Toelichting bij COM(2019)358 - Jaarverslag 2017 over de veiligheid van offshore olie- en -gasactiviteiten in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 30.7.2019


COM(2019) 358 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Jaarverslag 2017 over de veiligheid van offshore olie- en -gasactiviteiten in de Europese Unie


Inhoud

2.

1. INLEIDING


3.

2. RECHTSGROND


4.

3. VAN DE LIDSTATEN ONTVANGEN METHODEN EN INFORMATIE


5.

4. DE OFFSHORESECTOR VOOR OLIE EN GAS IN DE EUROPESE UNIE


6.

4.1 Installaties en productie


7.

4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader


8.

5. GEGEVENS OVER INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES VAN OFFSHOREACTIVITEITEN


9.

6. CONCLUSIES



1. INLEIDING

Dit is het tweede verslag van de Europese Commissie over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten in de Europese Unie (EU). Het eerste verslag, dat betrekking had op de veiligheid in het jaar 2016, werd in augustus 2018 gepubliceerd.

Richtlijn 2013/30/EU 1 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (“richtlijn offshoreveiligheid”) vormt de rechtsgrond voor dit verslag. Met deze wetgeving wordt gestreefd naar een hoog veiligheidsniveau bij offshore olie- en gasactiviteiten ten behoeve van: werknemers; het milieu; offshoreplatformen en -uitrusting; en economische activiteiten zoals visserij en toerisme. De bepalingen van de richtlijn, zoals door de lidstaten uitgevoerd, zullen helpen bij: i) het voorkomen van zware ongevallen; ii) het verminderen van het aantal incidenten; en iii) het uitvoeren van een doeltreffende follow-up van ongevallen en incidenten om de gevolgen ervan te beperken.

Net zoals het jaarverslag voor 2016 heeft dit jaarverslag tot doel: i) gegevens te verstrekken over het aantal en het type installaties in de EU; en ii) informatie te verstrekken over incidenten met, en de veiligheidsprestaties van, offshore olie- en gasactiviteiten. De jaarverslagen van de komende jaren zullen een reeks opleveren die zal fungeren als een inventaris van de veiligheidsprestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten van de lidstaten.

Dit verslag is gebaseerd op de jaarverslagen en gegevens die door de lidstaten zijn ingediend op grond van de richtlijn offshoreveiligheid. De Commissie heeft gegevens ontvangen van Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Nederland, Polen, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. De meeste installaties bevinden zich in de Noordzee en de Atlantische Oceaan (378 installaties), terwijl er in de Middellandse Zee 166, in de Zwarte Zee 8 en in de Oostzee 2 zijn.

In 2017 hebben de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de offshore-installaties in hun rechtsgebied regelmatig geïnspecteerd. Naar aanleiding van bepaalde incidenten hebben drie lidstaten (het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Nederland) tijdens de verslagperiode onderzoek verricht. Het Verenigd Koninkrijk verrichtte 16 onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen, en 2 onderzoeken naar zware ongevallen, waarvan er op het moment van rapportering nog één liep. Denemarken en Nederland verrichtten elk 1 onderzoek naar een zwaar ongeval.

Uit de door de lidstaten verstrekte cijfers, en met name die over het aantal en de ernst van de gemelde ongevallen in verhouding tot het aantal installaties, blijkt dat de veiligheidsprestaties van de Europese offshoresector ook in 2017 goed waren.


2. RECHTSGROND

Overeenkomstig artikel 25 van de richtlijn offshoreveiligheid moet de Commissie een jaarverslag over de veiligheid en de milieueffecten van offshore olie- en gasactiviteiten publiceren op basis van de informatie die door de lidstaten is verstrekt. De lidstaten moeten jaarlijks uiterlijk op 1 juni bij de Commissie een jaarverslag indienen dat de in bijlage IX, punt 3, van de richtlijn offshoreveiligheid gespecificeerde informatie bevat.

De door de lidstaten overeenkomstig artikel 25 in te dienen jaarverslagen moeten ten minste de volgende informatie bevatten:

a) het aantal, de leeftijd en de locatie van installaties;

b) het aantal en type uitgevoerde inspecties en onderzoeken, naast eventuele dwingende maatregelen of veroordelingen;

c) gegevens over incidenten overeenkomstig het in artikel 23 bedoelde gemeenschappelijke rapporteringssysteem;

d) grote veranderingen in het offshoreregelgevingskader;

e) prestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten.

De lidstaten hebben tot 1 juni van het jaar volgend op de verslagperiode (bijv. 1 juni 2018 voor het jaar 2017) de tijd om de vereiste informatie te publiceren.

De lidstaten moeten verslag uitbrengen aan de hand van een gemeenschappelijk model dat is vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2014 van de Commissie van 13 oktober 2014. In deze uitvoeringsverordening wordt een gemeenschappelijk model voor de uitwisseling van informatie inzake grotegevarenindicatoren door de exploitanten en eigenaars van offshore olie- en gasinstallaties vastgesteld. Tevens wordt een gemeenschappelijk model vastgesteld voor de publicatie van informatie inzake grotegevarenindicatoren door de lidstaten 2 . In een richtsnoer van de Commissie 3 van 25 november 2015 wordt nadere specifieke informatie over de uitvoeringsverordening verstrekt en wordt uitgelegd hoe het rapporteringsmodel moet worden gebruikt.


3. VAN DE LIDSTATEN ONTVANGEN METHODEN EN INFORMATIE

Overeenkomstig bijlage IX, punt 3, van de richtlijn offshoreveiligheid zijn de lidstaten verplicht duidelijk omschreven informatie te verstrekken over incidenten in hun offshore olie- en gassector, met gebruikmaking van de modellen van Uitvoeringsverordening 1112/2014. De verstrekte gegevens moeten informatie bevatten over de offshore olie- en gasinstallaties in de EU, zoals aantal, type, locatie en leeftijd. In de verslagen van de lidstaten moet ook informatie worden gegeven over het aantal: i) offshore-inspecties, -onderzoeken en -handhavingsacties; ii) incidenten per categorie; en iii) letsels.

Naast gegevens over afzonderlijke lidstaten heeft de Commissie ook de veiligheidsprestaties van offshoregebieden beoordeeld. De Commissie heeft dit eveneens gedaan voor het verslag over 2016. In dit verband beschouwt de Commissie: i) Duitsland, Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Nederland als het gebied “Noordzee en Atlantische Oceaan”; ii) Spanje, Griekenland, Kroatië, Cyprus, Italië en Malta als het gebied “Middellandse Zee”; iii) Bulgarije en Roemenië als het gebied “Zwarte Zee”; en iv) Letland en Polen als het gebied “Oostzee”.

Voor haar jaarverslag voor 2017 heeft de Commissie gebruikgemaakt van informatie die is verstrekt door Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Griekenland, Nederland, Denemarken, Duitsland, Ierland, Italië, Polen, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Andere lidstaten waren niet actief in de offshore olie- en gassector of hebben geen voor dit verslag relevante informatie ingediend.

Met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk hebben alle lidstaten met offshore olie- en gasactiviteiten volledige gegevens over al hun installaties verstrekt. Het Verenigd Koninkrijk heeft delen van zijn verslag beperkt tot installaties die onderworpen waren aan een overeenkomstig de regelgeving geplande toetsing van de risicobeoordelingsdocumentatie (artikel 42, lid 2, van de richtlijn offshoreveiligheid). Dit betekent dat de door het VK verstrekte informatie over onderzoeken, handhavingsacties, gegevens over incidenten en de veiligheidsprestaties van offshoreactiviteiten beperkt is tot 139 installaties (op een totaal van 188 installaties die zich in 2017 op het continentaal plat van het Verenigd Koninkrijk bevonden).


4. DE OFFSHORESECTOR VOOR OLIE EN GAS IN DE EUROPESE UNIE

4.1 Installaties en productie

Verreweg de meeste offshore-installaties 4 in EU-wateren bevinden zich in de Noordzee, met name in de exclusieve economische zones van het Verenigd Koninkrijk en Nederland (respectievelijk ongeveer 34 % en 28 % van de offshore-installaties in EU-wateren). In het Middellandse Zeegebied is Italië de actiefste lidstaat (25 % van alle installaties in de EU-wateren), gevolgd door Kroatië. In het Zwarte Zeegebied heeft Roemenië een offshore olie- en gasindustrie tot ontwikkeling gebracht, terwijl Bulgarije is begonnen met de exploratie van offshorekoolwaterstoffen, hoewel de productie nog zeer bescheiden is. Volgens de verslagen die zijn ontvangen van lidstaten aan de Oostzee, heeft alleen Polen offshore-installaties in dit gebied (zie tabel 1). In totaal waren er in 2017 554 productie- en niet-productie-installaties in de EU-wateren. Dit is circa 5 % (32 installaties) minder ten opzichte van 2016.


Tabel 1: Vaste installaties: 'Type installatie', per gebied en lidstaat

Gebied/LandType installatieTotaal wijziging t.o.v. 2016
FMINUIFNPFPITotaal
Oostzee

110020
Polen110020
Zwarte Zee

71008-1
Bulgarije010010
Roemenië70007-1
Middellandse Zee

1614703166+1
Griekenland110020
Italië1212603141+1
Spanje120030
Kroatië21800200
Noordzee en Atlantische Oceaan

143212122378-32
Verenigd Koninkrijk8086121188-37
Ierland010120
Denemarken10200030+1
Nederland5110500156+4
Duitsland200020
Totaal167361125554-32
(*) FMI — Vaste bemande installatie; FNP — Vaste niet-productie-installatie; FPI — Drijvende productie-installatie; NUI — (Doorgaans) Onbemande installatie


Volgens de verstrekte gegevens zijn in 2017 6 installaties ontmanteld in EU-wateren: 5 in het Verenigd Koninkrijk en 1 in Italië. Volgens de verstrekte informatie zijn in 2017 ook 2 nieuwe vaste installaties in gebruik genomen: 1 in het Verenigd Koninkrijk en 1 in Nederland. De verplaatsing van drijvende productie-installaties heeft geleid tot 1 extra installatie. De wijziging in het aantal gemelde installaties ten opzichte van 2016 is mede toe te schrijven aan wijzigingen in de rapportagemethoden van sommige lidstaten.

Meer dan de helft van de offshore-installaties in EU-wateren is tussen 1980 en 2000 in gebruik genomen. Sinds 2010 is de ontwikkeling van nieuwe productie-installaties aanzienlijk afgenomen in het gebied Noordzee en Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee (tabel 2 en figuur 1).

Tabel 2: Aantal installaties in EU-wateren, per decennium van ingebruikneming en per gebied(*)

Decennium van ingebruiknemingGEBIED
OostzeeZwarte ZeeMiddellandse ZeeNoordzee en Atlantische OceaanTotaal
Geen gegevens beschikbaar66
1960-19690072128
1970-197900144054
1980-1989025382137
1990-19991342118164
2000-2009134069113
2010-201900104252
Totaal28166378554
(*) Vergeleken met de in 2016 verstrekte gegevens waren de gegevens voor het jaar van ingebruikneming van de installaties vollediger in de verslagen van de lidstaten voor 2017. Daarom wijken de overeenkomstige gegevens van beide verslagjaren enigszins van elkaar af.



10.

Figuur 1: Nieuwe vaste installaties per decennium en gebied



Het grootste deel (ongeveer 94 %) van de olie en gas in de EU wordt geproduceerd in het gebied Noordzee en Atlantische Oceaan (tabel 3). Het Verenigd Koninkrijk is veruit de grootste producent, gevolgd door Nederland en Denemarken. Italië en Kroatië zijn actieve producenten in de Middellandse Zee, terwijl in de Zwarte Zee alleen Roemenië momenteel een aanzienlijke olie- en gasproductie heeft.


Tabel 3: Offshore olie en gasproductie in de EU in kiloton olie-equivalent (ktoe)

[zie origineel document voor tabel]

Gebied/Land

Totale productie

in 2017 in ktoe
% totaal EUWijziging t.o.v. 2016 in ktoeWijziging t.o.v. 2016 in ktoe
Oostzee

229,920,20 %107,0146,5
Polen229,920,20 %107,0146,5
Zwarte Zee

1 509,271,34 %-49,62-3,3
Bulgarije44,080,04 %-17,7-40,2
Roemenië1 465,191,30 %-31,92-2,2
Middellandse Zee

4 692,364,15 %-770,04-16,4
Kroatië691,200,61 %-176,69-25,6
Griekenland146,160,13 %-34,35-23,5
Italië3 731,003,30 %-486-13,0
Spanje124,000,11 %-73-58,9
Noordzee en Atlantische Oceaan

106 620,2794,31 %-2 312,18-2,2
Denemarken11 393,0010,08 %520,5
Duitsland1 070,000,95 %31,913,0
Ierland227,400,20 %96,5242,4
Nederland12 986,0011,49 %-867-6,7
Verenigd Koninkrijk80 943,8871,60 %-1 625,6-2,0
Totaal113 051,83100,00 %-3 024,82-2,7


4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader 5

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten hebben de offshore-installaties in hun rechtsgebied regelmatig geïnspecteerd. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van het aantal tijdens het verslagjaar verrichte offshore-inspecties. Het aantal inspecties neemt gewoonlijk toe naarmate het aantal installaties toeneemt. In vergelijking met andere lidstaten hebben met name de bevoegde autoriteiten van Italië en Duitsland een hoog aantal inspecties uitgevoerd in verhouding tot het aantal installaties.

De met betrekking tot inspecties ontvangen gegevens zijn in grote lijnen gelijk aan die voor 2016. Hoewel er in 2017 minder inspecties (630) zijn verricht dan in 2016 (735), zijn daar in 2017 meer mandagen (2 083) in gestoken dan in 2016 (1 913). Tabel 4 heeft twee extra kolommen, één voor het aantal mandagen per geïnspecteerde installatie en één voor de verhouding tussen het aantal geïnspecteerde installaties en het totale aantal installaties voor elke lidstaat. Net zoals in 2016 heeft Roemenië ook voor 2017 geen melding gemaakt van inspecties.

Tabel 4: Aantal offshore-inspecties per gebied en lidstaat in 2017(*)(**)

Gebied/Land

InspectiesMandagen op de installatie (reistijd niet inbegrepen)Aantal geïnspecteerde installatiesMandagen per geïnspecteerde installatieGeïnspecteerde installaties als percentage van het totale aantal installaties
Oostzee

2723,5067 %
Polen2723,5067 %
Zwarte Zee

1010,0011 %
Bulgarije1010,00100 %
Roemenië0000,000
Middellandse Zee

304378963,9456 %
Kroatië12260,3330 %
Cyprus2919,0050 %
Griekenland000--
Italië289366884,1661 %
Spanje1111,0033 %
Noordzee en Atlantische Oceaan

3231 6982257,5556 %
Denemarken1862154,1341 %
Duitsland101025,00100 %
Ierland332216,0067 %
Nederland6041490,8430 %
Verenigd Koninkrijk2321 5531579,8980 %
Totaal6302 0833246,4356 %

(*) Voor de gestandaardiseerde waarden wordt het totale aantal installaties (d.w.z. vaste en mobiele) in aanmerking genomen dat binnen een rechtsgebied in bedrijf is. In de aantallen voor Gebied/Totaal is verdisconteerd dat in 2017 vier mobiele installaties in bedrijf waren in meer dan één rechtsgebied (gebied Noordzee).

(**)De tabel bevat informatie van de lidstaten die in 2017 ten minste één offshore-installatie in hun rechtsgebied hadden.

Op grond van artikel 18 van de richtlijn offshoreveiligheid beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten over bepaalde rechten en bevoegdheden betreffende activiteiten en installaties in hun rechtsgebied. Onder die rechten vallen het recht om activiteiten te verbieden en het recht om te verlangen dat maatregelen worden genomen om te voldoen aan de algemene beginselen van risicobeheer en om veilige activiteiten te waarborgen. In het verslagjaar 2017 hebben lidstaten in het gebied Noordzee en Atlantische Oceaan acht van dit soort handhavingsacties genomen.

Drie lidstaten hebben tijdens de verslagperiode onderzoek verricht: het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Nederland. Het Verenigd Koninkrijk verrichtte 16 onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen, en 2 onderzoeken naar zware ongevallen, waarvan er op het moment van rapportering nog één liep. Denemarken en Nederland verrichtten beide 1 onderzoek naar een zwaar ongeval. Het totale aantal in 2017 uitgevoerde onderzoeken (20) is vergelijkbaar met dat van 2016 (23).

Het Verenigd Koninkrijk heeft in 2017 45 handhavingsacties genomen, voornamelijk aanschrijvingen tot verbetering, voor de 139 installaties die in dit deel van zijn verslag aan de orde komen (op een totaal van 188 installaties). Nederland heeft 2 handhavingsacties (administratieve boeten) genomen. Het totale aantal handhavingsacties in 2017 (47) is dan ook aanmerkelijk hoger dan in 2016 (10).


5. GEGEVENS OVER INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES VAN OFFSHOREACTIVITEITEN

Van de lidstaten die actief zijn op het gebied van offshore olie- en gasactiviteiten hebben het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Denemarken, Duitsland en Bulgarije de hiernavolgende incidenten gemeld (overeenkomstig bijlage IX bij de richtlijn offshoreveiligheid).

- In het Verenigd Koninkrijk waren er in 2017 30 te melden gebeurtenissen, waaronder 2 zware ongevallen. Omdat het onderzoek naar één van die ongevallen nog liep op het moment van rapportering, bevat dit jaarverslag geen bijzonderheden daaromtrent. Het zware ongeval waarvan het onderzoek op het moment van rapportering was afgerond, was voornamelijk te wijten aan een menselijke fout en aan operationele oorzaken, in samenhang met onjuiste instructies/procedures. Het verslag van het Verenigd Koninkrijk heeft betrekking op 139 installaties (op een totaal van 188).

- in Nederland waren er 13 te melden gebeurtenissen, waaronder 1 zwaar ongeval. Er is niets gemeld over de oorzaken van dit ongeval, aangezien het onderzoek daarnaar nog liep op het moment van rapportering.

-In Denemarken waren er 14 te melden gebeurtenissen, waaronder 1 zwaar ongeval. Er is niets gemeld over de oorzaken van dit ongeval, aangezien het onderzoek daarnaar nog liep op het moment van rapportering.

-In Bulgarije was er 1 te melden gebeurtenis, en geen zwaar ongeval.

-In Duitsland was er 1 te melden gebeurtenis, en geen zwaar ongeval.


Het aantal zware ongevallen omvat incidenten met een aanzienlijk potentieel om dodelijke slachtoffers te maken of ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken, ook al hebben ze niet tot dit resultaat geleid.


De meeste van de te melden gebeurtenissen (79,7 % van het totaal) vielen onder de categorie van ongewilde lozingen; 13,6 % betrof het verlies van controle over de boorput (activering van een blow-outpreventie/divertorsysteem); 1,7 % had betrekking op een defect van een veiligheids- en milieukritisch element (SECE) en 5,1 % betrof botsingen met vaartuigen. Er waren geen incidenten waarbij personeel moest worden geëvacueerd.


Tabel 5: Incidenten per categorie (bijlage IX bij de richtlijn offshoreveiligheid, EU-niveau)

[zie origineel document voor tabel]

Bijlage IX-categorieën

Aantal gebeurtenissenAandeel van gebeurtenissen in categorieAandeel in totaal aantal gebeurtenissenAantal gebeurtenissen (in 2016)
(a)Ongewilde lozingen — totaal47100,0 %79,7 %25
Lozingen van olie/gas, ontvlamd — branden12,1 %1,7 %0
Lozingen van olie/gas, ontvlamd — explosies00,0 %0,0 %0
Lozing van niet-ontvlamd gas3166,0 %52,5 %13
Lozing van niet-ontvlamde olie1327,7 %22,0 %7
Lozing van gevaarlijke stoffen24,3 %3,4 %5
(b)Verlies van controle over de boorput — totaal8100,0 %13,6 %11
Blow-outs00,0 %0,0 %0
Activering van BOP-/divertorsysteem675,0 %10,2 %11
Defect aan boorputbarrière225,0 %3,4 %0
(c)Defecten van veiligheids- en milieukritische elementen1100,0 %1,7 %3
(d)Vermindering van de structurele integriteit — totaal0-0,0 %2
Vermindering van de structurele integriteit0-0,0 %0
Vermindering van stabiliteit/drijfvermogen0-0,0 %1
Minder vaste verankering0-0,0 %1
(e)Botsingen met vaartuigen3100,0 %5,1 %0
(f)Helikopterongevallen0-0,0 %0
(g)Dodelijke ongevallen (*)0-0,0 %0
(h)Ernstig letsel bij 5 of meer personen in hetzelfde ongeval (*)0-0,0 %0
(i)Evacuatie van personeel0-0,0 %1
(j)Milieu-ongevallen(**)0-0,0 %0
TOTAAL59100,0 %100,0 %42
(*) Uitsluitend indien in verband met een zwaar ongeval

(**) Volgens de verslagen van de lidstaten werden de zware ongevallen niet als milieuongevallen beschouwd.


Voornamelijk als gevolg van een groter aantal ongewilde lozingen is het totale aantal gemelde incidenten in de EU toegenomen van 42 in 2016 tot 59 in 2017. Het aantal incidenten in verband met verlies van controle over de boorput daarentegen is van 11 in 2016 gedaald tot 8 in 2017, terwijl het aantal defecten van veiligheids- en milieukritische elementen in diezelfde periode daalde van 3 tot 1. Anders dan in 2016 (2) zijn er in 2017 geen meldingen geweest van defecten op het vlak van structurele integriteit. Eveneens anders dan in 2016 (1) zijn er voor 2017 ook geen meldingen van de evacuatie van personeel geweest.

Er zijn voor 2017 3 botsingen met vaartuigen en 2 defecten aan boorputbarrières gemeld, terwijl er voor 2016 voor geen van beide gebeurtenissen meldingen waren. In 2017 zijn in totaal 4 incidenten aangemerkt als zware ongevallen 6 , aangezien zij dodelijke slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel hadden kunnen veroorzaken. Deze incidenten worden momenteel nog beoordeeld door de bevoegde autoriteiten. Ter vergelijking: in 2016 werden 2 zware ongevallen gemeld.


6. CONCLUSIES

Zowel het aantal installaties als het totale niveau van de olie- en gasproductie zijn in 2017 licht gedaald ten opzichte van 2016 (het aantal installaties daalde van 586 naar 554, terwijl de totale productie met 2,7 % afnam). Het aantal inspecties en onderzoeken is niet significant gewijzigd.

De Commissie beoordeelt de veiligheid van de offshore olie- en gasactiviteiten in de EU op basis van de gegevens die de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsverordening inzake rapportage hebben verstrekt. De nauwkeurigheid van de beoordeling door de Commissie hangt dan ook af van de door de lidstaten verstrekte informatie.

Net zoals in 2016 zijn er voor 2017 geen dodelijke slachtoffers gemeld. Voorts heeft de Commissie waardering voor de daling van het aantal incidenten in bepaalde categorieën, zoals verlies van controle over de boorput, defecten van veiligheids- en milieukritische elementen en defecten van de structurele integriteit. Zij neemt nota van het aantal zware ongevallen, ongewilde lozingen, botsingen met vaartuigen en defecten aan boorputbarrières. Op basis van het voorgaande kan worden gesteld dat de veiligheidsprestaties van de Europese offshoresector in 2017 goed waren.


(1)

PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66.

(2)

PB L 302 van 22.10.2014, blz. 1.

(3)

https://euoag.jrc.ec.europa.eu/files/attachments/2015_11_25_implementing_regulation_guidance_document_final.pdf

(4)

Mobiele offshorebooreenheden (MODU's, mobile offshore drilling units) vormen geen onderdeel van de analyse in punt 4.1.

(5)

PB L 178 van 28.6.2013, blz. 78.

Artikel 8, lid 1, onder b), van de richtlijn offshoreveiligheid betreffende de wettelijk opgedragen functies van de bevoegde autoriteit: toezien op de naleving door exploitanten en eigenaars van deze richtlijn o.a. door inspecties, onderzoeken en handhavingsacties.

(6)

PB L 178 van 28.6.2013, blz. 73:

Artikel 2, punt 1: “zwaar ongeval”: met betrekking tot een installatie of verbonden infrastructuur:

a) een incident met daarbij een explosie, brand of verlies van controle over de boorput; of lekkage van olie, gas of gevaarlijke stoffen, waarbij sprake is van of een aanzienlijke kans bestaat op slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel;

b) een incident dat tot ernstige schade aan de installatie of de verbonden infrastructuur leidt, waarbij sprake is van of een aanzienlijke kans bestaat op slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel;

c) elk ander incident leidend tot de dood of ernstige verwonding van vijf of meer personen die aanwezig zijn op de offshore-installatie waar het gevaar zijn oorsprong vindt of die betrokken zijn bij een offshore olie- of gasactiviteit in verband met de installatie of de verbonden infrastructuur, of

d) ieder zwaar milieu-incident dat voortvloeit uit de incidenten als bedoeld onder a), b) en c).

Met het oog op het vaststellen of een incident een groot ongeval vormt als bedoeld onder a), b) of d), wordt een installatie die normaliter onbemand is, beschouwd als een bemande installatie.