
39
Sectoraal beleid
(0)
(9)
–
–
(9)
18
Intra-ACS-projecten
–
0
417
694
1 112
693
Rentesubsidies
–
–
–
–
–
(3)
Spoedhulp
–
(1)
26
264
289
398
Overige steunprogramma's met betrekking tot eerdere EOF's
–
(1)
–
–
(1)
1
Institutionele steun
–
–
3
21
23
38
Compensatie exportopbrengsten
(0)
(1)
–
–
(1)
0
Bijdragen aan trustfondsen
–
–
–
114
114
35
Totaal
0
14
1 251
2 435
3 700
2 970
De operationele uitgaven van het EOF hebben betrekking op meerdere steuninstrumenten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd.
Deze stijging van de totale uitgaven voor de steuninstrumenten is in overeenstemming met de levenscyclus van het EOF. Het 11e EOF ging in 2015 van start en 2017 was dus het derde jaar van het bestaan van het 11e EOF. Het 11e EOF is tot volle wasdom gekomen met betrekking tot de uitvoering van de vastgestelde acties. Het aantal open contracten in het 11e EOF is gesten van 1 300 in 2016 tot 1 600 in 2017. In 2017 is de waarde van het gemiddelde contractueel vastgelegde bedrag gestegen met 51% ten opzichte van 2016.
De sectorale beleidsuitgaven waren negatief in 2017 wegens de terugboeking van een factuur die in 2016 onjuist was geboekt.
31.3.COFINANCIERINGSUITGAVEN
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
2017
2016
Cofinanciering
–
–
42
1
42
(15)
Onder deze rubriek zijn de uitgaven opgenomen die werden gemaakt voor cofinancieringsprojecten in 2017. Er zij op gewezen dat de gedane uitgaven de geraamde bedragen met betrekking tot de afsluiting van het boekjaar bevatten (en bijgevolg terugboekingen van de geraamde bedragen met betrekking tot vorig jaar). Omdat de terugboekingen van de geraamde uitgaven 2015 (50 miljoen EUR) de in 2016 gedane uitgaven overschreden (35 miljoen EUR), waren de cofinancieringsuitgaven negatief voor 2016.
De overeenkomstige negatieve ontvangsten zijn geboekt in de staat van de financiële resultaten (zie notitie 3.1.1).
31.4.STEUNINSTRUMENTEN EN COFINANCIERINGSUITGAVEN PER BEHEERSVORM
in miljoen EUR
2017
2016
Direct beheer
1 447
1 173
Uitgevoerd door:
Commissie
122
140
Uitvoerende agentschappen van de EU
26
10
Trustfondsen
89
36
EU-delegaties
1 209
987
Indirect beheer
2 295
1 781
Uitgevoerd door:
EIB en EIF
48
5
Internationale organisaties
1 171
821
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak
(20)
143
Publiekrechtelijke organen
356
57
Derde landen
739
756
Privaatrechtelijke entiteiten die een publiek-private samenwerking ten uitvoer leggen
0
(1)
Totaal
3 742
2 954
FINANCIERING
SKOSTEN
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
2017
2016
Waardevermindering van vorderingen
(1)
(1)
10
1
9
(4)
Overige financiële uitgaven
–
–
–
(1)
(1)
0
Totaal
(1)
(1)
10
0
8
(4)
De rubriek waardevermindering van vorderingen omvat de afsluitende raming van de uitgaven voor oninbare vorderingen. De geraamde uitgaven voor 2017 weerspiegelen de toename van de algemene waardevermindering van vorderingen van 25 miljoen EUR naar 34 miljoen EUR (zie toelichting 2.3.1). Omdat in de raming ook terugboekingen van de raming van vorig jaar zijn opgenomen, waren de totale uitgaven in 2016 negatief (van 29 miljoen EUR in 2015 naar 25 miljoen EUR in 2016).
31.6.OVERIGE UITGAVEN
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
2017
2016
Administratieve en IT-uitgaven
(0)
0
1
106
107
129
Voorzieningen voor risico's en lasten
–
–
–
–
–
–
Gerealiseerde verliezen op handelsdebiteuren
1
1
1
–
3
0
Wisselkoersverlies
1
7
28
8
44
66
Totaal
2
9
29
114
154
196
Deze rubriek omvat ondersteuningsuitgaven: d.w.z. administratieve kosten voor de programmering en tenuitvoerlegging van de EOF. Dit omvat uitgaven voor de voorbereiding, opvolging, controle en evaluatie van projecten alsook uitgaven voor computernetwerken, technische bijstand enz.
32.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE BEKENDMAKINGEN
32.1. VOORWAARDELIJKE ACTIVA
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Uitvoeringsgaranties
-
4
6
0
10
9
Inhoudingsgaranties
-
4
4
–
8
7
Totaal
-
8
10
0
18
16
Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EOF-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met het EOF.
Inhoudingsgaranties hebben alleen betrekking op contracten voor de uitvoering van werken. Meestal wordt 10% van de tussentijdse betalingen aan begunstigden ingehouden om ervoor te zorgen dat de aannemers hun verplichtingen nakomt. Deze ingehouden bedragen worden als te betalen bedragen opgenomen. Met instemming van de opdrachtgever kan de aannemer de inhoudingen op de tussentijdse betalingen desgewenst vervangen door een inhoudingsgarantie. Deze verkregen garanties worden opgenomen als voorwaardelijke activa.
Bij contracten die op indirecte wijze worden beheerd, vallen de waarborgen onder een andere aanbestedende dienst dan het EOF en worden zij niet geboekt door het EOF. In 2017 bedroegen deze garanties 644 miljoen EUR.
32.2.ANDERE BELANGRIJKE BEKENDMAKINGEN
33.Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten
Dit onderstaande bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.
in miljoen EUR
8e EOF
9e EOF
10e EOF
11e EOF
31.12.2017
31.12.2016
Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten
0
88
1 659
6 760
8 508
6 746
Totaal
0
88
1 659
6 760
8 508
6 746
Op 31 december 2017 was met de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen een bedrag van in totaal 9 745 miljoen EUR gemoeid (2016: 7 665 miljoen EUR).
34.Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven.
De ACS-EU-Raad van ministers heeft in juni 2014 ingestemd om 'over te gaan tot ordelijke sluiting van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB)' en tegelijkertijd "ervoor te zorgen dat wordt gegarandeerd dat de projecten voor steun aan de particuliere sector die door het COB in de ACS-landen en -regio's worden uitgevoerd, volledig worden voltooid." Hiertoe heeft de ACS-EU-Raad van ministers een bevoegdheidsdelegatie verleend aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs om deze aangelegenheid ter hand te nemen met het oog op de vaststelling van de nodige besluiten.
Het ACS-EU-Comité van ambassadeurs heeft bij Besluit nr. 4/2014 van 23 oktober 2014 de raad van bestuur van het COB gemachtigd om met onmiddellijke ingang alle nodige maatregelen ter voorbereiding van de sluiting van het COB te treffen. Zoals in artikel 2 van dit besluit is bepaald, werd de raad van bestuur opgedragen om een curator aan te stellen en een sluitingsplan uit te voeren.
Eind juni 2015 heeft de curator bij de raad van bestuur van het COB een definitief strategisch plan ingediend met een begroting en werkplan, waarbij rekening is gehouden met de resultaten van het sociaal overleg. De begroting van het definitief strategisch plan, die door de raad van bestuur van het COB was goedgekeurd, vormde de grondslag voor het voorstel van de Commissie voor een financieringsbesluit, dat in 2015 door de Europese Commissie is vastgesteld voor een totaalbedrag van 18,2 miljoen EUR. Na de goedkeuring van dit financieringsbesluit werd in december 2015 een subsidieovereenkomst gesloten tussen het COB en de Europese Commissie waarin werd voorzien in de noodzakelijke financiering voor de volledige vereffening van de activa van het COB en de afwikkeling van zijn verplichtingen. De subsidieovereenkomst is op 1 januari 2016 gestart en liep 31 december 2017.
35.Vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
4.
Achtergrond
Op 23 juni 2016 heeft een meerderheid van de burgers van het Verenigd Koninkrijk er in een referendum voor gekozen de EU te verlaten. Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad formeel in kennis gesteld van zijn voornemen de EU en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) te verlaten.
Met betrekking tot het EOF
Op 19 maart 2018 heeft de Commissie een ontwerp van het terugtrekkingsakkoord gepubliceerd waarin wordt uiteengezet welke vooruitgang is geboekt in de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk.
In dit ontwerp van terugtrekkingsakkoord wordt bepaald dat het Verenigd Koninkrijk partij blijft bij het EOF tot de sluiting van het 11e EOF en alle vorige nog niet afgesloten EOF's en dat het Verenigd Koninkrijk in dit verband dezelfde verplichtingen zal nakomen als de lidstaten overeenkomstig het Interne Akkoord waarbij het EOF is opgericht, alsook de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige EOF's tot hun afsluiting. Het Verenigd Koninkrijk kan als waarnemer zonder stemrechten deelnemen aan het Comité van het EOF.
In het ontwerp van terugtrekkingsakkoord wordt ook bepaald dat wanneer de bedragen van projecten in kader van het 10e EOF of van vorige EOF's niet zijn vastgelegd of zijn geannuleerd op de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in deze bedragen niet opnieuw benut zal worden. Hetzelfde geldt voor het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de middelen in het kader van het 11e EOF die na 31 december 2020 niet zijn vastgelegd of geannuleerd.
Op 31 december 2017 moeten er geen financiële gevolgen worden opgenomen in de financiële staten van het EOF. De onderhandelingen over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zijn nog steeds aan de gang. Derhalve is de definitieve vorm van de overeenkomst momenteel nog niet bevestigd.
36.FINANCIEEL RISICOBEHEER
De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van het EOF betreft de kasverrichtingen die door de Commissie werden verricht namens het EOF met het oog op de besteding van EOF-middelen.
36.1.BELEID INZAKE RISICOBEHEER EN AFDEKKINGSACTIVITEITEN
De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen zijn vastgelegd in het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF en het Intern Akkoord.
Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:
-De EOF-bijdragen worden door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op die speciale rekeningen totdat de betalingen van het EOF moeten worden uitgevoerd.
-EOF-bijdragen worden door de lidstaten in EUR betaald, terwijl de EOF-betalingen in EUR en in andere valuta, inclusief minder bekende, luiden.
-Bankrekeningen die door de Commissie namens het EOF zijn geopend, mogen geen negatief saldo vertonen.
Naast de speciale rekeningen heeft de Commissie namens het EOF nog andere bankrekeningen geopend bij financiële instellingen (centrale banken en commerciële banken) om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.
De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.
Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.
36.2.VALUTARISICO
Blootstelling van het EOF aan valutarisico aan het einde van het jaar - nettopositie.
in miljoen EUR
31.12.2017
31.12.2016
USD
GBP
DKK
SEK
EUR
Overige
TOTAAL
USD
GBP
DKK
SEK
EUR
Overige
TOTAAL
Financiële activa
Vorderingen en verhaalbare bedragen
64
–
–
–
26
2
92
0
–
–
–
129
3
132
Geldmiddelen en kasequivalenten
4
0
–
–
344
–
347
2
0
–
–
678
–
680
Totaal
68
0
–
–
370
2
439
2
0
–
–
807
3
812
Financiële verplichtingen
Niet-vlottende financiële verplichtingen
–
–
–
–
(14)
–
(14)
–
–
–
–
(6)
–
(6)
Schulden
(0)
–
–
–
(533)
(30)
(563)
0
–
–
–
(495)
(54)
(549)
Totaal
(0)
–
–
–
(547)
(30)
(577)
0
–
–
–
(501)
(54)
(555)
Totaal
68
0
–
–
(177)
(28)
(138)
2
0
–
–
306
(51)
257
Alle bijdragen luiden in euro en andere valuta worden slechts aangekocht wanneer zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van betalingen. Bijgevolg zijn de kasverrichtingen van het EOF niet blootgesteld aan een valutarisico.
36.3.RENTERISICO
Het EOF ontleent geen geldmiddelen; bijgevolg is het EOF niet blootgesteld aan een renterisico.
De rente wordt opgebouwd op de saldi die het EOF op zijn verschillende bankrekeningen aanhoudt. Namens het EOF heeft de Commissie dus maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de op gezette tijd verworven rente in overeenstemming is met de marktrentevoeten en hun mogelijke fluctuatie.
Bijdragen aan de EOF-begroting worden door elke lidstaat op een speciale rekening geboekt die geopend is bij de door de lidstaat hiertoe aangewezen financiële instelling. Aangezien de vergoedingen voor sommige van deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, gelden thans kasbeheerprocedures om de saldi op de desbetreffende rekeningen zo beperkt mogelijk te houden. Voorts komt elke negatieve vergoeding op deze rekeningen ten laste van de desbetreffende lidstaat, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/888 van de Raad.
Overnightsaldi op commerciële bankrekeningen worden dagelijks vergoed. De vergoeding voor saldi op dergelijke rekeningen is gebaseerd op variabele marktrentevoeten waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan het marktreferentietarief en wordt zij aangepast aan de schommelingen van dit tarief. Bijgevolg loopt het EOF geen risico dat haar saldi tegen een lager tarief dan de marktrentevoeten worden vergoed.
36.4.KREDIETRISICO (TEGENPARTIJRISICO)
Financiële activa die niet vervallen zijn en evenmin een waardevermindering hebben ondergaan
in miljoen EUR
Totaal
Niet vervallen en evenmin in waarde verminderd
Achterstallig maar niet aan bijzondere waardevermindering onderhevig
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
92
92
0
–
–
Totaal op 31.12.2017
92
92
0
–
–
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
132
93
36
4
–
Totaal op 31.12.2016
132
93
36
4
–
Financiële activa per risicocategorie:
in miljoen EUR
31.12.2017
31.12.2016
Vorderingen
Contant geld
Totaal
Vorderingen
Contant geld
Totaal
Tegenpartijen met externe kredietrating
Beste en uitstekende rating
3
103
106
34
284
318
Rating hoge middenklasse
0
240
240
3
371
374
Rating lage middenklasse
3
4
7
2
16
18
Non-investment rating
1
0
2
1
9
10
Totaal
7
347
354
40
680
720
Tegenpartijen zonder externe kredietrating
Groep 1 (debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden)
86
0
86
92
0
92
Groep 2 (debiteuren met wanbetalingen in het verleden)
–
–
–
–
–
–
Totaal
86
0
86
92
0
92
Totaal
92
347
440
132
680
812
Middelen in de ratingcategorieën non-investment en lage middenklasse hebben hoofdzakelijk betrekking op EOF-bijdragen van de lidstaten op de speciale rekeningen die door lidstaten zijn geopend overeenkomstig artikel 22, lid 3, van het Financieel Reglement van het EOF. Overeenkomstig dit Financieel Reglement moet het bedrag van deze bijdragen op die speciale rekeningen blijven totdat de betalingen moeten worden uitgevoerd.
De meeste kasmiddelen van het EOF worden conform het Financieel Reglement van toepassing op het EOF aangehouden op de 'speciale rekeningen' die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen. De meeste van deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten. Deze instellingen houden voor het EOF het laagste tegenpartijrisico in (risico ligt bij de lidstaten).
Wat betreft het deel van de kasmiddelen van het EOF die worden aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden deze rekeningen precies op tijd aangevuld. Deze aanvulling wordt automatisch beheerd door het kasbeheersysteem van de thesaurie van de Commissie. Minimumkassaldi, evenredig met het gemiddelde bedrag van de uitgevoerde dagelijkse betalingen, worden op elke rekening aangehouden. Bijgevolg zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend laag. Hierdoor is het EOF slechts in beperkte mate aan risico blootgesteld.
Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan het EOF is blootgesteld, nog verder te minimaliseren.
Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, dienen de banken minimaal over een kredietrating op korte termijn te beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan een lager niveau geëist worden.
36.5.LIQUIDITEITSRISICO
Vervaldagenanalyse van de financiële verplichtingen op basis van resterende contractuele vervaldag
in miljoen EUR
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
Financiële verplichtingen
563
13
1
577
Totaal op 31.12.2017
563
13
1
577
Financiële verplichtingen
549
6
–
555
Totaal op 31.12.2016
549
6
–
555
Voor het EOF geldende begrotingsbeginselen zorgen ervoor dat de totale kasmiddelen voor de begrotingsperiode steeds toereikend zijn voor de uitvoering van alle desbetreffende betalingen. De totale bijdragen van de lidstaten stemmen immers overeen met het totale bedrag van de betalingskredieten voor de desbetreffende begrotingsperiode.
De bijdragen van de lidstaten aan het EOF worden evenwel betaald in drie tranches per jaar, terwijl de betalingen in zekere mate seizoensgebonden zijn.
Om ervoor te zorgen dat de kasmiddelen steeds toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden op gezette tijden gegevens over de kassituatie uitgewisseld tussen de thesaurie van de Commissie en de desbetreffende uitgevende diensten om ervoor te zorgen dat de in een bepaalde periode uitgevoerde betalingen de beschikbare kasmiddelen niet overschrijden.
Naast het bovenstaande zorgen geautomatiseerde kasbeheerinstrumenten er in het kader van de dagelijkse kasverrichtingen van het EOF voor dat dagelijks voldoende liquiditeit beschikbaar is op elke bankrekening van het EOF.
37.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
De verbonden partijen van het EOF zijn het EU-trustfonds Bêkou, het EU-trustfonds voor Afrika en de Europese Commissie. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van het EOF en derhalve gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.
Er is geen afzonderlijk beheer voor het EOF, aangezien het door de Commissie wordt beheerd. De rechten van de leidinggevenden van de EU, met inbegrip van de Commissie, zijn openbaar gemaakt in de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie in rubriek 7.2 'Rechten van leidinggevenden'.
38.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
Op de datum van ondertekening van deze rekeningen zijn geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van het EOF die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.
39.AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT EN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Het begrotingsresultaat is evenwel gebaseerd op de beginselen van de kasboekhouding. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven.
in miljoen EUR
2017
2016
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR
(3 818)
(3 073)
Ontvangsten
Rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden
(7)
(2)
Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn
(3)
(7)
Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn
29
16
Netto-effect van voorfinanciering
57
41
Toegerekende baten (netto)
(62)
8
Overige
(2)
(5)
Uitgaven
Nog niet betaalde uitgaven van het lopende jaar
19
22
Uitgaven van het vorige jaar betaald in het lopende jaar
(60)
(88)
Netto-effect van voorfinanciering
(685)
(459)
Toegerekende uitgaven (netto)
373
256
BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR
(4 158)
(3 291)
39.1.AFSTEMMINGSPOSTEN — ONTVANGSTEN
De begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die zijn vastgesteld tijdens voorafgaande begrotingsjaren.
De rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden, worden geboekt in de economische resultatenrekening. Vanuit begrotingsoogpunt kunnen zij evenwel niet als ontvangsten worden beschouwd, aangezien het ontvangen bedrag naar de reserve wordt overgeheveld en zonder een besluit van de Raad niet opnieuw kan worden vastgelegd.
De rechten die in het huidige jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd, moeten ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die tijdens vorige jaren zijn vastgesteld en in het huidige jaar geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economische resultaat worden opgeteld.
Het netto-effect van voorfinanciering is de vereffening van de teruggevorderde voorfinancieringen. Dit is een kasontvangst die geen gevolgen heeft voor de economische resultaten.
De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende baten voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
39.2.AFSTEMMINGSPOSTEN - UITGAVEN
Uitgaven van het lopende jaar die nog niet zijn betaald, moeten ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd, aangezien zij in het economisch resultaat zijn opgenomen maar geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de uitgaven van vorige jaren die in het huidige jaar zijn betaald, ten behoeve van de afstemming van het economische resultaat worden afgetrokken, aangezien zij deel uitmaken van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar, maar zij het economische resultaat niet beïnvloeden of in het geval van correcties de uitgaven verminderen.
De kasmiddelen van betalingsannuleringen hebben geen invloed op de economische resultaten, maar wel op het begrotingsresultaat.
Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die tijdens het lopende jaar zijn betaald (geboekt als begrotingsuitgaven van het jaar en de vereffening van de voorfinancieringen die tijdens het lopende jaar of vorige jaren werden betaald via de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.
De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, dat wil zeggen subsidiabele uitgaven die begunstigden van EOF-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan het EOF hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende uitgaven van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN
JAARREKENING 2017 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot duizend euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
5.
Achtergrond
INFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
Algemene achtergrond bij de EU-trustfondsen
Een trustfonds is een juridische constructie met een afzonderlijke financiële structuur die de middelen bundelt van verscheidene donoren om gezamenlijk een actie te financieren op basis van gezamenlijk vastgestelde doelstellingen en verslaglegging.
Overeenkomstig artikel 187, lid 1, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie en artikel 42 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF is de Commissie gemachtigd EU-trustfondsen oprichten voor externe acties. De EU-trustfondsen worden opgericht in het kader van een met andere donoren (ten minste één externe donor) gesloten overeenkomst voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of thematische acties. De redenen voor de oprichting van een EU-trustfonds moeten Europese meerwaarde (de doelstellingen van het fonds kunnen beter worden verwezenlijkt op Europees dan op nationaal niveau) en complementariteit (het trustfonds moet overlappingen vermijden met reeds bestaande en soortgelijke instrumenten) zijn.
De Europese Commissie legt het ontwerpbesluit tot oprichting van een EU-trustfonds voor aan het bevoegde comité dat is vastgesteld in de basishandeling betreffende het instrument dat voorziet in de financiële bijdrage van de EU aan het nieuwe trustfonds. De raadpleging van de comités waarborgt een adequate betrokkenheid van de Raad bij de oprichting van een EU-trustfonds. In het voorstel voor de herziening van het Financieel Reglement wordt rekening gehouden met de noodzaak van een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement bij de oprichting van EU-trustfondsen (artikel 227, lid 1) en de verslaglegging over hun activiteiten (artikel 244).
Na de vaststelling van de oprichtings- en financieringsbesluiten wordt de oprichtingsakte van het EU-trustfonds ondertekend door de Europese Commissie en de donoren. In de oprichtingsakte worden de belangrijkste kenmerken van het EU-trustfonds vastgesteld, zoals de specfieke doelstellingen, de bepalingen met betrekking tot de samenstelling en het huishoudelijk reglement van zijn raad van bestuur, alsook de looptijd van het desbetreffende EU-trustfonds. EU-trustfondsen worden opgericht voor een beperkte termijn, die samen met de doelstellingen van het EU-trustfonds, wordt vastgesteld in de oprichtingsakte van elk trustfonds. Overeenkomstig artikel 187 van het Financieel Reglement, gelden voor de EU-trustfondsen specifieke bestuursregelingen en worden de bijdragen niet opgenomen in de EU-begroting.
De EU-trustfondsen bieden een aantal voordelen: het zijn door de EU gestuurde instrumenten, die zorgen voor een betere coördinatie met de EU-lidstaten; betere controle op de verrichtingen door de Unie en andere donoren en versterkte zichtbaarheid van de EU. De trustfondsen zijn gebaat bij snelle besluitvorming en hun capaciteit om grotere sommen die van verschillende bronnen afkomstig zijn, te bundelen. Hierdoor worden deze EU-trustfondsen flexibele, proactieve instrumenten die in allerlei omstandigheden kunnen worden ingezet.
De EU-trustfondsen worden beheerd door de Commissie onder de verantwoordelijkheid van de gedelegeerd ordonnateur die zekerheid verschaft aan de Commissie en andere donoren over het gebruik van de middelen. De beheerder van het EU-trustfonds is de gesubdelegeerd ordonnateur. Zoals bij het EOF is de rekenplichtige van een EU-trustfonds de rekenplichtige van de Commissie, die belast is met het vaststellen van boekhoudprocedures en een rekeningstelsel die alle EU-trustfondsen gemeenschappelijk hebben.
Het Europees Parlement en/of de Raad kunnen de Commissie verzoeken de kredieten voor het trustfonds stop te zetten of de oprichtingsakte te herzien om het trustfonds zo nodig te liquideren.
De huidige EU-trustfondsen
Momenteel heeft de Commissie vier EU-trustfondsen opgericht:
- Het EU-trustfonds Bêkou, dat tot doel heeft de Centraal-Afrikaanse Republiek in alle opzichten te helpen bij het vinden van een uitweg uit de crises en bij de wederopbouw. Opgericht op 15 juli 2014;
- Het EU-trustfonds Madad, een regionaal trustfonds van de Europese Unie dat is opgericht naar aanleiding van de crisis in Syrië. Opgericht op 15 december 2014;
- Het EU-trustfonds voor Afrika; een noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika. Opgericht op 12 november 2015;
- Het EU-trustfonds voor Colombia; voor de ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord bij spoedig herstel en stabilisatie na afloop van het conflict. Opgericht op 12 december 2016.
Nadere informatie is beschikbaar op de websites van de desbetreffende EU-trustfondsen:
Het eerste EU-multidonortrustfonds, dat de naam 'Bêkou' draagt (hetgeen"hoop" betekent in het Sango), is op 15 juli 2014 opgericht door de Europese Commissie (vertegenwoordigd door de DG's DEVCO en ECHO, en de EDEO) en drie EU-lidstaten (Duitsland, Frankrijk en Nederland) met als doel de stabilisering en wederopbouw van de Centraal-Afrikaanse Republiek te bevorderen. Het heeft een maximale looptijd van 60 maanden. Het trustfonds wordt beheerd vanuit Brussel.
De raad van bestuur en het operationeel comité van het EU-trustfonds Bêkou bestaan uit vertegenwoordigers van de donoren, de Commissie en waarnemers.
De strategie van het EU-trustfonds wordt vastgesteld en herzien door de raad van bestuur. De raad van bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.
Het operationeel comité is belast met het onderzoek van, de goedkeuring van en het toezicht op de uitvoering van de acties die door het trustfonds worden gefinancierd. Daarnaast keurt het comité de jaarrekening en de jaarverslagen over door het trustfonds gefinancierde activiteiten goed.
Jaarrekening van het trustfonds Bêkou
Overeenkomstig artikel 8 van de overeenkomst tot oprichting van het EU-trustfonds voor de Centraal-Afrikaanse Republiek, het zogeheten 'EU-trustfonds Bêkou' en artikel 11, lid 2, punt 1, van de oprichtingsovereenkomst, bestaat de jaarrekening uit twee delen: 1) het door de beheerder van het EU-trustfonds opgestelde financieel jaarverslag en 2) de jaarrekening die wordt opgesteld door de rekenplichtige van de Europese Commissie, die op grond van hetzelfde artikel ook de rekenplichtige van het trustfonds is.
Overeenkomstig artikel 8 van de oprichtingsovereenkomst worden de jaarrekeningen opgesteld op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudkundige regels (de boekhoudregels van de EU) die gebaseerd zijn op de internationale standaarden voor overheidsboekhouding (IPSAS).
De jaarrekening wordt onderworpen aan een onafhankelijke externe audit en de definitieve jaarrekening wordt door de beheerder van het EU-trustfonds en de rekenplichtige ter goedkeuring voorgelegd aan het operationeel comité (artikel 8, lid 3, punt 4, onder c)).
Hoogtepunten van het jaar
In juli 2014 heeft de EU haar allereerste trustfonds, dat de naam 'Bêkou' draagt, opgericht om de Centraal-Afrikaanse Republiek en haar bevolking te helpen de gevolgen van de crisis te boven te komen door de toegang tot de basisdiensten te garanderen, het opnieuw op gang brengen van het economisch herstel en de banencreatie en het ondersteunen van verzoening.
In 2017 heeft het EU-trustfonds Bêkou zijn operationele strategie voor de periode 2017-2019 vastgesteld, die toegespitst is op: (i) plattelandsontwikkeling; (ii) ondersteuning van de gezondheidszorg; (iii) herschikkingen binnen de openbare diensten en (iv) verzoening. De prioriteiten zijn afgestemd op het 'Plan national de Relèvement et de Consolidation de la Paix' (RCPCA) en het nationale indicatieve programma (NIP) voor de Centraal-Afrikaanse Republiek (ondetekend in juni 2017) en de eigen inbreng van de nationale autoriteiten zal worden versterkt. In 2017 heeft het EU-trustfonds Bêkou acties vastgesteld voor een totaalbedrag van 52,3 miljoen EUR in de sectoren van weerbaarheid van het platteland en banencreatie, gezondheidszorg, ondersteuning voor de terugkeer van binnenlandse ontheemden en vluchtelingen, verlichtingsinfrastructuur en water en sanitaire voorzieningen. Het vermelde bedrag heeft betrekking op de recent vastgestelde programma's en op verscheidene herzieninngen van reeds vastgestelde acties.
Sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou omvat het fonds 15 programma's. Op het vlak van contracten heeft het EU-trustfonds Bêkou in 2017 15 nieuwe contracten ondertekend voor een totaalbedrag van bijna 20 miljoen EUR. Deze contracten moeten bijdragen tot de uitvoering van de programma's van het fonds in de sectoren van de gezondheidszorg, voedselzekerheid, de bevordering van de gelijke behandeling van man en vrouw en het behoud van dieren in het wild. Voorts zijn de voor sommige uitgaven vastgelegde bedragen verhoogd om de vastgestelde programmaherzieningen te kunnen uitvoeren; hierbij gaat het met name over een verhoging met 12 miljoen EUR voor basisgezondheidszorg.
De toezeggingen van de contribuanten bedroegen eind 2017 meer dan 236 miljoen EUR. Dit is een stijging met 63 miljoen EUR ten opzichte van 2016. Van dit bedrag van 236 miljoen EUR moet 56 miljoen evenwel nog gecertificeerd worden.
Voorts is meer dan 18 miljoen EUR uitbetaald bovenop de betalingen die tijdens de vorige jaren zijn tot stand gekomen; sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou is in totaal meer dan 61 miljoen EUR uitgekeerd.
In de financiële staten deden de belangrijkste bewegingen zich voor op het vlak van:
-V
financiering:
een daling met 7 912 000 EUR aangezien minder contracten een open vooraf gefinancierd bedrag hebben;
-Exploitatiekosten: een stijging met 12 486 000 EUR, hetgeen erop wijst dat het trustfonds tot volle wasdom is gekomen met de toegenomen activiteiten op het vlak van stadsontwikkeling en basisgezondheidszorg.
BALANS
X 1000 EUR
31.12.2017
31.12.2016
NIET-VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
686
3 604
686
3 604
VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
7 465
12 458
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
877
1 455
Geldmiddelen en kasequivalenten
39 943
43 036
48 285
56 949
TOTAAL ACTIVA
48 971
60 554
NIET-VLOTTENDE PASSIVA
Financiële verplichtingen
(44 720)
(59 339)
(44 720)
(59 339)
VLOTTENDE PASSIVA
Schulden
(716)
(0)
Overlopende posten
(3 536)
(1 215)
(4 252)
(1 215)
TOTAAL PASSIVA
(48 971)
(60 554)
NETTOACTIVA
–
-
MIDDELEN EN RESERVES
Gecumuleerd overschot
–
–
Economisch resultaat over het jaar
–
–
NETTOACTIVA
–
–
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
X 1000 EUR
2017
2016
ONTVANGSTEN
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
Ontvangsten uit giften
29 620
17 232
29 620
17 232
Ontvangsten uit wisseltransacties
Financiële ontvangsten
1
48
1
48
Totaal ontvangsten
29 621
17 280
UITGAVEN
Exploitatiekosten
(28 918)
(16 432)
Overige uitgaven
(703)
(848)
Totaal uitgaven
(29 621)
(17 280)
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR
–
–
KASSTROOMOVERZICHT
X 1000 EUR
2017
2016
Economisch resultaat over het jaar
–
–
Operationele activiteiten
(Toename)/afname voorfinanciering
7 912
(6 569)
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
578
(91)
Toename/(afname) financiële verplichtingen
(14 620)
(3 786)
Toename/(afname) schulden
716
0
Toename/(afname) in overlopende posten
2 321
1 021
NETTOKASSTROOM
(3 092)
(9 425)
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten
(3 092)
(9 425)
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar
43 036
52 461
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar
39 943
43 036
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
X 1000 EUR
Gecumuleerd overschot/
(tekort)
Economisch resultaat over het jaar
Nettovermogen
SALDO OP 31.12.2016
–
–
–
Economisch resultaat over het jaar
–
–
–
SALDO OP 31.12.2017
–
–
–
JAARREKENING 2017 VAN HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot duizend euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
6.
Achtergrond
INFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS VOOR AFRIKA
Algemene achtergrond bij de EU-trustfondsen
Een trustfonds is een juridische constructie met een afzonderlijke financiële structuur die de middelen bundelt van verscheidene donoren om gezamenlijk een actie te financieren op basis van gezamenlijk vastgestelde doelstellingen en verslaglegging.
Overeenkomstig artikel 187, lid 1, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie en artikel 42 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF is de Commissie gemachtigd EU-trustfondsen oprichten voor externe acties. De EU-trustfondsen worden opgericht in het kader van een met andere donoren (ten minste één externe donor) gesloten overeenkomst voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of thematische acties. De redenen voor de oprichting van een EU-trustfonds moeten Europese meerwaarde (de doelstellingen van het fonds kunnen beter worden verwezenlijkt op Europees dan op nationaal niveau) en complementariteit (het trustfonds moet overlappingen vermijden met reeds bestaande en soortgelijke instrumenten) zijn.
De Europese Commissie legt het ontwerpbesluit tot oprichting van een EU-trustfonds voor aan het bevoegde comité dat is vastgesteld in de basishandeling betreffende het instrument dat voorziet in de financiële bijdrage van de EU aan het nieuwe trustfonds. De raadpleging van de comités waarborgt een adequate betrokkenheid van de Raad bij de oprichting van een EU-trustfonds. In het voorstel voor de herziening van het Financieel Reglement wordt rekening gehouden met de noodzaak van een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement bij de oprichting van EU-trustfondsen (artikel 227, lid 1) en de verslaglegging over hun activiteiten (artikel 244).
Na de vaststelling van de oprichtings- en financieringsbesluiten wordt de oprichtingsakte van het EU-trustfonds ondertekend door de Europese Commissie en de donoren. In de oprichtingsakte worden de belangrijkste kenmerken van het EU-trustfonds vastgesteld, zoals de specfieke doelstellingen, de bepalingen met betrekking tot de samenstelling en het huishoudelijk reglement van zijn raad van bestuur, alsook de looptijd van het desbetreffende EU-trustfonds. EU-trustfondsen worden opgericht voor een beperkte termijn, die samen met de doelstellingen van het EU-trustfonds, wordt vastgesteld in de oprichtingsakte van elk trustfonds. Overeenkomstig artikel 187 van het Financieel Reglement, gelden voor de EU-trustfondsen specifieke bestuursregelingen en worden de bijdragen niet opgenomen in de EU-begroting.
De EU-trustfondsen bieden een aantal voordelen: het zijn door de EU gestuurde instrumenten, die zorgen voor een betere coördinatie met de EU-lidstaten; betere controle op de verrichtingen door de Unie en andere donoren en versterkte zichtbaarheid van de EU. De trustfondsen zijn gebaat bij snelle besluitvorming en hun capaciteit om grotere sommen die van verschillende bronnen afkomstig zijn, te bundelen. Hierdoor worden deze EU-trustfondsen flexibele, proactieve instrumenten die in allerlei omstandigheden kunnen worden ingezet.
De EU-trustfondsen worden beheerd door de Commissie onder de verantwoordelijkheid van de gedelegeerd ordonnateur die zekerheid verschaft aan de Commissie en andere donoren over het gebruik van de middelen. De beheerder van het EU-trustfonds is de gesubdelegeerd ordonnateur. Zoals bij het EOF is de rekenplichtige van een EU-trustfonds de rekenplichtige van de Commissie, die belast is met het vaststellen van boekhoudprocedures en een rekeningstelsel die alle EU-trustfondsen gemeenschappelijk hebben.
Het Europees Parlement en/of de Raad kunnen de Commissie verzoeken de kredieten voor het trustfonds stop te zetten of de oprichtingsakte te herzien om het trustfonds zo nodig te liquideren.
De huidige EU-trustfondsen
Momenteel heeft de Commissie vier EU-trustfondsen opgericht:
- Het EU-trustfonds Bêkou, dat tot doel heeft de Centraal-Afrikaanse Republiek in alle opzichten te helpen bij het vinden van een uitweg uit de crises en bij de wederopbouw. Opgericht op 15 juli 2014;
- Het EU-trustfonds Madad, een regionaal trustfonds van de Europese Unie dat is opgericht naar aanleiding van de crisis in Syrië. Opgericht op 15 december 2014;
- Het EU-trustfonds voor Afrika; een noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika. Opgericht op 12 november 2015;
- Het EU-trustfonds voor Colombia; voor de ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord bij spoedig herstel en stabilisatie na afloop van het conflict. Opgericht op 12 december 2016.
Nadere informatie is beschikbaar op de websites van de desbetreffende EU-trustfondsen:
Het EU-noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika is opgericht op 12 november 2015 tijdens de top van Valletta over migratie . De belangrijkste doelstellingen van dit trustfonds zijn de ondersteuning van alle dimensies van stabiliteit en het bijdragen tot een beter migratiebeheer, alsook de aanpak van de grondoorzaken van destabilisatie, gedwongen verplaatsing en irreguliere migratie, in het bijzonder door veerkracht, economische en gelijke kansen, veiligheid en ontwikkeling te bevorderen en schendingen van mensenrechten aan te pakken.
Het trustfonds is werkzaam in drie belangrijke geografische gebieden, namelijk de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en Noord-Afrika, maar ook de buurlanden van de in aanmerking komende landen kunnen geval per geval gebaat zijn bij het door het EU-trustfonds gesteunde project. Het trustfonds is opgericht voor een beperkte periode tot 31 december 2020 om een antwoord op korte en middellange termijn te verstrekken op de problemen waarmee de regio heeft te kampen. Het trustfonds wordt beheerd vanuit Brussel.
De raad van bestuur en het operationeel comité van het EU-trustfonds voor Afrika bestaan uit vertegenwoordigers van de donoren en de Commissie, alsook uit vertegenwoordigers van niet-bijdragende EU-lidstaten, autoriteiten van begunstigde landen en regionale organisaties als waarnemers.
De strategie van het EU-trustfonds wordt vastgesteld en herzien door de raad van bestuur. De raad van bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.
Het operationeel comité is belast met het onderzoek van, de goedkeuring van en het toezicht op de uitvoering van de acties die door het trustfonds worden gefinancierd. Daarnaast keurt het comité de jaarrekening en de jaarverslagen over door het trustfonds gefinancierde activiteiten goed.
Jaarrekening van het EU-trustfonds voor Afrika
Overeenkomstig artikel 7 van de Overeenkomst tot oprichting van een EU-noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika en de interne regels van dit EU-trustfonds ("oprichtingsovereenkomst") bestaat de jaarrekening uit twee onderdelen: 1) het door de beheerder van het EU-trustfonds opgestelde financieel jaarverslag en 2) de jaarrekening die wordt opgesteld door de rekenplichtige van de Europese Commissie, die op grond van hetzelfde artikel ook de rekenplichtige van het trustfonds is.
Overeenkomstig artikel 8 van de oprichtingsovereenkomst worden de jaarrekeningen opgesteld op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudkundige regels (de boekhoudregels van de EU) die gebaseerd zijn op de internationale standaarden voor overheidsboekhouding (IPSAS).
De jaarrekening wordt onderworpen aan een onafhankelijke externe audit en de definitieve jaarrekening wordt door de beheerder van het EU-trustfonds en de rekenplichtige ter goedkeuring voorgelegd aan het operationeel comité (artikel 8, lid 3, punt 4, onder c)).
Hoogtepunten van het jaar
Op 31 december 2017 bedroegen de aan het EU-trustfonds voor Afrika toegewezen middelen ongeveer 3 330 miljoen EUR: meer dan 2 900 miljoen EUR van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en van financiële instrumenten van de EU waaronder financiering van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), ENI, HOME en ECHO, en 378,8 miljoen EUR van EU-lidstaten en andere donoren (Zwitserland en Noorwegen), waarvan op 31 december 2017 340,9 miljoen EUR zijn uitbetaald.
In de loop van 2017 zijn de middelen van het EOF en de EU-begroting met ongeveer 525 miljoen EUR toegenomen (245 miljoen EUR van het EOF, 230 miljoen EUR van het DCI en 50 miljoen EUR van financiering door DG HOME), hetgeen neerkomt op een toename van ongeveer 22%. Nog belangrijker is evenwel dat wegens de krachtige oproep voor extra financiering van de Commissie en de Europese Raad, de door de EU-lidstaten en andere donoren toegezegde middelen in 2017 aanzienlijk zijn gestegen met 226,4 miljoen EUR (148,5%), een stijging van 152,4 miljoen EUR op het einde van december 2016 naar 378,8 miljoen EUR op het einde van 2017. Deze aanzienlijke stijging van de bijdragen van de EU-lidstaten was hoofdzakelijk toegespitst op de regio Noord-Afrika.
Op 31 december 2017 zijn in totaal 143 projecten ten belope van 2 388 miljoen EUR goedgekeurd voor de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en Noord-Afrika. Van het totale goedgekeurde bedrag zijn 210 contracten ondertekend met uitvoeringspartners voor een bedrag van meer dan 1 502 miljoen EUR (63% van de goedgekeurde financiering). In 2017 was het EU-trustfonds voor Afrika toegespitst op de uitrol van activiteiten op nationaal en regionaal niveau om de dringende behoeften van Afrikaanse partnerlanden aan te pakken, waarbij de strategische prioriteiten van het trustfonds in concrete acties werden omgezet. Gedurende het jaar zijn 40 nieuwe programma's goedgekeurd in de drie regio's, waardoor eind 2017 in totaal 143 programma's waren goedgekeurd, waaronder drie programma's met activiteiten in diverse regio's. Met een bedrag van 900 miljoen EUR waarvoor contracten zijn gesloten, is de uitvoering van het EU-trustfonds voor Afrika in 2017 aanzienlijk versneld. Sinds de oprichting van het trustfonds zijn er contracten voor een totaalbedrag van 1,5 miljard EUR ondertekend met uitvoeringspartners. Het EU-trustfonds voor Afrika heeft zijn inspanningen verder opgevoerd om meer economische kansen en werkgelegenheid tot stand te brengen, met name in de landen van herkomst en om te zorgen voor mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling in de transitlanden waarbij mensen worden aangemoedigd om activiteiten op te geven die verband houden met irreguliere migratie. Naar verwachting zullen in totaal meer dan een half miljoen mensen een baan hebben, een beroepsopleiding kunnen volgen of een beroep kunnen doen op ondersteuning voor het oprichten van een bedrijf met behulp van het EU-trustfonds voor Afrika. In 2017 heeft het EU-trustfonds voor Afrika bescherming en bijstand geboden aan meer dan 13 000 migranten en de capaciteiten van 1 500 overheidsinstanties zijn versterkt om migrantensmokkel en mensenhandel te kunnen bestrijden.
In de financiële staten is de impact van deze toegenomen activiteit het meest zichtbaar bij:
-V
financiering:
een stijging met 134 662 000 EUR (+117%) Dit is vergelijkbaar met de bedragen waarvoor contracten zijn gesloten, die stegen van 600 miljoen EUR in 2016 tot 1 502 miljoen EUR in 2017.
-Geldmiddelen en kasequivalenten een stijging met 147 691 000 EUR als gevolg van de nieuwe ontvangen middelen.
Uitgaven: een stijging met 226 956 000 EUR, hetgeen wijst op de toegenomen activiteiten van het trustfonds na het opstartjaar 2016.
BALANS
X 1000 EUR
31.12.2017
31.12.2016
NIET-VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
52 990
44 854
52 990
44 854
VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
197 258
70 731
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
3 020
9 476
Geldmiddelen en kasequivalenten
162 571
14 879
362 849
95 086
TOTAAL ACTIVA
415 838
139 941
NIET-VLOTTENDE PASSIVA
Financiële verplichtingen
(396 713)
(138 502)
(396 713)
(138 502)
VLOTTENDE PASSIVA
Schulden
(526)
(702)
Overlopende posten
(18 600)
(736)
(19 126)
(1 439)
TOTAAL PASSIVA
(415 838)
(139 941)
NETTOACTIVA
-
–
MIDDELEN EN RESERVES
Gecumuleerd overschot
–
–
Economisch resultaat over het jaar
–
–
NETTOACTIVA
–
–
STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
X 1000 EUR
2017
2016
ONTVANGSTEN
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
Ontvangsten uit giften
279 027
52 246
279 027
52 246
Ontvangsten uit wisseltransacties
Financiële ontvangsten
2
54
Overige ontvangsten
270
43
271
97
Totaal ontvangsten
279 299
52 343
UITGAVEN
Exploitatiekosten
(271 669)
(49 042)
Overige uitgaven
(7 630)
(3 301)
Totaal uitgaven
(279 299)
(52 343)
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR
–
–
KASSTROOMOVERZICHT
X 1000 EUR
2017
2016
Economisch resultaat over het jaar
–
–
Operationele activiteiten
(Toename)/afname voorfinanciering
(134 662)
(115 585)
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
6 456
(9 476)
Toename/(afname) financiële verplichtingen
258 211
105 860
Toename/(afname) schulden
(177)
702
Toename/(afname) in overlopende posten
17 864
736
NETTOKASSTROOM
147 691
(17 763)
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten
147 691
(17 763)
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar
14 879
32 642
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar
162 571
14 879
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
X 1000 EUR
Gecumuleerd overschot/
(tekort)
Economisch resultaat over het jaar
Nettovermogen
SALDO OP 31.12.2016
–
–
–
Economisch resultaat over het jaar
–
–
–
SALDO OP 31.12.2017
–
–
–
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
GECONSOLIDEERDE BALANS
in miljoen EUR
31.12.2017
31.12.2016
NIET-VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
636
457
636
457
VLOTTENDE ACTIVA
Voorfinanciering
1 723
1 455
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
96
143
Geldmiddelen en kasequivalenten
550
738
2 369
2 336
TOTAAL ACTIVA
3 005
2 794
NIET-VLOTTENDE PASSIVA
Voorzieningen
(4)
(4)
Financiële verplichtingen
(292)
(106)
(296)
(110)
VLOTTENDE PASSIVA
Schulden
(564)
(549)
Overlopende posten
(755)
(778)
(1 319)
(1 327)
TOTAAL PASSIVA
(1 615)
(1 436)
NETTOACTIVA
1 389
1 357
MIDDELEN EN RESERVES
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's
46 173
42 323
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's
2 252
2 252
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat
(43 219)
(40 146)
Economisch resultaat over het jaar
(3 818)
(3 073)
NETTOACTIVA
1 389
1 357
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE PRESTATIES
in miljoen EUR
2017
2016
ONTVANGSTEN
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
Terugvorderingen
61
8
Ontvangsten uit giften aan de trustfondsen
194
35
255
43
Ontvangsten uit wisseltransacties
Financiële ontvangsten
4
4
Overige ontvangsten
22
62
26
66
Totaal ontvangsten
281
108
UITGAVEN
Steuninstrumenten
(3 585)
(2 935)
Door trustfondsen gedane uitgaven
(301)
(65)
Cofinancieringsuitgaven
(42)
15
Financieringskosten
(8)
4
Overige uitgaven
(162)
(200)
Totaal uitgaven
(4 099)
(3 181)
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR
(3 818)
(3 073)
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT
in miljoen EUR
2017
2016
Economisch resultaat over het jaar
(3 818)
(3 073)
Operationele activiteiten
Kapitaalverhoging — bijdragen
3 850
3 450
(Toename)/afname bijdragen trustfonds
–
(0)
(Toename)/afname voorfinanciering
(446)
(242)
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
47
29
Toename/(afname) financiële verplichtingen
186
34
Toename/(afname) schulden
15
29
Toename/(afname) in overlopende posten
(22)
(78)
NETTOKASSTROOM
(188)
149
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten
(188)
149
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar
738
589
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar
550
738
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
in miljoen EUR
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A)
Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B)
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B)
Gecumuleer-de reserves (D)
Afgeroepen overgedragen middelen van afgesloten EOF's (E)
Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)
SALDO OP 31.12.2015
73 464
34 590
38 873
(40 146)
2 252
980
Kapitaalverhoging — bijdragen
(3 450)
3 450
–
–
3 450
Economisch resultaat over het jaar
–
–
–
(3 073)
–
(3 073)
SALDO OP 31.12.2016
73 464
31 140
42 323
(43 219)
2 252
1 357
Kapitaalverhoging — bijdragen
(4 050)
4 050
4 050
Restitutie aan de lidstaten
(200)
(200)
(200)
Economisch resultaat over het jaar
–
(3 818)
(3 818)
SALDO OP 31.12.2017
73 264
27 090
46 173
(47 037)
2 252
1 389
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN
1.INLEIDENDE TOELICHTING
1.1.Afgesloten EOF's
§Aangezien het 6e EOF in 2006 en het 7e EOF in 2008 zijn afgesloten, bevat de jaarrekening niet langer uitvoeringstabellen voor deze EOF's. De uitvoering van de overgedragen saldi valt daarentegen in het 9e EOF te vinden.
§Met het oog op een transparante presentatie van de rekeningen van het jaar 2017 werd in de navolgende tabellen, net zoals de vorige jaren, voor het 8e EOF apart aangegeven welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomsten van Lomé en welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomst van Cotonou.
§Overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van het Intern Akkoord van het 9e EOF zijn de saldi en vrijmakingen van vorige EOF's overgeheveld naar het 9e EOF en zijn zij in de looptijd van het 9e EOF vastgelegd als middelen van het 9e EOF.
2.10e E0F
De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) op 23 juni 2000 in Cotonou hebben ondertekend, is op 1 april 2003 in werking getreden. De overeenkomst van Cotonou is tweemaal gewijzigd, eerst bij de in Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst en vervolgens door de in Ouagadougou op 22 juni 2010 ondertekende overeenkomst.
Het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap (Besluit 2001/822/EG), dat op 27 november 2001 door de Raad van de Europese Unie is aangenomen, is op 2 december 2001 in werking getreden. Dit besluit is op 19 maart 2007 gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG.
Het Intern Akkoord inzake de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het financiële meerjarenkader voor de periode 2008-2013, overeenkomstig de herziene overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap op 17 juli 2006, is op 1 juli 2008 in werking getreden.
In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de tweede periode (2008-2013) van steun van de Unie aan de ACS-Staten en de LGO gefinancierd door het 10e EOF, dat over een bedrag van 22 682 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:
§21 966 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig het meerjarig financieel kader in Bijlage Iter bij de herziene overeenkomst van Cotonou, waarvan 20 466 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;
§286 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig Bijlage IIAa van het herziene besluit van de Raad betreffende de associatie de LGO met de Europese Gemeenschap, waarvan 256 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;
§430 miljoen EUR voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 10e EOF, overeenkomstig artikel 6 van het Intern akkoord.
De daadwerkelijk beschikbare kredieten (zie tabel 1.3) verschillen van de bovenvermelde wegens vrijmakingen van vorige EOF's, rente en cofinanciering.
Overeenkomstig de vervalclausule van het 10e EOF (artikel 1, lid 4, en artikel 1, lid 5, van het Intern Akkoord van het 10e EOF) konden na 31 december 2013 geen middelen meer worden vastgelegd. Niet-vastgelegde middelen zijn overgeheveld naar de prestatiereserve van het 11e EOF.
3.11e EOF
Het Intern Akkoord inzake de financiering van de steun van de Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de herziene overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten van de Europese Unie in augustus 2013, is in maart 2015 in werking getreden.
In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de derde periode (2014-2020) van steun van de Unie aan de ACS-Staten en de LGO gefinancierd door het 11e EOF, dat over een bedrag van 30 506 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:
§29 089 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 2, onder d) van het Intern Akkoord, waarvan 27 955 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;
§364,5 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 1, van het Intern Akkoord, waarvan 359,5 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;
§1 052,5 miljoen EUR bestemd is voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 11e EOF, overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a) van het Intern akkoord.
De daadwerkelijk beschikbare kredieten (zie tabel 1.4) verschillen van de bovenvermelde wegens dezelfde redenen die zijn vermeld met betrekking tot het 10e EOF.
Resterende middelen op niet-besteedbare prestatiereserves per 31 december 2017
De uit projecten in het kader van het 9e EOF en vorige EOF's geannuleerde bedragen zijn overgedragen naar de prestatiereserve voor het 10e EOF, met uitzondering van de Stabex-middelen.
De geannuleerde bedragen van projecten in het kader van het 10e EOF zijn overgedragen naar de prestatiereserve van het 11e EOF.
In 2017 zijn alle vrijgemaakte middelen van vorige EOF overgeheveld naar de respectieve reserves.
Overeenkomstig artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord van het 11e EOF en Besluit 2016/1337 van de Raad van 2 augustus 2016 wordt een bedrag van geannuleerde middelen van het 10e EOF overgedragen voor aanvullende financiering van de Afrikaanse Vredesfaciliteit voor de periode 2016-2018 ten belope van maximaal 491 miljoen EUR en voor ondersteuningsuitgaven ten belope van maximaal 16 miljoen EUR.
Overeenkomstig artikel 1, lid 4, van het Interne Akkoord van het 11e EOF en Besluit (EU) 2017/1206 van de Raad van 4 juli 2017 worden de in artikel 1, lid 2, onder a), van de Interne Akkoorden van het 8e en 9e EOF vastgestelde bijdragen van de lidstaten dienovereenkomstig verminderd met een bedrag van 200 miljoen EUR voor de geannuleerde bedragen van het 8e en het 9e EOF.
in miljoen EUR
Totaal beschikbare niet-besteedbare prestatiereserves per 31.12.2017
Niet-besteedbare reserve van geannuleerde middelen van het 8e en 9e EOF op 31.12.2017
309,1
Niet-besteedbare reserve van geannuleerde middelen van het 10e EOF op 31.12.2017
206,0
Totaal beschikbare niet-besteedbare prestatiereserves per 31.12.2017
515,1
- EOF cofinanciering
In het kader van het 10e en 11e EOF werden overdrachtovereenkomsten voor cofinanciering van lidstaten ondertekend en werden vastleggingskredieten geopend voor een totaalbedrag van 228,5 miljoen EUR, terwijl betalingskredieten werden geopend voor de ontvangen bedragen van 211,2 miljoen EUR.
In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de cofinancieringskredieten per 31.12.2017:
in miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
Cofinanciering – A-enveloppe
208,8
191,9
Cofinanciering – Intra ACS
13,4
13,4
Cofinanciering — Administratieve uitgaven
6,3
5,9
228,5
211,2
In de onderstaande tabellen in verband met de vastgelegde bedragen, de bedragen waarvoor een overeenkomst is gesloten en de betaalde bedragen, zijn nettobedragen opgenomen.
De tabellen met een overzicht van de situatie per instrument zijn in de bijlage opgenomen.
Tabel 1.1
8e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN 31 december 2017
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR
INSTRUMENT
INITIËLE TOEWIJZING
TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2016
TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2017
Toelichtingen
HUIDIGE TOEWIJZING
Lomé
Periodieke bijdragen van de lidstaten
12 967
(3 272)
(6)
9 689
ACS
Hulp aan vluchtelingen
120
(20)
100
Spoedhulp (Lomé)
140
(4)
136
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) (Lomé)
0
1 060
1 060
Rentesubsidies
370
(298)
(3)
(1)
69
Risicokapitaal
1 000
15
1 015
Stabex
1 800
(1 077)
723
Structurele aanpassing
1 400
97
1 497
Sysmin
575
(474)
101
Totaal indicatieve programma's
7 562
(2 605)
(3)
(1)
4 954
Gebruik van rentenbaten
0
35
35
Cotonou
Periodieke bijdragen van de lidstaten
0
650
(0)
650
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
417
(0)
(1)
417
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
0
233
(0)
(1)
233
Rentenbaten en andere ontvangsten
0
0
0
ACS
SUBTOTAAL ACS
12 967
(2 621)
(6)
10 339
INSTRUMENT
INITIËLE TOEWIJZING
TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2016
TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2017
Toelichtingen
HUIDIGE TOEWIJZING
Lomé
Periodieke bijdragen van de lidstaten
(0)
(46)
(1)
(46)
LGO
Rentesubsidies
0
1
1
Risicokapitaal
0
6
6
Stabex
0
1
1
Sysmin
0
2
2
Totaal indicatieve programma's
0
36
(1)
(1)
35
LGO
SUBTOTAAL LGO
0
46
(1)
46
TOTAAL 8e EOF
12 967
(2 575)
(7)
10 385
(1)
Alle dalingen zijn vrijmakingen die zijn overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF.
Tabel 1.2
9e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2017
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR
INSTRUMENT
INITIËLE TOEWIJZING
TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2016
TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2017
Toelichtingen
HUIDIGE TOEWIJZING
Lomé
Periodieke bijdragen van de lidstaten
0
672
(2)
669
ACS
Overdrachten van het 6e EOF — Lomé
0
20
(0)
(1)
20
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé
0
651
(2)
(1)
649
Cotonou
Periodieke bijdragen van de lidstaten
8 919
5 583
(34)
14 468
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
5 318
3 319
(13)
(1)
8 624
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
2 108
(896)
(2)
(1)
1 210
COB, TCLP en PV
164
(10)
154
Uitvoeringskosten
125
52
177
Rentenbaten en andere ontvangsten
0
63
63
Andere Intra-ACS-toewijzingen
300
2 314
(13)
(1)
2 602
Vredesfaciliteit
0
354
354
Regionale toewijzingen
904
(134)
(5)
(1)
765
SPECIALE TOEWIJZING D.R. Congo
0
105
105
Speciale toewijzing Zuid-Sudan
0
267
(3)
267
Speciale toewijzing Sudan
0
110
(2)
110
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit
0
39
39
ACS
SUBTOTAAL ACS
8 919
6 255
(36)
15 138
INSTRUMENT
INITIËLE TOEWIJZING
TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2016
TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2017
Toelichtingen
HUIDIGE TOEWIJZING
Lomé
Periodieke bijdragen van de lidstaten
0
3
3
LGO
Overdrachten van het 6e EOF — Lomé
0
0
0
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé
0
3
3
Cotonou
Periodieke bijdragen van de lidstaten
0
290
(1)
289
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
237
(0)
(1)
237
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
0
4
4
Regionale toewijzingen
0
48
(1)
(1)
47
Studies/Technische bijstand LGO
0
1
1
LGO
SUBTOTAAL LGO
0
293
(1)
292
TOTAAL 9e EOF
8 919
6 548
(37)
15 430
(1)
Alle dalingen zijn vrijmakingen die zijn overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF.
(2)
Overeenkomstig Besluit 2010/406/EU van de Raad werd 150 miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor Sudan (147 miljoen EUR voor speciale toewijzing Sudan en 3 miljoen EUR voor uitvoeringskosten).
(3)
Overeenkomstig Besluit 2011/315/EU van de Raad werd 200 miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor Sudan (194 miljoen EUR voor speciale toewijzing Zuid-Sudan en 6 miljoen EUR voor uitvoeringskosten).
Tabel 1.3
10e E0F
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2017
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR
INSTRUMENT
INITIËLE TOEWIJZING
TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2016
TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2017
Toelichtingen
HUIDIGE TOEWIJZING
Periodieke bijdragen van de lidstaten
20 896
233
(120)
21 009
ACS
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
13 244
(144)
(2)
13 100
A-enveloppe — Reserve
13 500
(13 500)
0
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
0
2 015
(11)
(2)
2 004
B-enveloppe — Reserve
1 800
(1 800)
0
Uitvoeringskosten
430
15
(0)
(2)
445
Institutionele uitgaven en steunuitgaven
0
232
(0)
(2)
232
Rentenbaten en andere ontvangsten
0
84
2
(2)
85
Intra-ACS-reserve
2 700
(2 700)
0
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX
0
0
0
NIP/RIP-reserve
683
(683)
0
Niet-besteedbare reserve
0
243
43
(2)
286
Andere Intra-ACS-toewijzingen
0
1 889
(3)
(2)
1 886
Vredesfaciliteit
0
1 014
1 014
Regionale toewijzingen
0
1 962
(5)
(2)
1 956
Regionale toewijzingen — Reserve
1 783
(1 783)
0
Cofinanciering
0
204
0
204
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
187
(3)
187
Uitvoeringskosten
0
5
(3)
5
Andere Intra-ACS-toewijzingen
0
12
(3)
12
Vredesfaciliteit
0
1
(3)
1
ACS
SUBTOTAAL ACS
20 896
437
(120)
21 213
INSTRUMENT
INITIËLE TOEWIJZING
TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2016
TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2017
Toelichtingen
HUIDIGE TOEWIJZING
Periodieke bijdragen van de lidstaten
0
275
0
275
LGO
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
193
(1)
(2)
192
A-enveloppe — Reserve
0
0
0
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
0
15
(0)
(2)
15
B-enveloppe — Reserve
0
0
0
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX
0
0
0
Niet-besteedbare reserve
0
21
2
(2)
23
Regionale toewijzingen
0
40
40
Regionale toewijzingen — Reserve
0
0
0
Studies/Technische bijstand LGO
0
5
(0)
(2)
5
LGO
SUBTOTAAL LGO
0
275
0
275
TOTAAL 10e EOF
20 896
712
(120)
21 488
(1)
Overdracht van vrijmakingen uit projecten van het 9e EOF en vorige EOF's naar de niet-besteedbare prestatiereserve (377 miljoen EUR) verminderd met overdracht uit de reserve voor Zuid-Sudan naar 9e EOF (200 miljoen EUR). Op de dag van vandaag bedraagt de niet-besteedbare ACS-reserve in totaal 807 miljoen EUR, waarvan 350 miljoen EUR is besteed (150 miljoen EUR voor Sudan, 200 miljoen EUR voor Zuid-Sudan, beide overgedragen naar het 9e EOF).
(2)
Overdrachten in / van de 10e EOF-reserves
(3)
Voor de cofinanciering zijn in de tabel alleen de vastleggingskredieten opgenomen.
Tabel 1.4
11e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2017
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR
INSTRUMENT
INITIËLE TOEWIJZING
TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2016
TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2017
Toelichtingen
HUIDIGE TOEWIJZING
Periodieke bijdragen van de lidstaten
29 008
54
170
29 232
ACS
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
15 115
425
15 540
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
0
648
67
715
B-enveloppe — Reserve
0
0
0
Uitvoeringskosten
1 053
0
1 053
Institutionele uitgaven en steunuitgaven
0
246
246
Rentenbaten en andere ontvangsten
0
16
0
16
Intra-ACS-reserve
3 590
(3,387)
(110)
93
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX
0
0
0
0
NIP/RIP-reserve
24 365
(20 937)
(1 077)
2 351
Niet-besteedbare reserve
0
31
170
(1)
201
Andere Intra-ACS-toewijzingen
0
2 241
10
2 251
Vredesfaciliteit
0
900
100
1 000
Regionale toewijzingen
0
5 181
585
5 766
Cofinanciering
0
5
20
24
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
3
19
22
Uitvoeringskosten
0
0
1
1
Vredesfaciliteit
0
1
1
EC interne DNO
0
1
0
1
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
1
0
1
ACS
SUBTOTAAL ACS
29 008
60
190
29 257
INSTRUMENT
INITIËLE TOEWIJZING
TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 DECEMBER 2016
TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2017
Toelichtingen
HUIDIGE TOEWIJZING
Periodieke bijdragen van de lidstaten
0
363
(5)
358
LGO
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
41
142
183
NIP/RIP-reserve
0
316
(151)
165
Niet-besteedbare reserve
0
3
1
(1)
5
Regionale toewijzingen
0
0
1
1
Studies/Technische bijstand LGO
0
3
2
5
Cofinanciering
0
0
0
0
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
0
0
0
EC interne DNO
0
0
0
0
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
0
0
0
LGO
SUBTOTAAL LGO
0
363
(5)
358
Periodieke bijdragen van de lidstaten
0
0
6
6
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
0
0
6
6
SUBTOTAAL
0
0
6
6
TOTAAL 11e EOF
29 008
423
191
29 621
(1)
Besluit 2013/759/EU van de Raad (3) stelde overgangsmaatregelen vast voor het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) (de 'Overbruggingsfaciliteit') om ervoor te zorgen dat de middelen voor de samenwerking met de landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en met de landen en gebieden overzee (LGO), alsook de middelen voor ondersteunende uitgaven, beschikbaar blijven tussen 1 januari 2014 en de inwerkingtreding van het Intern Akkoord met betrekking tot het 11e EOF.
Tabel 2.1
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2017
VOORTGANGSVERSLAG
in miljoen EUR
EOF
TOEWIJZING
8
9
10
11
TOTAAL
Lomé
Diverse inkomsten
35
35
Totaal indicatieve programma's
4 989
4 989
Totaal niet-programmeerbare hulp
4 711
4 711
Overdrachten van andere fondsen
672
672
SUBTOTAAL: PERIODIEKE BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN
9 735
672
10 407
Cotonou
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
417
8 861
13 292
15 729
38 299
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
233
1 215
2 019
715
4 181
Overbruggingsfaciliteit
(0)
(0)
COB, TCLP en PV
154
154
Landenreserve
0
0
0
Uitvoeringskosten en rentenbaten
0
240
536
1 073
1 849
Intra-ACS-toewijzingen
2 955
3 132
3 497
9 584
Intra-ACS-reserve
0
93
93
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX
0
0
0
NIP/RIP-reserve
0
2 515
2 515
Niet-besteedbare reserve
309
206
515
Regionale toewijzingen
812
1 996
5 767
8 575
Regionale toewijzingen — Reserve
0
0
SPECIALE TOEWIJZING D.R. Congo
105
105
Speciale toewijzing Zuid-Sudan
267
267
Speciale toewijzing Sudan
110
110
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit
39
39
SUBTOTAAL: PERIODIEKE BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN
650
14 758
21 284
29 596
66 287
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
1
1
SUBTOTAAL: EC interne DNO
1
1
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
187
22
209
Uitvoeringskosten en rentenbaten
5
1
6
Intra-ACS-toewijzingen
12
1
13
SUBTOTAAL: COFINANCIERING
204
24
229
TOTAAL
10 385
15 430
21 488
29 621
76 924
Besluiten
Geconsolideerd totaal
Cumulatieve cijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
EOF
Per 31.12.2017
% toewijzing
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
8
10 382
100%
10 786
(42)
(45)
(60)
(64)
(98)
(63)
(12)
(13)
(9)
9
15 391
100%
16 633
(54)
(116)
(9)
(297)
(72)
(381)
(170)
(104)
(38)
10
21 052
98%
4 766
3 501
2 349
3 118
3 524
4 131
(95)
(156)
(80)
(5)
11
19 027
64%
1 160
5 372
6 688
5 807
Totaal
65 852
32 185
3 405
2 187
3 049
3 163
3 961
621
5 034
6 491
5 754
Toegewezen fondsen
Geconsolideerd totaal
Cumulatieve cijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
EOF
Per 31.12.2017
% toewijzing
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
8
10 376
100%
10 541
(42)
8
(13)
(46)
(11)
(37)
(16)
(6)
(3)
9
15 289
99%
14 209
997
476
9
(187)
(96)
(1)
(52)
(46)
(20)
10
20 125
94%
130
3 184
2 820
2 514
3 460
3 457
2 687
783
541
550
11
13 453
45%
731
3 293
3 745
5 684
Totaal
59 242
24 881
4 140
3 304
2 509
3 226
3 350
3 380
4 008
4 234
6 211
Betalingen
Geconsolideerd totaal
Cumulatieve cijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
Jaarcijfers
EOF
Per 31.12.2017
% toewijzing
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
8
10 375
100%
9 930
152
158
90
15
18
16
(3)
(0)
(1)
9
15 164
98%
10 011
1 806
1 304
906
539
231
145
43
68
111
10
17 753
83%
90
1 111
1 772
1 879
2 655
2 718
2 760
2 024
1 466
1 277
11
6 206
21%
595
1 024
1 816
2 770
Totaal
49 497
20 031
3 069
3 233
2 874
3 209
2 967
3 516
3 088
3 350
4 158
* Negatieve cijfers zijn vrijmakingen.
Tabel 2.2
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2017
in miljoen EUR
EOF
8
%
9
%
10
%
11
%
TOTAAL
%
(1)
(1)
(1)
(1)
(1)
Lomé
Diverse inkomsten
Kredieten
35
35
Besluiten
35
100%
35
100%
Toegewezen fondsen
35
100%
35
100%
Betalingen
35
100%
35
100%
Totaal indicatieve programma's
Kredieten
4 989
4 989
Besluiten
4 987
100%
4 987
100%
Toegewezen fondsen
4 986
100%
4 986
100%
Betalingen
4 985
100%
4 985
100%
Totaal niet-programmeerbare hulp
Kredieten
4 711
4 711
Besluiten
4 710
100%
4 710
100%
Toegewezen fondsen
4 706
100%
4 706
100%
Betalingen
4 706
100%
4 706
100%
Overdrachten van andere fondsen
Kredieten
672
672
Besluiten
671
100%
671
100%
Toegewezen fondsen
671
100%
671
100%
Betalingen
670
100%
670
100%
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Cotonou
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
Kredieten
417
8 861
13 292
15 729
38 299
Besluiten
417
100%
8 852
100%
13 212
99%
10 987
70%
33 468
87%
Toegewezen fondsen
417
100%
8 834
100%
12 641
95%
6 944
44%
28 836
75%
Betalingen
417
100%
8 800
99%
11 113
84%
2 960
19%
23 290
61%
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
Kredieten
233
1 215
2 019
715
4 181
Besluiten
233
100%
1 213
100%
2 017
100%
699
98%
4 161
100%
Toegewezen fondsen
232
99%
1 209
100%
1 994
99%
687
96%
4 122
99%
Betalingen
231
99%
1 203
99%
1 918
95%
472
66%
3 823
91%
Overbruggingsfaciliteit
Kredieten
(0)
(0)
Besluiten
Toegewezen fondsen
Betalingen
COB, TCLP en PV
Kredieten
154
154
Besluiten
154
100%
154
100%
Toegewezen fondsen
154
100%
154
100%
Betalingen
154
100%
154
100%
Uitvoeringskosten en rentenbaten
Kredieten
0
240
536
1 073
1 849
Besluiten
240
100%
506
94%
552
51%
1 299
70%
Toegewezen fondsen
240
100%
503
94%
499
47%
1 243
67%
Betalingen
240
100%
501
93%
464
43%
1 204
65%
Intra-ACS-toewijzingen
Kredieten
2 955
3 132
3 497
9 584
Besluiten
2 949
100%
3 128
100%
2 344
67%
8 421
88%
Toegewezen fondsen
2 937
99%
2 930
94%
1 786
51%
7 654
80%
Betalingen
2 921
99%
2 636
84%
1 365
39%
6, 922
72%
Regionale toewijzingen
Kredieten
812
1 996
5 767
8 575
Besluiten
808
100%
1 989
100%
4 422
77%
7 219
84%
Toegewezen fondsen
792
98%
1 864
93%
3 514
61%
6 170
72%
Betalingen
774
95%
1 442
72%
943
16%
3 160
37%
SPECIALE TOEWIJZING D.R. Congo
Kredieten
105
105
Besluiten
105
100%
105
100%
Toegewezen fondsen
105
100%
105
100%
Betalingen
105
100%
105
100%
Speciale toewijzing Zuid-Sudan
Kredieten
267
267
Besluiten
266
100%
266
100%
Toegewezen fondsen
218
82%
218
82%
Betalingen
184
69%
184
69%
Speciale toewijzing Sudan
Kredieten
110
110
Besluiten
109
98%
109
98%
Toegewezen fondsen
105
96%
105
96%
Betalingen
90
81%
90
81%
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit
Kredieten
39
39
Besluiten
24
62%
24
62%
Toegewezen fondsen
24
62%
24
62%
Betalingen
24
62%
24
62%
Periodieke bijdragen van de lidstaten
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
Kredieten
187
22
209
Besluiten
185
99%
20
92%
205
98%
Toegewezen fondsen
178
95%
20
92%
199
95%
Betalingen
131
70%
131
63%
Uitvoeringskosten en rentenbaten
Kredieten
5
1
6
Besluiten
4
84%
4
69%
Toegewezen fondsen
2
45%
2
37%
Betalingen
1
28%
1
23%
Intra-ACS-toewijzingen
Kredieten
12
1
13
Besluiten
12
97%
1
100%
13
98%
Toegewezen fondsen
11
91%
1
100%
12
92%
Betalingen
11
88%
1
100%
12
89%
Cofinanciering
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
Kredieten
1
1
Besluiten
1
71%
1
71%
Toegewezen fondsen
1
71%
1
71%
Betalingen
1
52%
1
52%
EC interne DNO
Kredieten
8
%
9
%
10
%
11
%
TOTAAL
%
(1)
(1)
(1)
(1)
(1)
Cotonou
Landenreserve
0
0
0
Intra-ACS-reserve
0
93
93
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX
(0)
0
0
NIP/RIP-reserve
0
2 515
2 515
Regionale toewijzingen — Reserve
0
0
Besteedbare reserves
Niet-besteedbare reserve
309
206
515
Niet-besteedbare reserve
8
%
9
%
10
%
11
%
TOTAAL
%
(1)
(1)
(1)
(1)
(1)
Kredieten
10 385
15 430
21 488
29 621
76 924
Besluiten
10 382
100%
15 391
100%
21 052
98%
19 027
64%
65 852
86%
Toegewezen fondsen
10 376
100%
15 289
99%
20 125
94%
13 453
45%
59 242
77%
Betalingen
10 375
100%
15 164
98%
17 753
83%
6 206
21%
49 497
64%
TOTAAL: ALLE TOEWIJZINGEN
(1) % toewijzingen
Tabel 2.3
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2017
SOORT STEUN
ACS + LGO — 8e EOF
in miljoen EUR
KREDIETEN
BESLUITEN
TOEGEWEZEN FONDSEN
BETALINGEN
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
(1)
(2)
(2) : (1)
(3)
(3) : (2)
(4)
(4) : (3)
ACS
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Lomé
Gebruik van rentenbaten
35
35
100%
35
100%
35
100%
SUBTOTAAL: DIVERSE INKOMSTEN
35
35
100%
35
100%
35
100%
Totaal indicatieve programma's
4 954
4 951
(5)
100%
4 950
(2)
100%
4 950
(1)
100%
SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S
4 954
4 951
(5)
100%
4 950
(2)
100%
4 950
(1)
100%
Hulp aan vluchtelingen
100
100
(0)
100%
100
(0)
100%
100
100%
Spoedhulp (Lomé)
136
136
100%
136
100%
136
100%
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) (Lomé)
1 060
1 060
100%
1 060
100%
1 060
100%
Rentesubsidies
69
69
(3)
100%
68
(0)
100%
68
(0)
100%
Risicokapitaal
1 015
1 015
100%
1 012
100%
1 012
100 %
Stabex
723
723
(0)
100 %
722
(0)
100 %
722
100%
Structurele aanpassing
1 497
1 497
0
100%
1 497
(0)
100%
1 497
100%
Sysmin
101
101
100%
101
100%
101
100%
SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN
4 700
4 699
(4)
100%
4 695
(1)
100%
4 695
(0)
100%
ACS
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Cotonou
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
417
417
100%
417
100%
417
100%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
417
417
100%
417
100%
417
100%
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
233
Compensatie exportopbrengsten
233
(0)
232
(0)
99%
231
100%
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN
233
233
(0)
100%
232
(0)
99%
231
100%
Rentenbaten en andere ontvangsten
0
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
0
TOTAAL ACS (A)
10 339
10 336
(9)
100%
10 330
(3)
100%
10 329
(1)
100%
in miljoen EUR
KREDIETEN
BESLUITEN
TOEGEWEZEN FONDSEN
BETALINGEN
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
(1)
(2)
(2) : (1)
(3)
(3) : (2)
(4)
(4) : (3)
LGO
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Lomé
Totaal indicatieve programma's
35
35
(1)
100%
35
100%
35
100%
SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S
35
35
(1)
100%
35
100%
35
100%
Rentesubsidies
1
1
100%
1
100%
1
100%
Risicokapitaal
6
6
100%
6
100%
6
100%
Stabex
1
1
100%
1
100%
1
100%
Sysmin
2
2
100%
2
100%
2
100 %
SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN
10
10
100%
10
100%
10
100 %
TOTAAL LGO
46
46
(1)
100%
46
100%
46
100%
TOTAAL: ACS+LGO (A+B)
10 385
10 382
(9)
100%
10 376
(3)
100%
10 375
(1)
100%
Tabel 2.4
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2017
SOORT STEUN
ACS + LGO — 9e EOF
in miljoen EUR
KREDIETEN
BESLUITEN
TOEGEWEZEN FONDSEN
BETALINGEN
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
(1)
(2)
(2) : (1)
(3)
(3) : (2)
(4)
(4) : (3)
ACS
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Lomé
Overdrachten van het 6e EOF — Lomé
20
20
(0)
100%
20
(0)
100%
20
100%
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé
649
648
(3)
100%
647
(1)
100%
647
(0)
100 %
SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN
669
668
(3)
100%
668
(1)
100%
667
(0)
100 %
ACS
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Cotonou
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
8 624
8 615
(16)
100%
8 599
(6)
100%
8 566
(3)
100%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
8 624
8 615
(16)
100%
8 599
(6)
100%
8 566
(3)
100%
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
1 210
Compensatie exportopbrengsten
(148)
(1)
(148)
(1)
100%
148
(1)
100%
Spoedhulp
1 050
(1)
1 045
1
100%
1 040
(0)
99%
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC)
11
11
100%
11
100%
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN
1 210
1 208
(2)
100%
1 204
0
100%
1 198
(1)
100%
COB, TCLP en PV
154
154
100%
154
100%
154
100%
SUBTOTAAL: COB, TCLP en PV
154
154
100%
154
100%
154
100%
Uitvoeringskosten
177
177
100%
177
0
100%
177
1
100%
Rentenbaten en andere ontvangsten
63
63
100%
63
100%
63
100%
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
240
240
100%
240
0
100%
239
1
100%
Andere Intra-ACS-toewijzingen
2 602
2 595
(9)
100%
2 584
(6)
100%
2 567
(3)
99%
Vredesfaciliteit
354
354
100%
353
100%
353
100%
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN
2 955
2 949
(9)
100%
2 937
(6)
100%
2 921
(3)
99%
Regionale toewijzingen
765
763
(6)
100%
747
(5)
98%
729
3
98%
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN
765
763
(6)
100%
747
(5)
98%
729
3
98%
SPECIALE TOEWIJZING D.R. Congo
105
105
100%
105
100%
105
100%
SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING D.R. CONGO
105
105
100%
105
100%
105
100%
Speciale toewijzing Zuid-Sudan
267
266
0
100%
218
1
82%
184
107
84%
SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING ZUID-SUDAN
267
266
0
100%
218
1
82%
184
107
84%
in miljoen EUR
KREDIETEN
BESLUITEN
TOEGEWEZEN FONDSEN
BETALINGEN
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
(1)
(2)
(2) : (1)
(3)
(3) : (2)
(4)
(4) : (3)
Speciale toewijzing Sudan
110
109
0
98%
105
0
97%
90
9
85%
SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING SUDAN
110
109
0
98%
105
0
97%
90
9
85%
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit
39
24
62%
24
100%
24
100%
SUBTOTAAL: VRIJWILLIGE BIJDRAGE VREDESFACILITEIT
39
24
62%
24
100%
24
100%
TOTAAL: ACS (A)
15 138
15 101
(35)
100%
15 001
(17)
99%
14 876
112
99%
LGO
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Lomé
Overdrachten van het 6e EOF — Lomé
0
0
100%
0
100%
0
100%
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé
3
3
100%
3
100%
3
100%
SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN
3
3
100%
3
100%
3
100%
LGO
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Cotonou
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
237
237
(0)
100%
235
(2)
99%
235
(0)
100%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
237
237
(0)
100%
235
(2)
99%
235
(0)
100%
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
4
Spoedhulp
4
4
100%
4
100%
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN
4
4
100%
4
100%
4
100%
Studies/Technische bijstand LGO
1
1
100%
1
100%
1
100%
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
1
1
100%
1
100%
1
100%
Regionale toewijzingen
47
45
(3)
96%
45
(1)
100%
45
(1)
99%
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN
47
45
(3)
96%
45
(1)
100%
45
(1)
99%
TOTAAL: LGO
292
290
(3)
99%
288
(3)
99%
288
(1)
100%
TOTAAL: ACS+LGO (A+B)
15 430
15 391
(38)
100%
15 289
(20)
99%
15 164
111
99%
Tabel 2.5
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2017
SOORT STEUN
ACS + LGO — 10e EOF
in miljoen EUR
KREDIETEN
BESLUITEN
TOEGEWEZEN FONDSEN
BETALINGEN
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
(1)
(2)
(2) : (1)
(3)
(3) : (2)
(4)
(4) : (3)
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Toewijzingen
ACS
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
13 100
13 021
(200)
99%
12 477
176
96%
10 983
739
88%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
13 100
13 021
(200)
99%
12 477
176
96%
10 983
739
88%
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
2 004
Compensatie exportopbrengsten
(204)
(0)
199
6
97%
183
4
92%
Spoedhulp
844
(6)
836
5
99%
791
24
95%
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC)
49
49
0
100%
49
0
100%
Andere schokken met budgettaire gevolgen
905
(0)
897
1
99%
882
10
98%
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN
2 004
2 002
(6)
100%
1 980
12
99%
1 904
38
96%
Uitvoeringskosten
445
433
1
97%
431
2
100%
429
2
100%
Rentenbaten en andere ontvangsten
85
68
(1)
80%
67
(0)
98%
67
0
100%
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
530
501
1
94%
498
2
99%
496
2
100%
Institutionele uitgaven en steunuitgaven
232
232
(0)
100%
230
(1)
99%
211
(0)
91%
Andere Intra-ACS-toewijzingen
1 886
1 882
(7)
100%
1 828
4
97%
1 611
119
88%
Vredesfaciliteit
1 014
1 014
220
100%
872
233
86%
814
198
93%
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN
3 132
3 128
213
100%
2 930
235
94%
2 636
317
90%
Regionale toewijzingen
1 956
1 950
(10)
100%
1 826
49
94%
1 410
145
77%
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN
1 956
1 950
(10)
100%
1 826
49
94%
1 410
145
77%
Cofinanciering
Toewijzingen
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
187
185
(0)
99%
178
43
97%
131
16
74%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
187
185
(0)
99%
178
43
97%
131
16
74%
Uitvoeringskosten
5
4
84%
2
0
53%
1
0
63%
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
5
4
84%
2
0
53%
1
0
63%
Andere Intra-ACS-toewijzingen
12
11
0
97%
10
(0)
94%
10
0
96%
Vredesfaciliteit
1
1
100%
1
99%
1
100%
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN
12
12
0
97%
11
(0)
94%
11
0
96%
in miljoen EUR
KREDIETEN
BESLUITEN
TOEGEWEZEN FONDSEN
BETALINGEN
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
(1)
(2)
(2) : (1)
(3)
(3) : (2)
(4)
(4) : (3)
Niet-besteedbare reserve
Reserves
Niet-besteedbare reserve
286
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE
286
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Toewijzingen
LGO
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
192
191
(2)
99%
164
29
86%
131
7
79%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
192
191
(2)
99%
164
29
86%
131
7
79%
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
15
Spoedhulp
9
(0)
8
2
95%
7
0
84%
Andere schokken met budgettaire gevolgen
6
6
100%
6
100%
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN
15
15
(0)
100%
14
2
97%
13
0
91%
Studies/Technische bijstand LGO
5
5
(0)
100%
5
(0)
99%
5
0
98%
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
5
5
(0)
100%
5
(0)
99%
5
0
98%
Regionale toewijzingen
40
40
0
100%
38
3
97%
32
12
84%
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN
40
40
0
100%
38
3
97%
32
12
84%
Niet-besteedbare reserve
Reserves
Niet-besteedbare reserve
23
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE
23
TOTAAL: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B)
21 488
21 052
(5)
98%
20 125
550
96%
17 753
1 277
88%
Tabel 2.6
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN PER 31 DECEMBER 2017
SOORT STEUN
ACS + LGO — 11e EOF
in miljoen EUR
KREDIETEN
BESLUITEN
TOEGEWEZEN FONDSEN
BETALINGEN
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
(1)
(2)
(2) : (1)
(3)
(3) : (2)
(4)
(4) : (3)
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Toewijzingen
ACS
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
15 540
10 890
2 960
70%
6 856
3 106
63%
2 931
1 414
43%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
15 540
10 890
2 960
70%
6 856
3 106
63%
2 931
1 414
43%
B-enveloppe — Nationale toewijzingen
715
Spoedhulp
590
91
578
247
98%
443
205
77%
Andere schokken met budgettaire gevolgen
109
0
109
100
100%
29
24
26%
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN
715
699
91
98%
687
347
98%
472
229
69%
Overbruggingsfaciliteit
0
SUBTOTAAL: OVERBRUGGINGSFACILITEIT
0
Uitvoeringskosten
1 053
538
164
51%
490
161
91%
456
153
93%
Rentenbaten en andere ontvangsten
16
10
2
62%
6
0
63%
6
0
93%
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
1 068
548
166
51%
496
161
91%
461
153
93%
Institutionele uitgaven en steunuitgaven
246
106
0
43%
91
14
86%
70
10
76%
Andere Intra-ACS-toewijzingen
2 251
1 245
885
55%
810
560
65%
490
284
61%
Vredesfaciliteit
1 000
994
94
99%
885
7
89%
805
74
91%
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN
3 497
2 344
979
67%
1 786
580
76%
1 365
368
76%
Regionale toewijzingen
5 766
4 422
1 536
77%
3 514
1 408
79%
943
582
27%
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN
5 766
4 422
1 536
77%
3 514
1 408
79%
943
582
27%
Cofinanciering
Toewijzingen
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
22
20
17
92%
20
20
100%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
22
20
17
92%
20
20
100%
Uitvoeringskosten
1
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
1
Vredesfaciliteit
1
1
100%
1
0
100%
1
1
100%
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN
1
1
100%
1
0
100%
1
1
100%
Besteedbare reserves
Reserves
B-enveloppe — Reserve
0
SUBTOTAAL: LANDENRESERVE
0
Intra-ACS-reserve
93
SUBTOTAAL: Intra-ACS-reserve
93
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX
0
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX
0
in miljoen EUR
KREDIETEN
BESLUITEN
TOEGEWEZEN FONDSEN
BETALINGEN
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
GECUMULEERD TOTAAL
JAARLIJKS
%
(1)
(2)
(2) : (1)
(3)
(3) : (2)
(4)
(4) : (3)
NIP/RIP-reserve
2 351
SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE
2 351
Niet-besteedbare reserve
Reserves
Niet-besteedbare reserve
201
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE
201
EC interne DNO
Reserves
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
1
1
71%
1
100%
1
73 %
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
1
1
71%
1
100%
1
73%
Periodieke bijdragen van de lidstaten
Toewijzingen
LGO
A-enveloppe - Nationale toewijzingen
189
97
56
51%
87
61
90%
28
21
33%
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN
189
97
56
51%
87
61
90%
28
21
33%
Overbruggingsfaciliteit
0
SUBTOTAAL: OVERBRUGGINGSFACILITEIT
0
Studies/Technische bijstand LGO
5
5
2
94%
4
1
75%
2
1
66%
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN
5
5
2
94%
4
1
75%
2
1
66%
Regionale toewijzingen
1
0
0
0%
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN
1
0
0
0%
Besteedbare reserves
Reserves
NIP/RIP-reserve
165
SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE
165
Niet-besteedbare reserve
Reserves
Niet-besteedbare reserve
5
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE
5
TOTAAL: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B)
29 621
19 027
5 807
64 %
13 453
5 684
71%
6 206
2 770
46%
JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING - DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN
EUROPESE INVESTERINGSBANK
CA/511/18
15 maart 2018
Document 18/099
RAAD VAN BESTUUR
Investeringsfaciliteit
Financiële staten
per 31 december 2017
-Overzicht van de financiële positie
-Overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten
-Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten
-Kasstroomoverzicht
-Toelichtingen bij de financiële staten
-Verslag van de onafhankelijke accountant
ORG.: E
VERTROUWELIJK
OVERZICHT VAN DE FINANCIËLE POSITIE
Toelichtingen
31.12.2017
31.12.2016
ACTIVA
Geldmiddelen en kasequivalenten
5
549 101
360 817
Door contribuanten te storten bedragen
9/16
150 000
86 395
Tot einde looptijd aangehouden activa
10
144 382
169 398
Afgeleide financiële instrumenten
6
12 521
6 920
Leningen en vorderingen
7
1 666 725
1 729 380
Voor verkoop beschikbare financiële activa
8
497 539
516 884
Overige activa
11
4 385
345
Totaal activa
3 024 653
2 870 139
PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN
PASSIVA
Afgeleide financiële instrumenten
6
1 153
25 189
Uitgestelde baten
12
25 802
26 283
Voorzieningen voor verstrekte garanties
13
484
625
Aan derde partijen verschuldigde bedragen
14
157 285
116 114
Overige verplichtingen
15
2 462
2 546
Totaal verplichtingen
187 186
170 757
MIDDELEN CONTRIBUANTEN
Afgeroepen bijdrage van de lidstaten
16
2 517 000
2 377 000
Reëlewaardereserve
125 816
142 884
Ingehouden winsten
194 651
179 498
Totaal middelen contribuanten
2 837 467
2 699 382
Totaal passiva en middelen contribuanten
3 024 653
2 870 139
OVERZICHT van winst of verlies en andere Niet-Gerealiseerde Resultaten
Toelichtingen
Vanaf 1.1.2017
Vanaf 1.1.2016
tot 31.12.2017
tot 31.12.2016
Rente en soortgelijke baten
18
101 406
106 698
Rente en soortgelijke uitgaven
18
-2 671
-2 307
Nettorente en soortgelijke baten
98 735
104 391
Baten uit vergoedingen en provisies
19
210
699
Uitgaven aan vergoedingen en provisies
19
-60
-48
Netto vergoedings- en provisiebaten
150
651
Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten
29 637
-10 361
Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa
20
2 711
6 504
Netto verlies valuta
-38 165
-14 995
Nettoresultaten van financiële transacties
-5 817
-18 852
Wijziging bij waardevermindering op leningen en vorderingen, minus terugboekingen
7
-10 721
44 365
Wijziging in de voorzieningen voor garanties
13
-65
-242
Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa
8
-22 024
-2 493
Algemene beheerskosten
21
-45 105
-43 483
Winst of verlies over het boekjaar
15 153
84 337
Niet-gerealiseerde resultaten:
Posten die opnieuw zijn ingedeeld of kunnen worden ingedeeld bij winst of verlies
Voor verkoop beschikbare financiële activa — reëlewaardereserve
8
1. Nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa
-31 034
-14 624
2. Nettobedrag overgedragen naar winst of verlies
13 966
-6 485
Totaal voor verkoop beschikbare financiële activa
-17 068
-21 109
Totaal overige niet-gerealiseerde resultaten
-17 068
-21 109
Totaal niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar
-1 915
63 228
OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN
Afgeroepen bijdrage
Reële-waardereserve
Ingehouden winsten
Totaal
Per 1 januari 2017
Toelichtingen
2 377 000
142 884
179 498
2 699 382
Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar
16
140 000
-
-
140 000
Winst voor het jaar 2017
-
-
15 153
15 153
Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar
-
-17 068
-
-17 068
Wijzigingen middelen contribuanten
140 000
-17 068
15 153
138 085
Per 31 december 2017
2 517 000
125 816
194 651
2 837 467
Afgeroepen bijdrage
Reële-waardereserve
Ingehouden winsten
Totaal
Per 1 januari 2016
2 157 000
163 993
95 161
2 416 154
Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar
16
220 000
-
-
220 000
Winst voor het jaar 2016
-
-
84 337
84 337
Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar
-
-21 109
-
-21 109
Wijzigingen middelen contribuanten
220 000
-21 109
84 337
283 228
Per 31 december 2016
2 377 000
142 884
179 498
2 699 382
KASSTROOMOVERZICHT
VOOR HET JAAR GEËINDIGD OP 31 december 2017
(x 1000 EUR)
Toelichtingen
Van 1.1.2017 tot 31.12.2017
Van 1.1.2016 tot 31.12.2016
OPERATIONELE ACTIVITEITEN
Winst voor het boekjaar
15 153
84 337
Aanpassingen voor:
Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa
8
22 024
2 493
Nettowijziging waardevermindering op leningen en vorderingen
7
10 721
-44 365
Gekapitaliseerde rente op leningen en vorderingen
7
-
-7 183
Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs leningen en vorderingen
7
-1 198
-5 843
Nettowijziging in de voorzieningen voor verstrekte garanties
13
-141
625
Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs tot einde looptijd aangehouden financiële activa
10
-398
-1 126
Wijziging uitgestelde baten
-481
-3 042
Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen
7
168 304
-35 025
Effect wijzigingen wisselkoers op voor verkoop beschikbare financiële activa
-1 655
-5 125
Gevolgen wijzigingen wisselkoers op aangehouden tegoeden
-6 473
-1 106
Verlies operationele activiteiten voor wijzigingen in beleidsactiva en -passiva
205 856
-15 360
Uitkeringen lening
7
-368 662
-528 376
Terugbetalingen leningen
7
253 486
351 468
Wijziging opgelopen rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten
5
63
2
Wijziging reële waarde derivaten
-29 637
10 361
(Daling) tot einde looptijd aangehouden financiële activa
10
-1 084 149
-1 159 704
Looptijden van tot einde looptijd aangehouden financiële activa
10
1 109 563
1 219 953
(Daling) voor verkoop beschikbare financiële activa
8
-62 660
-153 986
Terugbetalingen/verkoop van voor verkoop beschikbare financiële activa
8
44 568
37 978
(Toename) overige activa
-4 040
-318
(Afname)/toename overige verplichtingen
-84
182
Stijging van andere bedragen te betalen aan Europese Investeringsbank
2 202
423
Netto kasstromen van/in operationele activiteiten
66 506
-237 377
FINANCIERINGSACTIVITEITEN
Bijdrage van lidstaten
16
76 395
133 605
Bedragen ontvangen van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand
60 000
30 000
Bedragen betaald namens lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand
-21 026
-15 510
Netto kasstromen van financieringsactiviteiten
115 369
148 095
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten
181 875
-89 282
Samenvattende staat van kasstromen:
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het begrotingsjaar
360 821
448 998
Nettokasstroom:
Operationele activiteiten
66 506
-237 377
Financieringsactiviteiten
115 369
148 095
Effect wijzigingen wisselkoers op geldmiddelen en kasequivalenten
6 473
1 106
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het einde van het begrotingsjaar
549 169
360 822
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:
Contanten
5
166 445
51 462
Termijndeposito's (exclusief opgelopen rente)
367 721
259 342
Commercial paper
5
15 003
50 018
549 169
360 822
Toelichtingen bij de financiële staten per 31 december 2017
1 Algemene informatie
De investeringsfaciliteit (de 'faciliteit') werd opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (de 'Overeenkomst') betreffende steun voor samenwerking en ontwikkeling, die door de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan ("de ACS-staten") en de Europese Unie en haar lidstaten op 23 juni 2000 werd gesloten en op 25 juni 2005 en 22 juni 2010 werd herzien.
De faciliteit is geen afzonderlijke rechtspersoon en de Europese Investeringsbank ("EIB") beheert de bijdragen namens de lidstaten ("donoren") overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst en treedt op als een beheerder van de faciliteit.
De in het kader van de Overeenkomst vastgelegde financiering is afkomstig uit de begrotingen van de EU-lidstaten. EU-lidstaten dragen bij met bedragen voor de financiering van de faciliteit en subsidies die worden gebruikt voor de financiering van rentesubsidies zoals is voorzien in de meerjarige financiële kaders (het eerste financiële protocol voor de periode 2000-2007 waarnaar wordt verwezen als het 9e EOF, het tweede financiële protocol voor de periode 2008-2013 waarnaar wordt verwezen als het 10e EOF en het derde financiële protocol voor de periode 2014-2020 waarnaar wordt verwezen als het 11e EOF). De EIB is belast met het beheer van:
-de faciliteit, een risicodragend roterend fonds ten belope van 3 685,5 miljoen EUR dat ertoe strekt de investeringen in de particuliere sector in de ACS-landen te bevorderen, waarbij een bedrag 48,5 miljoen EUR aan de landen en gebieden overzee (LGO) is toegewezen;
-subsidies voor de financiering van rentesubsidies ten belope van 1.220,85 miljoen EUR voor ACS-landen en max. 8,5 miljoen EUR voor LGO. Tot 15 % van deze subsidies kan worden benut voor de financiering van projectgerelateerde technische bijstand.
De huidige financiële overzichten bestrijken de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017.
Op voorstel van het beheerscomité van de EIB heeft het directiecomité van de EIB de financiële staten op 15 maart 2018 vastgesteld en heeft het besloten deze ter goedkeuring voor te leggen aan de raad van bestuur op zijn bijeenkomst van 27 april 2018.
2 Belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging
Grondslag voor de voorbereiding – verklaring van overeenstemming
De financiële staten van de faciliteit zijn opgemaakt in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS), die door de Europese Unie zijn goedgekeurd.
2.2Belangrijke beoordelingen en ramingen
Bij het opmaken van de financiële staten moet een beroep worden gedaan op ramingen. Bij het toepassen van de grondslagen voor financiële verslaglegging van de faciliteit moet het management van de Europese Investeringsbank ook beoordelingen maken. Indien er sprake is van een hogere mate van beoordeling of complexiteit of indien veronderstellingen en ramingen voor de financiële staten van belang zijn, wordt dit hierna bekendgemaakt.
Onder meer in volgende gevallen werd een beroep gedaan op beoordelingen en ramingen:
§Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten
De reële waarde van financiële activa en financiële passiva die worden verhandeld op actieve markten zijn gebaseerd op genoteerde marktprijzen en prijsnoteringen van effectenmakelaars. Wanneer de reële waarde niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De waarderingen kunnen worden ingedeeld in verschillende niveaus van de reëlewaardehiërarchie op grond van de inputs die worden gebruikt bij de waarderingstechnieken zoals beschreven en bekendgemaakt in de toelichtingen 2.4.3 en 4.
Bij deze waarderingstechnieken kan onder meer gebruik worden gemaakt van de methodes van netto contante waarde en geactualiseerde waarde van de kasstroom, vergelijking met soortgelijke instrumenten waarvoor waarneembare marktprijzen bestaan, de Black-Scholes en polynomische prijsbepalingsmodellen en andere waarderingsmodellen. De bij de waarderingstechnieken gebruikte veronderstellingen en inputs omvatten risicovrije rentenvoeten en basisrentevoeten, kredietspreads die worden gebruikt bij de raming van discontovoeten, obligatie- en aandelenkoersen, wisselkoersen en aandelen- aandelenindexkoersen en verwachte prijsschommelingen en correlaties.
De waarderingstechnieken hebben tot doel om te komen tot een waardering tegen reële waarde, die een weergave is van de prijs die zou worden ontvangen om het actief te verkopen of die zou worden betaald om de verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum.
De faciliteit gebruikt algemeen erkende waarderingstechnieken voor het bepalen van de reële waarde van veel voorkomende en meer eenvoudige financiële instrumenten, zoals rentevoeten en valutaswaps die alleen gebruik maken van waarneembare marktgegevens en een geringe beoordeling en inschatting door het management vereisen. Waarneembare prijzen en modelinputs zijn doorgaans beschikbaar op de markt voor beursgenoteerde schuldbewijzen en gewone aandelen, op de beurs verhandelde derivaten en eenvoudige over-the-counter derivaten, zoals renteswaps. Door de beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en modelinputs zijn beoordelingen en inschattingen door het management minder vereist en wordt ook de onzekerheid over de vaststelling van de reële waarden verminderd. De beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en inputs hangt af van de producten en de markten en is onderhevig aan wijzigingen als gevolg van specifieke gebeurtenissen en de algemene omstandigheden die zich op de financiële markten voordoen.
Voor meer complexe modellen maakt de faciliteit gebruik van haar eigen waarderingsmodellen, die zijn ontwikkeld op basis van erkende waarderingsmodellen. Sommige of alle belangrijke inputs voor deze modellen kunnen niet waarneembaar zijn op de markt en zijn afgeleid van marktprijzen of koersen of zijn geraamd op basis van veronderstellingen. Voorbeelden van instrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van aanzienlijke niet-waarneembare inputs zijn onder meer leningen en garanties waarvoor er geen actieve markt is. Voor waarderingsmodellen die gebruik maken van aanzienlijke niet-waarneembare inputs moet in hogere mate een beroep worden gedaan op de beoordelingen en inschattingen door het management bij de vaststelling van de reële waarde. Beoordelingen en inschattingen door het management zijn doorgaans vereist bij de keuze van het geschikte waarderingsmodel, de vaststelling van verwachte toekomstige kasstromen voor het te waarderen financieel instrument, de vaststelling van kans op wanbetaling door tegenpartijen en vervroegde aflossing en de selectie van geschikte disconteringspercentages.
De faciliteit heeft een risicobeheerskader opgesteld met betrekking tot de waardering van reële waarden. Dit kader omvat de EIB-diensten risicobeheer en beheer van de marktgegevens. Deze diensten zijn onafhankelijk van het frontofficebeheer en zijn verantwoordelijk voor de controle van aanzienlijke waarderingen tegen reële waarde. Specifieke controles omvatten:
-verificatie van waarneembare prijszetting;
-evaluatie en goedkeuring van nieuwe waarderingsmodellen en wijzigingen aan bestaande modellen;
-ijking en backtesting van modellen tegen waargenomen markttransacties;
-analyse en onderzoek van significante ontwikkelingen van de waardering;
-evaluatie van significante niet-waarneembare inputs en waarderingsaanpassingen.
Wanneer informatie van derden zoals noteringen van makelaars of prijsinformatiediensten worden gebruikt om de reële waarde te bepalen, gaat de faciliteit na of deze waarderingen beantwoorden aan de IFRS-vereisten. Dit omvat onder meer het volgende:
-bepalen of de notering van de makelaar of de prijszetting van de prijsinformatiedienst terecht is;
-beoordelen of een specifieke notering van een makelaar of prijsinformatiedienst betrouwbaar is;
-inzicht verwerven in de wijze waarop de reële waarde is bepaald en de mate waarin deze waarde een weergave is van werkelijke markttransacties;
-wanneer prijzen voor soortgelijke instrumenten worden gebruikt om de reële waarde te bepalen, nagaan hoe deze prijzen zijn aangepast om rekening te houden met de kenmerken van het instrument waarvoor een waardebepaling is tot stand gekomen.
§Waardevermindering op leningen en vorderingen
Op elke verslagleggingsdatum onderzoekt de faciliteit haar leningen en vorderingen teneinde te beoordelen of er in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten een voorziening voor waardevermindering moet worden opgevoerd. Om het niveau van de voorziening te bepalen, is een beoordeling van het management van de Europese Investeringsbank vereist voor de raming van het bedrag en het tijdschema van toekomstige kasstromen. Dergelijke ramingen zijn gebaseerd op veronderstellingen over een aantal factoren en de werkelijke resultaten kunnen afwijken, met toekomstige wijzigingen van de voorziening tot gevolg. Naast specifieke voorzieningen voor afzonderlijke belangrijke leningen en vorderingen voert de faciliteit ook een collectieve voorziening voor waardevermindering op voor risicoposities die afzonderlijk genomen weliswaar geen waardevermindering hebben ondergaan, doch waarvoor de kans op niet-nakoming veel groter is geworden dan op de datum van toekenning.
In beginsel wordt ervan uitgegaan dat een lening niet wordt nagekomen wanneer de betaling van de rente en hoofdsom een achterstand van 90 dagen of meer heeft opgelopen en tegelijkertijd het management van de Europese Investeringsbank van oordeel is dat er een objectieve aanwijzing van waardevermindering is.
§Voorzieningen voor financiële garanties
Op elke verslagleggingsdatum onderzoekt de faciliteit haar garantiecontracten teneinde te beoordelen of er in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten een voorziening moet worden opgevoerd. Voor het bepalen van de voorziening is specifiek inzicht vereist bij het maken van ramingen en veronderstellingen over een aantal factoren, zoals:
-het bedrag en het tijdschema van toekomstige kasstromen;
-de benuttingsgraad van de garanties;
-disconteringsfactoren toegepast op de geschatte kasstromen.
§Waardering van voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen
Bij de waardering van beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt normaal gesproken met een van volgende gegevens rekening gehouden:
-recente zakelijke en objectieve markttransacties tussen onafhankelijke partijen;
-actuele reële waarde van andere instrumenten die in wezen hetzelfde zijn;
-de verwachte kasstromen die verdisconteerd zijn met behulp van actuele rentevoeten die gelden voor instrumenten met soortgelijke voorwaarden en risicokenmerken;
-methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde; of
-andere waarderingsmodellen.
De bepaling van de kasstromen en discontofactoren voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen berust in grote mate op ramingen. De faciliteit stemt de waarderingstechnieken op gezette tijden op elkaar af en toetst hun geldigheid hetzij aan de prijzen van waarneembare actuele marktverrichtingen in hetzelfde instrument, hetzij aan andere beschikbare waarneembare marktgegevens.
§Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa
In het kader van de faciliteit is bepaald dat voor verkoop beschikbare investeringen in aandelen als in waarde verminderd worden beschouwd wanneer hun reële waarde aanzienlijk of langdurig beneden kosten is gedaald of wanneer er andere aanwijzingen van waardevermindering voorhanden zijn. Om te bepalen of een daling 'aanzienlijk' of 'langdurig' is, is een beoordeling vereist. De faciliteit beschouwt aanzienlijk meestal als 30% of meer en 'langdurig' als langer dan twaalf maanden. Voorts houdt de faciliteit rekening met andere factoren, onder meer de normale volatiliteit van aandelen voor beursgenoteerde aandelen, de toekomstige kasstromen en de discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen.
§Consolidatie van entiteiten waarin de faciliteit belangen aanhoudt
De facilititeit heeft belangrijke beoordelingen opgesteld waaruit blijkt dat geen enkele entiteit waarin zij een belang aanhoudt door haar wordt gecontroleerd. Dit valt toe te schrijven aan het feit dat in al dergelijke entiteiten, hetzij de beherende vennoot, hetzij de fondsbeheerder, hetzij de raad van bestuur als enigen beslissingsbevoegdheid hebben voor het beheer en de controle van de activiteiten en de aangelegenheden van het partnerschap. Zij beschikken over de bevoegdheid en het gezag om alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het partnerschap in overeenstemming met de investerings- en beleidsrichtsnoeren.
2.3Wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving
Met uitzondering van de hierna vermelde wijzigingen heeft de faciliteit consequent het in toelichting 2.4 beschreven waarderingsbeleid toegepast op alle periodes die in deze financiële staten zijn opgenomen. De faciliteit heeft de volgende nieuwe normen en wijzigingen aan normen aangenomen.
Gebruikte normen
- Wijzigingen in IAS 7 'Overzicht van de kasstromen' - initiatief op het gebied van informatieverschaffing;
De wijzigingen vereisen informatieverschaffing die gebruikers van financiële staten in staat stelt wijzigingen in uit financieringsactiviteiten voortvloeiende verplichtingen, met inbegrip van zowel uit kasstromen voortvloeiende wijzigingen als niet-geldelijke wijzigingen, te evalueren. Wijzigingen zijn van kracht voor verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2017, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan.
Aanvullende openbaarmakingen die relevant zijn voor de faciliteit, zijn wijzigingen die het gevolg zijn van:
-kasstromen zoals kredietuitboekingen en aflossingen op leningen; en
-niet-geldelijke wijzigingen zoals aankopen, verkopen en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen.
De wijziging in IAS 7 is op 9 november 2017 goedgekeurd door de EU en is van kracht voor de jaarlijkse verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2017.
Uitgevaardigde normen die nog niet in werking zijn getreden
De volgende normen, wijzigingen van normen en interpretaties zijn van kracht voor jaarperioden die aanvangen na 1 januari 2017. De volgende nieuwe of gewijzigde normen zijn door de faciliteit nog niet toegepast bij de opstelling van deze financiële staten:
Jaarlijkse verbeteringen van cyclus 2014-2016 - verschillende normen (wijzigingen van IFRS 12)
In deze wijziging wordt verduidelijkt dat de openbaarmakingsvereiste van IFRS 12 van toepassing is op belangen in entiteiten die worden geclassificeerd als voor verkoop aangehouden met uitzondering van samengevatte financiële informatie. Voorheen was het onduidelijk of alle IFRS 12 vereisten van toepassing waren op deze belangen.
De invoering van deze wijzigingen had geen effect op de financiële staten van de faciliteit.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de bovenvermelde wijzigingen nog niet zijn bekrachtigd door de EU overeenkomstig de laatste status van de bekrachtigingen die door de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) is opgesteld.
IFRS 9 Financiële instrumenten
Geraamde impact van de goedkeuring van IFRS 9 - Financiële instrumenten.
Het laatste onderdeel van de norm is uitgevaardigd op 24 juli 2014 en vervangt de bestaande richtsnoeren in IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering. In IFRS 9 komen de classificatie, waardebepaling en de verwijdering uit de balans van financiële activa en verplichtingen aan de orde en worden zowel een nieuw kredietverliesmodel voor de berekening van waardeverminderingen van financiële activa als nieuwe bepalingen inzake hedge accounting ingevoerd.
IFRS 9 is op 22 november 2016 goedgekeurd door de EU en is van kracht voor de jaarlijkse verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2018, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan. De faciliteit heeft de norm niet vroeger aangenomen dan de daadwerkelijke datum voor de invoering. De faciliteit heeft beoordeeld welke de geraamde gevolgen zullen zijn van de initiële toepassing van IFRS 9 op middelen van de contribuanten in de financiële staten.
(x 1 000 EUR)
Zoals gerapporteerd op 31 december 2017
Geraamde aanpassing van de middelen van de contribuanten op
1 januari 2018
Geraamd aangepast beginsaldo op 1 januari 2018
Netto-impact op de middelen van de contribuanten
2 837 467
53 891
2 783 576
Deze impact is gebaseerd op de beoordelingen die tot nu toe zijn uitgevoerd en wordt hierna samengevat. De daadwerkelijke impact van de invoering van IFRS 9 op 1 januari 2018 kan veranderen omdat:
·de bank de toetsing en beoordeling van de controles over haar nieuwe IT-systemen nog niet heeft afgerond; en
·het nieuwe waarderingsbeleid kan wijzigingen tot de faciliteit haar eerste financiële staten heeft voorgesteld waarin de datum van de eerste toepassing is opgenomen.
Indeling en waardering
IFRS 9 bevat een nieuwe benadering voor de classificatie en waardebepaling van financiële activa die rekening houdt met het bedrijfsmodel waarin de activa worden beheerd en hun kasstroomeigenschappen.
IFRS 9 bevat drie belangrijke classificatiecategorieën voor financiële activa: waardering tegen geamortiseerde kostprijs, waardering tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat en waardering tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies. Met deze norm worden de bestaande IAS 39 categorieën tot het einde van de looptijd aangehouden, leningen en vorderingen en voor verkoop beschikbaar geschrapt.
Voorts worden in het kader van IFRS 9 in contracten besloten derivaten waar het basiscontract een financieel actief is binnen het toepassingsgebied van de norm nooit gesplitst. Daarentegen wordt het hybride financieel instrument als geheel beoordeeld met het oog op de classificatie ervan.
Op basis van haar beoordeling verwacht de Faciliteit niet dat het nieuwe richtsnoer een aanzienlijke impact zal hebben op de classificatie en waardering van haar financiële activa en passiva met uitzondering van:
·kapitaaldeelname: er zijn twee soorten kapitaaldeelname bij de Faciliteit: (i) directe beleggingen in aandelen en (ii) risicokapitaalfondsen. Op 31 december 2017 had de Faciliteit kapitaaldeelname geclassificeerd als voor verkoop beschikbare activa met een reële waarde van 497 miljoen EUR. Onder IFRS 9 zal de Faciliteit deze investeringen boeken tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies. De desbetreffende reëlewaarde-reserve zal worden vrijgegeven tegen de ingehouden winsten.
·leningen in quasi-eigenvermogen die een categorie van 'schulden' zijn met risico’s van het type eigen vermogen. De kasstromen van dit soort producten hebben eigenvermogenkenmerken die geen verband houden met een basisleningsovereenkomst. Overeenkomstig de vereisten van IFRS 9 worden leningen in quasi-eigenvermogen verplicht opnieuw ingedeeld van leningen en vorderingen onder IAS 39 naar waardering tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies onder IFRS 9. De reële waarde van leningen in quasi-eigenvermogen bedraagt op 31 december 2017 1,4 miljoen EUR. Deze netto reëlewaardeaanpassingen bedragen 0,4 miljoen EUR.
IFRS 9 behoudt grotendeels de bestaande vereisten in IAS 39 voor de classificatie van financiële verplichtingen en de financiële verplichtingen van de faciliteit zijn ook tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd onder IAS 39 en IFRS 9.
Waardevermindering
IFRS 9 vervangt het 'geleden verliezen'-model in IAS 39 met het toekomstgerichte model van te verwachten kredietverliezen ("expected credit loss" - ECL). Oordeelsvorming zal vereist zijn om uit te maken hoe veranderingen in economische factoren de ECL's beïnvloeden, hetgeen zal worden bepaald op een kansgewogen grondslag.
Om in overeenstemming te zijn met IFRS heeft de EIB een model voor verwachte kredietverliezen ("expected credit loss" - ECL) ontwikkeld voor de IFRS financiële staten van de EIB-groep, dat ook wordt toegepast op de faciliteit.
Het nieuwe waardeverminderingsmodel zal gelden voor financiële activa die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs alsook voor verplichtingen buiten de balans.
Onder IFRS 9 worden voorzieningen voor verliezen op een van de volgende grondslagen gewaardeerd: binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen.
-binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen: Dit zijn te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit wanbetalingsgebeurtenissen ten aanzien van een financieel instrument, die mogelijk zijn binnen de twaalf maanden na de verslagdatum; alsmede
-tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. Dit zijn te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit alle mogelijke gebeurtenissen waardoor tijdens de verwachte looptijd van een financieel instrument wanbetaling met betrekking tot het financiële instrument ontstaat.
De norm IFRS 9 voorziet in een model met drie fasen voor waardevermindering gebaseerd op wijzigingen in kredietkwaliteit sinds de eerste opname. Financiële instrumenten worden gerangschikt in fase 1 met uitzondering voor die instrumenten waarvoor een significante toename van het kredietrisico sinds de eerste opname is vastgesteld. Op basis van alle redelijke en gefundeerde informatie die zonder ongerechtvaardigde kosten of inspanningen beschikbaar is, moet de bank beoordelen of het kredietrisico sinds de eerste opname significant is toegenomen. Dit omvat kwantitatieve en kwalitatieve informatie en analyse, gebaseerd op de historische ervaring van de faciliteit en met inbegrip van toekomstgerichte informatie. Indien zich een significante toename van het kredietrisico heeft voorgedaan, wordt het financieel instrument naar fase 2 verplaatst zonder dat er evenwel een verminderde kredietwaardigheid geldt voor het instrument. Indien het financieel instrument door een verminderde kredietwaardigheid wordt gekenmerkt, wordt het vervolgens in fase 3 ondergebracht. De boordeling van de bank van de waardeverminderingsfase is gebaseerd op een sequentiële benadering, waarbij gebruik wordt gemaakt van tegenpartij of instrumentspecifieke informatie (interne wanbetaling, bijzonder hoog risico, toezichtslijst, verslechtering van de kredietbeoordeling, aantal dagen achterstallig - meer dan 30 dagen achterstallig).
Waardering van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen geldt voor activa in de fase 2 en fase3, terwijl waardering van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen geldt voor activa in fase 1.
Verwacht wordt dat waardeverminderingen wellicht zullen toenemen en meer volatiel worden voor activa in het kader van waardeverminderingsmodel van IFRS 9. Gebaseerd op de hieronder beschreven waardeverminderingsmethode heeft de faciliteit geraamd dat de toepassing van de waardeverminderingsvereisten van IFRS 9 op 1 januari 2018 resulteert in volgende extra waardeverminderingen:
(x 1 000 EUR)
Geraamde additionele waardevermindering opgenomen vanaf 1 januari 2018
Leningen en vorderingen
49 709
Schatkistpapier
30
Niet-uitgekeerde leningen
4 152
Bruto extra waardeverminderingen
53 891
Schatkistpapier bestaat uit effecten met een hoge kredietkwaliteit. Derhalve besloot de faciliteit gebruik te maken van de praktische oplossing van IFRS 9 voor financiële instrumenten met een laag kredietrisico.
De verwachte kredietverliezen werden berekend op basis van de volgende variabelen:
·Kans op wanbetaling (Probability of default - PD)
·Verlies bij wanbetaling (Loss Given Default - LGD)
·Blootstelling bij wanbetaling (Exposure at default - EAD)
De kans op wanbetaling is de waarschijnlijkheid dat een tegenpartij zijn financiële verplichtingen niet kan nakomen, hetzij in de komende 12 maanden, hetzij in de resterende looptijd van de obligatie. De kans op wanbetaling wordt geraamd op een bepaalde datum, wordt berekend op basis van statistische ratingmodellen en wordt beoordeeld door ratinginstrumenten te gebruiken die afgestemd zijn op de verschillende categorieën van tegenpartijen en blootstellingen.
Ratings zijn de primaire input voor het bepalen van de rentetermijnstructuur van kans op wanbetaling voor blootstellingen. Informatie over prestatie en wanbetaling over de blootstellingen aan kredietrisico's worden ingezameld. De ingewonnen gegevens worden opgesplitst per bedrijfstak en per type regio. Verschillende bedrijfstakken en regio's die op een homogene manier reageren op kredietcycli worden samen geanalyseerd.
De EIB gebruikt statistische modellen om de ingewonnen gegevens te analyseren en ramingen op te stellen over de kans op wanbetaling in de resterende looptijd van blootstellingen en hoe deze naar verwachting zullen wijzigingen als gevolg van het verstrijken van de tijd. In deze analyse zijn de identificatie en de calibrering van verhoudingen tussen de wijzigingen in de wanbetalingsgraad en de wijzigingen in essentiële macro-economische factoren opgenomen. De groei van het bruto binnenlands product is de relevante macro-economische factor. Op basis van projecties van deze variabele worden drie macro-economische scenario's ontwikkeld, die vervolgens worden omgezet in kredietcycli en ten slotte in kansen op wanbetaling.
Het verlies bij wanbetaling is de verwachte omvang van het verlies voor de blootstelling ten aanzien waarvan zich een wanbetaling heeft voorgedaan. De definitie van het verlies bij wanbetaling is afgeleid van de volgende definitie van invorderingspercentage (dus '1-LDG'): het invorderingspercentage voor elk contract waarvoor de betalingen zijn gestaakt, is de verhouding tussen de gedisconteerde kasstromen die zijn ontvangen na de datum van wanbetaling en de nog uitstaande hoofdsom op de datum van wanbetaling. Het verlies bij wanbetaling varieert volgens het soort tegenpartij, het soort en de rangorde van de vordering en beschikbaarheid van een onderpand of andere kredietondersteuning. Invorderingspercentages zijn vastgesteld ten opzichte van drie grote categorieën van leners: niet-EU overheden en openbare instellingen, financiële instellingen en bedrijven.
Blootstelling bij wanbetaling is de verwachte blootstelling bij een wanbetaling en is gebaseerd op de huidige blootstelling aan de tegenpartij en potentiële wijzigingen aan het huidige bedrag die zijn toegestaan onder het contract met inbegrip van aflossingen. De blootstelling bij wanbetaling van een financieel actief is de brutoboekwaarde, het uitstaande bedrag op de balans staande blootstellingen. Voor leningsverplichtingen en financiële garanties omvat de blootstelling bij wanbetaling het opgenomen bedrag alsook de potentiële toekomstige bedragen die in het kader van het contract kunnen worden opgenomen.
De faciliteit heeft geraamd dat de toepassing van de waardeverminderingsvereisten IFRS 9 op 1 januari 2018 resulteert in een stijging van
53,9 miljoen EUR ten opzichte van de waardevermindering onder IAS 39.
In de onderstaande tabel is informatie opgenomen over de geraamde blootstelling aan krediet en te verwachten kredietverliezen voor leningen en voorschotten aan kredietinstellingen en klanten en niet-uitgekeerde leningen: Voor een overzicht van het kredietrisico inzake geldmiddelen en kasequivalenten en tot einde looptijd aangehouden financiële activa, zie toelichting 3.2.
(x 1 000 EUR)
Uitgekeerde bedragen
Niet-uitgekeerde bedragen
Geraamde waardevermindering
Voorzieningen voor verliezen
Verminderde kredietwaardigheid
Fase 1
1 265 945
823 023
21 727
Nee
Fase 2
375 716
20 615
32 134
Nee
Fase 3
138 319
-
113 255
Ja
Totaal
1 779 980
843 638
167 116
Informatieverschaffing
Uit hoofde van IFRS 9 zijn uitgebreide nieuwe informatieverschaffingen vereist, in het bijzonder over kredietrisico en te verwachten kredietverliezen. De voorlopige beoordeling van de faciliteit voorzag in een analyse om de gegevenshiaten ten opzichte van de huidige processen op te sporen De faciliteit is voornemens de wijzigingen aan het systeem en de controles in te voeren waarvan zij meent dat zij noodzakelijk zijn om de vereiste data in te zamelen.
Overgang
Wijzigingen in waarderingsbeleid die voortvloeien uit de vaststelling van IFRS 9 worden doorgaans met terugwerkende kracht toegepast, met uitzondering van hetgeen hierna wordt uiteengezet:
·De faciliteit zal gebaat zijn bij de uitzondering waardoor zij geen vergelijkende informatie mag aanpassen voor vorige periodes met betrekking tot wijzigingen op het vlak van classificatie en waardering (met inbegrip van waardevermindering). Verschillen in de boekwaarde van financiële activa en financiële passiva die het gevolg zijn van de goedkeuring van IFRS 9 zullen doorgaans worden opgenomen in de middelen van de contribuanten per 1 januari 2018.
·De volgende beoordelingen moeten worden gemaakt op basis van de feiten en omstandigheden die bestaan op de datum van de initiële toepassing:
-De vaststelling van het bedrijfsmodel waarbinnen een financieel actief worden aangehouden,
-De aanwijzing en intrekking van vorige aanwijzingen van bepaalde financiële activa en passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies.
IFRS 15 Opbrengsten van contracten met klanten
IFRS 15 stelt een alomvattend kader vast om te bepalen of, hoeveel en wanneer ontvangsten moeten worden opgenomen. IFRS 15 vervangt de bestaande richtsnoeren voor de opname van opbrengsten, inclusief IAS 18 Opbrengsten, IAS 11 Onderhanden projecten in opdracht van derden en IFRIC 13 Loyaliteitsprogramma's.
Het kernbeginsel van IFRS 15 is dat een entiteit opbrengsten moet opnemen om de overdracht van beloofde goederen of diensten aan klanten tot uitdrukking te brengen in een bedrag dat de vergoeding tot uitdrukking brengt waarop de entiteit verwacht in ruil voor die goederen of diensten recht te zullen hebben. De norm voorziet met name in een vijfstappenaanpak voor de opname van opbrengsten:
·Vaststelling van het contract met de klant:
·Vaststelling van de prestatieverplichtingen in het contract;
·Vaststelling van de transactieprijs;
·Toewijzing van de transactieprijs aan de prestatieverplichtingen in het contract;
·Opname van de opbrengsten wanneer (of naarmate) de entiteit de prestatieverplichting vervult.
Overeenkomstig IFRS 15 wordt een opbrengt door een entiteit opgenomen wanneer (of naarmate) een prestatieverplichting wordt vervuld, dus wanneer de controle over de goederen of diensten die aan de grondslag liggen van de specifieke prestatieverplichting naar de klant wordt overgeheveld.
Met het oog op de doeltreffendheid van IFRS 15 zijn bijkomende openbaarmakingen vereist.
De norm voorziet in een reeks van mogelijke transitiemethodes waaronder (i) een volledig retrospectieve benadering, (ii) een gewijzigde retrospectieve benadering met optionele praktische oplossingen en (iii) een methode van cumulatief effect zonder aanpassing van vergelijkende informatie.
In deze fase rondt de faciliteit de beoordeling af over de gevolgen van de toepassing van de nieuwe norm op de financiële staten. De aard van de volgende drie belangrijke types ontvangsten is verder geanalyseerd. Hierbij werd nagegaan of de nieuwe norm op hen van toepassing is:
·Rente en soortgelijke baten
·Baten uit vergoedingen en provisies
·Netto financiële resultaten
Uit de analyse van de faciliteit is gebleken dat alleen baten uit vergoedingen en provisies binnen de reikwijdte van IFRS 15 vallen.
Wat betreft baten uit vergoedingen en provisies, voert de faciliteit momenteel een beoordeling uit per type vergoeding. De voorlopige beoordeling is gebaseerd op het feit dat de vergoeding die een integrerend deel is van de effectieve rentevoetberekening wordt beschouwd als buiten de reikwijdte van IFRS 15 (binnen de reikwijdte van IFRS 9). Voor de soorten vergoedingen die binnen de reikwijdte vallen van IFRS 15, beoordeelt de faciliteit de patroonherkenning van de ontvangsten van elk type overeenkomstig de vijfstappenaanpak van IFRS 15 en maakt zij vervolgens een vergelijking met de bestaande benadering.
IAS 15 is op 22 september 2016 goedgekeurd door de EU en is van kracht voor de jaarlijkse verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2018.
De faciliteit is voornemens de norm aan te nemen die gebruik maakt van de gewijzigde retrospectieve benadering, hetgeen betekent dat de cumulatieve impact van het aannemen van de norm zal worden opgenomen in ingehouden winsten vanaf 1 januari 2018 en vergelijkende informatie zal niet worden aangepast.
Op basis van de gedetailleerde beoordeling van de gevolgen van de toepassing van IFRS 15 door de faciliteit wordt niet verwacht dat deze nieuwe norm een wezenlijke invloed zal hebben op de financiële staten van de faciliteit.
IFRS 16 Leaseovereenkomsten
IFRS 16 is uitgevaardigd in januari 2016 en vervangt het bestaande richtsnoer van IAS 17. Dit zal tot gevolg hebben dat bijna alle leaseovereenkomsten worden opgenomen op de balans, aangezien het onderscheid tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten wordt opgeheven. Onder de nieuwe norm worden een actief (het recht om het geleasede goed te gebruiken) en een financiële verplichting om leasesommen te betalen, opgenomen. De enige uitzonderingen zijn leaseovereenkomsten op korte termijn met een geringe waarde. De boekhouding voor leasegevers zal niet significant veranderen.
IFRS 16 is op 31 oktober 2017 goedgekeurd door de EU en is van kracht voor de jaarlijkse verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2019, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan indien IFRS 15 wordt toegepast.
De faciliteit verwacht dat deze wijziging geen wezenlijke invloed zal hebben op de financiële staten van de faciliteit.
IFRIC 22 Transacties in vreemde valuta en vooruitbetalingen
De interpretatie is van toepassing wanneer een entiteit een vooruitbetaling doet of ontvangt voor een in vreemde valuta luidend contract. De interpretatie gaat na hoe de transactiedatum moet worden betaald wanneer de norm wordt toegepast op transacties in vreemde valuta, IAS 21 verstrekt richtsnoeren wanneer de transactiedatum de datum is wanneer het actief, de baat of de last initieel is erkend, of de vroegere datum waarop vooruitbetaling is betaald of ontvangen, hetgeen resulteert in de erkenning van een voorschot of uitgestelde baten.
De interpretatie is momenteel nog niet is goedgekeurd door de Europese Unie. Overeenkomstig de laatste actualisering van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) wordt niet verwacht dat een bekrachtiging tegen het einde van het jaar zal plaatsvinden.
De faciliteit is niet voornemens deze interpretatie snel in te voeren en verwacht niet dat deze interpretatie een wezenlijke invloed zal hebben op de financiële staten van de faciliteit.
2.4Overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging
In het overzicht van de financiële positie zijn de activa en passiva opgenomen in dalende volgorde van liquiditeit en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vlottende en niet-vlottende posten.
2.4.1 Omrekening valuta
Voor de presentatie van de financiële staten wordt de euro gebruikt, die ook de functionele munteenheid is. Tenzij anders aangegeven, is de financiële verslaglegging in EUR is afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.
De verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de verrichting.
Financiële activa en passiva die in andere valuta dan de euro zijn uitgedrukt, worden in euro omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van het overzicht van de financiële positie. De winst of het verlies uit die omrekening wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.
Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen in een vreemde munteenheid uitgedrukte historische kosten, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de oorspronkelijke transactie. Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen de in een vreemde munteenheid uitgedrukte reële waarde, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum waarop de reële waarde werd bepaald.
Wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de vereffening van verrichtingen tegen een andere koers dan die van de datum van de transactie, en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen op in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva die niet zijn vereffend, worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.
De elementen van het overzicht van winst of verlies en andere niet-gerealiseerde resultaten worden maandelijks in euro omgerekend tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers.
2.4.2 Geldmiddelen en kasequivalenten
In het kader van de faciliteit worden lopende rekeningen, kortetermijndeposito's of schuldpapier met oorspronkelijke looptijden van drie maanden of minder als geldmiddelen en kasequivalenten beschouwd.
2.4.3 Andere financiële activa dan derivaten
Financiële activa worden geboekt op basis van de valutadatum.
§Reële waarde van financiële instrumenten
De reële waarde van een financieel instrument is de prijs die zou worden ontvangen om een activum te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum in de hoofdsom; of bij ontstentenis hiervan op de voordeligste markt waartoe de faciliteit op dat moment toegang heeft.
In voorkomend geval bepaalt de EIB namens de faciliteit de reële waarde van een instrument waarbij gebruikt wordt gemaakt van een prijsnotering op een actieve markt voor dat instrument. Een actieve markt is een markt waarop transacties voor het actief of de verplichting voldoende frequent en in voldoende volume plaatsvinden om op permanente basis prijsinformatie te verschaffen.
Wanneer de reële waarde van financiële activa en financiële passiva in de balans niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De gekozen waarderingstechniek omvat alle factoren waarmee marktdeelnemers rekening zouden houden bij de prijszetting van een transactie.
Bij de vaststelling van reële waarden maakt de EIB gebruik van de volgende reëlewaardehiërarchie die het belang van de bij de waarderingen gebruikte inputs weerspiegelt:
-niveau 1: inputs die niet zijn aangepast aan op actieve markten genoteerde marktprijzen voor identieke instrumenten waartoe de faciliteit toegang heeft;
-niveau 2: andere inputs dan de in niveau 1 ondergebrachte prijsnoteringen die waarneembaar zijn, hetzij rechtstreeks (dus als prijzen) of onrechtstreeks (dus afgeleid van prijzen). Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van op actieve markten genoteerde marktprijzen voor soortgelijke instrumenten, prijsnoteringen voor identieke of soortgelijke instrumenten op markten die als minder actief worden beschouwd of andere waarderingstechnieken waarbij alle significante inputs direct of indirect waarneembaar zijn van marktgegevens;
-niveau 3: inputs die niet waarneembaar zijn. Deze categorie omvat alle instrumenten waarvoor de waarderingstechniek inputs omvat die niet gebaseerd zijn op waarneembare gegevens en waarbij de niet-waarneembare inputs een significant effect hebben op de waardering van het instrument. Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van prijsnoteringen voor soortgelijke instrumenten waarbij aanzienlijke niet-waarneembare aanpassingen of veronderstellingen vereist zijn om de verschillen tussen de instrumenten weer te geven.
De faciliteit erkent overdrachten tussen de niveaus van de reëlewaardehiërarchie op het einde van de rapportageperiode waarin de wijziging heeft plaatsgevonden.
§Tot einde looptijd aangehouden activa
Tot einde looptijd aangehouden financiële activa bestaan uit beursgenoteerde obligaties die men tot einde looptijd wil aanhouden en commercial paper met oorspronkelijke looptijden van meer dan drie maanden.
Deze obligaties en commercial worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde plus eventuele rechtstreeks aan te rekenen transactiekosten. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieve-rentemethode over de resterende looptijd van het instrument.
De faciliteit beoordeelt bij elke datum van het overzicht van de financiële positie of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa of een groep van financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een 'tot verlies leidende gebeurtenis') en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Waardeverminderingsverlies wordt opgenomen in het overzicht van winst en verlies en het verlies wordt gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen die verdisconteerd zijn tegen de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het instrument.
§Leningen
Door de faciliteit verstrekte leningen worden bij de activa van de faciliteit opgenomen wanneer de geldmiddelen aan de lener zijn uitgekeerd. Door de faciliteit verstrekte leningen worden in eerste instantie tegen kosten (netto uitgekeerde bedragen) opgenomen, dat wil zeggen de reële waarde van de geldmiddelen waarmee de lening tot stand is gekomen inclusief transactiekosten, en vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd, waarbij de methode van het effectieve rendement wordt gehanteerd, minus een voorziening voor waardevermindering of oninbaarheid.
§Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn activa die als zodanig zijn aangewezen of die niet in een van de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld: tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening geboekte waarden, tot aan het einde van de looptijd gehouden waarden of leningen en vorderingen. Hierbij gaat het om directe aandeleninvesteringen en beleggingen in durfkapitaalfondsen die voor het eerst worden opgenomen tegen reële waarde plus transactiekosten.
Na aanvankelijke waardering worden voor verkoop beschikbare financiële activa vervolgens tegen reële waarde geboekt. In verband met de waardering van de reële waarde van beleggingen in aandelen die niet uit actieve markten kan worden afgeleid, gelden de volgende regels:
a.Risicokapitaalfondsen
De reële waarde van elk risicokapitaalfonds is gebaseerd op de door het fonds gerapporteerde laatst beschikbare intrinsieke waarde, indien deze waarde is berekend op basis van een internationale waarderingsnorm die wordt beschouwd in overeenstemming te zijn met de IFRS (bv. de International Private Equity and Venture Capital Valuation richtsnoeren (IPEV-richtsnoeren), gepubliceerd door de European Venture Capital Association (Europese vereniging voor risicodragend kapitaal)). De faciliteit mag evenwel overgaan tot een aanpassing van de door het fonds gerapporteerde intrinsieke waarde indien er factoren zijn die de waardering kunnen beïnvloeden.
b.Directe aandeleninvesteringen
De reële waarde van de investering is gebaseerd op de laatste reeks beschikbare financiële staten, waarbij — indien van toepassing — opnieuw hetzelfde model wordt gebruikt als het model dat bij de verwerving van de participatie werd gebruikt.
Niet-gerealiseerde winsten of verliezen op risicokapitaalfondsen en directe beleggingen in aandelen worden in het vermogen van de contribuant verwerkt tot de verkoop, de inning of de afstoting van de belegging of totdat is vastgesteld dat de belegging een waardevermindering heeft ondergaan. Indien vastgesteld wordt dat een voor verkoop beschikbare belegging in waarde is verminderd, worden de gecumuleerde niet-gerealiseerde winsten of verliezen die voordien in de rubriek eigen vermogen waren verwerkt, in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen.
Voor beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt de reële waarde bepaald aan de hand van erkende waarderingstechnieken (bijvoorbeeld methode op basis van de intrinsieke waarde, verdisconteerde kasstromen of meervoudige prognose). Deze beleggingen worden tegen kosten verwerkt wanneer de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden gemeten. Er wordt opgemerkt dat in de eerste twee jaren van de beleggingen, deze tegen kostprijs worden opgevoerd.
De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen. Volgens de gangbare praktijk in de financiële sector wordt op dergelijke investeringen doorgaans gezamenlijk ingeschreven door een aantal investeerders, die elk afzonderlijk niet in staat zijn de dagelijkse transacties en de investeringsactiviteit van een dergelijk fonds te beïnvloeden. Bijgevolg geeft het lidmaatschap van een investeerder in een bestuursorgaan van een dergelijk fonds deze investeerder doorgaans niet het recht de dagelijkse transacties van het fonds te beïnvloeden. Daarnaast bepalen individuele investeerders in risicodragend kapitaal of een durfkapitaalfonds niet het beleid van een dergelijk fonds op het vlak van het uitkeringsbeleid van dividenden of andere uitkeringen. Dergelijke besluiten worden doorgaans genomen door de directie van een fonds op basis van de aandeelhoudersovereenkomst waarin de rechten en de plichten zijn vastgelegd van de directie en alle aandeelhouders van het fonds. Doorgaans is het individuele investeerders op grond van de aandeelhoudersovereenkomst ook verboden om op bilaterale basis materiële transacties met het fonds uit te voeren, personeelswijzigingen tot stand te brengen bij de kaderleden of bevoorrechte toegang te verkrijgen tot cruciale technische informatie. De investeringen van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de bovenvermelde gangbare praktijk van de financiële sector, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de faciliteit geen controle of significante invloed in de zin van IFRS 10 en IAS 28 uitoefent over deze investeringen, inclusief de investeringen waarin de faciliteit meer dan 20 % van de stemrechten bezit.
§Garanties
Financiëlegarantiecontracten zijn overeenkomsten waarbij de faciliteit bepaalde betalingen moet verrichten om de garantiehouder een verlies te vergoeden dat ontstaat wanneer een bepaalde debiteur verzuimt een krachtens de voorwaarden van een schuldinstrument verschuldigde betaling te verrichten.
Onder de bestaande regels beantwoorden deze garanties niet aan de definitie van een verzekeringscontract (IFRS 4 Verzekeringscontracten) en worden zij geboekt onder IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering, hetzij als 'derivaten', hetzij als 'financiële garanties', op basis van hun kenmerken en eigenschappen zoals omschreven door IAS 39.
Het waarderingsbeleid voor derivaten wordt uiteengezet in toelichting 2.4.5.
Bij de eerste opname worden de financiële garanties tegen reële waarde in de balans opgenomen die overeenstemt met de intrinsieke waarde van de verwachte instroom van premies en initieel verwacht verlies. Deze berekening wordt uitgevoerd op de begindatum van elke transactie en wordt in het overzicht van de financiële positie als 'financiële garanties' opgenomen onder de rubriek 'overige activa' en 'overige passiva'.
Na de eerste opname worden de passiva van de faciliteit uit hoofde van elke garantie geherwaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:
-het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de geaccumuleerde afschrijvingen die zijn opgenomen in overeenstemming met IAS 18 Opbrengsten; en
-de best mogelijke raming van de middelen die nodig zijn om te voldoen aan de financiële verplichtingen die uit de garantie voortvloeien, overeenkomstig IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa.
De best mogelijke raming van de middelen wordt bepaald overeenkomstig IAS 37. Voorzieningen voor financiële garanties komen overeen met de kosten voor de afwikkeling van de verplichting, hetgeen neerkomt op de verwachte verliezen, geraamd op basis van alle bestaande relevante factoren en informatie op de datum van het overzicht van de financiële positie.
Wanneer een uit hoofde van IAS 39 gewaardeerde financiële garantie uit de balans wordt verwijderd en wordt behandeld onder IAS 37, wordt de voorheen onder 'Overige passiva' opgenomen waarde van deze garantie overgeheveld naar de titel 'Voorzieningen voor verstrekte garanties' in het overzicht van de financiële positie.
De voorziening van financiële garanties (zoals gewaardeerd uit het hoofde van IAS 37) wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder 'Wijziging in de voorzieningen voor garanties, minus terugboekingen.'
De ontvangen premie wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder 'Baten uit vergoedingen en provisies' op basis van een aflossingsplan overeenkomstig IAS 18 voor de looptijd van de financiële garantie.
Bij de ondertekening van een garantie-overeenkomst wordt deze overeenkomst opgenomen als een voorwaardelijke verplichting voor de faciliteit en wanneer een beroep op de garantie wordt gedaan, als een vastlegging voor de faciliteit.
2.4.4 Bijzondere waardevermindering van financiële activa
De faciliteit beoordeelt bij elke datum van het overzicht van de financiële positie of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een 'tot verlies leidende gebeurtenis') en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Aanwijzingen van waardevermindering kunnen zijn dat de lener of een groep van leners aanzienlijke financiële moeilijkheden ondervindt, in gebreke blijft en rente of hoofdsommen niet betaalt, de waarschijnlijkheid dat zij failliet zullen worden verklaard of een andere financiële reorganisatie zullen ondergaan, of dat waarneembare gegevens erop wijzen dat er een meetbare daling is in de geraamde toekomstige kasstromen, zoals wijzigingen in betalingsachterstallen of in de economische omstandigheden die met niet-nakoming samengaan.
Voor de aan het einde van het begrotingsjaar uitstaande leningen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn geboekt, komen waardeverminderingen tot stand wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het risico bestaat dat de uitgeleende bedragen geheel of gedeeltelijk niet volgens de oorspronkelijke contractuele voorwaarden of de overeenstemmende waarde zullen kunnen worden geïnd. Indien er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat er zich een waardevermindering heeft voorgedaan, wordt het verlies gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde van het activum en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen. De boekwaarde van het activum wordt verminderd door middel van een voorziening en het bedrag van het verlies wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Rentebaten worden nog steeds toegerekend op de verminderde boekwaarde volgens de effectieve rentevoet van de lening. Leningen worden samen met de daarmee samenhangende voorziening afgeschreven indien er geen realistische vooruitzichten op toekomstige inning bestaan. Indien het bedrag van de geraamde waardevermindering in een volgend jaar toe- of afneemt als gevolg van een gebeurtenis die zich na de opname van de waardevermindering voordoet, wordt de eerder geboekte waardevermindering verhoogd of verlaagd door de voorziening aan te passen.
Aangezien de faciliteit voor elke lening een kredietrisicobeoordeling uitvoert, hoeft er geen voorziening voor collectieve waardevermindering te worden opgenomen.
Voor de voor verkoop beschikbare financiële activa beoordeelt de faciliteit op elke datum van het overzicht van de financiële positie of er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat een investering een waardevermindering heeft ondergaan. Objectieve aanwijzingen kunnen bestaan in een aanzienlijke of langdurige daling van de reële waarde van de investering beneden haar kostprijs. Zijn er aanwijzingen van een waardevermindering voorhanden, dan wordt het gecumuleerde verlies (gewaardeerd als het verschil tussen de kosten van verwerving en de actuele reële waarde, minus de waardevermindering op de betrokken investering die reeds eerder in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen) uit de middelen van de contribuant gehaald en in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Waardeverminderingen op voor verkoop financiële activa worden niet via het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten teruggenomen; toenames van hun reële waarde na waardevermindering worden direct in de middelen van de contribuanten opgenomen.
In het kader van haar risicobeheer gaat de EIB ten minste eenmaal per jaar na of haar financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. De hieruit voortvloeiende aanpassingen leiden onder meer tot het ontbinden van het disagio in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens de gehele levensduur van het activum en alle aanpassingen die zijn vereist met betrekking tot een herbeoordeling van de oorspronkelijke waardevermindering.
De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden, om het risico (winst of verlies) van wisselkoersschommelingen af te dekken.
De faciliteit doet geen beroep op een van de afdekkingsmogelijkheden op grond van IAS 39. Alle afgeleide financiële instrumenten zijn tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening opgenomen en worden gerapporteerd als afgeleide financiële instrumenten. Reële waarden worden hoofdzakelijk bepaald op grond van contantewaardeberekeningen, optiewaarderingsmodellen en prijsnoteringen van derde partijen.
Derivaten worden tegen reële waarde als activa geboekt wanneer hun reële waarde positief is en als passiva wanneer hun reële waarde negatief is. Wijzigingen in de reële waarde van afgeleide financiële instrumenten zijn opgenomen in het overzicht van winst en verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de rubriek 'Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten'.
In eerste instantie worden derivaten opgenomen met gebruikmaking van de transactiedatum.
2.4.6 Bijdragen
Bijdragen van de lidstaten worden in de balans als te innen schuldvorderingen beschouwd met ingang van de datum van het besluit van de Raad waarin de door de lidstaten te betalen financiële bijdragen aan de faciliteit worden vastgesteld.
De bijdragen van de lidstaten voldoen aan de volgende voorwaarden en worden bijgevolg als vermogen geboekt:
-zoals in de bijdrage-overeenkomst is vastgelegd, geven zij de lidstaten het recht om bij een liquidatie van de faciliteit te bepalen hoe de netto-activa van de faciliteit worden besteed;
-zij behoren tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;
-alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten zijn achtergesteld, hebben identieke kenmerken;
-het instrument heeft geen kenmerken waardoor het als een passivum zou moeten geboekt; alsmede
-de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de faciliteit gedurende de looptijd van het instrument.
2.4.7 Rente van leningen
Rente van door de faciliteit verstrekte leningen wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten ("Rente en soortgelijke baten") en in het overzicht van de financiële positie ("Leningen en vorderingen") volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de effectieve rentevoet, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de nettoboekwaarde van de lening te verdisconteren. Zodra de boekwaarde van een lening door een waardevermindering afgenomen is, blijven de rentebaten opgenomen met gebruikmaking van de oorspronkelijke effectieve rentevoet die op de nieuwe boekwaarde wordt toegepast.
Bereidstellingsprovisies worden uitgesteld en als inkomsten erkend waarbij de effectieve rentemethode wordt gebruikt met betrekking tot periode van de uitbetaling tot de terugbetaling van de desbetreffende lening en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder rentebaten en soortgelijke opbrengsten.
2.4.8 Rentesubsidies en technische bijstand
Het beheer van de rentesubsidies en technische bijstand namens de lidstaten is een onderdeel van de activiteiten van de faciliteit.
Het deel van de bijdragen van de lidstaten dat aan de betaling van rentesubsidies en technische bijstand wordt toegewezen, wordt niet opgevoerd in de middelen van de contribuanten van de faciliteit, maar wordt ingedeeld als 'aan derden verschuldigd bedrag'. De faciliteit betaalt de eindbegunstigden uit en vermindert vervolgens het aan derden verschuldigde bedrag.
Wanneer bijdragen voor rentesubsidies en technische bijstand niet volledig worden toegekend, worden zij opnieuw geboekt als bijdrage aan de faciliteit.
2.4.9 Rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten
Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten worden volgens het toerekeningsbeginsel opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.
2.4.10Honoraria, provisies en dividenden
Honoraria die werden ontvangen met betrekking tot diensten die over een bepaalde periode werden verstrekt, worden als baten opgenomen in de mate dat de diensten zijn verstrekt. Honoraria die werden ontvangen bij de uitvoering van belangrijke handeling, worden als baten opgenomen wanneer belangrijke handeling heeft plaatsgevonden. Deze honoraria worden opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de post 'baten van honoraria en provisies'.
Dividenden van voor verkoop beschikbare financiële activa worden bij ontvangst opgenomen en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa.
2.5Belastingen
Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaalt dat de bezittingen, inkomsten en andere eigendommen van de instellingen van de Unie vrijgesteld zijn van alle directe belastingen.
3 Risicobeheer
Deze toelichting bevat gegevens over de blootstelling van de faciliteit aan krediet- en financiële risico's, beheer en controle van deze risico's door de faciliteit, in het bijzonder de primaire risico's die verband houden met het gebruik van financiële instrumenten. Die prioriteiten zijn:
-kredietrisico — het risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkelingsrisico;
-liquiditeitsrisico - het risico dat een entiteit niet in staat is om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen;
-marktrisico - het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.
Organisatie van het risicobeheer
De Europese Investeringsbank past als beheerder van de faciliteit haar risicobeheer voortdurend aan.
Het risicobeheer van de EIB is verantwoordelijk voor de identificatie, de beoordeling, het toezicht en de rapportage over de risico's waaraan de faciliteit is blootgesteld. Binnen een kader waarbij de scheiding van taken in acht wordt genomen, staat het risicobeheer los van de front offices. Binnen de EIB rapporteert de directeur-generaal risicobeheer over de risico's aan de vicevoorzitter van de EIB die verantwoordelijk is voor het risicobeheer. De met het risicobeheer belaste vicevoorzitter is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de risicorapportage aan het beheerscomité en het directiecomité van de Europese Investeringsbank.
Kredietrisico
Kredietrisico is het mogelijke risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkeling.
3.2.1Beleid op het vlak kredietrisico
Bij het uitvoeren van de kredietanalyse van de tegenpartijen bij de lening beoordeelt de EIB het kredietrisico en het verwachte verlies met het oog op een kwantificering en taxering van het risico. De EIB heeft een interne ratingmethode (IRM) ontwikkeld om de interne ratings te bepalen van de kredietrelevante tegenpartijen die als lener/borgsteller optreden. De methodiek is gebaseerd op een systeem van puntenlijsten die zijn aangepast aan elke belangrijke tegenpartij (bv. bedrijven, banken, openbare entiteiten, enz.). Rekening houdende met zowel de beste bancaire praktijken als de principes in het kader van kapitaalakkoord Bazel II, worden alle tegenpartijen die essentieel zijn voor het kredietprofiel van een specifieke transactie gerangschikt in interne ratingcategorieën waarbij gebruik wordt het gemaakt van de IRM voor het specifieke type tegenpartij. Aan elke tegenpartij wordt een interne rating toegekend die een weerspiegeling is van haar rating inzake kans op wanbetaling in vreemde valuta na een diepgaande analyse van het bedrijfsprofiel en financieel risicoprofiel van de tegenpartij en de risicocontext van het land van die tegenpartij.
Bij de kredietbeoordeling van projectfinanciering en andere gestructureerde transacties met beperkte aanwending wordt gebruik gemaakt van kredietrisico-instrumenten die van belang zijn voor de sector en hoofdzakelijk zijn toegespitst op beschikbaarheid van cash flow en aflossingscapaciteit. Bij deze instrumenten gaat het om de analyse van het contractueel kader van projecten, de analyse van de tegenpartij en cashflowsimulaties. Net zoals bij bedrijven en financiële instellingen wordt voor elk project een interne risicorating berekend.
Alle interne ratings worden gemonitord tijdens de looptijd van de lening en wordt periodiek bijgewerkt.
Alle verrichtingen zonder de overheid als tegenpartij (of zonder overheidsgarantie/hiermee gelijkgestelde garantie) zijn onderworpen aan een specifiek transactieniveau en beperkingen van de grootte van de tegenpartij. Tegenpartijlimieten worden in voorkomend geval vastgesteld op het geconsolideerde blootstellingsniveau van de groep. Dergelijke beperkingen weerspiegelen doorgaans de omvang van de eigen middelen van de tegenpartijen.
Om het kredietrisico te beperken maakt de EIB indien nodig en geval per geval gebruik van verschillende kredietverbeteringen. Hierbij gaat het om:
-wederpartij of projectgerelateerde effecten (bv. aandelen als onderpand, activa als onderpand, overdracht van rechten, toezeggingen met betrekking tot de rekeningen); of/en
-waarborgen, doorgaans verstrekt door de sponsor van het gefinancierde project (bv. honoreringsgarantie, afroepgaranties) of bankwaarborgen.
De faciliteit doet geen beroep op kredietderivaten om het kredietrisico te beperken.
3.2.2Maximale blootstelling aan kredietrisico zonder rekening te houden met zekerheidsstellingen en andere kredietbeschermingen.
In de onderstaande tabel is de maximale blootstelling aan kredietrisico opgenomen voor de onderdelen van de balans, inclusief derivaten. De maximale blootstelling is een brutoweergave, zonder het risicobeperkende effect van het gebruik van zekerheidsstellingen.
Maximale blootstelling (x 1000 EUR)
31.12.2017
31.12.2016
ACTIVA
Geldmiddelen en kasequivalenten
549 101
360 817
Door contribuanten te storten bedragen
150 000
86 395
Tot einde looptijd aangehouden activa
144 382
169 398
Afgeleide financiële instrumenten
12 521
6 920
Leningen en vorderingen
1 666 725
1 729 380
Overige activa
4 385
345
Totaal activa
2 527 114
2 353 255
POSTEN BUITEN DE BALANS
Voorwaardelijke passiva
- Niet-aangesproken garanties
74 569
35 337
Vastleggingen
- Niet-uitgekeerde leningen
869 983
901 899
- Aangesproken garanties
7 682
8 627
Totaal buitenbalansposten
952 234
945 863
Totaal kredietrisico
3 479 348
3 299 118
3.2.3Kredietrisico op leningen en vorderingen
3.2.3.1Meting kredietrisico op leningen en vorderingen
Elke lening of garantie van de faciliteit gaat gepaard met een uitgebreide risicobeoordeling en weging van de prognoses van verwachte verliezen die zijn opgenomen in een rangschikking van de lening. Verrichtingen in het kader van de IFE (zoals uiteengezet in toelichting 23), met uitzondering van via intermediairs verstrekte leningen, zijn niet onderworpen aan de richtsnoeren voor kredietrisicobeleid en zijn onderworpen aan een andere procedure. De rangschikking wordt opgesteld volgens algemeen aanvaarde criteria, op basis van de kwaliteit van de lener, de looptijd van de lening, de garantie en in voorkomend geval de borgsteller.
Het systeem voor de rangschikking van leningen omvat methodieken, processen, databases en IT-systemen voor de beoordeling van het kredietrisico bij leningen en de weging van de prognoses van verwachte verliezen. Het is een samenvatting van een grote hoeveelheid gegevens om een relatieve rangschikking van de kredietrisco's van de leningen tot stand te brengen. De rangschikking is een weerspiegeling van de huidige waarde van het geraamde niveau van de 'verwachte verliezen', waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van een wanbetaling van de belangrijkste schuldenaars, de risicoblootstelling en de ernst van het verlies bij wanbetaling. Rangschikkingen worden gebruikt voor de volgende doelstellingen:
-als hulpmiddel voor een meer accurate en kwantitatieve beoordeling van de leningrisico's;
-als hulpmiddel bij het toezicht;
-als beschrijving van de kwaliteit van de leningportfolio op een bepaalde datum;
-als input bij risicowaarderingsbesluiten op basis van de verwachte verliezen.
De volgende factoren spelen mee bij de vaststelling van een rangschikking:
I)de kredietwaardigheid van de lener: hierbij gaat het om een onafhankelijke beoordeling van de leners en een evaluatie van hun kredietwaardigheid op basis van interne methodieken en externe data. Overeenkomstig de gekozen geavanceerde benadering van Basel II heeft de Bank een interne ratingmethodiek opgesteld om de interne ratings van leners en borgstellers te bepalen. Dit is gebaseerd op een reeks specifieke puntenlijsten voor elke categorie tegenpartij.
II)De wanbetaling-correlatie: zij geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat zowel de lener als de borgsteller tegelijkertijd met financieringsmoeilijkheden zullen worden geconfronteerd. Hoe hoger de correlatie tussen kansen op wanbetaling van de lener en de borgsteller, hoe geringer de waarde van de garantie en dus hoe lager de rating.
III)De waarde van garantie-instrumenten en effecten: deze waarde wordt beoordeeld op basis van de combinatie van de kredietwaardigheid van de emittent en het soort instrument dat wordt gebruikt.
IV)Het contractueel kader: een degelijk contractueel kader versterkt de kwaliteit van de lening en verhoogt zijn interne rating. v)
V)De looptijd van de lening: als alle andere parameters gelijk blijven, geldt: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger het risico op moeilijkheden bij de aflossing van de lening.
Het verwachte verlies op een lening wordt berekend door een combinatie te maken van de vijf bovenvermelde punten. Uitgaande van het niveau van dit verlies wordt een lening ondergebracht in een van de onderstaande categorieën:
A Leningen van uitstekende kwaliteit: er zijn drie subcategorieën. A omvat alle EU-landenrisico's, dit zijn leningen die zijn verleend aan of die volledig, uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk door de lidstaten zijn gegarandeerd, waarbij verwacht wordt dat er zich geen terugbetalingsmoeilijkheden zullen voordoen en met een percentage voor onverwachte verliezen van 0%. A+ omvat leningen die toegekend zijn aan (of gegarandeerd zijn door) andere entiteiten dan lidstaten, waarbij ervan uitgegaan wordt dat tijdens de looptijd geen verslechtering zal optreden. A- omvat leningen waarbij er enige twijfel is omtrent het behoud van hun huidige status (bijvoorbeeld wegens de lange looptijd of als gevolg van de hoge volatiliteit van de toekomstige prijs van een anders uitstekend onderpand), maar waarbij elke neerwaartse ontwikkeling naar verwachting vrij beperkt zal zijn.
B Leningen van hoge kwaliteit: activa waarvoor de bank geen problemen verwacht, hoewel een geringe verslechtering in de toekomst niet wordt uitgesloten. B+ en B- worden gebruikt om de relatieve waarschijnlijkheid aan te geven van de mogelijkheid dat een dergelijke verslechtering zich voordoet.
C Leningen van goede kwaliteit: voorbeelden hiervan zijn niet-gegarandeerde leningen aan solide banken en bedrijven die na zeven jaar in één keer worden afgelost (bulletlening), of soortgelijke aflossing, vervaldag bij uitbetaling.
D Deze categorie vertegenwoordigt de grensgevallen tussen leningen van 'aanvaardbare kwaliteit' en die waarbij zich enige problemen hebben voorgedaan. Dit keerpunt in de rangschikking wordt nauwkeuriger omschreven door de subcategorieën D+ en D-. Leningen met een rating D- vereisen een verhoogd toezicht.
E Deze categorie omvat leningen met een groter risicoprofiel dan doorgaans wordt aanvaard. Tot deze categorie behoren ook leningen waarbij zich tijdens de looptijd ernstige problemen hebben voorgedaan en waarbij een verlies niet kan worden uitgesloten. Derhalve zijn deze leningen onderworpen aan een rigoureus en doorgedreven toezicht. Met de subcategorieën E+ en E- wordt het verschil in intensiteit aangegeven van dit speciaal toezicht, waarbij de transacties met een rangschikking E- zich in een positie bevinden waarbij er een grote kans is dat de aflossing niet tijdig kan plaatsvinden en er dus een vorm van schuldherstructurering noodzakelijk wordt, hetgeen kan resulteren in een waardeverminderingsverlies.
F F (wanbetaling) verwijst naar leningen met onaanvaardbare risico's. Leningen met een rangschikking F- kunnen alleen het resultaat zijn van lopende transacties die na ondertekening geconfronteerd werden met onvoorziene, uitzonderlijke en bijzonder ongunstige omstandigheden. Alle transacties waarbij zich een verlies van de hoofdsom voor de faciliteit voordoet, worden onder F gerangschikt. Hiervoor geldt een specifieke benadering.
Doorgaans worden leningen die intern D- of lager zijn gerangschikt op een toezichtslijst geplaatst. Indien een lening in eerste instantie was goedgekeurd met een risicoprofiel van D- of lager, zal deze lening alleen op de toezichtslijst worden geplaatst als gevolg een feitelijke kredietgebeurtenis die geleid heeft tot een verdere verslechtering van de rangschikking van de lening.
In de tabel in afdeling 3.2.3.3 is de analyse opgenomen van de kredietkwaliteit van de leningportfolio van de faciliteit op basis van de bovenstaande rangschikking.
3.2.3.2Analyse van blootstelling aan kredietrisico van leningen
In de onderstaande tabel wordt de maximale blootstelling weergegeven aan kredietrisico van ondertekende en uitbetaalde leningen per categorie lener, waarbij rekening wordt gehouden met de garanties die door de borgstellers zijn verstrekt:
Per 31.12.2017
Gegarandeerd
Andere kredietverbeteraars
Niet gegarandeerd
Totaal
% v/h totaal
(x 1 000 EUR)
Banken
46 860
11 651
919 216
977 727
59%
Bedrijven
145 914
59 462
285 492
490 868
29%
Openbare instellingen
30 882
-
-
30 882
2%
Staten
-
3 218
164 030
167 248
10%
Totaal uitgekeerd
223 656
74 331
1 368 738
1 666 725
100%
Ondertekend, niet uitgekeerd
89 597
-
780 385
869 983
Per 31.12.2016
Gegarandeerd
Andere kredietverbeteraars
Niet gegarandeerd
Totaal
% v/h totaal
(x 1 000 EUR)
Banken
22 691
34 597
933 609
990 897
57%
Bedrijven
110 849
97 213
320 406
528 468
31%
Openbare instellingen
38 330
-
-
38 330
2%
Staten
-
3 764
167 921
171 685
10%
Totaal uitgekeerd
171 870
135 574
1 421 936
1 729 380
100%
Ondertekend, niet uitgekeerd
94 976
-
806 923
901 899
3.2.3.3Analyse kredietkwaliteit per categorie lener
In de onderstaande tabel wordt de analyse weergegeven van de kredietkwaliteit van de portefeuille leningen van de portfolio van de faciliteit per 31 december 2017 en 31 december 2016 uitgaande van de rangschikking van de leningen, op basis van de ondertekende blootstellingen (uitgekeerd en niet-uitgekeerd).
Per 31.12.2017
Uitstekende rangschikking
Standaard rangschikking
Min. aanvaardbaar risico
Hoog risico
Geen rangschikking
Totaal
% v/h totaal
(x 1 000 EUR)
A tot B-
C
D+
D- en lager
Lener
Banken
208 601
187 225
189 727
870 912
-
1 456 465
58%
Bedrijven
114 769
8 018
3 288
533 382
1 428
660 885
26%
Openbare instellingen
-
-
30 882
-
-
30 882
1%
Staten
-
-
13 861
374 614
-
388 476
15%
TOTAAL
323 370
195 243
237 758
1 778 908
1 428
2 536 708
100 %
Per 31.12.2016
Uitstekende rangschikking
Standaard rangschikking
Min. aanvaardbaar risico
Hoog risico
Geen rangschikking
Totaal
% v/h totaal
(x 1 000 EUR)
A tot B-
C
D+
D- en lager
Lener
Banken
94 081
53 970
315 524
1 038 705
126 951
1 629 231
62%
Bedrijven
125 810
-
19 389
393 877
152 355
691 431
26%
Openbare instellingen
-
-
38 330
-
-
38 330
1%
Staten
-
-
18 131
254 156
-
272 287
11%
TOTAAL
219 891
53 970
391 374
1 686 738
279 306
2 631 279
100%
3.2.3.4Risicoconcentraties van leningen en vorderingen
3.2.3.4.1Geografische analyse
Op basis van het land van de ontlener kan de leningportefeuille van de faciliteit worden uitgesplitst in de volgende geografische regio's (× 1 000 EUR):
Land van de ontlener
31.12.2017
31.12.2016
Kenia
331 891
341 805
Nigeria
230 042
241 547
Uganda
169 869
175 424
Tanzania
116 093
115 239
Jamaica
85 728
90 237
Burundi
74 703
87 373
Mauritanië
64 007
85 008
Congo (Democratische Republiek)
62 439
47 122
Dominicaanse Republiek
61 326
81 230
Ethiopië
51 719
59 837
Ghana
49 895
45 715
Togo
45 574
64 605
Rwanda
38 555
29 918
Mauritius
26 598
31 518
Barbados
25 124
6 809
Kameroen
25 012
41 255
Malawi
22 800
11 493
Nieuw-Caledonië
21 670
2 191
Kaapverdië
20 487
23 029
Mozambique
19 212
22 389
Frans-Polynesië
17 235
21 387
Kaaimaneilanden
14 958
11 221
Angola
14 850
19
Senegal
13 881
18 544
Zambia
10 910
11 079
Botswana
7 618
7 889
Burkina Faso
6 041
4 480
Haïti
6 006
6 879
Niger
5 631
523
Mali
5 612
6 159
Samoa
5 100
6 356
Seychellen
5 036
2 058
Vanuatu
2 162
2 470
Namibië
1 971
-
Congo
1 730
3 460
Liberia
1 553
1 759
Palau
1 384
1 929
Micronesië
868
1 088
Regionaal ACS
751
15 640
Zuid-Afrika
653
1 336
Tonga
31
46
Trinidad en Tobago
-
528
Saint Lucia
-
392
Bahama's
-
392
Sint-Maarten
-
2
Totaal
1 666 725
1 729 380
3.2.3.4.2Analyse op grond van bedrijfstak
In de onderstaande tabel wordt de leningportefeuille van de faciliteit opgesplitst per bedrijfstak van de ontlener. De uitkeringen die eerst worden verstrekt aan een financiële tussenpersoon voordat zij aan de eindbegunstigde worden uitbetaald, zijn onder de globale leningen opgenomen (× 000 EUR):
Bedrijfstak van de ontlener
31.12.2017
31.12.2016
Tertiaire sector en overige
991 282
1 027 202
Elektriciteit, kolen en andere
290 364
283 489
Stadsontwikkeling, renovatie en vervoer
194 101
205 152
Grondstoffen en mijnbouw
59 462
82 242
Autosnelwegen en andere wegen
40 960
48 600
Luchthavens en systemen voor luchtverkeersafhandeling
30 882
38 330
Telecommunicatie
20 310
1 981
Voedselketen
15 586
14 257
Olie, gas en petroleum
12 466
8 384
Terugwinning van afval
8 018
7 988
Verwerking van materialen, bouwsector
2 194
8 691
Sociale infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg
1 100
2 280
Consumptiegoederen
-
784
Totaal
1 666 725
1 729 380
3.2.3.5Achterstallen op leningen en waardeverminderingen
De identificatie, het toezicht en de rapportage over achterstallige bedragen verloopt overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de Richtsnoeren en procedures voor financieel toezicht die binnen de bank gelden. Deze procedures zijn in overeenstemming met de optimale bancaire werkmethoden en worden gebruikt voor alle leningen die door de EIB worden beheerd.
Het toezicht is gestructureerd om ervoor te zorgen dat i) potentiële achterstallen op betalingen in zo kort mogelijke tijd worden opgespoord en aangemeld bij de bevoegde diensten; ii) problematische gevallen onverwijld worden behandeld op het juiste operationele en besluitvormingsniveau; iii) op gezette tijd verslag wordt uitgebracht aan het directiecomité van de EIB en de lidstaten over de algemene stand van zaken met betrekking tot de achterstallen en de invorderingsmaatregelen die reeds zijn genomen en die men van plan is te nemen.
De achterstallen en waardeverminderingen op de leningen kunnen als volgt worden geanalyseerd (× 1000 EUR):
Leningen en vorderingen
Leningen en vorderingen
Toelichtingen
31.12.2017
31.12.2016
Boekwaarde
1 666 725
1 729 380
Individueel in waarde verminderde activa
Brutobedrag
136 827
119 381
Voorziening voor waardevermindering
7
-106 203
-117 640
Individueel in waarde verminderde boekwaarde
30 624
1 741
Collectief in waarde verminderde activa
Brutobedrag
-
-
Voorziening voor waardevermindering
-
-
Collectief in waarde verminderde boekwaarde
-
-
Achterstallig maar niet aan bijzondere waardevermindering onderhevig
"Achterstallig" omvat
0-30 dagen
1 227
1 620
30-60 dagen
77
30
60-90 dagen
31
-
90-180 dagen
18
-
meer dan 180 dagen
1
1
Achterstallige maar niet in waarde verminderde boekwaarde
1 354
1 651
Boekwaarde die niet vervallen is en evenmin in waarde is verminderd
1 634 747
1 725 988
Totale boekwaarde leningen en vorderingen
1 666 725
1 729 380
3.2.3.6Leningoversluiting en respijt
De faciliteit beschouwt leningen in verzuim indien naar aanleiding van ongunstige veranderingen in de financiële positie van een ontlener de faciliteit opnieuw onderhandelt over de oorspronkelijke voorwaarden van de contractuele regelingen met deze ontlener, hetgeen een rechtstreeks effect heeft op de toekomstige kasstromen van het financieel instrument, hetgeen kan resulteren in een verlies voor de faciliteit. De financiële gevolgen van de herstructureringsactiviteiten zijn evenwel doorgaans beperkt tot eventuele waardeverminderingsverliezen, aangezien financiële neutraliteit doorgaans wordt toegepast door de faciliteit en tot uiting komt in de herziene tariefvoorwaarden van de herschikte verrichtingen.
Bij normale bedrijfsvoering zou de rangschikking van de desbetreffende leningen zijn verslechterd en zou de lening voorafgaand aan de heronderhandeling in de toezichtslijst zijn opgenomen. Zodra de heronderhandeling is beëindigd, zal de faciliteit nauwgezet toezicht blijven uitoefenen op deze leningen. Indien de herziene betalingsvoorwaarden niet voorzien in de terugbetaling van de oorspronkelijke boekwaarde van het actief, zal dit als een waardevermindering worden beschouwd. De desbetreffende waardeverminderingsverliezen zullen worden berekend op basis van de geraamde kasstromen, verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet. Op gezette tijden wordt nagegaan of een waardevermindering moet plaatsvinden voor alle leningen waarvan de rangschikking is verslechterd tot E. Alle leningen met een F-rangschikking vereisen een waardevermindering. Zodra de rangschikking van een lening voldoende is verbeterd, wordt de lening verwijderd van de toezichtslijst overeenkomstig de procedures van de faciliteit.
Respijtmaatregelen en - praktijken die worden uitgevoerd door het herstructureringsteam van de faciliteit tijdens de verslagperiode, omvatten verlenging van de looptijd, uitstel van loutere kapitaalaflossing, uitstel van kapitaalaflossing en rentebetaling en kapitalisering van achterstallige betalingen. Dergelijke respijtmaatregelen hebben niet tot gevolg dat de onderliggende verrichting uit de balans wordt verwijderd.
Blootstellingen wegens wijzigingen in de contractuele voorwaarden die geen gevolgen hebben op de toekomstige kasstromen, zoals onderpand- of andere zekerheidsregelingen of afstand van contractuele rechten bij overeenkomsten worden niet beschouwd als verzuim. Bijgevolg worden deze gebeurtenissen niet beschouwd als toereikend om op zich een waardevermindering aan te geven.
Verrichtingen waarvoor respijtmaatregelen gelden, worden als dusdanig vermeld in de onderstaande tabel:
(x 1 000 EUR)
31.12.2017
31.12.2016
Aantal verrichtingen waarvoor respijtmaatregelen gelden
27
22
Boekwaarde
136 973
171 135
met waardevermindering
112 423
124 250
Opgenomen waardevermindering
107 256
113 052
Rentebaten met betrekking tot respijtmaatregelen
8 418
19 877
Afgeschreven uitgaven (na de beëindiging/verkoop van de verrichting)
9 395
31 298
Respijtmaatregelen
(x 1 000 EUR)
31.12.2016
Verlenging van de looptijden
Uitstel van loutere kapitaalaflossing
Uitstel van kapitaal-aflossingen en rentebetaling
Overige
Contractuele terugbetaling en beëindiging(1)
31.12.2017
Banken
37 276
-
2 886
-
5 490
-15 305
30 347
Bedrijven
133 859
10 062
2 803
-
3 013
-43 111
106 626
Totaal
171 135
10 062
5 689
-
8 503
-58 416
136 973
(1) Dalingen kunnen worden verklaard door terugbetalingen van kapitaal tijdens het jaar met betrekking tot verrichtingen die reeds met ingang van 31 december 2017 als respijt worden beschouwd en door beëindiging van respijtmaatregelen tijdens het jaar.
3.2.4Kredietrisico met betrekking tot geldmiddelen en kasequivalenten
De beschikbare middelen worden geïnvesteerd overeenkomstig het schema van de faciliteit voor de contractuele uitbetaling van de verplichtingen. Per 31 december 2017 en 31 december 2016 vonden investeringen plaats in de vorm van rekeningtegoeden, depositobewijzen en commercial paper.
De goedgekeurde entiteiten beschikken over een rating die overeenstemt met de ratings op korte en lange termijn die is vereist voor de beleggingen van kasmiddelen die door de EIB voor eigen rekening worden uitgevoerd; Bij verschillende ratings die door meer dan een ratingbureau zijn verleend, geldt de laagste rating. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde bank bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR). Een uitzondering op deze regel is verleend aan de Société Générale, waar de faciliteit haar operationele kasgeldrekeningen aanhoudt. Het maximum voor kortlopend krediet voor de Société Générale bedraagt op 31 december 2017 en 31 december 2016 110 000 000 EUR (honderdtien miljoen EUR). Het verhoogde maximum is van toepassing op de som van de tegoeden op de operationele kasgeldrekeningen en de instrumenten die door deze tegenpartij zijn uitgegeven en worden aangehouden door de thesaurieportfolio.
Alle investeringen worden geplaatst bij de goedgekeurde entiteiten met een maximale looptijd van drie maanden vanaf de valutadatum. Per 31 december 2017 en 31 december 2016 hadden alle termijndeposito's, commercial paper en kasmiddelen die werden aangehouden door de thesaurieportfolio van de faciliteit een minimale rating P-1 van Moody's of gelijkwaardig op de vereffening.
In de onderstaande tabel is het saldo van de geldmiddelen en kasequivalenten inclusief opgelopen rente opgenomen (× 1000 EUR):
Minimale korte-termijnrating
Minimale lange-termijnrating
31.12.2017
31.12.2016
(terminologie Moody's)
(terminologie Moody's)
P-1
Aaa
49 616
9%
37 949
10%
P-1
Aa2
-
0%
46 963
13%
P-1
Aa3
89 971
16%
40 436
11%
P-1
A1
143 080
26%
100 012
28%
P-1
A2
266 434
49%
135 457
38%
TOTAAL
549 101
100%
360 817
100%
3.2.5Kredietrisico met betrekking tot derivaten
3.2.5.1Beleid op het vlak van kredietrisico van derivaten
Het kredietrisico met betrekking tot derivaten is het verlies dat een bepaalde partij kan oplopen wanneer de tegenpartij bij de transactie niet in staat zou zijn haar contractuele verplichtingen na te komen. Het kredietrisico bij derivaten hangt af van een aantal factoren (zoals rentevoeten en wisselkoersen) en stemt doorgaans overeen met een klein onderdeel van hun referentiewaarde.
De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden. Alle swaps worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank met een externe tegenpartij. De swaps vallen onder dezelfde Master Swap overeenkomsten en Credit Support bijlagen die tussen de Europese Investeringsbank en haar externe tegenpartijen zijn afgesloten.
3.2.5.2Meting van de kredietrisico's voor derivaten
Alle door de Europese Investeringsbank uitgevoerde swaps die betrekking hebben op de faciliteit, worden behandeld binnen hetzelfde contractuele kader en volgens dezelfde methodiek die gelden voor de derivaten die door de Europese Investeringsbank voor eigen doeleinden zijn ingezet. Met name de geschiktheid van de tegenpartijen bij de swapovereenkomst wordt bepaald door de Europese Investeringsbank op basis van dezelfde geschiktheidsvoorwaarden die gelden voor de algemene swapdoeleinden.
Voor het meten van de blootstelling aan kredietrisico met betrekking tot transacties met swaps en derivaten maakt de Europese Investeringsbank gebruik van de Net Market Exposure (NME) en Potential Future Exposure (PFE) benadering voor verslaglegging en toezicht op de limieten. De derivaten van de faciliteit zijn volledig opgenomen in de NME en PFE.
·In de onderstaande tabel zijn de looptijden van de valutarenteswaps opgenomen, opgesplitst voor hun referentiewaarde en reële waarde:
Swapcontracten per 31.12.2017
korter dan
1 jaar
5 jaar
langer dan
Totaal 2017
(x 1 000 EUR)
1 jaar
tot 5 jaar
tot 10 jaar
tot 10 jaar
Nominaal bedrag
-
8 098
-
-
8 098
Reële waarde (d.i. netto contante waarde)
-
-955
-
-
-955
Swapcontracten per 31.12.2016
korter dan
1 jaar
5 jaar
langer dan
Totaal 2016
(x 1 000 EUR)
1 jaar
tot 5 jaar
tot 10 jaar
tot 10 jaar
Nominaal bedrag
-
7 430
-
-
7 430
Reële waarde (d.i. netto contante waarde)
-
-3 051
-
-
-3 051
·De faciliteit sluit valuataswapcontracten op korte termijn ("FX swaps") af om het valutarisico af te dekken op uitkeringen van leningen in andere valuta dan de EUR. FX swaps hebben een looptijd van maximum drie maanden en worden regelmatig verlengd. Het referentiebedrag van FX swaps bedroeg 1.500,0 miljoen EUR op 31 december 2017 ten opzichte van 1.611,0 miljoen EUR op 31 december 2016. De reële waarde van FX swaps bedroeg 12,0 miljoen EUR op 31 december 2017 ten opzichte van -15,3 miljoen EUR op 31 december 2016.
·De faciliteit sluit interest rate swap contracten af om het renterisico op uitbetaalde leningen af te dekken. Per 31 december 2017 zijn er twee niet-afgewikkelde renteswaps met een referentiebedrag van 31,7 miljoen EUR (2016: 41,2 miljoen EUR) en een reële waarde van 0,3 miljoen EUR (2016: 0,1 miljoen EUR).
3.2.6Kredietrisico op tot einde looptijd aangehouden financiële activa
In de volgende tabel wordt de situatie toegelicht van de portefeuille van tot de vervaldatum aangehouden posities die volledig bestaan uit schatkistpapier en staatsobligaties die door Italië, Portugal en Spanje zijn uitgegeven of gegarandeerd, met een resterende looptijd tot drie maanden. EU-lidstaten, hun agentschappen, banken en niet-bancaire entiteiten zijn in aanmerking komende emittenten. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde emittent bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR). Investeringen in obligaties op middellange en lange termijn kwamen ook in aanmerking, overeenkomstig de investeringsrichtsnoeren en afhankelijk van de liquiditeitsbehoeften.
Minimale korte-termijnrating
Minimale lange-termijnrating
31.12.2017
31.12.2016
(terminologie Moody's)
(terminologie Moody's)
P-1
Aa2
-
0%
18 012
10%
P-1
A1
-
0%
30 002
18%
P-2
Zonder rating
-
0%
20 025
12%
P-2
Baa2
94 353
65 %
-
0%
NP
Ba1
50 029
35%
50 005
30%
Zonder rating
Baa2
-
0%
51 354
30%
TOTAAL
144 382
100%
169 398
100%
3.3Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico verwijst naar het vermogen van een entiteit om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen. Dit risico kan worden opgesplitst in een liquiditeitsfinancieringsrisico en een marktliquiditeitsrisico. Een liquiditeitsfinancieringsrisico is het risico dat een entiteit niet in staat zal zijn om op doeltreffende wijze gevolg te geven aan de verwachte en onverwachte huidige en toekomstige thesauriebehoeften, zonder afbreuk te doen aan haar dagelijkse verrichtingen of haar financiële positie. Een marktliquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit een positie niet gemakkelijk kan compenseren of ongedaan kan maken tegen de marktprijs als gevolg van een ontoereikende marktdiepte of verstoring van de markten.
3.3.1 Beheer van het liquiditeitsrisico
De faciliteit wordt in eerste instantie gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van de lidstaten alsook met terugbetalingen afkomstig van door de faciliteit uitgevoerde verrichtingen. Het liquiditeitsfinancieringsrisico wordt in eerste instantie door de faciliteit beheerd door het inventariseren van haar liquiditeitsbehoeften en de vereiste jaarlijkse bijdragen van de lidstaten.
Om de jaarlijkse bijdragen van de lidstaten te berekenen, worden de uitkeringspatronen van de bestaande en geplande portefeuille onderzocht en tijdens het jaar opgevolgd. Speciale gebeurtenissen, zoals vroegtijdige terugbetalingen, verkoop van aandelen of wanbetalingen worden in aanmerking genomen met het oog op een aanpassing van de jaarlijkse liquiditeitsvereisten.
Om het liquiditeitsrisico verder te beperken, beschikt de faciliteit over een liquiditeitsreserve die voldoende is om steeds de tijdig voorspelde uitbetalingen van contanten (op gezette tijden bekendgemaakt door de afdeling Kredietverlening van de EIB) te kunnen dekken. Middelen worden geïnvesteerd op de geldmarkt en de obligatiemarkten in de vorm van interbancaire deposito's en andere financiële instrumenten op korte termijn waarbij rekening wordt gehouden met de verplichtingen inzake uitbetalingen van contanten van de faciliteit. De liquide activa van de faciliteit worden beheerd door de dienst thesaurie van de bank om ervoor te zorgen dat de nodige kasmiddelen worden aangehouden om de faciliteit in staat te stellen haar verplichtingen na te komen.
Overeenkomstig het beginsel van scheiding van taken tussen front en back office vallen afwikkelingstransacties die betrekking hebben op de investering van deze activa onder de verantwoordelijkheid van de EIB-afdeling planning en afwikkeling van transacties. Daarnaast vallen de goedkeuring van tegenprestaties en de limieten voor investeringen in schatkistpapier, alsook het toezicht op deze limieten, onder de verantwoordelijkheid van het directoraat Risicobeheer van de bank.
3.3.2 Meting van het liquiditeitsrisico
In de deze afdeling opgenomen tabellen wordt een overzicht gegeven van de financiële verplichtingen van de faciliteit volgens looptijd op basis van de resterende periode tussen de balansdatum en de contractuele vervaldag (op basis van op niet-gedisconteerde kasstromen).
Wat betreft de niet-afgeleide financiële verplichtingen, heeft de faciliteit verbintenissen in de vorm van niet-uitbetaalde delen van het krediet uit hoofde van ondertekende kredietovereenkomsten, niet-uitbetaalde delen van ondertekende inschrijvingen op kapitaal/investeringsovereenkomsten, toegekende leninggaranties, of van toegezegde rentesubsidies en technische bijstand ("TA").
In het kader van de faciliteit afgesloten leningen hebben een uitbetalingstermijn. De uitbetalingen komen evenwel tot stand op momenten en in bedragen die een weerspiegeling zijn van de geboekte vooruitgang bij de desbetreffende investeringsprojecten. Bovendien zijn de leningen van de faciliteit transacties die tot stand komen in een relatief volatiele werkomgeving. Derhalve is het uitbetalingsschema onderworpen aan een aanzienlijke mate van onzekerheid.
Kapitaalinvesteringen worden opeisbaar wanneer en zodra uit hoofde van de fondsenbeheerders geldige opvragingen voor kapitaal tot stand komen, die een beeld geven van de geboekte vooruitgang bij hun investeringsactiviteiten. De trekkingsperiode is gewoonlijk 3 jaar en wordt vaak met een of twee jaar verlengd. Sommige uitbetalingsverbintenissen blijven gewoonlijk ook van kracht na afloop van de trekkingsperiode totdat de onderliggende investeringen van het fonds volledig beschikbaar zijn, aangezien de liquiditeiten van het fonds soms ontoereikend kunnen zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen met betrekking tot vergoedingen en andere kosten.
Garanties gaan niet gepaard met specifieke uitbetalingsverplichtingen tenzij door de begunstigde van de lening een waarborg wordt afgeroepen. Het bedrag van uitstaande garanties wordt verlaagd volgens het aflossingsschema van gegarandeerde leningen.
Vastgelegde kasuitstromen van rentesubsidies vinden plaats bij gesubsidieerde leningen die met eigen middelen van de EIB worden gefinancierd. De gerapporteerde uitstromen zijn dus evenwel alleen vastleggingen die verband houden met deze leningen in plaats van het totaalbedrag vastlegde niet-uitgekeerde rentesubsidies. Zoals bij de leningen, is hun uitbetalingsschema onzeker.
Vastgelegde technische bijstand 'Bruto nominale uitstroom' in de tabel 'Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen' verwijst naar het totale niet-uitbetaalde deel van de ondertekende contracten voor technische bijstand. Het uitkeringspatroon is in aanzienlijke mate onzeker. Kasuitstromen die zijn ondergebracht in de categorie 'drie maanden of minder' vertegenwoordigen het bedrag van uitstaande facturen dat tegen de verslagleggingsdatum wordt ontvangen.
Vastleggingen voor niet-afgeleide financiële verplichtingen zonder vastgestelde contractuele vervaldatum worden gerangschikt onder 'Looptijd onbepaald'. Vastleggingen met een vastgelegd verzoek voor uitbetalingen van contanten op de verslagleggingsdatum worden onder de desbetreffende termijn gerangschikt.
Bij afgeleide financiële verplichtingen vertegenwoordigt het looptijdprofiel de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen van swapovereenkomsten met inbegrip van cross currency swaps(CCS), cross currency renteswaps(CCIRS), currency swaps op korte termijn en renteswaps.
Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen
3 maanden of minder
Van 3 maanden tot 1 jaar
Van 1 jaar tot 5 jaar
Meer dan 5 jaar
Looptijd niet bepaald
Bruto nominale uitstroom
x 1 000 EUR per 31.12.2017
Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen
5 543
-
-
-
864 440
869 983
Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen
5 039
-
-
-
316 656
321 695
Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties)
-
-
-
-
82 251
82 251
Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies
1 245
-
-
-
286 066
287 311
Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand
1 931
-
-
-
24 720
26 651
TOTAAL
13 758
-
-
-
1 574 133
1 587 891
Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen
3 maanden of minder
Van 3 maanden tot 1 jaar
Van 1 jaar tot 5 jaar
Meer dan 5 jaar
Looptijd niet bepaald
Bruto nominale uitstroom
x 1 000 EUR per 31.12.2016
Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen
82 405
-
-
-
819 494
901 899
Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen
4 592
-
-
-
239 458
244 050
Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties)
-
-
-
-
43 964
43 964
Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies
-
-
-
-
275 917
275 917
Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand
2 671
-
-
-
24 807
27 478
TOTAAL
89 668
-
-
-
1 403 640
1 493 308
Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen
3 maanden of minder
Van 3 maanden tot 1 jaar
Van 1 jaar tot 5 jaar
Meer dan 5 jaar
Bruto nominale instroom of uitstroom
x 1 000 EUR per 31.12.2017
CCS en CCIRS – instroom
7
3 144
5 122
-
8 273
CCS en CCIRS — uitstroom
-
-4 051
-5 959
-
-10 010
Valutaswaps op korte termijn — instroom
1 500 000
-
-
-
1 500 000
Valutaswaps op korte termijn — uitstroom
-1 493 987
-
-
-
-1 493 987
Renteswaps — instroom
355
1 102
4 138
625
6 219
Renteswaps - uitstroom
-
-1 502
-3 782
-556
-5 840
Totaal
6 375
-1 307
-482
69
4 655
Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen
3 maanden of minder
Van 3 maanden tot 1 jaar
Van 1 jaar tot 5 jaar
Meer dan 5 jaar
Bruto nominale instroom of uitstroom
x 1 000 EUR per 31.12.2016
CCS en CCIRS – instroom
3
2 409
5 222
-
7 634
CCS en CCIRS — uitstroom
-
-3 688
-7 377
-
-11 065
Valutaswaps op korte termijn — instroom
1 611 000
-
-
-
1 611 000
Valutaswaps op korte termijn — uitstroom
-1 636 001
-
-
-
-1 636 001
Renteswaps — instroom
411
1 234
5 529
1 550
8 724
Renteswaps - uitstroom
-
-1 962
-5 316
-1 329
-8 607
Totaal
-24 587
-2 007
-1 942
221
-28 315
3.3.3Financiële activa en passiva op lange termijn
In de onderstaande tabel zijn de boekwaarden opgenomen van de niet-afgeleide financiële activa en financiële verplichtingen die naar verwachting meer dan 12 maanden na de verslagleggingsdatum zullen worden geïnd of afgewikkeld.
(x 1 000 EUR)
31.12.2017
31.12.2016
Financiële activa:
Leningen en vorderingen
1 608 488
1 692 867
Voor verkoop beschikbare financiële activa
497 539
516 884
Overige activa
318
141
Totaal
2 106 345
2 209 892
Financiële passiva:
Voorzieningen voor verstrekte garanties
549
497
Aan derden verschuldigde bedragen
109 004
69 960
Totaal
109 553
70 457
3.4Marktrisico
Het marktrisico is het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.
3.4.1 Renterisico
Het renterisico is de volatiliteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de rentedragende posities als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de rentevoeten.
De fluctuatie van haar economische waarde of incongruenties op het vlak van prijszetting tussen verschillende activa, passiva en afdekkingsinstrumenten hebben geen rechtstreekse weerslag op de faciliteit omdat i) zij geen directe financieringskosten of rentedragende passiva heeft en ii) zij de weerslag aanvaardt van rentefluctuaties op de inkomsten uit haar investeringen.
De gevoeligheid van de kredietportefeuille en de micro hedging swaps van de faciliteit voor rentefluctuaties wordt gemeten op basis van een basispuntwaardeberekening.
In de BPV-berekening wordt de winst of het verlies gemeten van de netto contante waarde van de desbetreffende portfolio, ten opzichte een stijging met een 1 basispunt (0,01%) van rentevoettrends binnen een specifiek tijdsinterval 'money market - tot en met 1 jaar', 'very short - 2 tot 3 jaar', 'short - 4 tot 6 jaar', 'medium - 7 tot 11 jaar''long - 12 tot 20 jaar' of 'extra long - meer dan 21 jaar'.
Voor het verkrijgen van de netto contante waarde (NPV) van de kasstromen van de leningen in EUR gebruikt de faciliteit de EUR-financieringscurve van de EIB (EUR-swapcurve bijgesteld met de globale financieringsspread van de EIB). De USD-financieringscurve van de EIB wordt gebruikt voor de berekening van de NPV van kasstromen van de leningen in USD. De netto contante waarde (NCW) van kasstromen van leningen in valuta waarvoor geen betrouwbare en voldoende volledige discontocurve beschikbaar is, wordt bepaald door de EUR-financieringscurve van de EIB als maatstaf te gebruiken.
Voor het berekenen van de netto contante waarde van micro hedging swaps gebruikt de faciliteit de EUR-swapcurve voor kasstromen in EUR en de USD-swapcurve voor kasstromen in USD.
Zoals blijkt uit de volgende tabel, zou de netto contante waarde van de leningenportefeuille inclusief de hieraan gerelateerde micro hedging swaps op 31 december 2017 dalen met 488 000 EUR (per 31.12.2016: daling met 516 000 EUR) als alle desbetreffende rentevoeten tegelijkertijd stijgen met 1 basispunt.
Basispuntwaarde
Geld
Zeer kort
Kort
Gemiddeld
Lang
Extra lang
Totaal
(x 1 000 EUR)
Markt
Per 31.12.2017
1 jaar
2 tot 3 jaar
4 tot 6 jaar
7 tot 11 jaar
12 tot 20 jaar
21 jaar
Totale gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps
-49
-96
-159
-168
-16
-
-488
Basispuntwaarde
Geld
Zeer kort
Kort
Gemiddeld
Lang
Extra lang
Totaal
(x 1 000 EUR)
Markt
Per 31.12.2016
1 jaar
2 tot 3 jaar
4 tot 6 jaar
7 tot 11 jaar
12 tot 20 jaar
21 jaar
Totale gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps
-46
-101
-164
-175
-30
-
-516
3.4.2Valutarisico
Het valutarisico voor de faciliteit is het risico op het verlies van inkomsten of economische waarde als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de wisselkoersen.
Met een referentierekenvaluta (EUR voor de faciliteit) wordt de faciliteit blootgesteld aan een valutarisico zodra er een incongruentie optreedt tussen in niet-referentierekenvaluta luidende activa en passiva. Onder het valutarisico valt ook het effect van wijzigingen in de waarde van toekomstige in een niet-referentierekenvaluta luidende kasstromen, bv. interest en dividenduitkeringen, als gevolg van wisselkoersschommelingen.
3.4.2.1Valutarisico en schatkistpapier
Het schatkistpapier van de faciliteit luidt in EUR of USD.
Het valutarisico wordt gedekt door contante of termijntransacties in vreemde valuta, valutaswaps of cross-currency swaps. De afdeling thesaurie van de bank kan, als zij dit nodig en passend acht, gebruik maken van een ander instrument, overeenkomstig het beleid van de bank, dat bescherming biedt tegen de marktrisico's met betrekking tot de financiële activiteiten van de faciliteit.
3.4.2.2Valutarisico en door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties.
De bijdragen van de lidstaat aan de faciliteit worden ontvangen in EUR. De door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties alsook de rentesubsidies kunnen in EUR, USD of elke andere goedgekeurde valuta luiden.
Een blootstelling aan valutarisico (ten opzichte van de referentievaluatie EUR) doet zich voor wanneer transacties in andere valuta dan de EUR niet afgedekt worden. De richtsnoeren voor de afdekking van de wisselkoers van de faciliteit worden hierna toegelicht.
3.4.2.2.1.Afdekking van verrichtingen in USD
Het valutarisico dat ontstaat door transacties van de faciliteit in USD, wordt gedekt op geaggregeerde basis via het gebruik van USD/EUR valutaswaps, waarvan het bedrag periodiek wordt verlengd en aangepast. Het gebruik van valutaswaps heeft een dubbel doel. Enerzijds wordt de noodzakelijke liquiditeit voor nieuwe uitkeringen (leningen en vermogen) gegenereerd en anderzijds blijft een macro valutahedging gehandhaafd.
Bij de aanvang van elke periode worden de tijdens de volgende periode in USD te ontvangen of betalen kasstromen geraamd op basis van de geplande of verwachte terugbetalingen/uitkeringen. Vervolgens worden de verlopen valutaswaps verlengd, waarbij hun bedrag wordt aangepast om ten minste de voor de volgende periode geraamde liquiditeitsbehoeften in USD te dekken.
-Op maandelijkse basis wordt de deviezenpositie in USD afgeschermd, indien zij de desbetreffende limieten overschrijdt, door een contante of termijntransactie.
-Binnen een doorrolperiode kunnen onverwachte tekorten aan liquiditeiten in USD worden gedekt door ad-hoc valutaswaptransacties, terwijl liquiditeitsoverschotten in schatkistpapier geïnvesteerd kunnen worden of in EUR kunnen worden omgezet, indien zij het gevolg zijn van een toename van de deviezenpositie.
3.4.2.2.2.Afdekking van transacties in andere valuta dan EUR of USD
-Transacties van de faciliteit in andere valuta dan EUR of USD worden afgedekt met cross-currency swap contracten met hetzelfde financiële profiel als de onderliggende lening, op voorwaarde dat er een operationele swapmarkt is.
-De faciliteit voert transacties uit in valuta waarvoor afdekkingsmogelijkheden hetzij niet op een efficiënte wijze beschikbaar zijn, hetzij tegen een hoge kostprijs beschikbaar zijn. Deze transacties luiden in lokale valuta, maar worden in EUR of USD afgewikkeld. Het kader voor financiële risico's van de faciliteit, dat op 22 januari 2015 door het comité van de faciliteit is goedgekeurd, biedt de mogelijkheid om de valutarisico's in lokale valuta met een significante positieve correlatie met de UDS synthetisch af te dekken met in USD luidende derivaten. De met in USD luidende derivaten synthetisch afgedekte lokale valuta zijn opgenomen in de tabel in afdeling 3.4.2.2.3 onder de vermelding 'Lokale valuta (onder synthetische dekking), terwijl de niet met de USD synthetisch afgedekte lokale valuta in dezelfde tabel zijn weergegeven onder de vermelding 'Lokale valuta (niet onder synthetische dekking)".
3.4.2.2.3Deviezenpositie (x 1000 EUR)
In de tabellen bij deze toelichting wordt de deviezenpositie van de faciliteit weergegeven.
De in de onderstaande tabellen weergegeven deviezenpositie is in overeenstemming met het risicobeleid van de faciliteit (zoals beschreven in het kader voor financiële risico's van de faciliteit). De deviezenpositie per risicobeleid is gebaseerd op boekhoudkundige gegevens en wordt gedefinieerd als het saldo tussen geselecteerde activa en passiva. De activa en passiva in de deviezenpositie per risicobeleid worden geselecteerd om ervoor te zorgen dat de opbrengsten alleen bij ontvangst worden omgezet in de rapporteringsvaluta (EUR).
De niet-gerealiseerde winsten en verliezen en waardevermindering op voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen in de deviezenpositie per risicobeleid, alsook waardevermindering op leningen en vorderingen. In de deviezenpositie per risicobeleid opgenomen derivaten worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde in plaats van hun reële waarde, om in overeenstemming te worden gebracht met de ingehouden waarde van de activa, die ook worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde aangepast met de waardevermindering voor leningen.
In de onderstaande tabel is het resterende deel van de activa en passiva, dat grotendeels bestaat uit op leningen opgebouwde rente, derivaten en subsidies opgenomen als 'deviezenpositie buiten risicobeleid'.
Per 31 december 2017
Activa en passiva
Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen
Valuta's
Deviezenpositie per risicobeleid
Deviezenpositie buiten risicobeleid
Balans deviezenpositie
USD
-206 535
6 087
-200 448
377 994
Lokale valuta
(onder synthetische dekking)*
KES
88 532
2 854
91 386
-
TZS
98 722
1 820
100 542
-
DOP
37 785
1 494
39 279
-
UGX
52 653
1 505
54 158
-
RWF
32 714
354
33 068
-
Lokale valuta
(niet onder synthetische dekking)*
HTG, MUR, MZN, XOF, ZMW
30 802
183
30 985
-
Totaal niet-EUR valuta
134 673
14 297
148 970
377 994
EUR
-
2 688 497
2 688 497
1 278 511
TOTAAL EUR en niet-EUR
134 673
2 702 794
2 837 467
1 656 505
* Zie afdeling 3.4.2.2.2 voor toelichting bij synthetische dekking.
Per 31 december 2016
Activa en passiva
Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen
Valuta's
Deviezenpositie per risicobeleid
Deviezenpositie buiten risicobeleid
Balans deviezenpositie
USD
-258 496
7 578
-250 918
282 991
Lokale valuta
(onder synthetische dekking)*
KES
117 881
3 869
121 751
-
TZS
97 116
1 931
99 046
-
DOP
52 553
2 013
54 566
-
UGX
36 776
1 077
37 854
-
RWF
22 258
194
22 452
-
Lokale valuta
(niet onder synthetische dekking)*
HTG, MUR, MZN, XOF, ZMW
22 534
252
22 786
246
Totaal niet-EUR valuta
90 622
16 914
107 537
283 237
EUR
-
2 591 845
2 591 845
1 241 229
TOTAAL EUR en niet-EUR
90 622
2 608 759
2 699 382
1 524 466
3.4.2.3Deviezen gevoeligheidsanalyse
Per 31 december 2017 zou een waardevermindering ten belope van 10% van de EUR ten opzichte van alle niet EUR-valuta resulteren in een stijging van de middelen van de contribuanten ten belope van 16,6 miljoen EUR (31 december 2016: 12,0 miljoen EUR). Een waardeverhoging ten belope van 10% van de EUR ten opzichte van alle niet EUR-valuta zou resulteren in een daling van de middelen van de contribuanten ten belope van 13,6 miljoen EUR (31 december 2016: 9,9 miljoen EUR).
3.4.2.4Omrekeningskoers
De volgende omrekeningskoersen werden gebruikt voor de opstelling van de balans op 31 december 2017 en 31 december 2016:
31 december 2017
31 december 2016
Andere dan EU-valuta
Botswana Pula (BWP)
11,7512
11,2657
Dominicaanse Republiek pesos (DOP)
57,1465
48,7476
Fijische dollar (FJD)
2,4186
2,1969
Haïtiaanse gourde (HTG)
75,69
68,78
Keniaanse shillings (KES)
123,7
108,06
Mauritaanse ouguiya (MRO)
422,36
375,79
Mauritiaanse rupee (MUR)
40,07
37,85
Mozambikaanse Metical (MZN)
70,09
75,25
Rwandese frank (RWF)
1 003,37
856,80
Tanzaniaanse shillings (TZS)
2 681,78
2 296,99
Oegandese shillings (UGX)
4 357,00
3 805,00
US-dollars (USD)
1,1993
1,0541
CFA-franken (XAF/XOF)
655,957
655,957
Zuid-Afrikaanse rand (ZAR)
14,8054
14,457
Zambiaanse Kvacha (ZMW)
11,965
10,4653
3.4.3Aandelenkoersrisico
Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal daalt als gevolg van de wijzigingen in het niveau van de aandelenkoersen en/de waarde van de aandeleninvesteringen.
De faciliteit is blootgesteld aan het aandelenkoersrisico via zijn investeringen in directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen.
De waarde van niet-beursgenoteerde activa is niet gemakkelijk beschikbaar met het oog op een toezicht en controle op continue basis. Voor dergelijke posities omvatten de best beschikbare aanwijzingen prijzen van relevante waarderingstechnieken.
De effecten op de middelen van de contribuanten van de faciliteit (naar aanleiding van een verandering van de reële waarde van de voor verkoop beschikbare aandelenportfolio) als gevolg van een +/-10 % -verandering van de waarde van de individuele directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen, waarbij alle andere variabelen constant blijven, komen neer op 49,8 miljoen EUR, respectievelijk 49,8 miljoen EUR per 31 december 2017 (51,7 miljoen EUR, respectievelijk -51,7 miljoen EUR per 31 december 2016).
4 Reële waarde van financiële instrumenten
Indeling van de rekeningen en reële waarde
In de volgende tabel zijn de boekwaarden en reële waarden van de financiële activa en verplichtingen opgenomen, inclusief hun niveau in de reëlewaardehiërarchie. In deze tabel zijn geen gegevens over de reële waarde opgenomen voor financiële activa en financiële verplichtingen die niet tegen reële waarde zijn geboekt als de boekwaarde een redelijke benadering is van de reële waarde.
Per 31.12.2017
Boekwaarde
Reële waarde
(x 1 000 EUR)
Voor handels-doeleinden aangehouden
Beschikbaar voor verkoop
Geldmiddelen, leningen en vorderingen
Aange-houden tot einde looptijd
Overige financiële ver-plichtingen
Totaal
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
Financiële activa geboekt tegen reële waarde:
Afgeleide financiële instrumenten
12 521
-
-
-
-
12 521
-
12 521
-
12 521
Durfkapitaalfondsen
-
420 104
-
-
-
420 104
-
-
420 104
420 104
Directe aandeleninvesteringen
-
77 435
-
-
-
77 435
24 458
-
52 977
77 435
Totaal
12 521
497 539
-
-
-
510 060
24 458
12 521
473 081
510 060
Financiële activa niet geboekt tegen reële waarde:
Geldmiddelen en kasequivalenten
-
-
549 101
-
-
549 101
-
-
-
-
Leningen en vorderingen
-
-
1 666 725
-
-
1 666 725
-
1 852 507
-
1 852 507
Door contribuanten te storten bedragen
-
-
150 000
-
-
150 000
-
-
-
-
Obligaties
-
-
-
144 382
-
144 382
144 382
-
-
144 382
Overige activa
-
-
4 385
-
-
4 385
-
-
-
-
Totaal
-
-
2 370 211
144 382
-
2 514 593
144 382
1 852 507
-
1 996 889
Totaal financiële activa
12 521
497 539
2 370 211
144 382
-
3 024 653
Financiële activa geboekt tegen reële waarde:
Afgeleide financiële instrumenten
-1 153
-
-
-
-
-1 153
-
-1 153
-
-1 153
Totaal
-1 153
-
-
-
-
-1 153
-
-1 153
-
-1 153
Financiële verplichtingen niet geboekt tegen reële waarde:
Voorzieningen voor verstrekte garanties
-
-
-
-
-484
-484
Aan derde partijen verschuldigde bedragen
-
-
-
-
-157 285
-157 285
Overige verplichtingen
-
-
-
-
-2 462
-2 462
Totaal
-
-
-
-
-160 231
-160 231
Totaal financiële verplichtingen
-1 153
-
-
-
-160 231
-161 384
4 Reële waarde van financiële instrumenten (vervolg)
Indeling van de rekeningen en reële waarde (vervolg)
Per 31 december 2016
Boekwaarde
Reële waarde
(x 1 000 EUR)
Voor handels-doeleinden aange-houden
Beschikbaar voor verkoop
Geld-middelen, leningen en vorderingen
Aange-houden tot einde looptijd
Overige financiële ver-plichtingen
Totaal
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
Financiële activa geboekt tegen reële waarde:
Afgeleide financiële instrumenten
6 920
-
-
-
-
6 920
-
6 920
-
6 920
Durfkapitaalfondsen
-
437 788
-
-
-
437 788
-
-
437 788
437 788
Directe aandeleninvesteringen
-
79 096
-
-
-
79 096
22 880
-
56 216
79 096
Totaal
6 920
516 884
-
-
-
523 804
22 880
6 920
494 004
523 804
Financiële activa niet geboekt tegen reële waarde:
Geldmiddelen en kasequivalenten
-
-
360 817
-
-
360 817
Leningen en vorderingen
-
-
1 729 380
-
-
1 729 380
-
1 951 786
-
1 951 786
Door contribuanten te storten bedragen
-
-
86 395
-
-
86 395
-
-
-
-
Obligaties
-
-
-
169 398
-
169 398
120 123
48 031
-
168 154
Overige activa
-
-
345
-
-
345
-
-
-
-
Totaal
-
-
2 176 937
169 398
-
2 346 335
120 123
1 999 817
-
2 119 940
Totaal financiële activa
6 920
516 884
2 176 937
169 398
-
2 870 139
Financiële activa geboekt tegen reële waarde:
Afgeleide financiële instrumenten
-25 189
-
-
-
-
-25 189
-
-25 189
-
-25 189
Totaal
-25 189
-
-
-
-
-25 189
-
-25 189
-
-25 189
Financiële verplichtingen niet geboekt tegen reële waarde:
Voorzieningen voor verstrekte garanties
-
-
-
-
-625
-625
Aan derde partijen verschuldigde bedragen
-
-
-
-
-116 114
-116 114
Overige verplichtingen
-
-
-
-
-2 546
-2 546
Totaal
-
-
-
-
-119 285
-119 285
Totaal financiële verplichtingen
-25 189
-
-
-
-119 285
-144 474
Waardering van reële waarden
4.2.1Waarderingstechnieken en aanzienlijke niet-waarneembare inputs
In de onderstaande tabel zijn gegevens opgenomen over de waarderingstechnieken en de aanzienlijke niet-waarneembare inputs voor de waardering van financiële instrumenten, die zijn ingedeeld onder niveau 2 en 3 van de reëlewaardehiërarchie:
Waarderingstechniek
Aanzienlijke niet-waarneembare inputs
Verhouding tussen niet-waarneembare inputs en waardering van reële waarden
Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde
Afgeleide financiële instrumenten
Gedisconteerde kasstroom: Toekomstige kasstromen worden gewaardeerd op basis van termijnkoersen/rentevoeten (uitgaande van waarneembare termijnkoersen en rentencurven op het einde van de verslagperiode) en termijncontracten/rentevoeten, gedisconteerd tegen een percentage dat rekening houdt met het kredietrisico van verschillende tegenpartijen.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Risicokapitaal-fonds (VCF)
Methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde: De reële waarde wordt bepaald aan de hand van hetzij het percentage van het onderliggende instrument dat de faciliteit in handen heeft, zoals vastgesteld in het laatste voor kasstromen bijgewerkte rapport, hetzij, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, de waarde per aandeel op dezelfde datum, zoals meegedeeld door de desbetreffende fondsbeheerder. Om de kloof tussen de laatst beschikbare intrinsieke waarde en de rapportage op het jaareinde te overbruggen, wordt een daaropvolgende evaluatieprocedure uitgevoerd en indien nodig wordt de gerapporteerde intrinsieke waarde aangepast.
Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de exploitatie- en beheerkosten, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de durfkapitaalfondsen, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden.
Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd.
Directe investeringen in aandelen
Aangepaste intrinsieke waarde
Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de operationele uitgaven, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de vennootschappen waarin is geïnvesteerd, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden, kapitaalsverhoging, verkoop/wijziging van de controle.
Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd.
Korting voor het ontbreken aan verhandelbaarheid (liquiditeit), die wordt bepaald door verwijzingen naar vorige transactieprijzen voor soortgelijke aandelen in het land/de regio, variërend van 5% tot 30%.
Hoe hoger de korting voor verhandelbaarheid, hoe lager de reële waarde.
Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde
Leningen en vorderingen
Gedisconteerde kasstromen: Het waarderingsmodel maakt gebruik van contractuele kasstromen die alleen worden uitgekeerd als de debiteur niet in gebreke blijft. Er wordt geen rekening gehouden met de waarde van de zekerheden of mogelijkheden voor vervroegde aflossing. Om de netto contante waarde (NCW) van de leningen te verkrijgen, worden in het gekozen model de contractuele kasstromen van elke lening verrekend waarbij gebruik wordt gemaakt van een aangepaste marktdiscontovoet. De NCW van elke afzonderlijke lening wordt vervolgens aangepast om rekening te kunnen houden met het desbetreffende hiermee samenhangende verwachte verlies. De resultaten worden vervolgens opgeteld om de reële waarde van de leningen en vorderingen te verkrijgen
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Tot einde looptijd aangehouden activa
Gedisconteerde kasstromen
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Bij de toepassing van de norm IFRS 13 worden waarderingsaanpassingen opgenomen in de reële waarde van de derivaten per 31 december 2017 en 2016. Hierbij gaat het om:
-aanpassingen van de kredietwaarderingen (CVA), waarbij het tegenpartijkredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een daling met 38 000 EUR per 31 december 2017 en in een daling met 76 400 EUR per 31 december 2016.
-aanpassingen aan de debetwaarderingen (DVA), waarbij het eigen kredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een stijging met 29 500 EUR per 31 december 2017 en een stijging met 42 900 EUR per 31 december 2016.
4.2.2Overdrachten tussen niveau 1 en 2
Het beleid van de faciliteit komt erop neer de overdrachten tussen niveaus te erkennen op de datum waarop zich de gebeurtenis of de gewijzigde omstandigheden hebben voorgedaan, die tot de overdracht hebben geleid.
In 2017 en 2016 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats van het niveau 1 naar 2 of van het niveau 2 naar 1 van de reëlewaardehiërarchie.
4.2.3Reële waarden niveau 3
Afstemming van reële waarden niveau 3
In de onderstaande tabellen zijn de wijzigingen opgenomen bij de instrumenten in niveau 3 voor de op 31 december 2017 en 31 december 2016 afgesloten jaren:
(× 1000 EUR)
Voor verkoop beschikbare financiële activa
Saldo per 1 januari 2017
494 004
Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies:
- netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa
2 711
- waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa
-22 024
Totaal
-19 313
Baten of verliezen opgenomen in andere niet-gerealiseerde resultaten:
- nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa
-17 592
Totaal
-17 592
Uitgekeerde bedragen
62 660
Terugbetalingen
-44 568
Afschrijvingen
-2 110
Saldo per 31 december 2017
473 081
(× 1000 EUR)
Voor verkoop beschikbare financiële activa
Saldo per 1 januari 2016
419 175
Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies:
- netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa
-6 504
- waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa
-2 493
Totaal
-8 997
Baten of verliezen opgenomen in andere niet-gerealiseerde resultaten:
- nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa
-24 628
Totaal
-24 628
Uitgekeerde bedragen
153 986
Terugbetalingen
-37 978
Afschrijvingen
-7 554
Saldo per 31 december 2016
494 004
Per 31.12.2017
Stijging
Daling
(x 1000 EUR)
Directe aandeleninvesteringen
-
-
Per 31 december 2016
Stijging
Daling
(x 1000 EUR)
Directe aandeleninvesteringen
10
-10
Totaal
10
-10
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:
31.12.2017
31.12.2016
Contanten
166 445
51 462
Termijndeposito's
367 653
259 337
Commercial paper
15 003
50 018
Geldmiddelen en kasequivalenten in het vermogensoverzicht
549 101
360 817
Opgebouwde rente
68
5
Geldmiddelen en kasequivalenten in het kasstroomoverzicht
549 169
360 822
Per 31 december 2017
Reële waarde
Nominaal bedrag
Activa
Passiva
Valutarenteswaps
149
-1 105
8 098
Renteswaps
393
-48
31 711
FX swaps
11 979
-
1 500 000
Totaal afgeleide financiële instrumenten
12 521
-1 153
1 539 809
Per 31 december 2016
Reële waarde
Nominaal bedrag
Activa
Passiva
Valutarenteswaps
-
-3 051
7 430
Renteswaps
388
-335
41 233
FX swaps
6 532
-21 803
1 611 000
Totaal afgeleide financiële instrumenten
6 920
-25 189
1 659 663
7 Leningen en vorderingen (x 1000 EUR)
Globale leningen (*)
Niet-achtergestelde leningen
Achtergestelde leningen
Totaal
Nominaal per 1 januari 2017
994 527
764 339
71 563
1 830 429
Uitgekeerde bedragen
305 059
63 603
-
368 662
Afschrijvingen
-3 257
-6 138
-
-9 395
Terugbetalingen
-162 361
-91 125
-
-253 486
Gekapitaliseerde rente
-
-
-
-
Verschillen wisselkoersen
-128 874
-43 180
-9 017
-181 071
Nominaal per 31 december 2017
1 005 094
687 499
62 546
1 755 139
Waardevermindering per 1 januari 2017
-18 185
-28 294
-71 161
-117 640
Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten
-5 105
-11 572
-
-16 677
Afschrijvingen
3 257
6 138
-
9 395
Terugboeking van waardeverminderingsverliezen
2 204
3 752
-
5 956
Verschillen wisselkoersen
914
3 234
8 615
12 763
Waardevermindering per 31 december 2017
-16 915
-26 742
-62 546
-106 203
Geamortiseerde kosten
-3 802
-3 408
-
-7 210
Rente
15 122
9 877
-
24 999
Leningen en vorderingen per 31 december 2017
999 499
667 226
-
1 666 725
Globale leningen (*)
Niet-achtergestelde leningen
Achtergestelde leningen
Totaal
Nominaal per 1 januari 2016
661 792
818 007
160 555
1 640 354
Uitgekeerde bedragen
476 685
51 691
-
528 376
Afschrijvingen
-
-109
-31 189
-31 298
Terugbetalingen
-178 282
-107 259
-65 927
-351 468
Gekapitaliseerde rente
-
-
7 183
7 183
Verschillen wisselkoersen
34 332
2 009
941
37 282
Nominaal per 31 december 2016
994 527
764 339
71 563
1 830 429
Waardevermindering per 1 januari 2016
-9 403
-22 445
-159 198
-191 046
Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten
-8 794
-11 999
-
-20 793
Afschrijvingen
-
109
31 189
31 298
Terugboeking van waardeverminderingsverliezen
360
6 100
58 698
65 158
Verschillen wisselkoersen
-348.
-59
-1 850
-2 257
Waardevermindering per 31 december 2016
-18 185
-28 294
-71 161
-117 640
Geamortiseerde kosten
-3 906
-3 682
-
-7 588
Rente
14 807
9 371
1
24 179
Leningen en vorderingen per 31 december 2016
987 243
741 734
403
1 729 380
(*) inclusief agentuurovereenkomsten
8 Voor verkoop beschikbare financiële activa (x 1000 EUR)
Durfkapitaal-fondsen
Directe aandelen-investeringen
Totaal
Kosten per 1 januari 2017
331 253
72 636
403 889
Uitgekeerde bedragen
62 660
-
62 660
Terugbetalingen / verkoop
-41 678
-2 890
-44 568
Afschrijvingen
-437
-1 673
-2 110
Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop
1 600
55
1 655
Kosten per 31 december 2017
353 398
68 128
421 526
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2017
129 427
13 457
142 884
Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen
-18 242
1 174
-17 068
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2017
111 185
14 631
125 816
Waardevermindering per 1 januari 2017
-22 892
-6 997
-29 889
Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens het jaar
-22 024
-
-22 024
Afschrijvingen
437
1 673
2 110
Waardevermindering per 31 december 2017
-44 479
-5 324
-49 803
Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2017
420 104
77 435
497 539
Durfkapitaal-fondsen
Directe aandelen-investeringen
Totaal
Kosten per 1 januari 2016
267 331
22 979
290 310
Uitgekeerde bedragen
101 323
52 663
153 986
Terugbetalingen / verkoop
-37 948
-30
-37 978
Afschrijvingen
-4 594
-2 960
-7 554
Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop
5 141
-16
5 125
Kosten per 31 december 2016
331 253
72 636
403 889
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2016
153 901
10 092
163 993
Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen
-24 474
3 365
-21 109
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2016
129 427
13 457
142 884
Waardevermindering per 1 januari 2016
-25 029
-9 921
-34 950
Opgenomen waardevermindering in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten tijdens het jaar
-2 457
-36
-2 493
Afschrijvingen
4 594
2 960
7 554
Waardevermindering per 31 december 2016
-22 892
-6 997
-29 889
Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2016
437 788
79 096
516 884
9 Door contribuanten te storten bedragen (x 1000 EUR)
De door contribuanten te storten bedragen zijn volledig samengesteld uit afgeroepen, maar nog niet betaalde bijdragen van lidstaten.
10 Tot einde looptijd aangehouden financiële activa (x 1000 EUR)
De tot einde looptijd aangehouden portfolio bestaat uit beursgenoteerde obligaties met een resterende looptijd van minder dan drie maanden op de verslagleggingsdatum. In de onderstaande tabel worden de bewegingen weergegeven van de tot einde looptijd aangehouden portfolio:
Saldo per 1 januari 2017
169 398
Verwervingen
1 084 149
Looptijden
-1 109 563
Wijziging inzake afschrijvingen van agio/disagio
-59
Verandering in de opgelopen rente
457
Saldo per 31 december 2017
144 382
Saldo per 1 januari 2016
228 521
Verwervingen
1 159 704
Looptijden
-1 219 953
Wijziging inzake afschrijvingen van agio/disagio
-87
Verandering in de opgelopen rente
1 213
Saldo per 31 december 2016
169 398
31.12.2017
31.12.2016
Door de EIB te betalen bedragen
4 117
1
Financiële waarborgen
268
344
Totaal overige activa
4 385
345
31.12.2017
31.12.2016
Uitgestelde rentesubsidies
24 895
25 884
Uitgestelde commissies op leningen en vorderingen
907
399
Totaal uitgestelde baten
25 802
26 283
13 Voorzieningen voor verstrekte garanties (× 1000 EUR)
Voor de boeking van het bedrag van de voorzieningen voor verstrekte garanties wordt gebruik gemaakt van de best mogelijke raming van de middelen die nodig zijn om te voldoen aan de financiële verplichtingen die uit de garantie voortvloeien. Het bedrag is de som van
-het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de geaccumuleerde afschrijvingen die zijn opgenomen in overeenstemming met IAS 18 Opbrengsten; en
-de overschrijding van de bovenvermelde bedragen, gewaardeerd overeenkomstig IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa.
2017
2016
Saldo per 1 januari
625
-
Opgenomen toevoegingen in overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten
65
242
Benut
-206
-
Overdracht van 'Overige passiva', financiële waarborgen
-
383
Saldo per 31 december
484
625
31.12.2017
31.12.2016
Netto algemene administratiekosten aan EIB te betalen
45 105
43 483
Andere aan EIB te betalen bedragen
580
-
Nog niet uitgekeerde rentesubsidies en technische bijstand die aan lidstaten zijn verschuldigd
111 600
72 631
Totaal aan derde partijen verschuldigde bedragen
157 285
116 114
31.12.2017
31.12.2016
Voorschotten op terugbetalingen lening
1 986
2 081
Uitgestelde baten van rentesubsidies
436
458
Financiële waarborgen
40
7
Totaal overige verplichtingen
2 462
2 546
16 Afgeroepen bijdrage lidstaten (x 1000 EUR)
Lidstaten
Bijdrage aan de faciliteit
Bijdrage aan rentesubsidies en technische bijstand
Totaal
bijgedragen
Afgeroepen en niet betaald
Oostenrijk
65 597
8 387
73 984
3 615
België
96 872
12 340
109 212
5 295
Bulgarije
644
266
910
210
Cyprus
414
171
585
135
Tsjechië
2 346
969
3 315
765
Denemarken
53 220
6 875
60 095
3 000
Estland
230
95
325
75
Finland
37 206
4 920
42 126
2 205
Frankrijk
589 781
72 062
661 843
29 325
Duitsland
574 815
72 516
647 331
30 750
Griekenland
32 475
4 589
37 064
2 205
Hongarije
2 530
1 045
3 575
825
Ierland
16 939
2 620
19 559
1 365
Italië
317 104
42 453
359 557
19 290
Letland
322
133
455
105
Litouwen
552
228
780
180
Luxemburg
7 207
930
8 137
405
Malta
138
57
195
45
Nederland
129 685
16 715
146 400
7 275
Polen
5 980
2 470
8 450
1 950
Portugal
25 243
3 579
28 822
1 725
Roemenië
1 702
703
2 405
555
Slowakije
966
399
1 365
315
Slovenië
828
342
1 170
270
Spanje
156 239
23 306
179 545
11 775
Zweden
68 760
9 129
77 889
4 110
Verenigd Koninkrijk
329 205
46 392
375 597
22 230
Totaal per 31 december 2017
2 517 000
333 691
2 850 691
150 000
Totaal per 31 december 2016
2 377 000
273 691
2 650 691
86 395
31.12.2017
31.12.2016
Vastleggingen
Niet-uitgekeerde leningen
869 983
901 899
Niet-uitbetaalde verbintenis met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa
321 695
244 050
Verstrekte garanties
7 682
8 627
Rentesubsidies en technische bijstand
382 576
334 553
Voorwaardelijke passiva
Getekende niet-verstrekte garanties
74 569
35 337
Totaal voorwaardelijke verplichtingen en vastleggingen
1 656 505
1 524 466
Vanaf 1.1.2017
Vanaf 1.1.2016
tot 31.12.2017
tot 31.12.2016
Leningen en vorderingen
97 440
102 580
Rentesubsidies
3 966
4 118
Totale rente en soortgelijke baten
101 406
106 698
De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke uitgaven zijn als volgt:
Vanaf 1.1.2017
Vanaf 1.1.2016
tot 31.12.2017
tot 31.12.2016
Afgeleide financiële instrumenten
-980
-1 142
Geldmiddelen en kasequivalenten
-1 037
-752
Tot einde looptijd aangehouden activa
-654
-413
Totale rente en soortgelijke uitgaven
-2 671
-2 307
19 Baten en lasten uit hoofde van vergoedingen en provisies (x 1000 EUR)
Vanaf 1.1.2017
Vanaf 1.1.2016
tot 31.12.2017
tot 31.12.2016
Vergoedingen en provisies op leningen en vorderingen
-
515
Vergoedingen en provisies op financiële garanties
209
183
Overige
1
1
Totaal baten uit hoofde van vergoedingen en provisies
210
699
De voornaamste onderdelen lasten uit hoofde van vergoedingen en provisies zijn als volgt:
Vanaf 1.1.2017
Vanaf 1.1.2016
tot 31.12.2017
tot 31.12.2016
Provisies betaald aan derde partijen met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa
-60
-48
Totaal uitgaven uit hoofde van vergoedingen en provisies
-60
-48
20 Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa (x 1000 EUR)
Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa:
Vanaf 1.1.2017
Vanaf 1.1.2016
tot 31.12.2017
tot 31.12.2016
Netto-opbrengsten van voor verkoop beschikbare financiële activa
1 030
2 159
Baten uit dividenden
1 681
4 345
Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa
2 711
6 504
Vanaf 1.1.2017
Vanaf 1.1.2016
tot 31.12.2017
tot 31.12.2016
De daadwerkelijke kosten die door de EIB zijn gemaakt
-48 285
-45 858
Baten van taxatievergoedingen die rechtstreeks bij de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht
3 180
2 375
Totaal algemene administratiekosten
-45 105
-43 483
22 Betrokkenheid bij ongeconsolideerde gestructureerde entiteiten (x 1000 EUR)
Definitie van een gestructureerde entiteit
Een gestructureerde entiteit is zodanig opgezet dat stemrechten of vergelijkbare rechten niet de dominante factor zijn bij het uitmaken wie zeggenschap over de entiteit uitoefent. Volgens IFRS 12 heeft een gestructureerde entiteit veelal sommige of alle volgende kenmerken of eigenschappen:
·beperkte activiteiten;
·een beperkte en duidelijk omlijnde doelstelling, zoals het uitvoeren van een fiscaal interessante lease, het verrichten van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, het verstrekken aan een entiteit van een bron van kapitaal of financiering, of het bieden van investeringsmogelijkheden aan investeerders door aan de activa van de gestructureerde entiteit verbonden risico's en voordelen aan investeerders over te dragen;
·ontoereikend eigen vermogen om de gestructureerde entiteit in staat te stellen haar activiteiten te financieren zonder achtergestelde financiële steun;
·financiering in de vorm van diverse contractueel verbonden instrumenten ten behoeve van investeerders welke tot kredietconcentraties of andere risico's aanleiding geven (tranches).
Niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten.
Met 'niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten' wordt verwezen naar alle gestructureerde entiteiten die niet door de faciliteit worden gecontroleerd. Hieronder vallen onder meer belangen in gestructureerde entiteiten die niet geconsolideerd zijn.
Definitie van belangen in gestructureerde entiteiten:
In IFRS 12 wordt 'belang' breed gedefinieerd als een contractuele of niet-contractuele betrokkenheid die de verslaggevende entiteit blootstelt aan veranderlijkheid van opbrengsten uit de prestaties van de andere entiteit. Voorbeelden van dergelijke belangen zijn onder meer het aanhouden van deelnemingen en andere vormen van betrokkenheid, zoals het verstrekken van financiering, liquiditeitssteun, kredietverbetering, verbintenissen en garanties aan de andere entiteit. IFRS 12 bepaalt dat een entiteit niet noodzakelijkerwijze een belang heeft in een andere entiteit enkel en alleen omdat er een typische klanten-leveranciersrelatie bestaat.
In de onderstaande tabel worden de types gestructureerde entiteiten vermeld die door de faciliteit niet zijn geconsolideerd maar waarin zij een belang heeft.
Type gestructureerde entiteit
Aard en oogmerk
Door de faciliteit aangehouden belang
Projectfinanciering - leningen aan voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten ("SPV")
Projectfinancieringstransacties zijn transacties waarbij de faciliteit voor haar schuldaflossing een beroep doet op een kredietnemer wiens enige of belangrijkste inkomstenbron tot stand komt door een activum of een beperkt aantal activa die met een dergelijke schuld worden gefinancierd of andere reeds bestaande activa die contractueel aan het project zijn gerelateerd. Projectfinancieringstransacties worden vaak gefinancierd met SPV.
Netto uitgekeerde bedragen;
Rente
baten.
Risicokapitaaltransacties
De faciliteit financiert risicokapitaal en beleggingsfondsen. Risicokapitaal en beleggingsfondsen voorzien in het samenvoegen en beheren van middelen van investeerders die op zoek zijn naar deelnemingen in kleine en middelgrote ondernemingen met sterk groeipotentieel en die infrastructuurprojecten willen financieren.
Investeringen in participaties/aandelen die zijn uitgegeven door de durfkapitaalentiteit;
Dividenden ontvangen als baten uit dividenden.
De boekwaarden van de niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten waarin de faciliteit een belang heeft op de verslagleggingsdatum, alsook de maximale blootstelling van de faciliteit aan verlies met betrekking tot deze entiteiten zijn opgenomen in de onderstaande tabel. De maximale blootstelling aan verlies omvat de boekwaarde en de hieraan gerelateerde niet-uitbetaalde vastleggingen.
Type gestructureerde entiteit
Bijschrift
Nettoboek-waarde op 31.12.2017
Nettoboek-waarde op 31.12.2016
Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2017
Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2016
Risicokapitaalfondsen
Voor verkoop beschikbare financiële activa
420 104
437 788
737 661
672 222
TOTAAL
420 104
437 788
737 661
672 222
23 Impactfinancieringsenveloppe (× 1000 EUR)
Een nieuw dotatiekapitaal ten belope van 500 miljoen EUR werd goedgekeurd voor de investeringsfaciliteit, de zogenaamde 'impactfinancieringsenveloppe' (hierna 'IFE' genoemd), die de faciliteit in staat moet stellen projecten te ondersteunen met een bijzonder veelbelovend ontwikkelingspotentieel en de grotere risico's waarmee dergelijke investeringen gepaard gaan, op zich te nemen. De enveloppe biedt nieuwe mogelijkheden voor de versterking van de kredietverlening van de faciliteit aan de particuliere sector via investeringen in de volgende instrumenten:
Sociale impact equity-fondsen — worden gepromoot door een opkomende groep beheerders van private equity-fondsen voor wie de verlichting van sociale of ecologische problemen de kern uitmaakt van de investeringsstrategie van hun fondsen, maar die eveneens nog streven naar houdbaarheid op niveau van het fonds alsook de vennootschappen waarin is belegd.
Leningen aan financiële intermediairs — (bv. microfinancieringsinstellingen, lokale banken en kredietcoöperaties) die in ACS-landen actief zijn waarin de EIB geen financiering kan overwegen — in het bijzonder in lokale valuta — onder de bestaande richtsnoeren voor kredietrisico, bv. wegens aanzienlijke landenrisico's, valutavolatiliteit of een gebrek aan benchmarks voor prijsstelling. De belangrijkste doelstelling van dergelijke leningen is het financieren van projecten met een significant ontwikkelingspotentieel, in het bijzonder op het vlak van steun aan micro- en kleine ondernemingen en landbouw, die doorgaans niet in aanmerking komen voor financiering uit de faciliteit.
Risicodelingsinstrumenten— in de vorm van garanties voor eerste verliezen die risicodelingsoperaties van de EIB met lokale financiële intermediairs (hoofdzakelijk commerciële banken) zullen bevorderen ten voordele van onderbediende KMO's en kleinschalige projecten die voldoen aan de impactfinancieringscriteria in situaties waar een marktfalen is vastgesteld met betrekking tot de toegang tot financiering voor KMO's/kleinschalige projecten. Deze garanties voor eerste verliezen zouden worden gestructureerd als een tegengarantie ten voordele van door de EIB — in het kader van de Investeringsfaciliteit — en door andere internationale financiële instellingen/instellingen voor ontwikkelingsfinanciering gefinancierde tranches met een waarborg van hogere rang, waardoor een aanzienlijk hefboomeffect tot stand zou komen.
Directe financiering — door middel van schuld- of eigenvermogeninstrumenten in projecten met solide en ervaren initiatiefnemers en aanzienlijk ontwikkelingspotentieel, maar met evenwel ook hogere te verwachten verliezen en moeilijkheden om de investering terug te krijgen (aandelenrisico met hogere verliesverwachtingen dan gebruikelijk). De EIB zal strikte selectie- en subsidiabiliteitscriteria voor dit instrument toepassen, aangezien deze projecten, niettegenstaande hun aanzienlijk ontwikkelingspotentieel, niet in staat zouden zijn te voldoen aan aanvaardbare financieringscriteria (bv. lage verwachting inzake het terugkrijgen van de investering of het compenseren van verliezen door rente/vermogensrendement).
De IFE zal het ook mogelijk maken te diversifiëren in nieuwe sectoren, zoals gezondheidszorg en onderwijs, landbouw en voedselzekerheid en nieuwe en innovatieve risicodelingsinstrumenten te ontwikkelen.
Vanuit financieel en boekhoudkundig oogpunt is de IFE een onderdeel van de portfolio van de faciliteit en maakt zij deel uit van de overkoepelende jaarrekening van de faciliteit.
In de onderstaande tabel zijn de boekwaarden en de vastgelegde, maar niet-uitgekeerde bedragen opgenomen, per soort activa:
Soort IFE-investering:
Bijschrift
Nettoboek-waarde op 31.12.2017
Nettoboek-waarde op 31.12.2016
Niet-uitbetaald bedrag op 31.12.2017
Niet-uitbetaald bedrag op 31.12.2016
Sociale impact equity-fondsen
Voor verkoop beschikbare financiële activa
7 839
5 021
51 720
19 567
Leningen aan financiële intermediairs
Leningen en vorderingen
30 804
23 702
44 017
46 958
Risicodelingsinstrumenten
Verstrekte garanties
296
-288
64 569
33 719
Directe financiering — deelnemingen in aandelenkapitaal
Voor verkoop beschikbare financiële activa
42 981
39 986
4 014
14
TOTAAL
81 920
68 421
164 320
100 258
24 Latere gebeurtenissen
Er hebben zich na de balansdatum geen materiële gebeurtenissen voorgedaan die aanleiding zouden geven tot bekendmaking of wijziging van de financiële staten per 31 december 2017.
(2) De oprichting van de Overbruggingsfaciliteit is eerst voorgesteld als een artikel van de uitvoeringsverordening van het 11e EOF (COM(2013) 445). Als alternatief heeft de Commissie evenwel de oprichting van de Overbruggingsfaciliteit voorgesteld op grond van een specifiek besluit van de Raad (Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende overgangsmaatregelen voor het beheer van het EOF tussen 1 januari 2014 en de inwerkingtreding van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds, COM(2013) 663). (3) Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds. PB L 78 van 19.2.2008, blz. 1. (4) Verordening (EU) nr. 567/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 215/2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds wat betreft de toepassing van de overgangsperiode tussen het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en het 11e Europees Ontwikkelingsfonds tot de inwerkingtreding van het intern akkoord betreffende het 11e Europees Ontwikkelingsfonds. PB L 157 van 27.5.2014, blz. 52. (5) Verordening (EU) 2015/323 van de Raad van 2 maart 2015 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds. PB L 58 van 3.3.2015, blz. 17. (6) Verordening (EU) 2015/322 van de Raad van 2 maart 2015 inzake de uitvoering van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds. PB L 58 van 3.3.2015, blz. 1. (7) Verordening (EU) nr. 567/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 215/2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds wat betreft de toepassing van de overgangsperiode tussen het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en het 11e Europees Ontwikkelingsfonds tot de inwerkingtreding van het intern akkoord betreffende het 11e Europees Ontwikkelingsfonds. PB L 157 van 27.5.2014, blz. 43. (8)
Overeenkomstig artikel 59 van het Financieel Reglement van het 11e EOF is de kas opgenomen in de balans van het 11e EOF.
Overeenkomstig artikel 59 van het Financieel Reglement van het 11e EOF is de kas opgenomen in de balans van het 11e EOF. De kenmerken van de verschillende bankrekeningen worden toegelicht in hoofdstuk 5, Financieel risicobeheer.