VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST
LIJST VAN AFKORTINGEN
VOORWOORD
Het is mij een genoegen de jaarrekening 2018 van de Europese Unie voor te stellen. Deze rekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU en van de uitvoering van de EU-begroting voor het afgelopen jaar, inclusief informatie over de voorwaardelijke verplichtingen, de financiële vastleggingen en andere verplichtingen die de Unie is aangegaan. Conform het meerjarige karakter van de activiteiten van de Unie, worden toelichtingen verstrekt bij de financiële kerngegevens en de ontwikkeling ervan. De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie maakt deel uit van het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie en is een essentieel onderdeel van het sterk ontwikkelde systeem van financiële verantwoording.
Ondanks de relatief bescheiden omvang betekent de begroting van de EU heel wat voor miljoenen Europeanen. Zij vormt een aanvulling op de nationale begrotingen en ondersteunt de politieke prioriteiten waar zij een echte meerwaarde vormt en op de meest doeltreffende manier resultaten kan opleveren.
2018 was het vijfde jaar van het lopende meerjarig financieel kader (MFK); alle financieringsprogramma’s zijn volledig operationeel. Met de uitvoering van de EU-begroting was een bedrag gemoeid van in totaal 173,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 156,7 miljard EUR aan betalingskredieten. Het hele jaar door werden door middel van de EU-begroting de uitdagingen van de complexe geopolitieke omgeving beantwoord en tegelijkertijd strategische investeringen en duurzame groei in Europa gerealiseerd.
Ongeveer de helft van de begrotingsmiddelen ging naar het stimuleren van groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen. Er werd financiering verstrekt voor onderzoek en innovatie in het kader van Horizon 2020, voor kleine en middelgrote ondernemingen via het COSME-programma en voor onderwijs via Erasmus+. Een belangrijke rol was eveneens weggelegd voor het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Connecting Europe Facility en de Europese structuur- en investeringsfondsen. Ik nodig u uit om het verhaal achter tal van investeringen van de Unie te ontdekken op de portaalsite “InvestEU” (https://europa.eu/investeu).
Krachtige ondersteuning uit de EU-begroting was er ook voor andere prioriteiten zoals de globale migratieaanpak van de EU, de veiligheidsunie en het externe optreden van de EU. Dit stelde de Unie in staat om een sterke speler buiten onze grenzen te zijn tijdens een turbulente periode in de nabuurschap van Europa en droeg bij tot het verwezenlijken van transversale beleidsdoelstellingen in verband met de klimaatverandering en biodiversiteit. In 2018 werd ruim 32 miljard EUR, of 20 % van de totale begroting, uitgetrokken voor mainstreaming van het klimaatbeleid.
Tot slot werd zoals voorheen steun verleend voor het bevorderen van duurzame groei en de instandhouding van de natuurlijke rijkdommen van Europa via het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid en klimaat- en milieumaatregelen via het LIFE-programma.
De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie wordt opgesteld overeenkomstig de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards - IPSAS). Om aan deze normen te voldoen, verbetert de Commissie voortdurend haar regels en procedures, organisatiestructuur en flexibiliteit. Een consequente en effectieve rapportage versterkt de verantwoording van de EU-uitgaven, niet enkel vanuit een puur wettelijk oogpunt. Zij draagt bij tot de dialoog met de burgers en andere stakeholders en tot het op peil houden van het vertrouwen in de Europese Unie.
Günther H. Oettinger
Commissaris voor Begroting en Personeelszaken
POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING
De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de lidstaten bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.
1.HET POLITIEK EN FINANCIEEL KADER
EU-Verdragen
De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die door de Verdragen zijn toegekend om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moeten dit doen in overeenstemming met de beginselen 1 van subsidiariteit en evenredigheid. Om
haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de doelstellingen in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer.
De EU streeft de doelstellingen die worden genoemd in het Verdrag na met behulp van een aantal instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere zijn bijvoorbeeld het voorstellen van wetgevingshandelingen of het uitvoeren van beleidsstrategieën.
Politieke prioriteiten van de Commissie
De politieke prioriteiten van de Commissie zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie, die een routekaart vormen voor het optreden van de Commissie en volledig consistent en verenigbaar zijn met Europa 2020 als groeistrategie van de EU voor de lange termijn.
10 PRIORITEITEN
Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen
Een evenwichtig en progressief handelsbeleid om de globalisering in goede banen te leiden
Een connectieve digitale eengemaakte markt
Een op wederzijds vertrouwen gebaseerde ruimte van recht en grondrechten
Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatbeleid
Naar een nieuw beleid op het gebied van migratie
Een diepere, billijkere interne markt met een versterkte industriële basis
Een krachtiger rol op het wereldtoneel
Een diepere en billijkere economische en monetaire unie
Een Unie van democratische verandering
Europa 2020-
strategie
De Europa 2020-strategie, in 2010 overeengekomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten, is een strategisch tienjarenplan voor groei en werkgelegenheid voor de EU 2 . De strategie omvat drie elkaar versterkende prioriteiten — slimme, duurzame en inclusieve groei — en vijf kerndoelen voor de EU.
De EU-begroting is een van de hefbomen van de EU die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020. Een breed scala aan acties wordt ondernomen op nationaal, EU- en internationaal niveau om tastbare resultaten in samenhang met de Europa 2020-strategie voort te brengen.
Duurzame ontwikkeling is van oudsher een centraal thema van het Europese project. In de EU-verdragen wordt de economische, maatschappelijke en milieudimensie hiervan erkend en deze dimensies moeten als één geheel worden aangepakt. De EU zet zich in voor een ontwikkeling die in de huidige behoeften voorziet zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. De EU-begroting speelt een
wezenlijke rol bij heel wat duurzaamheidsuitdagingen, zoals de jeugdwerkloosheid, de vergrijzing, de klimaatverandering, vervuiling, de energieproblematiek en migratie. De huidige Commissie heeft duurzame ontwikkeling geïntegreerd in belangrijke horizontale projecten en ook in sectorale beleidslijnen en initiatieven.
Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt ten uitvoer gelegd in overeenstemming met het meerjarig financieel kader (MFK) en sectorale wetgeving waarbij de uitgavenprogramma’s worden vastgesteld.
Meerjarig financieel kader en
uitgavenprogramma’s
Het meerjarig financieel kader zet de politieke prioriteiten van de EU om in financiële middelen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en een coherente langetermijnvisie te bieden aan de begunstigden van EU-middelen en de medefinancierende nationale autoriteiten. Het bepaalt de jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van
de vastleggingskredieten. Het meerjarig financieel kader wordt unaniem aangenomen, om aan te geven dat alle lidstaten het eens zijn met de doelstellingen en de hoogte van de uitgaven (maxima van vastleggings- en betalingskredieten), en met instemming van het Europees Parlement.
Interinstitutioneel Akkoord
Het MFK wordt aangevuld door het Interinstitutioneel Akkoord 4 ; het betreft een politiek akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het doel van dit akkoord, dat in 2013 is gesloten in overeenstemming met artikel 295 van het VWEU, is
de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren en goed financieel beheer te waarborgen.
Jaarlijkse begroting
De jaarlijkse begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.
De belangrijkste financieringsbron van de EU zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn drie soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (o.a. douanerechten en suikerheffingen), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de overige ontvangsten. In het huidige MFK mag het totale bedrag aan eigen middelen niet meer bedragen dan 1,20 % van het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten.
De beleidsuitgaven van de EU strekken zich uit over de verschillende rubrieken van het meerjarig financieel kader en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. De EU-begroting wordt uitgevoerd volgens een van de volgende drie beheersvormen:
Gedeeld beheer: bij deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 75 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.
Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.
Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan derde partijen, zoals de EU-agentschappen, of aan internationale organisaties.
Financieel Reglement
Het Financieel Reglement (FR) 5 van toepassing op de algemene begroting is een cruciaal onderdeel van het regelgevingskader voor de EU-financiën waarin de financiële spelregels voor de EU zijn vastgelegd.
2.GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING
2.1.INSTITUTIONELE STRUCTUUR
De organisatiestructuur van de EU bestaat uit de instellingen, agentschappen en andere instanties van de EU die vermeld staan in toelichting 9 van de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële staten. De Europese Investeringsbank (EIB), het Europees Investeringsfonds (EIF) en de Europese Centrale Bank (ECB), vallen niet onder het toepassingsgebied van het Financieel Reglement. De belangrijkste instellingen op het vlak van verantwoordelijkheid voor het uitstippelen van beleid en het nemen van besluiten, zijn het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad en de Commissie.
De Europese Commissie vormt een unieke organisatie. Krachtens het Verdrag is de Commissie verantwoordelijk voor het plannen, voorbereiden en voorstellen van wetgeving, voor het beheer van het EU-beleid, met inbegrip van het toezicht op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving en de handhaving ervan, voor de toekenning van EU-begrotingsmiddelen, en voor het vertegenwoordigen van de EU op internationaal vlak.
Het Verdrag 6 bepaalt dat de Commissie de begroting uitvoert in samenwerking met de lidstaten. Samen waken zij ervoer dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer. De met de uitvoering van de begroting verband houdende controle- en auditverplichtingen van de lidstaten en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden worden vastgesteld in verordeningen. Deze voorzien ook in de wijze waarop en de mate waarin iedere instelling haar eigen uitgaven doet.
De Commissie vervult deze taken op gezag van het College van commissarissen, dat de prioriteiten stelt en de algemene politieke verantwoordelijkheid draagt voor de besluiten van de Commissie. De voorzitter, wiens rol door de Verdragen van Nice en Lissabon werd versterkt, bepaalt de internationale organisatie van de Commissie en ziet erop toe dat zij consequent, doeltreffend en collegiaal optreedt.
De interne werking van de Commissie is gebaseerd op een aantal hoofdbeginselen van goed bestuur: duidelijke taken en verantwoordelijkheden, een sterke inzet voor resultaten en naleving van het wettelijke kader, duidelijke verantwoordingsmechanismen, een hoogwaardig en inclusief regelgevingskader, openheid en transparantie, en hoge ethische normen.
2.2.DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN DE COMMISSIE
De Europese Commissie heeft een uniek governancesysteem, met een duidelijk onderscheid tussen politieke en administratieve toezichtsstructuren en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden en verplichtingen inzake financiële verantwoording 7 . Het systeem is gebaseerd op de Verdragen en de structuur heeft zich aangepast aan een veranderende omgeving en om in overeenstemming te blijven met de goede werkmethoden zoals die zijn neergelegd in de relevante internationale normen 8 .
In 2018 keurde de Commissie een “governancepakket” 9 goed waarbij haar corporate governance verregaand werd gestroomlijnd en versterkt, en recente audits van de Europese Rekenkamer 10 en de dienst Interne Audit werden benut.
·Het College van commissarissen draagt collegiale politieke verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Commissie. De operationele uitvoering van de begroting wordt gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan 11 .
·Het college delegeert taken van financieel beheer aan de directeuren-generaal of diensthoofden, die daardoor gedelegeerde ordonnateurs worden. Deze taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt.
·Het Comité follow-up interne audit gaat na welk gevolg wordt gegeven aan audits, met name van de dienst Interne Audit, maar ook naar aanleiding van audits van de Europese Rekenkamer.
·Op gezag van de voorzitter komen in de Corporate Management Board, die wordt voorgezeten door de secretaris-generaal, de voor de begroting, personele middelen en beveiliging verantwoordelijke directeuren-generaal en de directeur-generaal van de Juridische Dienst op gezette tijden bijeen. Het (de) voor begroting en administratie verantwoordelijke lid (leden) van het kabinet van de voorzitter en het (de) hoofd(en) van het kabinet van het lid/de leden van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor begroting en administratie nemen deel als waarnemers. De bestuursraad zorgt voor coördinatie van, toezicht op, advies over en strategische oriëntaties voor het management van de organisatie, onder andere wat betreft het beheer van de financiële en personele middelen, risicobeheer, prestatiebeheer, IT-governance, cyber- en persoonlijke veiligheid, bedrijfscontinuïteit en informatiebeheer. Daarbij waakt de bestuursraad erover dat de Commissie is toegerust met de nodige structuren, processen en administratieve regelingen om de politieke prioriteiten van het college te verwezenliken en de bij de Verdragen opgelegde taken op een doeltreffende wijze en effectief te vervullen.
2.3.HET FINANCIEEL BEHEER VAN DE COMMISSIE
Binnen de Commissie zijn de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer, en de uitoefening ervan, duidelijk afgebakend (bv. door het Financieel Reglement). Dit is een decentrale aanpak met duidelijke verantwoordelijkheden met als doel een bestuurscultuur tot stand te brengen die ambtenaren aanmoedigt om verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij controle hebben en om hen controle te geven over de activiteiten waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
De Commissie kan tevens de uitvoering van welbepaalde programma’s delegeren aan uitvoerende agentschappen. Besluiten inzake uitgaven kunnen eveneens worden beheerd via, of samen met, andere instellingen of organen. Een groot deel van de begroting wordt beheerd volgens het stelsel van gedeeld beheer met de lidstaten, met name op het gebied van de structuurfondsen en landbouw.
Begrotingsuitvoeringstaken worden ook toevertrouwd aan:
·nationale agentschappen;
·de Europese Investeringsbank Groep;
·derde landen;
·internationale organisaties (bv. de Wereldbank of de Verenigde Naties);
·andere entiteiten.
Als gedelegeerd ordonnateur zijn de directeuren-generaal verantwoordelijk voor een goed financieel beheer van de middelen. De gedelegeerd ordonnateurs moeten bij de uitvoering van de EU-begroting de voorschriften van het Financieel Reglement naleven en een passend internecontrolekader instellen. De interne controle moet zich onder meer richten op:
·doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van de verrichtingen;
·financiële controle en fraudebestrijding;
·integriteit en ethisch gedrag;
·het beheer van de personele middelen;
·betrouwbare verslaglegging;
·communicatie;
·bescherming van activa en informatie.
Elke gedelegeerd ordonnateur kan het risicobeheer en de interne controle toevertrouwen aan één of twee leidinggevenden van het hoger of middenkader om toezicht te houden op de implementatie van de internecontrolesystemen. De centrale diensten van de Commissie geven richtsnoeren en advies, en bevorderen goede werkmethoden.
In het kader van de cyclus van strategische planning en programmering van de Commissie dient elke ordonnateur een “jaarlijks activiteitenverslag” over de activiteiten en de beleidsverwezenlijkingen en -resultaten van het jaar op te stellen. Daarin verklaart hij/zij dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat hij/zij controleprocedures heeft ingesteld die de nodige garanties bieden betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Op het niveau van de Commissie is het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag het belangrijkste instrument waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het begrotingsbeheer.
De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en -methodes voor de overheidssector, valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom van de Unie geeft. De jaarrekening wordt vastgesteld door het College van commissarissen. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie. De intern controleur van de Commissie bekleedt eveneens een onafhankelijke functie op centraal niveau en verstrekt onafhankelijke raadgevingen, adviezen en aanbevelingen over de kwaliteit en de werking van de internecontrolesystemen van de Commissie, de agentschappen van de EU en andere autonome organen.
2.4.PRESTATIEKADER
De inachtneming van solide prestatiekaders is van essentieel belang voor een krachtige focus op resultaten, een EU-meerwaarde en goed beheer van de EU-programma’s. Het prestatiekader van de EU-begroting is zeer sterk gespecificeerd en scoort hoger dan dat van eender welk OESO-land in de gestandaardiseerde index voor kaders voor prestatiegerichte budgettering. Het prestatiekader van de EU-begroting omvat rapportering over verschillende soorten en niveaus van strategische doelen, waaronder de Europa 2020-strategie en andere politieke prioriteiten. Het moet eveneens rekening houden met de complementariteit en mainstreaming van beleid en programma’s en met de cruciale rol van de lidstaten bij de uitvoering van de EU-begroting.
·De doelstellingen en indicatoren hebben een prominente plaats in de rechtsgrondslagen van de programma’s en de Commissie brengt er jaarlijks verslag over uit in de programmaverklaringen die de ontwerpbegroting vergezellen. Deze bevatten alle essentiële informatie voor het nauwkeurig volgen van de programma's en het meten van de prestaties: de financiële vastleggingen voor zeven jaar; de vertrekniveaus voor de programmaprestaties (de beginsituatie bij beleidsmaatregelen); de einddoelen (te bereiken op het einde van de meerjarige programmeringsperiode); en de tussentijdse ijkpunten.
·Opdat middelen aan prioriteiten worden toegewezen en elke actie uitstekende resultaten en een hoge toegevoegde waarde oplevert, bevordert de Commissie bij al haar diensten een prestatiegerichte cultuur. Bovendien heeft zij de afgelopen jaren een aanpak ontwikkeld waarbij naar een beter evenwicht tussen compliance en performance wordt gestreefd.
·Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting geeft een uitgebreid overzicht van de uitvoering, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. Daarin wordt toegelicht hoe de politieke prioriteiten van de Europese Unie door de EU-begroting zijn ondersteund, welke resultaten met de EU-begroting zijn behaald en op welke wijze de Commissie de hoogste normen op het gebied van budgettair en financieel beheer heeft aangehouden.
·De Europese Rekenkamer beoordeelt op een systematische en grondige manier de kwaliteitsaspecten van de begrotingsuitvoering, met inbegrip van het prestatieaspect, in het kader van haar gewone jaarlijkse verslaggeving en in speciale verslagen.
Met al deze elementen beschikt de begrotingsautoriteit over een solide basis om terdege met de geleverde prestaties rekening te houden bij de vaststelling van de volgende jaarlijkse begroting.
2.5.FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
Het belangrijkste element van de financiële verslaglegging is het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen van de EU, bestaande uit de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie, het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting, inclusief het evaluatieverslag overeenkomstig artikel 247, lid 1, onder e), FR, het jaarlijks verslag over de resultaten van de interne controle, een langetermijnraming van toekomstige in- en uitstromen voor de volgende vijf jaar en het verslag over de follow-up van de kwijting. Het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen verschaft het publiek jaarlijks een alomvattend beeld van de financiële en operationele situatie van de EU.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU, zowel bezien vanuit het oogpunt van de boekhouding op transactiebasis als vanuit begrotingsoogpunt. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:
a) de geconsolideerde financiële staten, en
b) verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin die begrotingsuitvoering in haar totaliteit wordt beschreven.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU gaat bovendien vergezeld van een sectie “Financiële staten — bespreking en analyse”, waarin belangrijke veranderingen en trends in de financiële staten beknopt worden beschreven en aanzienlijke risico’s en onzekerheden waarmee de EU is geconfronteerd en die zij in de toekomst moet aanpakken, worden toegelicht.
Verslaglegging en verantwoording in de Commissie:
Geïntegreerd pakket financiële en verantwoordingsverslagen
Art. 247 FR
·Geconsolideerde jaarrekening van de EU
·Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (incl. een evaluatie van de EU-financiën)
·Jaarlijks verslag over de resultaten van de interne controle
·Een langetermijnraming van toekomstige in- en uitstromen voor de volgende 5 jaar
·Verslag over de follow-up van de kwijting
Andere verslagen
·Communicatiepakket ter gelegenheid van de toespraak over de Staat van de Unie
·Algemeen verslag over de werkzaamheden van de EU
·De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal
·Verslag over het begrotings- en financieel beheer
2.6.EXTERNE CONTROLE EN KWIJTINGSPROCEDURE
Externe audit
De Europese Rekenkamer (ERK) is de externe controleur van de Europese instellingen (en organen). De ERK heeft als opdracht bij te dragen tot de verbetering van het financieel beheer van de EU, het afleggen van rekenschap en verantwoording en de transparantie te bevorderen, en op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de EU. De rol van de ERK als onafhankelijk extern controleur van de EU is na te gaan of de EU-middelen naar behoren zijn geboekt, of ze zijn geïnd en besteed in overeenstemming met de geldende regels en of ze kosteneffectief besteed zijn.
Als onderdeel van haar werkzaamheden stelt de ERK het volgende op ten behoeve van het Europees Parlement en de Raad:
1) een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;
2) een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag wordt opgenomen in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de geïnde ontvangsten en de betalingen aan eindbegunstigden; en
3) speciale verslagen over specifieke domeinen en specifieke jaarverslagen (over bijvoorbeeld het Europees Ontwikkelingsfonds en de EU-agentschappen).
Kwijting
De laatste stap van de begrotingscyclus is de kwijtingsprocedure voor een bepaald begrotingsjaar. De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee de “kwijtingverlenende autoriteit” (het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad), de Commissie (en andere EU-organen) „ontslaat” van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting. Dit besluit stoelt op een onderzoek van de geconsolideerde jaarrekening van de EU en een pakket verslagen van de Commissie (het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting, het follow-upverslag inzake de kwijting van het vorige jaar en het jaarverslag aan de kwijtingsautoriteit over de uitgevoerde interne controles), alsmede op het jaarverslag, het auditoordeel (de betrouwbaarheidsverklaring („DAS”)) en speciale verslagen van de Europese Rekenkamer. Daarbij wordt ook rekening gehouden met schriftelijke antwoorden van de Commissie op vragen en andere verzoeken om informatie, en met hoorzittingen met de begrotingscommissaris en de bevoegde commissarissen voor de grote uitgavengebieden en de secretaris-generaal in de commissie Begrotingscontrole (CONT) van het Europees Parlement.
De uitkomst van de kwijtingsprocedure kan drieërlei zijn: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. Het definitieve kwijtingsverslag bevat ook specifieke verzoeken van het Europees Parlement en de Raad. Deze verzoeken geven aanleiding tot een follow-upverslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen of voornemens is te nemen.
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN
De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2018 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 246, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel XIII van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.
Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.
[ondertekend]
Rosa ALDEA BUSQUETS
Rekenplichtige van de Europese Commissie
21 juni 2019
MARKANTE FEITEN BETREFFENDE HET BEGROTINGSJAAR 2018
Uitvoering van de Uniebegroting 2018
De goedgekeurde begroting voor 2018 focuste op twee grote beleidsprioriteiten voor Europa van de tien prioriteiten die voorzitter Juncker bij het begin van de ambtstermijn van deze Commissie had gesteld. Eén daarvan was een Europees antwoord formuleren op de nieuwe uitdagingen van de complexe geopolitieke omgeving, gaande van migratie tot de bescherming van de buitengrenzen van de EU en de veiligheid van de burgers. De andere was het verwezenlijken van strategische investeringen en duurzame groei ter ondersteuning van de economische cohesie, en het creëren van banen, met name voor jongeren. Behalve aan deze twee topprioriteiten, verleenden de EU-begroting en andere instrumenten ook in 2018 steun aan landbouwers en plattelandsontwikkeling, en aan het verdiepen en versterken van de Europese strategische interconnecties en netwerken tussen EU-landen door middel van de totstandbrenging van de digitale interne markt en de energie-unie. Daarnaast heeft de Commissie de externe dimensie van de EU, met name haar rol als belangrijke politieke en economische partner en toonaangevende internationale verstrekker van investeringen en humanitaire bijstand, verder ondersteund.
Met de uitvoering van de EU-begroting in 2018 was een bedrag gemoeid van in totaal 173,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 156,7 miljard EUR aan betalingskredieten.
Ongeveer de helft van de middelen – 87,4 miljard EUR aan vastleggingskredieten – was bedoeld om slimme en inclusieve groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen en cohesie te stimuleren. Dit omvatte financiering van onderzoek en innovatie (Horizon 2020), onderwijs (Erasmus+), kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme-programma), de Connecting Europe Facility (CEF), het garantiefonds voor het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) – het instrument achter het Investeringsplan voor Europa, en de bevordering van de convergentie tussen lidstaten en regio’s via de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF). De steun aan de Europese landbouw uit de EU-begroting beliep 44,4 miljard EUR aan betalingen.
Voorts werd de begroting gebruikt om de buitengrenzen van de Unie te versterken en de migratie- en vluchtelingencrisis aan te pakken, via financiering van acties zoals noodhulp, herplaatsing, grenscontrole, hervestiging, terugkeer en integratie van vluchtelingen en asielzoekers. Tot slot werden uit de begroting verder programma’s gefinancierd waarmee justitie, de bescherming van de grondrechten en sociale samenhang worden bevorderd, zodat onze Europese samenlevingen inclusief, vrij en rechtvaardig blijven.
De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
Chronologisch overzicht
Op 23 juni 2016 heeft een meerderheid van de burgers van het Verenigd Koninkrijk er in een referendum voor gekozen de EU te verlaten. Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad formeel kennisgegeven van zijn voornemen de EU en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) te verlaten. Hierdoor is artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking getreden, het artikel dat de procedure voor terugtrekking van een lidstaat uit de Unie regelt.
Het onderhandelingsproces
Op 19 maart 2018 heeft de Commissie een ontwerp van terugtrekkingsakkoord gepubliceerd waarin de voortgang in de onderhandelingen met het VK werd vastgelegd. In het deel van het terugtrekkingsakkoord over de financiële regeling goten de EU en het Verenigd Koninkrijk de in de eerste fase van de onderhandelingen bereikte vooruitgang in een juridische tekst.
Op 14 november 2018 werd een gezamenlijk verslag gepubliceerd over de overeenstemming op het niveau van de onderhandelaars over de volledige tekst van het ontwerp van terugtrekkingsakkoord en over de contouren van de politieke verklaring over het kader voor de toekomstige betrekkingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Dezelfde dag werd dit geactualiseerde en overeengekomen ontwerp van terugtrekkingsakkoord gepubliceerd, waarin het Verenigd Koninkrijk ermee instemde om alle verplichtingen uit hoofde van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) en vroegere financiële vooruitzichten na te komen alsof het nog een lidstaat was, met inbegrip van zijn aandeel in de verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen van de Unie. De Britse regering keurde het ontwerpterugtrekkingsakkoord op 14 november goed en de Europese Raad bekrachtigde het op 25 november 2018. Op 11 januari 2019 werd het besluit betreffende de sluiting van het terugtrekkingsakkoord door de Raad (art. 50) aangenomen en ter goedkeuring aan het Europees Parlement toegezonden. Op verzoek van het Verenigd Koninkrijk stemde de Europese Raad op 21 maart 2019 in overeenstemming met de procedure van artikel 50 VWEU ermee in de vertrekdatum voor het Verenigd Koninkrijk op te schuiven naar 22 mei 2019, op voorwaarde dat het Lagerhuis het terugtrekkingsakkoord uiterlijk op 29 maart 2019 goedkeurde, en in het andere geval naar 12 april 2019 (Besluit (EU) 2019/476 van de Europese Raad van 22 maart 2019, PB L80 van 22.3.2019, blz.
1). Vervolgens keurde het Lagerhuis het terugtrekkingsakkoord niet goed tegen 29 maart 2019 en zodoende stemde de Europese Raad, andermaal op verzoek van het Verenigd Koninkrijk, in met een verlenging van de termijn tot 31 oktober 2019 (Besluit (EU) 2019/584 van de Europese Raad van 11 april 2019, PB L101 van 11.4.2019, blz.
1). De terugtrekking moet plaatsvinden op de eerste dag van de maand na die van de voltooiing van de ratificatieprocedures, dan wel op 1 november 2019, indien die datum eerder valt. Het Verenigd Koninkrijk blijft een lidstaat tot de nieuwe terugtrekkingsdatum, met volledige rechten en verplichtingen overeenkomstig artikel 50 VEU, en kan te allen tijde zijn kennisgeving intrekken.
De financiële regeling en de EU-jaarrekening 2018
Wat de financiële regeling betreft, bepaalde het op 14 november 2018 gepubliceerde ontwerp van terugtrekkingsakkoord dat het Verenigd Koninkrijk al zijn verplichtingen uit hoofde van het huidige MFK en eerdere financiële vooruitzichten zou nakomen alsof het nog een lidstaat was. Het ontwerp van terugtrekkingsakkoord bepaalt met name dat het Verenigd Koninkrijk aan de Unie in het bijzonder zijn aandeel verschuldigd is van:
• de op 31 december 2020 nog betaalbaar te stellen vastleggingen in de Uniebegroting en in de begrotingen van de gedecentraliseerde agentschappen van de Unie (artikel 140 van het ontwerp van terugtrekkingsakkoord);
• de financiering van de tot en met 31 december 2020 aangegane verplichtingen van de Unie, met bepaalde uitzonderingen (artikel 142);
• de voorwaardelijke financiële verplichtingen van de Unie voortvloeiend uit financiële verrichtingen waarvoor het besluit is genomen/de goedkeuring is gegeven vóór de terugtrekkingsdatum (artikel 143 en 144); en
• de ter voldoening van de voorwaardelijke verplichtingen van de Unie te verrichten betalingen die verschuldigd zijn in verband met rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie (voor zover de feiten die het voorwerp van dergelijke zaken uitmaken, zich uiterlijk 31 december 2020 voordoen) (artikel 147).
Op het moment van aftekening van deze rekening zijn, bij gebreke van ratificatie door het Verenigd Koninkrijk, de exacte datum van het vertrek en de wijze waarop deze zal verlopen (met of zonder akkoord) nog onbekend. Zoals de situatie nu is, zijn er voor de geconsolideerde jaarrekening van de EU voor 2018 geen financiële gevolgen te vermelden.
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2018
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN
1. BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
3. TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
4. VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA
5. VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN
6. FINANCIEEL RISICOBEHEER
7. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
8. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
9. CONSOLIDATIEBEREIK
BALANS
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
NIET-VLOTTENDE ACTIVA
Immateriële activa
2.1
446
405
Vaste bedrijfsmiddelen
2.2
11 185
10 745
Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
2.3
591
581
Financiële activa
2.4
65 231
59 980
Voorfinanciering
2.5
26 006
25 022
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
2.6
416
611
103 875
97 344
VLOTTENDE ACTIVA
Financiële activa
2.4
4 168
8 655
Voorfinanciering
2.5
23 968
24 005
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
2.6
24 248
11 755
Voorraden
2.7
73
295
Geldmiddelen en kasequivalenten
2.8
18 113
24 111
70 570
68 821
TOTAAL ACTIVA
174 444
166 165
NIET-VLOTTENDE PASSIVA
Pensioenen en andere personeelsbeloningen
2.9
(80 456)
(73 122)
Voorzieningen
2.10
(3 281)
(2 880)
Financiële verplichtingen
2.11
(53 289)
(50 063)
(137 025)
(126 065)
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN
Voorzieningen
2.10
852)
659)
Financiële verplichtingen
2.11
(2 617)
(6 850)
Crediteuren
2.12
(32 227)
(39 048)
Overlopende posten
2.13
(63 186)
(63 902)
(98 882)
(110 459)
TOTAAL PASSIVA
(235 907)
(236 524)
NETTOACTIVA
(61 463)
(70 359)
Reserves
2.14
4 961
4 876
Bij de lidstaten op te vragen bedragen*
2.15
(66 424)
(75 234)
NETTOACTIVA
(61 463)
(70 359)
* Het Europees Parlement heeft op 12 december 2018 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2019 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
miljoen EUR
Toelichting
2018
2017
ONTVANGSTEN
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties
Bni-middelen
3.1
105 780
78 620
Traditionele eigen middelen
3.2
22 767
20 520
Btw-middelen
3.3
17 624
16 947
Geldboeten
3.4
6 740
4 664
Teruggevorderde uitgaven
3.5
2 215
1 879
Overige
3.6
3 312
10 376
158 438
133 006
Ontvangsten uit ruiltransacties
Financiële ontvangsten
3.7
3 115
1 845
Overige
3.8
1 379
1 332
4 494
3 177
Totale ontvangsten
162 932
136 183
UITGAVEN
Uitgevoerd door de lidstaten
3.9
Europees Landbouwgarantiefonds
(43 527)
(44 289)
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling
(13 149)
(11 359)
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds
(30 230)
(17 650)
Europees Sociaal Fonds
(11 935)
(7 353)
Overige
(2 826)
(1 253)
Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen
3.10
(17 551)
(15 738)
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen
3.11
(3 396)
(2 667)
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties
3.11
(4 016)
(4 115)
Uitgevoerd door andere entiteiten
3.11
(3 569)
(1 478)
Personeels- en pensioenkosten
3.12
(10 929)
(10 002)
Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen
3.13
–
(3 544)
Financieringskosten
3.14
(1 677)
(1 896)
Overige uitgaven
3.15
(6 208)
(6 756)
Totale uitgaven
(149 014)
(128 101)
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR
13 918
8 082
KASSTROOMOVERZICHT
miljoen EUR
2018
2017
Resultaat begrotingsjaar
13 918
8 082
Operationele activiteiten
Afschrijving
104
99
Waardevermindering
998
888
(Terugboeking van) waardeverminderingen op investeringen
–
–
(Toename)/afname leningen
1 041
497
(Toename)/afname voorfinanciering
947)
(3 557)
(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
(12 299)
745)
(Toename)/afname voorraden
222
130)
Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen
7 334
5 891
Toename/(afname) voorzieningen
594
928
Toename/(afname) financiële verplichtingen
(1 007)
438)
Toename/(afname) crediteuren
(6 821)
957)
Toename/(afname) in overlopende posten
716)
(3 678)
Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten
556)
(6 405)
Herwaardering van verplichtingen voor personeelsbeloningen (non-cash mutatie niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten)
(4 396)
–
Overige non-cash mutaties
71)
3
Investeringsactiviteiten
(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen
(1 583)
(1 687)
(Toename)/afname beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
9)
53)
(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa
(1 811)
(3 190)
(Toename)/afname financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
7
22)
NETTOKASSTROOM
(5 998)
(4 474)
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten
(5 998)
(4 474)
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar
24 111
28 585
Geldmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen aan het einde van het jaar
18 113
24 111
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
miljoen EUR
Bij de lidstaten op te vragen bedragen Cumulatief overschot/(tekort)
Andere reserves
Reëlewaarde-reserve
Nettoactiva
SALDO OP 31.12.2016
(76 881)
4 516
325
(72 040)
Mutatie in reserve Garantiefonds
(20)
20
–
–
Mutaties reële waarde
–
–
(2)
(2)
Overige
(11)
62
(46)
5
Begrotingsresultaat 2016 gecrediteerd aan de lidstaten
(6 405)
–
–
(6 405)
Economisch resultaat voor het jaar
8 082
–
–
8 082
SALDO OP 31.12.2017
(75 234)
4 598
278
(70 359)
Mutatie in reserve Garantiefonds
(186)
186
–
–
Mutaties reële waarde
–
–
(47)
(47)
Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen
(4 396)
–
–
(4 396)
Overige
30
(54)
–
24)
Begrotingsresultaat 2017 gecrediteerd aan de lidstaten
(556)
–
–
(556)
Economisch resultaat voor het jaar
13 918
–
–
13 918
SALDO OP 31.12.2018
(66 424)
4 730
231
(61 463)
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN
1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 1046/2018 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz.
Overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement heeft de EU haar financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen.
Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie (EAR)
Herziene EAR van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2018 aanvangen
De volgende boekhoudregels, vastgesteld door de rekenplichtige van de Commissie, zijn in het lopende jaar van kracht geworden:
·Herziening van EAR 12 “Employee Benefits”: deze herziene regel is door de rekenplichtige vastgesteld in 2017, op basis van de nieuwe IPSAS 39 “Employee Benefits”, gepubliceerd in juli 2016. De eerste toepassing van de herziene EAR 12 had geen noemenswaardige gevolgen voor de geconsolideerde financiële staten van de EU, afgezien van de erkenning van winsten of verliezen als gevolg van veranderingen in de actuariële veronderstellingen, welke volgens de herziene EAR direct moeten worden opgenomen onder de nettoactiva, in tegenstelling tot de eerdere vereiste om ze te verwerken als overschot of tekort.
Nieuwe EAR vastgesteld, maar nog niet van kracht op 31 december 2018
De volgende nieuwe EAR, die door de rekenplichtige van de Commissie is vastgesteld maar die nog niet van kracht is, is niet toegepast door de EU:
·Nieuwe EAR 20 “Public Sector Combinations” (van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2019 aanvangen): EAR 20, die gebaseerd is op IPSAS 40 “Public Sector Combinations”, betreft de indeling van publiekrechtelijke combinaties in twee categorieën, afhankelijk van de vraag of er bij de transactie sprake is van gezamenlijke zeggenschap of niet: (i) een samenvoeging, waarbij de transactie plaatsvindt op basis van de boekwaarde van de entiteit die met de EU wordt samengevoegd; en (ii) een overname, waarbij de transactie plaatsvindt op basis van de reële waarde op de overnamedatum van de entiteit die door de EU wordt verworven. Voor beide gelden verschillende vereisten en informatieverplichtingen die de gebruikers van de financiële staten van de EU meer inzicht moeten verschaffen in de gevolgen ervan.
De impact op de financiële staten van de EU in het eerste jaar van toepassing zal afhangen van eventuele transacties inzake publiekrechtelijke combinaties waarbij de EU in die periode betrokken is.
3.BOEKHOUDBEGINSELEN
De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.
De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 1 over de financiële staten en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. De kwalitatieve kenmerken van de financiële verslaggeving zijn relevantie, betrouwbaarheid, begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid.
4.CONSOLIDATIE
Consolidatiebereik
De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 9 bij de financiële staten van de EU. Zij telt thans 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en één geassocieerde deelneming. Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als “kleine entiteiten” en afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2018 zijn 7 entiteiten ingedeeld als kleine entiteiten.
Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend
Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept “zeggenschap”. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.
De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.
Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.
Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.
Gezamenlijke overeenkomsten
Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gezamenlijke bedrijfsactiviteiten of gemeenschappelijke ondernemingen zijn. Indien een gezamenlijke overeenkomst in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en de partijen bij de gezamenlijke overeenkomst rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst, kan de gezamenlijke overeenkomst als een gemeenschappelijke onderneming worden bestempeld. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Wanneer de partijen rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst, wordt de gezamenlijke overeenkomst als een gezamenlijke bedrijfsactiviteit bestempeld. Met betrekking tot haar belang in gezamenlijke bedrijfsactiviteiten neemt de EU in haar financiële staten op: de activa en passiva, de inkomsten en uitgaven, evenals haar aandeel in de gezamenlijke activa, passiva, baten en lasten.
Geassocieerde deelnemingen
Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).
Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert
De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.
5.OPSTELLINGSGRONDSLAG
De financiële staten zijn per jaar. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.
6.Munteenheid en omrekeningsbeginselen
Functionele en rapporteringsvaluta
De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.
Verrichtingen en saldi
Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.
Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.
De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).
Wisselkoersen met de euro
Valuta
31.12.2018
31.12.2017
Valuta
31.12.2018
31.12.2017
BGN
1,9558
1,9558
PLN
4,3014
4,177
CZK
25,240
25,5350
RON
4,6635
4,6585
DKK
7,4673
7,4449
SEK
10,2548
9,8438
GBP
0,8945
0,8872
CHF
1,1269
1,1702
HRK
7,4125
7,4400
JPY
125,8500
135,01
HUF
320,9800
310,3300
USD
1,145
1,1993
7.Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden.
8.BALANS
9.Immateriële activa
Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3-11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.
10.Vaste bedrijfsmiddelen
Alle materiële vaste activa worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.
De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.
Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:
Type actief
Lineair afschrijvingspercentage
Gebouwen
4 % tot 10 %
Ruimte-objecten
8 % tot 25 %
Materieel en apparatuur
10 % tot 25 %
Meubilair en wagenpark
0 % tot 25 %
Computerhardware
25 % tot 33 %
Overige
10 % tot 33 %
Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Leaseovereenkomsten
Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Het rentebestanddeel van de leasebetalingen wordt gespreid over de leaseperiode ten laste van de uitgaven gebracht volgens een constant periodiek percentage in verhouding tot het uitstaande saldo. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (vlottend en niet-vlottend). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.
Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Operationele-leasebetalingen worden als last opgenomen in de staat van de financiële resultaten, lineair gespreid over de leaseperiode.
11.Waardevermindering van niet-financiële activa
Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.
De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.
12.Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen
Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode worden de eerste keer opgenomen tegen kostprijs, zijnde de boekwaarde verhoogd of verlaagd in verhouding tot het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming na de aanschafdatum. Het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in vermogensmutaties van de deelneming in de reserves onder de nettoactiva. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.
Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op („verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.
Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.
Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.
Geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld als kleine entiteiten worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.
13.Financiële activa
Indeling
De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de entiteit zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.
(II)Leningen en kortlopende vorderingen
Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU geld, goederen of diensten rechtstreeks aan een debiteur verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen, of indien de EU is gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke kredietverstrekker na een betaling door de EU in het kader van een garantieovereenkomst. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als vlottende activa. Betalingen die verschuldigd zijn binnen meer dan 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als niet-vlottende (vaste) activa. Leningen en kortlopende vorderingen omvatten termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden.
(III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen. Investeringen in entiteiten die noch geconsolideerd, noch verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode en andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen), worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.
Eerste opname en waardering
Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt gedeponeerd bij een financiële instelling of uitbetaald aan de ontlener. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding), tenzij de reële waarde van dat instrument wordt gestaafd door een vergelijking met andere waarneembare actuele markttransacties in hetzelfde instrument, of op basis van een waarderingstechniek waarvan de variabelen alleen uit gegevens van waarneembare markten bestaan (bijvoorbeeld in het geval van sommige derivatencontracten). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.
Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:
·De 'marktomgeving' waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de 'optie' van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.
·Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme of betalingsbalans of van soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.
·Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.
Waardering na eerste opname
a)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie „financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort” worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.
b)Leningen en kortlopende vorderingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
c)Tot einde looptijd aangehouden activa worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.
d)Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve, behalve voor omrekeningsverschillen op monetaire activa die worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.
De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.
Investeringen in durfkapitaalfondsen, ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa, die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.
Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.
Waardevermindering van financiële activa
De waarde van een financieel actief is verminderd en een verlies wordt opgenomen als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief. De EU gaat op elke verslagdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is.
(a)Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
(b)Activa geboekt tegen reële waarde
In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het cumulatieve verlies – gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
14.Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.
15.Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt teruggestort. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen).
Voorfinanciering wordt op latere balansdata gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.
Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.
Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van “financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgevoerd. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.
De EU-bijdragen aan de trustfondsen van het Europees Ontwikkelingsfonds of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.
16.Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
Omdat de boekhoudregels van de EU vereisen dat ruil- en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven, worden vorderingen voor het opstellen van de rekening omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties (waarbij de EU waarde van een andere entiteit ontvangt zonder onmiddellijk een gelijkwaardige tegenprestatie te leveren) die niet voortvloeien uit een contract (bv. op de lidstaten verhaalbare bedragen betreffende de eigen middelen).
Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie toelichting 1.5.5). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast.
Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen.
Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.
17.Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
18.Personeelsbeloningen
De grondslag voor financiële verslaggeving betreffende personeelsbeloningen is aangepast om te voldoen aan de herziene, op de nieuwe in juli 2016 gepubliceerde IPSAS 39 (Employee Benefits) gebaseerde boekhoudregel EAR 12 “Employee Benefits”, die van toepassing is voor tijdvakken beginnend op of na 1 januari 2018. De voornaamste wijziging die voortvloeit uit de herziening van boekhoudregel 12 is de opvoering van de actuariële winsten en verliezen onder de nettoactiva in plaats van in de staat van de financiële resultaten.
Het boeken van toegezegdpensioenregelingen is complex omdat voor het berekenen van de verplichting actuariële veronderstellingen en schattingen nodig zijn. Bij de toepassing van de herziene boekhoudregel heeft de EU de gebruikte schattingen herbekeken, in het bijzonder de raming van de uiteindelijke kosten van de aan het personeel toegezegde prestatie. Dit heeft ertoe geleid dat de geschiktheid van de geraamde periode in actieve dienst van het personeelslid als grondslag voor de toekenning van prestaties aan dienstperioden is bevestigd. De prestaties waarop personeelsleden van de EU recht hebben, zijn gebaseerd op één enkel plan, uitgesplitst in twee regelingen, en moeten gelijk worden behandeld om een getrouw beeld van de situatie te geven en de economische realiteit te weerspiegelen.
De EU biedt haar personeelsleden een aantal prestaties (salarissen en sociale verzekering). Voor boekhoudkundige doeleinden moeten deze worden ingedeeld in kortetermijn- en langetermijnbeloningen.
Kortetermijnpersoneelsbeloningen
Kortetermijnpersoneelsbeloningen zijn die welke moeten worden afgewikkeld binnen twaalf maanden na het einde van de verslagperiode waarin personeelsleden de dienst hebben verricht, zoals salarissen, jaarlijks en betaald ziekteverlof, en andere kortetermijnvergoedingen. Kortetermijnpersoneelsbeloningen worden opgenomen als uitgave op het moment waarop de betrokken dienst wordt verricht. Er wordt een verplichting opgenomen voor het bedrag dat naar verwachting zal worden betaald indien de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke betalingsverplichting heeft wegens in het verleden door het personeelslid verrichte diensten en de verplichting betrouwbaar kan worden geraamd.
Vergoedingen na uitdiensttreding
Personeelsleden van de EU genieten een aantal prestaties na uitdiensttreding, zoals ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen en vergoeding van ziektekosten (zie toelichting 2.9).
De EU biedt haar personeelsleden een vergoedingsplan na uitdiensttreding dat het volgende omvat:
I.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren (“de pensioenregeling”): de onder deze notioneel gefinancierde 12 regeling toegekende prestaties omvatten ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen, gezinstoelagen, uitkeringen bij overlijden vóór de pensionering van personeelsleden die werken of gewerkt hebben bij de instellingen en ander organen van de EU of die nabestaanden zijn van overleden ambtenaren of gepensioneerden. Personeelsleden dragen een derde van de verwachte kosten van deze prestaties bij uit hun salaris.
II.Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSVZ): via dit stelsel biedt de EU gezondheidszorgdekking aan personeelsleden van de Europese Commissie, de instellingen en andere organen van de EU door middel van vergoeding van medische kosten. De prestaties die worden toegekend aan 'inactieven' (gepensioneerden, wezen, enz.), worden als "personeelsbeloningen na uitdiensttreding” ingedeeld.
De EU biedt ook voordelen na uitdiensttreding aan de leden van de EU-instellingen via afzonderlijke pensioenregelingen. Deze worden onder de rubriek “Andere pensioenstelsels” opgenomen. De desbetreffende regelingen gelden voor de leden van de Commissie, het Hof van Justitie en het Gerecht van de EU, de Rekenkamer, de Raad, het Europees Parlement, de Ombudsman, de Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken. De leden van de EU-instellingen zijn verzekerd tegen medische kosten via het GSZV.
Al deze prestaties na uitdiensttreding vormen voor de EU verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten en worden op elke verslagdatum berekend door middel van raming van het bedrag van de toekomstige rechten die personeelsleden in de lopende en voorgaande perioden hebben verworven, verdiscontering en aftrek van de reële waarde van planactiva. De verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten worden jaarlijks berekend volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (“projected unit credit method”). De contante waarde van de verplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin de prestatie zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.
De vergoedingen na uitdiensttreding van EU-personeelsleden zijn ondergebracht in één enkel plan dat zowel een pensioenregeling als een ziektekostenverzekering (GSZV) omvat, waarbij het recht op dekking door het GSZV afhankelijk is van het verworven hebben van pensioenrechten. Volgens de planvoorwaarden, zoals bepaald in het Statuut, zijn sommige rechten, zoals het recht op een uitgesteld en verlaagd pensioen overeenkomstig de pensioenregeling, verworven na 10 dienstjaren. De rechten die personeelsleden voor de dienstjaren daarna verwerven, zijn wezenlijk hoger dan die oorspronkelijke rechten zoals uit de daaropvolgende jaarlijks opgebouwde pensioenrechten blijkt.
Daarom, teneinde de economische realiteit van de onderliggende transactie te weerspiegelen overeenkomstig het kwalitatieve vereiste van getrouwe weergave van de financiële verslaglegging dat zowel in EAR 1 als in het IPSAS Conceptual Framework is neergelegd, worden de kosten lineair toegerekend voor de hele geraamde actieve periode van het personeelslid, d.w.z. de periode vanaf de datum waarop de dienstverrichting door het personeelslid de eerste planvoordelen oplevert (ongeacht of die voordelen afhankelijk zijn van verdere dienstverrichtingen) tot de datum waarop verdere dienstverrichtingen geen verdere planvoordelen van materiële betekenis, andere dan salarisverhogingen, opleveren. Deze benadering wordt consequent toegepast op de voordelen waarin het enkel plan voorziet.
Herwaarderingen van de nettoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omvatten actuariële winsten en verliezen en de opbrengst van planactiva, en worden direct onder de nettoactiva opgenomen.
De EU neemt de netto rentelasten (-baten) en andere kosten in verband met de toegezegdpensioenregelingen op in de staat van de financiële resultaten, onder de post “Personeels- en pensioenkosten”.
Wanneer de toe te kennen vergoedingen worden gewijzigd of gekort, worden de desbetreffende mutatie die verband houdt met verrichtingen van verstreken diensttijd, dan wel de winsten of verliezen van de korting, onmiddellijk opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Winsten en verliezen bij afwikkeling worden opgenomen wanneer de afwikkeling plaatsvindt. De kosten van verstreken diensttijd worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij personeelsleden gedurende een bepaalde periode in dienst moeten blijven voordat de veranderingen effectief worden.
19.Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke uitkomsten te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.
Voorzieningen voor verlieslatende contracten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte kosten om de overeenkomst te beëindigen of de verwachte nettokosten om de overeenkomst voort te zetten, afhankelijk van welk bedrag het laagst is.
20.Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in overschot of tekort, als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn of als financiële verplichtingen in verband met garanties.
Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer de reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).
Financiële verplichtingen in verband met garanties worden een eerste keer opgenomen tegen de reële waarde, zijnde de waarde van de ontvangen premie. Op latere balansdata worden de financiële verplichtingen in verband met garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. De EU neemt een financiële verplichting in verband met een garantie op wanneer het een tegenprestatie tegen marktvoorwaarden ontvangt voor het verstrekken van de garantie of de reële waarde van de garantie op betrouwbare wijze kan worden gemeten. Wanneer er geen actieve markt voor gelijkwaardige garantieovereenkomsten bestaat, vermeldt de EU de verstrekte garantie als voorwaardelijke verplichting (zie toelichting 1.7.2) of – wanneer het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen – neemt de EU een voorziening op (zie toelichting 1.5.11).
Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt.
EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donors in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van beheer van het trustfonds.
21.Crediteuren
Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.
Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.
22.Overlopende posten
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.
Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Naar analogie zal voor vooruitbetaling van goederen en diensten die nog niet zijn ontvangen, de uitgave worden uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode worden geboekt.
23.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
24.Ontvangsten
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:
Bni- en btw-middelen
De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Zij worden gewaardeerd tegen het “opgevraagde bedrag”. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.
Traditionele eigen middelen
De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.
Geldboeten
Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:
a)hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;
b)hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.
Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.
Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht van eerste aanleg zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.
Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.
Rentebaten en -lasten
Rentebaten en -lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -lasten toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.
Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.
Dividendinkomsten
Inkomsten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.
25.Uitgaven
De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.
Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.
Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.
De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
26.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN
27.Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.
28.Voorwaardelijke verplichtingen
Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft; of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.
29.KASSTROOMOVERZICHT
Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.
Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruikgemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de exploitatieactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met investerings- of financieringskasstromen.
Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.
Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens exploitatieactiviteiten en investeringsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).
Exploitatieactiviteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investeringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- of financieringsactiviteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU.
Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de investeringsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.
30.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA
31.IMMATERIËLE ACTIVA
miljoen EUR
Brutoboekwaarde op 31.12.2017
940
Toevoegingen
152
Vervreemdingen
16)
Overdrachten tussen categorieën van activa
0
Overige mutaties
2)
Brutoboekwaarde op 31.12.2018
1 073
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2017
(535)
Afschrijvingskosten voor het jaar
(105)
Teruggeboekte afschrijving
1
Vervreemdingen
13
Overdrachten tussen categorieën van activa
-
Overige mutaties
(1)
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2018
(627)
Nettoboekwaarde op 31.12.2018
446
Nettoboekwaarde op 31.12.2017
405
Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.
32.VASTE BEDRIJFSMIDDELEN
De categorie ruimteobjecten omvat operationele vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en Egnos, en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Activa van de ruimtesystemen die nog niet operationeel zijn, zijn opgenomen onder de activa in aanbouw.
Voor Galileo zijn in 2018 vier nieuwe satellieten aan de operationele constellatie toegevoegd, wat het totaal op 22 brengt. De operationele vaste activa van Galileo, bestaande uit satellieten en installaties op de grond, werden op 31 december 2018 gewaardeerd op 2 410 miljoen EUR na afschrijvingen (2017: 2 276 miljoen EUR). De resterende activa in aanbouw van in totaal 1 324 miljoen EUR (2017: 1 026 miljoen EUR) omvatten de vier in juli 2018 gelanceerde satellieten waarvan de tests in de omloopbaan op de balansdatum nog niet waren voltooid. De ontwikkeling van het Galileosysteem gaat door totdat het systeem zijn volledige operationele capaciteit heeft bereikt. De voltooide Galileoconstellatie zal 24 operationele satellieten en 6 reservesatellieten tellen.
Voor Copernicus werden in 2018 twee nieuwe satellieten (Sentinel 5P en 3B) in bedrijf genomen, naast de vijf andere reeds operationele satellieten, waardoor de totale waarde van de operationele vaste activa van Copernicus toenam tot 1 455 miljoen EUR na afschrijvingen (2017: 1 140 miljoen EUR). Nog eens 1 207 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2017: 1 443 miljoen EUR).
Vaste activa in verband met grondinfrastructuur van het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos) zijn voor 52 miljoen EUR (2017: 67 miljoen EUR) eveneens onder de rubriek ruimteobjecten geboekt. De Egnos-activa in aanbouw bedragen 130 miljoen EUR (2017: 52 miljoen EUR).
De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).
Vaste bedrijfsmiddelen
miljoen EUR
Grond en gebouwen
Ruimte-objecten
Installaties en uitrusting
Meubilair en wagenpark
Computer-hardware
Overige
Financiële leasing
Activa in aanbouw
Totaal
Brutoboekwaarde op 31.12.2017
5 456
4 264
597
266
675
309
2 787
2 920
17 273
Toevoegingen
38
14
48
13
55
20
10
1 311
1 509
Vervreemdingen
(39)
(0)
(22)
(10)
(103)
(5)
(9)
(8)
(196)
Overdrachten tussen categorieën van activa
202
982
0
0
5
3
(170)
(1 023)
0
Overige mutaties
(31)
0
17
0
2
0
1
0
(11)
Brutoboekwaarde op 31.12.2018
5 626
5 259
641
270
634
327
2 620
3 199
18 575
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2017
(3 035)
(780)
(502)
(188)
(553)
(226)
(1 244)
(6 528)
Afschrijvingskosten voor het jaar
(180)
(561)
(47)
(19)
(63)
(34)
(98)
(1 003)
Teruggeboekte afschrijving
–
–
0
0
5
0
–
6
Vervreemdingen
10
0
14
9
96
5
7
142
Overdrachten tussen categorieën van activa
74)
–
(0)
(0)
(5)
(0)
79
–
Overige mutaties
0
(0)
(5)
(0)
(1)
(0)
(1)
(7)
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2018
(3 279)
(1 342)
(540)
(198)
(521)
(255)
(1 257)
(7 390)
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2018
2 347
3 917
101
72
113
72
1 363
3 199
11 185
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2017
2 422
3 484
95
78
122
83
1 543
2 920
10 745
33.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE
Het belang van de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het verstrekken van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF is gevestigd in Luxemburg en werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners. Op 31 december 2018 had de EU een belang van 29,7 % in het EIF (2017: 29,7 %) en 29,7 % van de stemrechten (2017: 29,7 % %). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijks nettoresultaat in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.
miljoen EUR
Europees Investeringsfonds
Belang op 31.12.2017
581
Bijdragen
–
Ontvangen dividenden
(3)
Aandeel van het nettoresultaat
37
Aandeel in de nettoactiva
24)
Belang op 31.12.2018
591
De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie:
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Totaal EIF
Totaal EIF
Activa
2 662
2 488
Verplichtingen
(674)
(532)
Ontvangsten
291
263
Uitgaven
(167)
(153)
Overschot/(tekort)
124
110
De aansluiting van de hierboven samengevatte financiële informatie met de boekwaarde van het belang in het EIF is als volgt:
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Nettoactiva van de geassocieerde deelneming
1 988
1 956
Belang EC in EIF
29,7 %
29,7 %
Boekwaarde
591
581
De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft op 31 december 2018 20 % van haar belang in het EIF-kapitaal gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg:
miljoen EUR
Totaal kapitaal EIF
EU-inschrijving
Totaal aandelenkapitaal
4 500
1 337
Volgestort
900)
267)
Niet-opgevraagd
3 600
1 070
34.FINANCIËLE ACTIVA
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Vaste financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa
2.4.1
13 657
11 758
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
2.4.2
14
16
Verstrekte leningen
2.4.3
51 560
48 205
65 231
59 980
Vlottende financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa
2.4.1
1 786
1 873
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
2.4.2
2
6
Verstrekte leningen
2.4.3
2 380
6 776
4 168
8 655
Totaal
69 398
68 635
35.Voor verkoop beschikbare financiële activa
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
BUFI-beleggingen
1 888
2 158
EGKS in liquidatie
1 506
1 658
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
188
188
3 582
4 004
Garantiefondsen voor garanties uit de begroting:
EFSI-garantiefonds
5 000
3 414
Garantiefonds voor externe acties
2 465
2 199
EFDO-garantiefonds
9
–
7 474
5 613
Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:
Horizon 2020
2 031
1 730
Financieringsfaciliteit met risicodeling
679
665
Connecting Europe Facility
540
482
EU eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb
464
508
Europees Fonds voor Zuidoost-Europa
113
119
Verrichtingen met risicodragend kapitaal
115
113
Overige
444
397
4 386
4 014
Totaal
15 443
13 632
Langlopend
13 657
11 758
Kortlopend
1 786
1 873
Op een totaal van 15 443 miljoen EUR heeft de EU voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van schuldtitels (zoals obligaties) ten belope van 13 993 miljoen EUR (2017: 12 048 miljoen EUR), eigenvermogensinstrumenten van 1 365 miljoen EUR(2017: 1 333 miljoen EUR) en beleggingen in het EIB Unitary Fund (een geldmarktfonds) van 85 miljoen EUR (2017: 251 miljoen EUR). De schuldtitels en de eenheden in het EIB Unitary Fund worden voornamelijk gebruikt om aan de EU-garantie- en -risicodelingsinstrumenten toegewezen bedragen tijdelijk te beleggen zolang zij niet worden gebruikt om de aanspraken op garanties te voldoen.
BUFI-beleggingen
Voorlopig geïnde geldboeten in mededingingszaken worden in een speciaal fonds (BUFI — Budget Fines) gestort en door de Commissie belegd in schuldinstrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.
EGKS in liquidatie
Alle voor verkoop beschikbare financiële activa betreffende de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie zijn schuldtitels in euro die genoteerd zijn op actieve markten.
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
De EU heeft een financiële participatie in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) die op 31 december 2018 bestond uit 90 044 aandelen (2017: 90 044) oftewel 3 % van het totaal geplaatste aandelenkapitaal. De EU heeft ingeschreven voor een totaal bedrag van 900 miljoen EUR, waarvan tot op heden 713 miljoen EUR niet opgevraagd is. Overeenkomstig de oprichtingsovereenkomst van de EBWO gelden voor de aandeelhouders enkele contractuele beperkingen: zo zijn de aandelen niet overdraagbaar en is de terugbetaling beperkt tot de oorspronkelijke aanschaffingskosten.
De EU waardeert het belang in de EBWO tegen de reële waarde. De oorspronkelijke aanschaffingskosten worden beschouwd als de beste raming van de reële waarde, met name gelet op de contractuele beperkingen waarnaar hierboven is verwezen. Hoewel de EBWO-aandelen op geen enkele aandelenbeurs genoteerd zijn, zijn er recentelijk transacties geweest (uitgifte van aandelen a pari) die aantonen dat de aanschaffingskosten de beste raming van de reële waarde opleveren in deze omstandigheden.
GARANTIEFONDSEN VOOR BEGROTINGSGARANTIES
EFSI-garantiefonds
Volgens de EFSI-verordening (Verordening (EU) 2015/2017) moet het EFSI-garantiefonds voor een liquiditeitsbuffer zorgen tegen mogelijke verliezen van de EIB op haar financierings- en investeringsverrichtingen die op grond van de EFSI-overeenkomst in aanmerking komen voor de EU-EFSI-garantie (zie toelichting 4.1.1). Het EFSI-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen van het garantiefonds, inkomsten die de EU op grond van de EFSI-overeenkomst als vergoeding voor de garantie ontvangt, alsook door de EIB uit hoofde van eerdere garantie-aanspraken van in gebreke blijvende debiteuren gevorderde bedragen. Het fonds wordt beheerd door de Commissie, die gemachtigd is tot het investeren van de activa van het EFSI-garantiefonds op de financiële markten in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van adequate prudentiële regels. Het EFSI-garantiefonds is in april 2016 operationeel geworden. Overeenkomstig de EFSI-verordening, zoals gewijzigd in 2017 (Verordening (EU) 2017/2396), zal het fonds progressief worden voorzien van middelen tot een bedrag van 9,1 miljard EUR, zijnde 35 % van het totale bedrag van de EU-EFSI-garantieverplichtingen.
Garantiefonds voor externe acties
Het Garantiefonds voor externe acties dekt de door de EU-begroting gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de EU, gefinancierd uit de eigen middelen van de EIB, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU (zie toelichting 4.1.1). Het is een langlopend instrument (vast deel: 2 275 miljoen EUR), beheerd door de EIB en bedoeld om de door de EU gegarandeerde leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, te dekken. Het fonds wordt gevoed met betalingen uit de EU-begroting, met de rente op de belegging van de beschikbare middelen van het fonds en met de bij de in gebreke gebleven debiteuren teruggevorderde bedragen voor wie het fonds tot uitbetaling heeft moeten overgaan in verband met een afgegeven garantie. Het streefdoel is een fonds van 9 % van de per jaareinde uitstaande gegarandeerde leningen. Het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de activa van het fonds aan het einde van het jaar wordt gedekt uit de EU-begroting in jaar n+2; eventuele overschotten worden teruggestort aan de EU-begroting.
EFDO-garantiefonds
Zoals bepaald in de EFDO-verordening (Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad van 26 september 2017) is het EFDO-garantiefonds opgericht om te voorzien in een liquiditeitsbuffer voor het geval dat de garantie van de Unie wordt aangesproken overeenkomstig de EFDO-garantieovereenkomsten. Het EFDO-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting, bijdragen uit het 11e EOF aan de EU-begroting en vrijwillige bijdragen van lidstaten en andere contribuanten. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen, bij in gebreke blijvende schuldenaren teruggevorderde bedragen, inkomsten en andere betalingen die de EU op grond van de EFDO-garantieovereenkomsten ontvangt. Het fonds wordt beheerd door de Commissie, die gemachtigd is de activa van het fonds te beleggen in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van adequate prudentiële regels. Het EFDO-garantiefonds ontving de eerste bijdragen uit de EU-begroting in augustus 2018. In 2018 is in totaal 275.1 miljoen EUR aan betalingen ontvangen, waarvan 9 miljoen EUR wordt geïnvesteerd in de verkoop van financiële activa per 31 december 2018, terwijl nog eens 325 miljoen EUR (2017: 275 miljoen EUR) is vastgelegd, maar nog niet betaald, en is opgenomen in het bedrag van de “RAL” in toelichting 5.1. Het EFDO-garantiefonds zal progressief worden voorzien van middelen tot een bedrag van 750 miljoen EUR, zijnde 50 % van de totale toekomstige EFDO-garantieverplichtingen die de EU-begroting zal dekken, en kan verder worden verhoogd met andere bijdragen.
2.
Financiering
SINSTRUMENTEN DIE UIT DE EU-BEGROTING WORDEN GEFINANCIERD
Horizon 2020
Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld om de toegang tot financiering te verbeteren voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn: de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt; de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) – door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB); en de InnovFin eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en beheerd wordt door het EIF.
Risicodelende financieringsfaciliteit
De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de EU in het MFK 2007-2013 tot 1 miljard EUR uitgetrokken voor de RSFF. In het MFK 2014-2020 zijn er geen nieuwe RSFF-bijdragen uit de begroting gepland. Het globale risico voor de EU is beperkt tot haar inbreng in de faciliteit.
Connecting Europe Facility
Zoals in Verordening (EU) nr. 1316/2013 is bepaald, heeft de Connecting Europe Facility (CEF) tot doel het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Het CEF-financieel schuldinstrument is de voortzetting van het leninggarantie-instrument voor TEN-T-projecten (LGTT) en van de proeffase van het initiatief inzake projectobligaties (PBI). De LGTT- en PBI-portefeuilles zijn met ingang van 1 januari 2016 samengevoegd in het CEF-financieringsinstrument. Het biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties.
EU eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb
Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die worden gefinancierd door de programma’s COSME, CIP en MAP en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in de begin- (start-up) en groeifase door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.
36.Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Soort derivaat
Notionele waarde
Reële waarde
Notionele waarde
Reële waarde
Termijncontracten in vreemde valuta
476
2
634
6
Garantie op de aandelenportefeuille
674
14
258
16
Totaal
1 150
16
892
23
Langlopend
674
14
258
16
Kortlopend
476
2
634
6
De EU sluit valutatermijncontracten af ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig de valutatermijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta („pay leg”), zoals weergegeven in de bovenstaande tabel, en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR („receive leg”) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort al naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt.
De EFSI-garantie van de EU aan de EIB-groep in verband met de portefeuilles eigenvermogensinvesteringen is ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 4.1.1). Op 31 december 2018 vertegenwoordigden de onderliggende eigenvermogensinvesteringen door de EIB en het EIF een bedrag van 674 miljoen EUR en de reële waarde van de EU-garantie op de EFSI-eigenvermogensportefeuilles in totaal 14 miljoen EUR.
Reëlewaardehiërarchie van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten
13 993
11 983
Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen
275
510
Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input
1 191
1 161
Totaal
15 459
13 654
Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden.
Aansluiting van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)
miljoen EUR
Beginbalans op 1.1.2018
1 161
Aan- en verkopen, uitgiften en afwikkelingen
104
Winsten of verliezen over de periode in financiële inkomsten of financieringskosten
36)
Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen
37)
Overdrachten naar niveau 3
–
Overdrachten vanuit niveau 3
–
Overige
–
Eindbalans op 31.12.2018
1 191
37.Verstrekte leningen
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Leningen voor financiële bijstand
2.4.3.1
53 873
54 844
Overige leningen
2.4.3.2
67
137
Totaal
53 939
54 981
Langlopend
51 560
48 205
Kortlopend
2 380
6 776
38.Leningen voor financiële bijstand
miljoen EUR
EFSM
Betalings_balans-steun (BB)
MFB
Euratom
EGKS in liquidatie
Totaal
Totaal op 31.12.2017
47 456
3 114
3 924
250
100
54 844
Nieuwe leningen
4 500
–
515
50
–
5 065
Aflossingen
(4 500)
(1 350)
(56)
(46)
–
(5 952)
Wisselkoersverschillen
–
–
–
(0)
(1)
(1)
Veranderingen in boekwaarde
(56)
(30)
5
0
(2)
(84)
Bijzondere waardevermindering
–
–
–
–
–
–
Totaal op 31.12.2018
47 400
1 734
4 388
254
98
53 873
Langlopend
46 800
200
4 309
213
–
51 521
Kortlopend
600
1 534
79
41
98
2 351
De totale nominale waarde van de leningen voor financiële bijstand, inclusief de leningen EGKS in liquidatie, op 31 december 2018 is 53 206 miljoen EUR (2017: 54 093 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
Het EFSM maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Er zijn geen plannen waarbij het EFSM nieuwe financieringsprogramma's zou aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten zou sluiten. Tijdens het op 31 december 2018 afgesloten jaar hebben beide begunstigde landen – Ierland en Portugal – verzocht om een verlenging van de looptijd van hun in 2018 aflopende leningen voor bedragen van respectievelijk 3,9 en 0,6 miljard EUR.
De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden door de EU-begroting gewaarborgd.
MFB is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden die een de betalingsbalanscrisis doormaken. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe maatregelen. Tijdens het op 31 december 2018 afgesloten jaar zijn verdere MFB-leningen verstrekt voor een totaalbedrag van 515 miljoen EUR, namelijk 500 miljoen EUR aan Oekraïne en 15 miljoen EUR aan Georgië (zie ook toelichting 4.1.2).
De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, alsook aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Voor de dekking van Euratom-leningen zijn garanties van derden ten belope van 254 miljoen EUR (2017: 250 miljoen EUR) ontvangen (zie toelichting 4.1.2).
De leningen EGKS in liquidatie zijn geen leningen voor financiële bijstand, maar promessen om de kasstromen gelijk te houden met de opgenomen leningen. Naar analogie van de leningen voor financiële bijstand zijn zij overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag uit geleende middelen verstrekt voor projectfinanciering.
Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2018
31.12.2017
Macrofinanciële bijstand (MFB)
0 % - 3,82 %
0 % - 4,54 %
Euratom
0,08 % - 5,76 %
0,08 % - 5,76 %
Betalingsbalans
2,88 % - 3,38 %
2,88 % - 3,38 %
Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)
0,50 % - 3,75 %
0,62 % - 3,75 %
EGKS in liquidatie
5,23 % - 5,81 %
5,23 % - 5,81 %
39.Overige leningen
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Leningen met bijzondere voorwaarden
64
78
Door de EGKS in liquidatie verstrekte woningleningen
2
4
Termijndeposito's
0
55
Totaal
67
137
Langlopend
38
61
Kortlopend
28
76
De totale nominale waarde van overige leningen bedroeg op 31 december 2018 617 miljoen EUR (2017: 561 miljoen EUR).
Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt.
Termijndeposito's omvatten voornamelijk bedragen met een looptijd tussen 3 en 12 maanden die niet onder de definitie van kasequivalenten vallen.
Waardevermindering op andere leningen
miljoen EUR
31.12.2017
Toevoegingen
Terugnemingen
Afschrijving
Overige
31.12.2018
Leningen met bijzondere voorwaarden
8
1
–
(0)
–
8
Gesubrogeerde leningen
432
147
–
–
–
579
Totaal
440
148
–
(0)
–
587
Gesubrogeerde leningen zijn oninbare leningen die werden verstrekt door de EIB en gewaarborgd door de EU-begroting, en waarvoor alle rechten zijn gesubrogeerd aan de EU na betaling uit het Garantiefonds voor externe acties of het EFSI-garantiefonds. Deze leningen zijn volledig afgeschreven voor een bedrag van 579 miljoen EUR (2017: 432 miljoen EUR). De garantieclaims in 2018 waren gedeeltelijk gedekt door in eerdere jaren aangelegde financiële voorzieningen. Volgens de desbetreffende overeenkomsten tussen de EU en de EIB stelt deze laatste namens de EU de procedures in om alle verschuldigde sommen terug te vorderen.
40.VOORFINANCIERING
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Langlopende voorfinanciering
Voorfinanciering
2.5.1
21 814
21 939
Overige voorschotten voor de lidstaten
2.5.2
4 122
3 018
Bijdragen aan trustfondsen
71
64
26 006
25 022
Kortlopende voorfinanciering
Voorfinanciering
2.5.1
21 572
22 361
Overige voorschotten voor de lidstaten
2.5.2
2 396
1 645
23 968
24 005
Totaal
49 974
49 027
Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De toename van het totale bedrag aan voorfinancieringen is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging van de “overige voorschotten voor de lidstaten” (zie toelichting 2.5.2).
41.Voorfinanciering
miljoen EUR
Brutobedrag
Afgewikkeld in het kader van afsluiting
Netto-bedrag op 31.12.2018
Brutobedrag
Afgewikkeld in het kader van afsluiting
Netto-bedrag op 31.12.2017
Gedeeld beheer
Elfpo en andere instrumenten voor plattelands-ontwikkeling
3 743
3 743
3 735
–
3 735
EFRO & CF
18 088
(3 461)
14 627
20 561
(5 678)
14 883
ESF
6 548
(1 147)
5 401
6 792
(1 182)
5 610
Overige
4 684
(2 498)
2 186
5 037
(2 267)
2 770
33 063
(7 105)
25 958
36 125
(9 127)
26 998
Direct beheer
Uitgevoerd door:
Commissie
12 531
(8 262)
4 269
12 165
(8 331)
3 834
Uitvoerende agentschappen van de EU
15 012
(9 540)
5 472
13 843
(8 749)
5 094
trustfondsen
585
(433)
152
440
(212)
228
28 127
(18 234)
9 893
26 447
(17 292)
9 155
Indirect beheer
Uitgevoerd door:
andere EU-agentschappen & -organen
762
(207)
555
723
148)
575
Derde landen
1 546
879)
667
1 586
(956)
630
Internationale organisaties
7 684
(5 053)
2 631
9 000
(5 879)
3 121
Andere entiteiten
9 107
(5 426)
3 681
7 753
(3 933)
3 820
19 099
(11 565)
7 534
19 062
(10 916)
8 146
Totaal
80 289
(36 904)
43 386
81 635
(37 335)
44 300
Langlopend
21 814
–
21 814
21 939
–
21 939
Kortlopend
58 476
(36 904)
21 572
59 696
(37 335)
22 361
Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.
Wat gedeeld beheer betreft, hebben nagenoeg alle voorfinancieringen betrekking op de lopende programmeringsperiode. Er is een eerste voorfinanciering die niet zal worden vereffend vóór het einde van de periode en als langlopend wordt geboekt. Er is ook een jaarlijkse voorfinanciering die jaarlijks wordt vereffend en als kortlopend wordt geboekt. In 2018 is voor 10 miljard EUR nieuwe voorfinanciering uitbetaald. De voorfinancieringsbedragen betreffende gedeeld beheer zijn stabiel in vergelijking met 2017, met uitzondering van een daling van de post “Overige”. Deze betreft het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (steunbedragen voor wederopbouw na de aardbevingen van 2016/2017 in Italië). De betrokken bedragen zijn in 2017 als voorfinanciering betaald en in 2018 als uitgaven geboekt.
Onder direct beheer houden de voorfinancieringsbedragen voornamelijk verband met Horizon 2020 en de Connecting Europe Facility.
De voorfinanciering onder indirect beheer betreft voornamelijk programma’s van intern beleid zoals Erasmus, Galileo en Egnos, naast instrumenten van het extern beleid zoals het ENI (Europees nabuurschapsinstrument), DCI (Instrument voor ontwikkelingssamenwerking) en humanitaire hulp.
Ontvangen garanties op voorfinanciering
Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Voor dit soort garantie moeten twee waarden worden opgenomen: de 'nominale waarde' en de 'lopende waarde'. Voor de „nominale” waarde hangt het ontstaansfeit samen met het bestaan van de waarborg. Voor de „lopende” waarde is het ontstaansfeit voor de waarborg de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2018 beliep de “nominale waarde” van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 516 miljoen EUR en de “lopende waarde” van die garanties 420 miljoen EUR (in 2017: respectievelijk 620 miljoen EUR en 462 miljoen EUR).
Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de totale ontvangen som bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.
Op 31 december 2018 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 2 miljard EUR (2017: 1,9 miljard EUR). De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.
Per jaareinde bedroegen de activa van het Garantiefonds in totaal 2,1 miljard EUR (2017: 2,0 miljard EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken van de Commissie worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.
42.Overige voorschotten voor de lidstaten
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer
3 675
2 768
Steunregelingen
2 843
1 895
Totaal
6 518
4 663
Langlopend
4 122
3 018
Kortlopend
2 396
1 645
Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer
In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.
Periode 2014-2020:
m.b.t. het cohesiebeleid wordt geschat dat van het uitbetaalde bedrag van 5 790 miljoen EUR, er op 31 december 2018 3 590 miljoen niet was gebruikt. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (1 213 miljoen EUR uitbetaald, waarvan naar schatting 391 miljoen EUR ongebruikt is).
Voor plattelandsontwikkeling bleef per jaareinde 83 miljoen EUR nog ongebruikt.
Periode 2007-2013:
Alle bedragen betreffende het cohesiebeleid worden geacht te zijn geïmplementeerd of herschikt ten behoeve van andere maatregelen, zodat op 31 december 2018 geen activa op de balans overblijven. Er zij vermeld dat de daadwerkelijke implementatie via de verschillende instrumenten zal worden onderzocht in het kader van het afsluitingsproces van de programma’s.
Steunregelingen
Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa (voorschotten) opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.
Periode 2014-2020:
De op het einde van het jaar ongebruikte bedragen werden geraamd op 1 477 miljoen EUR voor het cohesiebeleid en 1 171 miljoen EUR voor het landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling.
Periode 2007-2013:
Geraamd wordt dat 195 miljoen EUR voor plattelandsontwikkeling eind 2018 ongebruikt is gebleven.
43.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Langlopend
Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen
2.6.1
397
594
Vorderingen op ruiltransacties
2.6.2
19
17
416
611
Kortlopend
Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen
2.6.1
22 212
11 065
Vorderingen op ruiltransacties
2.6.2
2 036
689
24 248
11 755
Totaal
24 664
12 366
44.Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Langlopend
Lidstaten
2.6.1.1
397
594
397
594
Kortlopend
Lidstaten
2.6.1.1
10 900
6 190
Mededingingsboeten
2.6.1.2
9 727
4 225
Overlopende posten
2.6.1.3
1 511
570
Andere verhaalbare bedragen
74
81
22 212
11 065
Totaal
22 609
11 659
45.Op de lidstaten verhaalbare bedragen
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
TEM vastgesteld in de A-boekhouding
5 609
3 113
TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding
1 612
1 617
Te ontvangen eigen middelen
2 758
46
Afwaardering
(991)
(997)
Overige
86
56
Verhaalbare bedragen eigen middelen
9 075
3 836
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
1 708
2 280
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo)
859
955
Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling
13
16
Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard)
82
136
Afwaardering
(788)
(804)
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling
1 875
2 583
Verwachte terugvordering van voorfinanciering
145
182
Betaalde en terugvorderbare btw
45
64
Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen
158
120
Totaal
11 297
6 784
Langlopend
397
594
Kortlopend
10 900
6 190
De door de lidstaten verschuldigde langlopende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). De desbetreffende bedragen worden in jaarlijkse tranches teruggevorderd.
Verhaalbare bedragen eigen middelen
De “A-boekhouding” is de term gebruikt voor de maandelijkse overzichten waarmee de lidstaten de vastgestelde, maar nog niet geïnde traditionele eigen middelen (TEM) aan de Commissie meedelen. De TEM omvatten de douanerechten en suikerheffingen, geïnd door de lidstaten namens de Commissie.
Voor 2018 bevat het cijfer van de A-boekhouding TEM afkomstig van de hierna toegelichte inbreukzaak en naar aanleiding van inspectieverslagen. De toename van de rubriek “A-boekhouding” heeft te maken met deze zaken. Omdat er vertragingsrente van 1,3 miljard EUR van toepassing is, worden die bedragen ook in deze jaarrekening vermeld (zie toelichtingen 2.6.2 en 3.7).
In het geval van de inbreukzaak, zond de Europese Commissie het Verenigd Koninkrijk op 8 maart 2018 een ingebrekestelling (Inbreuk nr. 2018/2008) omdat het weigert douanerechten af te dragen aan de EU-begroting, zoals het EU-recht voorschrijft. Bij gebrek aan een bevredigend antwoord van het VK zond de Commissie op 24 september 2018 een met redenen omkleed advies en besloot zij op 19 december 2018 de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie van de EU. Het VK antwoordde op 11 februari 2019 op het met redenen omkleed advies. Dit antwoord werd opnieuw onbevredigend geacht en de Commissie bevestigde op 6 maart 2019 haar besluit om de inbreuk voor te leggen aan het Hof van Justitie van de EU. Het verzoekschrift werd ingediend op 7 maart 2019. In een verslag van OLAF uit 2017 werd vastgesteld dat importeurs in het VK een groot bedrag aan douanerechten ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde bij invoer. Volgens een door OLAF en het JRC ontwikkelde methode raamt de Commissie dat de EU-begroting als gevolg van de inbreuk op de EU-wetgeving door het VK in de periode van november 2011 tot oktober 2017 2,1 miljard EUR aan inkomsten is misgelopen (netto, d.w.z. na aftrek van inningskosten die het VK mag inhouden op het brutobedrag van 2,7 miljard EUR). Het VK betwist de door de Commissie gebruikte taxatiemethode.
Voor nam de Commissie in de rekeningen een managementraming op van 0,7 miljard EUR (voor het merendeel bestaande uit rente) voor vastgestelde douanerechten. Het VK betwist dit bedrag.
“Specifieke boekhouding” is de term die wordt gebruikt voor de vastgestelde rechten die niet in de „A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door lidstaten en er geen zekerheid voor is gesteld (of die, als er wel zekerheid voor is gesteld, worden betwist). Op deze rechten wordt een afwaardering toegepast op basis van informatie die jaarlijks door de lidstaten wordt verstrekt.
“Te ontvangen eigen middelen” zijn verhaalbare bedragen die voortvloeien uit gewijzigde begroting nr. 6/2018 van 12 december 2018. De bedragen dienden door de lidstaten te worden geboekt op de eerste werkdag in januari 2019.
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling
Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2018 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2018 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de te ontvangen bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2018 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.
46.Verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Verhaalbaar brutobedrag uit geldboeten
13 022
7 679
Voorlopige betalingen
(3 131)
(3 282)
Afwaardering
(164)
(172)
Totaal
9 727
4 225
Langlopend
–
–
Kortlopend
9 727
4 225
De voorlopige betalingen betreffen voornamelijk ontvangsten van ondernemingen die niettemin bezwaar hebben aangetekend of nog de mogelijkheid hebben in beroep te gaan tegen het boetebesluit bij het gerecht van de EU. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de betrokken bedragen aan de ondernemingen te kunnen terugbetalen (zie toelichting 4.1.4).
Beboete ondernemingen die bezwaar hebben aangetekend of voornemens zijn dat te doen, kunnen ofwel een voorlopige betaling doen, ofwel een bankgarantie aan de Commissie verstrekken. Voor 9 354 miljoen EUR (in 2017: 4 004 miljoen EUR) per jaareinde onbetaalde boetes heeft de Commissie garanties aanvaard.
De wegens afwaardering afgeschreven bedragen weerspiegelen het oordeel van de Commissie over elke niet-geïnde of niet door een garantie gedekte boete die zij als oninbaar beschouwt.
De toename van de verhaalbare bedragen voor mededingingsboeten is voornamelijk toe te schrijven aan twee aanzienlijke boetes (van in totaal 5 339 miljoen EUR) waarbij de betrokken ondernemingen de boete hebben afgedekt met door de Commissie aanvaarde bankgaranties.
47.Overlopende posten
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Overige toegerekende baten
1 240
328
Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties
272
241
Totaal
1 511
570
Langlopend
–
–
Kortlopend
1 511
570
Overige toegerekende baten omvat 1 146 miljoen EUR die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten op het gebied van het cohesiebeleid. De terugvordering zal plaatsvinden naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de jaarrekeningen die de lidstaten tegen 15 februari 2019 indienen. Deze procedure voor de goedkeuring van de jaarrekeningen van de lidstaten is op het gebied van het cohesiebeleid geïntroduceerd voor de programmeringsperiode 2014-2020.
48.Vorderingen op ruiltransacties
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Langlopend
Andere vorderingen
19
17
19
17
Kortlopend
Afnemers
232
241
Waardevermindering van vorderingen op afnemers
(143)
(141)
Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties
243
259
Overige
1 704
331
2 036
689
Totaal
2 055
707
De vorderingen onder de rubriek “Overige” omvatten 1,4 miljard EUR aan toegerekende baten uit vertragingsrente op eigen middelen, waarvan 1,3 miljard EUR betreffende de eerder in toelichting 2.6.1.1 vermelde zaken.
49.VOORRADEN
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Wetenschappelijk materieel
52
45
Overige
21
250
Totaal
73
295
50.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Rekeningen bij schatkisten en centrale banken
12 932
20 078
Rekeningen-courant
79
152
Gelden ter goede rekening
5
5
Transfers (geld in omloop)
0
0
Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering
2.8.1
13 017
20 236
Geldmiddelen van financieringsinstrumenten
2.8.2
2 377
1 608
Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten
2.8.3
1 438
1 234
Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen
1 167
999
Geldmiddelen van trustfondsen
114
34
Totaal
18 113
24 111
51.Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering
Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het kassaldo per jaareinde 2018 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:
·wat de eigen middelen betreft, bevat het kassaldo per jaareinde 0,75 miljard EUR door sommige lidstaten vooruitbetaald in verband met gewijzigde begroting nr.6 van 2018.
·Het kassaldo per jaareinde omvat ook 1,4 miljard EUR door de Commissie wegens inbreuk op de mededingingsregels opgelegde geldboeten, definitief geïnd in 2018 en nog niet in een gewijzigde begroting opgenomen.
·Daarnaast omvat het kassaldo ook bestemmingsontvangsten en andere betalingskredieten ten belope van 7,4 miljard EUR.
52.Geldmiddelen van financieringsinstrumenten
De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, en geldmiddelen en kasequivalenten aangehouden in de garantiefondsen in verband met begrotingsgaranties (zie toelichting 2.4.1). De tot financieringsinstrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.
53.Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten
Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als voorwaardelijke verplichting in toelichting 4.1.4.
Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in het BUFI-fonds en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).
VERPLICHTINGEN
54.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN
Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen
miljoen EUR
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Andere pensioen-stelsels
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering
Totaal op 31.12.2018
Totaal op 31.12.2017
Verplichtingen uit hoofde van op vaste toezeggingen gebaseerde regelingen
70 017
1 865
8 990
80 871
73 560
Fondsbeleggingen
n.v.t.
(119)
(296)
(415)
(438)
Netto-verplichtingen
70 017
1 746
8 694
80 456
73 122
De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. De rechten tijdens het jaar opgebouwd wegens dienstprestaties zijn groter dan de uitbetalingen. Daarenboven zijn er jaarlijkse rentelasten (actualisering van de verplichting) en actuariële verliezen uit ervaringsaanpassingen, waarvoor een aanzienlijk bedrag verband houdt met de in toelichting 2.9.1 vermelde verbetering.
55.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.
Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking en de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 10,0 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.6).
De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2018 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van IPSAS 39 (en daarom ook boekhoudregel EAR 12 van de EU). Zoals in de jaarrekening 2017 reeds werd vermeld, hebben de bevoegde diensten van de Commissie de werkzaamheden voortgezet om de gegevensverzamelingsmethoden te versterken en de veronderstellingen en berekeningsmethoden te verbeteren. Eén van de resultaten daarvan is een nauwkeurigere waardering van de verplichting voor de uitkeringen aan overlevende personen (d.w.z. wanneer het personeelslid overleden is) met gebruikmaking van de meest recente actuariële praktijk. Het effect van deze verbeterde methode op de verplichting voor 2018 is een stijging van 2,1 miljard EUR. Mocht deze methode in 2017 gebruikt zijn, dan zou de verplichting 2,3 miljard EUR hoger zijn uitgevallen dan bij de vorige methode.
56.Andere pensioenstelsels
Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.
57.Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen). Zoals gezegd in toelichting 1.5.10, wordt voor de berekening van deze verplichting rekening gehouden met de volledige periode in actieve dienst, waarbij het gehele vergoedinsplan voor personeelsleden na uitdiensttreding (zowel de pensioenregeling als de ziektekostenverzekering) consequent in aanmerking wordt genomen. Gelet op het vereiste van zowel de EAR als de IPSAS om een getrouw beeld te geven van de economische realiteit van de onderliggende situatie, hebben wij de IPSAS 39 niet in engere zin geïnterpreteerd bij de toerekening van de vergoedingen aan de dienstperioden. De volledige toerekening van de kosten van het GSZV over een periode van tien jaar voor alle ambtenaren, in plaats van de periode van actieve dienst van het personeelslid, zou meebrengen dat de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten per jaareinde 3 miljard EUR hoger uitvalt. Deze engere benadering zou evenwel, zoals eerder aangegeven, niet sporen met het kwalitatieve kenmerk van een getrouw beeld en bijgevolg niet worden geacht betrouwbare informatie te verstrekken zoals voorgeschreven door EAR 1 en het IPSAS Conceptual Framework. Deze raming is heel erg afhankelijk van de ontwikkeling van de administratieve status van het huidige personeel (in het bijzonder het aantal personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dat in de toekomst vaste ambtenaar zou worden).
Mutatie in contante waarde van de brutoverplichting personeelsbeloningen
De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.
De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:
miljoen EUR
Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren
Andere pensioen-stelsels
Gemeen-schappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering
Totaal
Actuele waarde op 31.12.2017
63 951
1 854
7 756
73 560
Opgenomen in de staat van de financiële resultaten
Aan het dienstjaar toegerekende kosten
2 716
87
270
3 074
Rentekosten
1 215
32
155
1 402
Opgenomen onder de nettoactiva
Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen
Actuariële (winsten)/verliezen uit ervaringsaanpassingen
De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in de lopende periode.
Rentekosten verwijst naar de toename tijdens de verslagperiode van de contante waarde van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.
Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen betreffen de gevolgen van verschillen tussen de voorgaande actuariële veronderstellingen voor 2018 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2018. In dit bedrag is de verbetering waarvan sprake in toelichting 2.9.1 opgenomen.
Actuariële winsten en verliezen in verband met de actuariële veronderstellingen (demografische en financiële zoals disconteringsvoeten en verwachte loonsverhogingen) doen zich voor wanneer de veronderstellingen worden geactualiseerd ter weerspiegeling van veranderingen in de onderliggende omstandigheden.
Uitkeringen (bv. pensioenen of vergoeding van medische kosten) vinden plaats gedurende het jaar volgens de regels van het stelsel. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten.
Fondsbeleggingen
miljoen EUR
Andere pensioenstelsels
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
De belangrijkste actuariële veronderstellingen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
2018
Nominale disconteringsvoet
1,9 %
2,0 %
Verwacht inflatiepercentage
1,4 %
1,5 %
Reële disconteringsvoet
0,5 %
0,5 %
Verwacht percentage van loonsverhogingen
1,9 %
1,8 %
Trend van de medische kosten
n.v.t.
3,0 %
Pensioengerechtigde leeftijd
63/64/66
63/64/66
2017
Nominale disconteringsvoet
1,9 %
2,0 %
Verwacht inflatiepercentage
1,5 %
1,6 %
Reële disconteringsvoet
0,4 %
0,4 %
Verwacht percentage van loonsverhogingen
1,8 %
1,7 %
Trend van de medische kosten
n.v.t.
3,0 %
Pensioengerechtigde leeftijd
63/64/66
63/64/66
Sterftecijfers voor 2017 en 2018 gebaseerd op de EU Civil Servants Life Table – EULT 2018.
De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 20 jaar, in december 2018, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 25 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Zij moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.
Gevoeligheidsanalyse
De gevoeligheidsanalyse berust op simulaties waarbij – ceteris paribus – de waarde van de betrokken veronderstellingen wordt gewijzigd en wordt bekeken hoe het model reageert.
Gevoeligheid van het Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Een verandering van tien basispunten in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2018
2017
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Het totaal van de componenten “aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten” en rentekosten van de nettoperiodekosten voor medische verzorging na uitdiensttreding
12
(12)
11
(11)
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
253
(246)
220
(213)
Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2018
2017
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(219)
226
(188)
194
Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2018
2017
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(26)
25
(25)
24
Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2018
2017
Verhoging met één jaar
Verlaging met één jaar
Verhoging met één jaar
Verlaging met één jaar
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(91)
54
(82)
44
Gevoeligheid van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2018
2017
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(1 434)
1 478
(1 281)
1 319
Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2018
2017
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
1 427
(1 388)
1 313
(1 192)
Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2018
2017
Verhoging met één jaar
Verlaging met één jaar
Verhoging met één jaar
Verlaging met één jaar
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(573)
645
(496)
639
58.VOORZIENINGEN
miljoen EUR
Bedrag per 31.12.2017
Aanvullende voorzieningen
Terug-geboekte ongebruikte bedragen
Gebruikte bedragen
Overdrachten tussen categorieën van activa
Wijziging in raming
Bedrag per 31.12.2018
Rechtszaken:
Landbouw
49
270
(2)
(47)
–
–
270
Cohesie
20
–
(20)
–
–
–
(0)
Overige
120
3
(19)
(2)
–
(1)
100
Ontmanteling kerninstallaties
1 934
–
–
(34)
–
32
1 933
Financiële voorzieningen
1 115
590
(7)
(149)
–
2
1 551
Geldboeten
27
–
(27)
–
–
–
–
Overige
272
38
(38)
18)
–
24
278
Totaal
3 538
901
(115)
(249)
–
57
4 132
Langlopend
2 880
704
(38)
(52)
(272)
59
3 281
Kortlopend
659
197
(77)
(197)
272
(2)
852
Voorzieningen zijn betrouwbaar geraamde bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.
Rechtszaken
Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken.
Ontmanteling kerninstallaties
In 2017 is het uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de bijgewerkte JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer (“D&WMP – Updated in 2017”). De herziening van de strategie, alsmede van de budgettaire en personele behoeften, is uitgevoerd in samenwerking met de onafhankelijke D&WMP-groep van deskundigen. Het is de best beschikbare raming van de budgettaire en personele behoeften voor de voltooiing van de ontmanteling van de JRC-sites van Ispra, Geel, Karlsruhe en Petten.
In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de euro). Op 31 december 2018 resulteerde dat in een voorziening van 1 933 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2018 zal worden betaald (31 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 902 miljoen EUR).
Er zij op gewezen dat belangrijke onzekere factoren die inherent zijn aan de langetermijnplanning van de ontmanteling van kerninstallaties een effect kunnen hebben op deze raming, die in de toekomst aanzienlijk zou kunnen toenemen. De belangrijkste bronnen van onzekerheid betreffen de eindtoestand van de ontmantelde site, de nucleaire materialen, de aspecten afvalbeheer en -verwijdering, de onvolledigheid van de nationale regelgevingskaders, de complexe en tijdrovende vergunningsprocedures en de toekomstige ontwikkeling van de markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.
Financiële voorzieningen
Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de voor diverse financieringsinstrumenten verstrekte garanties, waarbij de met de uitvoering belaste entiteiten bevoegd zijn om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de EU, garanties te verstrekken. Het financiële risico van de EU in verband met de garanties is begrensd en worden geleidelijk voorzieningen aangelegd om toekomstige garantieclaims af te dekken. Deze post omvat ook voorzieningen voor uitstaande leningen die door de EIB aan Syrië zijn verstrekt conform haar mandaat voor externe leningen en die bijgevolg gewaarborgd zijn door de EU via het Garantiefonds voor extern optreden. Langlopende financiële voorzieningen worden omgerekend naar hun netto contante waarde.
De toename van de financiële voorzieningen houdt verband met de toename van het volume gegarandeerde verrichtingen in het kader van financieringsinstrumenten van H2020 en Cosme.
FINANCIELE VERPLICHTINGEN
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Langlopende financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
2.11.1
53 281
50 061
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
2.11.2
7
2
53 289
50 063
Kortlopende financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
2.11.1
2 602
6 850
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
2.11.2
15
–
2 617
6 850
Totaal
55 906
56 913
59.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Opgenomen leningen voor financiële bijstand
2.11.1.1
53 872
54 841
Andere financiële verplichtingen
2.11.1.2
2 012
2 070
Totaal
55 884
56 911
Langlopend
53 281
50 061
Kortlopend
2 602
6 850
60.Opgenomen leningen voor financiële bijstand
miljoen EUR
EFSM
BB
MFB
Euratom
EGKS in liquidatie
Totaal
Totaal op 31.12.2017
47 456
3 114
3 924
250
97
54 841
Nieuwe opgenomen leningen
4 500
–
515
50
–
5 065
Aflossingen
(4 500)
(1 350)
(56)
(46)
–
(5 952)
Wisselkoersverschillen
–
–
–
(0)
(1)
(1)
Veranderingen in boekwaarden
(56)
(30)
5
0
0
(82)
Totaal op 31.12.2018
47 400
1 734
4 388
254
97
53 872
Langlopend
46 800
200
4 309
213
–
51 521
Kortlopend
600
1 534
79
41
97
2 350
De leningen omvatten voornamelijk de in een waardepapier belichaamde schulden, die 53 725 miljoen EUR belopen (2017: 54 674 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
Afgezien van de EGKS in liquidatie, wordt de terugbetaling van de leningen in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 4.1.2), en bij uitbreiding door elke lidstaat.
Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2018
31.12.2017
Macrofinanciële bijstand (MFB)
0 % - 3,82 %
0 % - 4,54 %
Euratom
0 % - 5,68 %
0 % - 5,68 %
Betalingsbalans
2,88 % - 3,38 %
2,88 % - 3,38 %
Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)
0,50 % - 3,75 %
0,62 % - 3,75 %
EGKS in liquidatie
6,91 % - 8,97 %
6,91 % - 8,97 %
61.Andere financiële verplichtingen
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Langlopend
Financiëleleaseschulden
1 331
1 456
Gebouwen betaald in termijnen
314
305
Overige
115
159
1 760
1 920
Kortlopend
Financiëleleaseschulden
93
89
Gebouwen betaald in termijnen
29
24
Terug te betalen geldboeten
125
13
Overige
5
24
252
150
Totaal
2 012
2 070
Financiëleleaseschulden
miljoen EUR
Omschrijving
In de toekomst te betalen bedragen
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal verplichtingen
Terreinen en gebouwen
86
428
893
1 407
Overige vaste activa
7
10
–
17
Totaal op 31.12.2018
93
438
893
1 424
Rentebestanddeel
60
216
196
472
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2018
153
654
1 089
1 896
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2017
158
682
1 271
2 111
De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.
62.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Soort derivaat
Notionele waarde
Reële waarde
Notionele waarde
Reële waarde
Garantie op de aandelenportefeuille
536
20
–
–
FX-optie (put spread)
11
2
9
2
Totaal
546
22
9
2
Langlopend
82
7
9
2
Kortlopend
464
15
–
–
Garantie op de aandelenportefeuille
Garanties op de aandelenportefeuille zijn ingedeeld als financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omdat zij niet aan de definitie van financiële verplichting in verband met een garantie voldoen (zie toelichting 1.5.12). Op 31 december 2018 betreft deze post een garantie die de EU voor financieringsinstrumenten onder H2020 (zie toelichting 2.4.1) heeft afgegeven aan de EIB-groep voor portefeuilles eigenvermogensverrichtingen. De financiële verplichting voor de EU is gewaardeerd op basis van de waarde van de onderliggende investeringen.
Valutaoptie
Per 31 december 2018 heeft de EU een afgeleid financieel instrument (een valutaoptie van het type „put spread”) waarmee het zich indekt tegen devaluatie van de vreemde munt (UHA) in verband met leningen verstrekt door financiële instellingen aan kmo’s in Oekraïne om hun toegang tot financiering te verbeteren en de kredietvoorwaarden in Oekraïne aantrekkelijker te maken. Overeenkomstig het contract geeft de EU voor elke in aanmerking komende lening haar partners een call-optie tot maximaal 30 % voor een EU-bijdrage in geval van een devaluatie van de UHA tegenover de euro.
Reëlewaardehiërarchie van financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten
–
–
Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen
2
2
Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input
20
–
Totaal
22
2
63.Financiële verplichtingen in verband met garanties
De EFSI-garantie op de schuldportefeuille verstrekt door de EIB voor het innovatie- en infrastructuurgedeelte (IIW) van het EFSI, is opgenomen als financiële verplichting in verband met garanties. Op 31 december 2018 bedraagt deze verplichting voor het EFSI nul, aangezien de uit hoofde van de garantie te ontvangen inkomsten groter zijn dan de verwachte verliezen (zie toelichting 4.1.1).
64.CREDITEUREN
miljoen EUR
Brutobedrag
Aan-
passingen
Nettobedrag op 31.12.2018
Brutobedrag
Aan-
passingen
Nettobedrag op 31.12.2017
Kosten-declaraties & facturen ontvangen van:
Lidstaten
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling
247
–
247
481
–
481
EFRO & CF
10 761
(1 724)
9 037
12 602
(883)
11 719
ESF
5 195
(496)
4 699
4 183
(264)
3 919
Overige
632
(75)
557
746
(280)
466
Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten
1 461
(179)
1 282
1 563
(144)
1 419
Totaal aan ontvangen kosten-declaraties en facturen
18 296
(2 475)
15 821
19 574
(1 571)
18 004
ELGF
14 772
n.v.t.
14 772
11 534
n.v.t.
11 534
Schulden uit eigen middelen
769
n.v.t.
769
8 836
n.v.t.
8 836
Diverse crediteuren
570
n.v.t.
570
341
n.v.t.
341
Overige
294
n.v.t.
294
333
n.v.t.
333
Totaal
34 701
(2 475)
32 227
40 618
(1 571)
39 048
De post Crediteuren omvat per jaareinde ontvangen, maar nog niet betaalde kostendeclaraties en facturen. Zij worden voor het eerst opgenomen voor de gevraagde bedragen wanneer de facturen/kostendeclaraties worden ontvangen. De post wordt vervolgens aangepast om enkel de bedragen weer te geven die zijn aanvaard na een onderzoek van de kosten en de geraamde, subsidiabele bedragen. De niet-subsidiabel geachte bedragen worden opgenomen in de kolom “Aanpassingen”. De grootste bedragen betreffen de structurele maatregelen.
Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) die van toepassing zijn op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het VGB-boekjaar (1 juli-30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de assurance-documentatie en rekeningen die door de betreffende autoriteiten in de lidstaten worden ingediend. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2018 5,7 miljard EUR. Een deel van dit bedrag (0,9 miljard EUR) is niet-subsidiabel geoordeeld op basis van informatie afkomstig van rekeningen van de lidstaten en eveneens opgenomen in de kolom “Aanpassingen”. Het laatste onderdeel van de “Aanpassingen” bestaat uit bedragen in verband met andere per jaareinde nog te betalen voorschotten aan lidstaten (0,8 miljard EUR)(zie toelichting 2.5.2).
De post Crediteuren betreffende het cohesiebeleid (EFRO, CF, ESF) is afgenomen, wat voornamelijk verband houdt met het feit dat de declaraties met betrekking tot de periode 2007-2013 aanzienlijk zijn gedaald tot 3,5 miljard EUR (2017: 10 miljard EUR) omdat de Commissie de finale kostendeclaraties van de lidstaten aan het onderzoeken is. Tegelijkertijd namen de declaraties voor de periode 2014-2020 toe tot 10 miljard EUR (2017: 5 miljard EUR) als gevolg van de verdere voortgang bij de uitvoering van de programma’s.
De toename van de betaalbaar te stellen bedragen voor het ELGF heeft te maken met de verdeling van de totale ELGF-verplichtingen over de posten crediteuren en toegerekende lasten (overlopende posten). De totale ELGF-verplichtingen blijven betrekkelijk stabiel op 44 159 miljoen EUR, tegenover 44 837 miljoen EUR vorig jaar. In 2018 zijn de bedragen waarvoor een declaratie is gediend en waarvoor een goedkeuringsbesluit is genomen (geboekt als schuld) hoger dan in 2017.
Verzoeken om voorfinanciering
In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is eind 2018 voor 0,5 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die nog niet waren betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.
Schulden uit eigen middelen
Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar na de gewijzigde begroting nr. 6/2018 van 12 december 2018 moeten worden terugbetaald. Gewijzigde begrotingen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Overeenkomstig de bovenvermelde bepaling zijn de betrokken bedragen aan de lidstaten teruggestort op de eerste werkdag van januari 2019. Het aanzienlijke bedrag per 31 december 2017 was het gevolg van de goedkeuring van gewijzigde begroting nr. 6/2017 op 30 november 2017. Dit jaar leidde de gewijzigde begroting in hoofdzaak tot aanvullende bijdragen van de lidstaten (zie toelichting 2.6.1.1).
65.OVERLOPENDE POSTEN
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Toegerekende lasten
62 877
63 588
Uitgestelde baten
96
111
Overige
213
203
Totaal
63 186
63 902
De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
ELGF
29 387
33 303
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling
18 687
17 464
EFRO en CF
5 863
4 249
ESF
2 321
2 870
Overige
6 619
5 702
Totaal
62 877
63 588
De belangrijkste mutatie betreft landbouw (ELGF) (zie toelichting 2.12). In het cohesiebeleid is de stijging voor het EFRO & CF toe te schrijven aan de groeiende toegerekende lasten voor de lopende programmeringsperiode 2014-2020 naarmate de programma’s verder worden uitgevoerd.
NETTOACTIVA
66.RESERVES
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Reëlewaardereserve
2.14.1
231
278
Reserve Garantiefonds
2.14.2
2 849
2 663
Andere reserves
2.14.3
1 881
1 935
Totaal
4 961
4 876
67.Reëlewaardereserve
Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.
Mutaties in de reëlewaardereserve tijdens de verslagperiode
miljoen EUR
2018
2017
Opgenomen in de reëlewaardereserve
70)
8)
Opgenomen in de staat van de financiële resultaten
23
6
Totaal
47)
2)
68.Reserve Garantiefonds
Deze reserve komt overeen met het doel van 9 % van de uitstaande bedragen gewaarborgd door de EU-begroting in het kader van het EIB-mandaat voor leningen in derde landen, als activa in het Garantiefonds voor extern optreden aan te houden (zie toelichting 2.4.1).
69.Overige reserves
Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 514 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.
70.BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN
miljoen EUR
Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2017
75 234
Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2017 aan de lidstaten
556
Mutatie in reserve Garantiefonds
186
Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen
4 396
Overige mutaties in reserves
(30)
Economisch resultaat voor het jaar
(13 918)
Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2018
66 424
Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van deze verplichtingen, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, heeft tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, hebben betrekking op de activiteiten van het ELGF en de verplichtingen inzake personeelsbeloningen.
Opgemerkt zij dat het effect daarvan op het begrotingsresultaat nihil is: de begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter dan de begrotingsuitgaven en eventuele overschotten op de ontvangsten moeten aan de lidstaten wordt terugbetaald.
De herwaarderingen in de verplichtingen voor personeelsbeloningen hebben betrekking op actuariële winsten en verliezen als gevolg van de actuariële waardering van deze verplichtingen. Met ingang van 1 januari 2018 is gewijzigde EU-boekhoudregel EAR 12 (gebaseerd op IPSAS 39) voor personeelsbeloningen van toepassing. Volgens deze regel moeten de actuariële winsten en verliezen onder de nettoactiva in plaats van in de staat van de financiële resultaten worden opgevoerd.
71.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
ONTVANGSTEN
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: EIGEN MIDDELEN
72.BNI-MIDDELEN
De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. De ontvangsten op basis van het bni (bruto nationaal inkomen) bedragen 105 780 miljoen EUR in 2018 (2017: 78 620 miljoen EUR) en vormen de grootste van de drie soorten eigen middelen. Een uniform percentage wordt geheven op het bni van elke lidstaat. De bni-middelen brengen de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht, d.w.z. financieren dat deel van de begroting dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt. De toename van de bni-ontvangsten valt voornamelijk te verklaren met de verhoging van de betalingskredieten en het beperkte begrotingsoverschot van het vorige begrotingsjaar (556 miljoen EUR, excl. EVA-resultaat). Beide elementen waren van invloed op de van de lidstaten gevraagde bni-bijdragen in 2018, aangezien deze een sluitpost vormen.
73.TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN
miljoen EUR
2018
2017
Douane-rechten
22 763
20 475
Suikerheffingen
4
45
Totaal
22 767
20 520
De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen. De hogere ontvangsten uit douanerechten houden in hoofdzaak verband met de inbreukzaak (zie toelichting 2.6.1.1).
74.BTW-MIDDELEN
De btw vormt de tweede soort eigen middelen van de Unie omdat dit type belasting het eerste was dat grotendeels geharmoniseerd werd op EU-niveau. De btw-bijdrage wordt berekend door een uniform afdrachtpercentage van 0,3 % toe te passen op de nationale btw-grondslag, die afgetopt is op 50 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van elke lidstaat. Voor de periode 2014-2020 is bij Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad een verlaagd percentage (0,15 %) vastgesteld voor Duitsland, Nederland en Zweden.
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: TRANSFERS
75.GELDBOETEN
Deze ontvangsten van 6 740 miljoen EUR (2017: 4 664 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die aan ondernemingen zijn opgelegd door de Commissie voor inbreuken op de EU-mededingingsregels en geldboeten die aan lidstaten zijn opgelegd door de Commissie wegens inbreuken op het EU-recht. Ontvangsten uit geldboeten worden door de Commissie opgenomen wanneer zij het besluit om een geldboete op te leggen neemt en officieel ter kennis brengt van de betrokkene. Het gaat voornamelijk om boeten in mededingingszaken (6 534 miljoen EUR). De grootste zaken betreffen inbreuken op de antitrustregels van de EU, namelijk een boete voor Google wegens het opleggen van illegale beperkingen aan fabrikanten van Android-toestellen en exploitanten van mobiele netwerken (4 343 miljoen EUR) en een boete voor Qualcomm wegens het misbruiken van zijn machtspositie inzake chipsets (997 miljoen EUR).
76.TERUGGEVORDERDE UITGAVEN
miljoen EUR
2018
2017
Gedeeld beheer
2 116
1 775
Direct beheer
65
81
Indirect beheer
34
23
Totaal
2 215
1 879
Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten, geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) daaropvolgende betalingen, die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen en die ertoe strekken eerder uit de algemene begroting betaalde uitgaven terug te vorderen. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en vormen een belangrijke overweging bij de uitvoering van de EU-begroting. Op deze manier wordt de EU-begroting beschermd tegen uitgaven die in strijd met de wetgeving zijn gedaan.
De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu, zijn ook meegenomen.
De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Niet inbegrepen zijn bedragen die zijn teruggevorderd via verrekening met uitgaven, bedragen die zijn teruggevorderd door middel van inhouding en terugvorderingen van voorfinancieringen.
Terugvorderingen onder gedeeld beheer maken het leeuwendeel van het totaal uit:
Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling
In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.
Cohesiebeleid
De grootste bedragen met betrekking tot het cohesiebeleid betreffen toegerekende baten van 1 146 miljoen EUR die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten. De terugvordering zal plaatsvinden naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de jaarrekeningen die de lidstaten tegen 15 februari 2019 indienen. Deze procedure voor de goedkeuring van de jaarrekeningen van de lidstaten is op het gebied van het cohesiebeleid geïntroduceerd voor de programmeringsperiode 2014-2020.
77.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
miljoen EUR
2018
2017
Belastingen en bijdragen personeel
1 268
1 218
Bijdragen van derde landen
1 376
1 269
Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp
594
988
Overdracht van activa
85
208
Aanpassing van voorzieningen
100
29
Landbouwheffingen
4
4
Budgettaire aanpassingen
726)
5 806
Overige
612
854
Totaal
3 312
10 376
De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel betreffen voornamelijk inhoudingen op de salarissen van het personeel. Pensioenbijdragen en de inkomstenbelasting vormen de grootste bedragen binnen de categorie.
Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en toetredingslanden.
Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp zijn hoofdzakelijk ontvangen bedragen voor de oprichting van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.
De overdracht van opbrengsten uit activa heeft voornamelijk betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma van het Europees Ruimteagentschap (ESA) aan de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn.
Het resultaat van de begrotingsaanpassingen was negatief wegens een aanzienlijk lager begrotingsoverschot van vorig jaar (555 miljoen EUR in vergelijking met 6,4 miljard EUR in 2017) en belangrijke bni/btw-aanpassingen van 1 292 miljoen EUR.
De overige ontvangsten uit niet-ruiltransacties omvatten een bedrag van 100 miljoen EUR dat is opgevraagd van het EOF als bijdrage aan de EU-begroting voor het EFDO-garantiefonds dat in 2018 is aangelegd krachtens Verordening (EU) 2017/1601. Andere noemenswaardige bedragen betreffen de EGKS-financiering voor onderzoek inzake kolen en staal (64 miljoen EUR) en bijdragen van andere entiteiten (176 miljoen EUR).
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
78.FINANCIËLE BATEN
miljoen EUR
2018
2017
Rentebaten uit:
Te late betalingen
1 458
217
Verstrekte leningen
1 265
1 379
Overige
68
41
Premie op verplichtingen in verband met financiële garanties
121
61
Dividenden
103
23
Financiële baten van financiële activa of passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
29
57
Gerealiseerde winst op voor verkoop beschikbare financiële activa
23
38
Overige
48
28
Totaal
3 115
1 845
Rentebaten uit te late betalingen betreffen voornamelijk verschuldigde geldboeten en eigenmiddelenbijdragen die niet op tijd betaald zijn. Een bedrag van 1,3 miljard EUR betreft de eigenmiddelenzaken die in toelichting 2.6.1.1 worden behandeld.
Rentebaten uit verstrekte leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op leningen voor financiële bijstand (zie toelichting 2.4.3).
79.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
miljoen EUR
2018
2017
Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten (agentschappen)
602
557
Wisselkoerswinsten
329
281
Ontvangen vergoedingen en premies i.v.m. financieringsinstrumenten
54
51
Aandeel in het nettoresultaat van het EIF
37
21
Verkoop van goederen
33
42
Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen
27
43
Overige
297
338
Totaal
1 379
1 332
Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten omvatten voornamelijk vergoedingen voor het verkrijgen van vergunningen voor het in de handel brengen die door het Europees Geneesmiddelenagentschap worden aangerekend en merktaksen van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.
UITGAVEN
80.GEDEELD BEHEER
miljoen EUR
Uitgevoerd door de lidstaten
2018
2017
Europees Landbouwgarantiefonds
43 527
44 289
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling
13 149
11 359
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds
30 230
17 650
Europees Sociaal Fonds
11 935
7 353
Overige
2 826
1 253
Totaal
101 666
81 905
De grootste stijging betreft het cohesiebeleid (EFRO, CF en ESF) en houdt hoofdzakelijk verband met in de loop van het jaar gedeclareerde kosten, die zijn vergoed of gebruikt ter vereffening van voorfinanciering. Tegenover een daling van de uitgaven voor de periode 2007-2013 (afsluitingsfase) stond in 2018 een significante stijging in verband met de implementatie voor de huidige programmeringsperiode 2014-2020. Hetzelfde geldt voor het Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling.
Overige uitgaven hebben hoofdzakelijk betrekking op: Asiel en migratie (0,6 miljard EUR), het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (0,4 miljard EUR), het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (0,9 miljard EUR) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (0,6 miljard EUR). De stijging ten opzichte van vorig jaar is hoofdzakelijk voor rekening van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij.
81.DIRECT BEHEER
miljoen EUR
2018
2017
Uitgevoerd door de Commissie
8 120
8 831
Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen
8 964
6 699
Uitgevoerd door trustfondsen
468
208
Totaal
17 551
15 738
Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (7,3 miljard EUR) en programma's voor netwerken (2,7 miljard EUR), instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking (1,4 miljard EUR) en het Europees nabuurschapsbeleid (1,1 miljard EUR).
De stijging van de uitgaven onder direct beheer uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen betreft hoofdzakelijk (1,7 miljard EUR) het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken (INEA), en in het bijzonder het vervoersonderdeel van de Connecting Europe Facility (CEF). CEF-Vervoer is het financieringsinstrument voor de uitvoering van het Europese vervoersinfrastructuurbeleid en heeft tot doel nieuwe vervoersinfrastructuur in Europa te bouwen of bestaande te verbeteren of te renoveren.
82.INDIRECT BEHEER
miljoen EUR
2018
2017
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen
3 396
2 667
Uitgevoerd door derde landen
679
1 101
Uitgevoerd door internationale organisaties
3 337
3 014
Uitgevoerd door andere entiteiten
3 569
1 478
Totaal
10 981
8 260
Van de uitgaven onder indirect beheer heeft 4,2 miljard EUR betrekking op extern beleid (voornamelijk pretoetreding, humanitaire hulp, internationale samenwerking en nabuurschap). Nog eens 6 miljard EUR betreft het versterken van het Europese concurrentievermogen (bv. op het gebied van onderzoek, satellietnavigatiesystemen en onderwijs).
83.PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN
miljoen EUR
2018
2017
Personeelskosten
6 454
6 193
Pensioenkosten
4 476
3 808
Totaal
10 929
10 002
De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen samenhangende mutaties, andere dan actuariële veronderstellingen. Het gaat niet om de werkelijke pensioenbetalingen van het jaar, die beduidend kleiner zijn.
84.WIJZIGINGEN IN ACTUARIËLE VERONDERSTELLINGEN PERSONEELSBELONINGEN
Met ingang van 1 januari 2018 is gewijzigde EU-boekhoudregel EAR 12 (gebaseerd op IPSAS 39) voor personeelsbeloningen van toepassing. Volgens deze regel worden de actuariële winsten en verliezen (“herwaarderingen in de verplichtingen voor personeelsbeloningen”) opgevoerd als mutatie in de nettoactiva in plaats van in de staat van de financiële resultaten. De nieuwe regel is niet van invloed op de raming van deze bedragen.
3.
Financiering
SKOSTEN
miljoen EUR
2018
2017
Rentelasten:
Opgenomen leningen
1 260
1 373
Overige
26
22
Afwaarderingsverliezen op leningen en vorderingen
126
324
Verlies op financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
95
12
Financiële leasing
73
81
Afwaarderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa
25
39
Gerealiseerde verliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa
21
2
Overige
50
42
Totaal
1 677
1 896
Het bedrag aan rentelasten op opgenomen leningen komt grosso modo overeen met de rente-inkomsten uit leningen voor financiële bijstand (back-to-backtransacties).
86.OVERIGE UITGAVEN
miljoen EUR
2018
2017
Administratieve en IT-uitgaven
2 313
2 521
Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen
1 608
1 423
Aanpassing van voorzieningen
923
1 377
Wisselkoersverliezen
341
446
Vastleggingen voor operationele leases
424
414
Vermindering van geldboeten door het Hof van Justitie
1
67
Overige
598
509
Totaal
6 208
6 756
De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt:
miljoen EUR
2018
2017
Kosten voor onderzoek
385
376
Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling
106
81
Totaal
491
456
87.GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)
miljoen EUR
Slimme en inclusieve groei
Duurzame groei
Veiligheid en burgerschap
Europa als wereldspeler
Administratie
Niet toegewezen aan een MFK-rubriek*
Totaal
Bni-middelen
–
–
–
–
–
105 780
105 780
Traditionele eigen middelen
–
–
–
–
–
22 767
22 767
Btw
–
–
–
–
–
17 624
17 624
Geldboeten
–
–
–
–
–
6 740
6 740
Teruggevorderde uitgaven
1 395
777
6
35
0
2
2 215
Overige
1 223
48
109
228
5 077
(3 374)
3 312
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties
2 619
825
115
262
5 077
149 540
158 438
Financiële baten
282
0
0
16
0
2 816
3 115
Overige
170
(14)
(8)
6
337
887
1 379
Ontvangsten uit ruiltransacties
453
(13)
(8)
23
337
3 703
4 494
Totale ontvangsten
3 072
812
107
285
5 414
153 243
162 932
Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:
ELGF
–
(43 527)
–
–
–
–
(43 527)
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling
–
(13 149)
–
–
–
–
(13 149)
EFRO & CF
(30 230)
–
–
–
–
–
(30 230)
ESF
(11 935)
–
–
–
–
–
(11 935)
Overige
(437)
596)
(1 762)
(31)
–
–
(2 826)
Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen
(11 565)
(571)
(930)
(4 496)
(13)
24
(17 551)
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen
(2 767)
2
(810)
(48)
–
226
(3 396)
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties
(505)
(74)
(202)
(3 236)
(0)
–
(4 016)
Uitgevoerd door andere entiteiten
(2 696)
(0)
2
(875)
(0)
–
(3 569)
Personeels- en pensioenkosten
(1 675)
(369)
(447)
(699)
(6 697)
(1 043)
(10 929)
Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen
–
–
–
–
–
–
–
Financieringskosten
(149)
(22)
(0)
(16)
(93)
(1 397)
(1 677)
Overige uitgaven
(1 945)
(313)
(137)
(109)
(3 231)
472)
(6 208)
Totaal uitgaven
(63 903)
(58 620)
(4 287)
(9 510)
(10 034)
(2 661)
(149 014)
Economisch resultaat voor het jaar
(60 831)
(57 808)
(4 180)
(9 225)
(4 620)
150 581
13 918
* „Niet toegewezen aan een MFK-rubriek” omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma's met individueel immateriële bedragen.
De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.
88.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA
89. VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN
Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties (op leningen en programma’s voor financiële bijstand) en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes en garanties die gedekt zijn door fondsen (zie toelichting 2.4.1), zouden indien ze zich zouden realiseren, worden gedekt door de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.
90.Begrotingsgaranties
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Maximum
Ondertekend
Uitbetaald
Maximum
Ondertekend
Uitbetaald
Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen
40 417
30 889
20 510
37 479
28 950
19 972
EFSI-garantie
25 898
19 842
15 764
16 000
13 473
10 128
Totaal
66 315
50 731
36 273
53 479
42 423
30 100
De bovenstaande tabel toont de omvang van de blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met door de EIB-groep afgegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die effectief reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde sommen en de met begunstigden of financiële intermediairs gesloten overeenkomsten waarvoor nog geen sommen zijn uitbetaald omvatten. Het maximumbedrag vertegenwoordigt de totale dekking waartoe de EU-begroting, en dus de lidstaten, zich heeft verbonden.
Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen
De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2018 stond in totaal 20 510 miljoen EUR aan door een EU-garantie gedekte leningen uit (2017: 19 972 miljoen EUR). De EU-begroting staat borg voor:
·19 360 miljoen EUR (2017: 18 583 miljoen EUR) via het Garantiefonds voor extern optreden (zie toelichting 2.4.1) en
·rechtstreeks 1 150 miljoen EUR (2017: 1 389 miljoen EUR) voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.
Naast de hierboven opgenomen 20 510 miljoen EUR waarborgt de EU nog eens 210 miljoen EUR aan uitstaande leningen aan Syrië waarvoor voorzieningen zijn getroffen.
De EU-garantie in het kader van het mandaat voor externe leningen is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2020). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag.
Om het maximumrisico dat de EU loopt per 31 december 2018 weer te geven, moeten ook de leningen worden meegerekend waarvoor goedkeuring is gegeven maar die nog niet effectief ondertekend zijn (9 528 miljoen EUR) en leningen die ondertekend zijn, maar nog niet uitbetaald (10 379 miljoen EUR).
In maart 2018 hebben het Europees Parlement en de Raad Besluit (EU) 2018/412 goedgekeurd waarbij een verhoging van het maximum voor EIB-financieringsoperaties onder EU-garantie is toegestaan. De garantieovereenkomst met de EIB is dienovereenkomstig gewijzigd, waardoor de maximale blootstelling van de EU in 2018 met 3,4 miljard EUR is toegenomen.
Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB haar investeringen in de EU kan opvoeren. Het doel van het EFSI is extra investeringen in de EU en de toegang tot financiering voor kleine ondernemingen te ondersteunen. Het EFSI is geen afzonderlijke rechtspersoon of een investeringsfonds in de strikte zin van het woord. De EFSI-risicoreserve biedt bescherming aan de EIB tegen mogelijke verliezen op de onderliggende verrichtingen. Het bestaat uit een stapsgewijze inbreng van 7,5 miljard EUR uit het eigen kapitaal van de EIB en een begrotingsgarantie van de EU ten belope van 26 miljard EUR (“EFSI-EU-garantie”). De EFSI-EU-garantie wordt aan de EIB verstrekt op grond van een overeenkomst tussen de EU en de EIB, hierna de “EFSI-overeenkomst” genoemd. De EFSI-overeenkomst is in 2018 gewijzigd om rekening te houden met het verhoogde EU-garantieplafond van 26 miljard EUR overeenkomstig de gewijzigde EFSI-verordening (Verordening EU 2017/2396).
Het EFSI opereert in twee “vensters”: het venster „infrastructuur en innovatie” (IIW), uitgevoerd door de EIB (EFSI-EU-garantie van 19,5 miljard EUR) en het mkb-venster, uitgevoerd door het EIF (EFSI-EU-garantie van 6,5 miljard EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EFSI-EU-garantie op basis van de EFSI-overeenkomst.
De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (leningen en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. Wat het IIW betreft, neemt de EIB de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert zij de operaties overeenkomstig haar regels en procedures. Hetzelfde geldt voor de SMEW-operaties die door het EIF worden beheerd.
Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling het marktfalen te verhelpen dat investeringen in de EU belemmert en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet. Het Investeringscomité van onafhankelijke deskundigen beoordeelt of elk IIW-project dat door de EIB wordt voorgesteld voldoet aan de voorwaarden voor dekking door de EU-garantie. Indien dat bevestigd wordt en de operatie de garantie van het EFSI krijgt; worden de voortzetting van het project en het beheer ervan onderworpen aan de normale projectcyclus en het governanceproces van de EIB. Wat het SMEW betreft, is de rol van het Investeringscomité beperkt tot raadpleging van de beschrijving van de SMEW-producten, die goedgekeurd worden door de EFSI-stuurgroep en de algemeen directeur van het EFSI. Het EFSI staat ook onder toezicht van een stuurgroep van vijf leden, van wie er drie worden aangesteld door de Commissie, één door de EIB en één niet-stemgerechtigd lid door het Europees Parlement. Besluiten worden genomen bij consensus of, indien geen consensus kan worden bereikt, bij eenparigheid van de leden die een stem uitbrengen. De EFSI-stuurgroep neemt geen investeringsbeslissingen.
De rol van de EU behelst het verstrekken van de EU-begrotingsgarantie voor een deel van de potentiële verliezen die de EIB zou kunnen lijden op haar investeringen (leningen en eigenvermogensinstrumenten). De EU bemoeit zich met andere woorden niet met de selectie en het beheer van de EFSI-operaties, investeert geen geld in die operaties en is niet direct contractpartij bij de onderliggende instrumenten. Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie overeenkomstig de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.
De EFSI-EU-garantie aan de EIB-Groep wordt overeenkomstig de EU-boekhoudregels geboekt als verplichting in verband met financiële garanties wat betreft de IIW-schuldportefeuille, als financiële voorziening voor de SMEW-schuldportefeuille en als derivaat (financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort) voor beide aandelenportefeuilles. Daarnaast wordt een voorwaardelijke verplichting in verband met de verstrekte EFSI-garantie in deze toelichting vermeld.
De EU-garantie voor de EFSI-IIW-schuldportefeuille dekt de eersteverliestranche van een portefeuille financieringsoperaties van de EIB, die voornamelijk bestaat uit traditionele leningen en garanties. Deze garantie wordt aangesproken wanneer de debiteur in gebreke blijft of bij schuldherschikking. De EU-garantie wordt vergoed in verhouding tot het risico dat de EU draagt, in de vorm van een verdeling tussen de EIB en de EU van de uit hoofde van het risico aan de EIB toevallende ontvangsten uit de gegarandeerde verrichtingen. De ontvangsten van de EU dekken in eerste instantie de verliezen op de gegarandeerde verrichtingen. De EU-garantie wordt aldus in aanmerking genomen als verplichting uit hoofde van financiële garanties en bij de eerste opname gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de netto contante waarde van de te ontvangen premies (de ontvangsten van de EU). Op latere balansdata wordt de verplichting uit hoofde van financiële garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de geaccumuleerde afschrijvingen van de inkomsten. De weergegeven verplichting uit hoofde van financiële garanties is na aftrek van de nog te ontvangen inkomsten van de EU — nul per 31 december 2018 (2017: nul)(zie toelichting 2.11.3).
In het kader van de EFSI-IIW-portefeuille eigenvermogensinstrumenten, die eigenvermogens- of quasi-eigenvermogensdeelnemingen of achtergestelde leningen omvat, investeert de EIB op pari passu-basis voor eigen risico en voor risico van de EU. Bijgevolg dekt de EU-garantie — voor het gedeelte van de eigenvermogensinvesteringen die door de EU worden gegarandeerd — de negatieve waardeaanpassingen (niet-gerealiseerde verliezen) op elke balansdatum, de gerealiseerde verliezen op desinvesteringen en de financieringskosten van de EIB. In gevallen waarin de waarde van een investering waarop eerder een negatieve waardeaanpassing werd toegepast, op daaropvolgende verslagdatums vermeerdert, wordt het bedrag tot de oorspronkelijke kostprijs van de investering door de EIB aan de EU terugbetaald. Wanneer de investering van de hand wordt gedaan, heeft de EU ook recht op investeringswinsten op de oorspronkelijke kostprijs. De EU-garantie wordt vergoed uit inkomsten die de EIB ontvangt voor de gegarandeerde verrichtingen, inclusief rente, dividenden en gerealiseerde winsten. De vereffening tussen de EU en de EIB gebeurt jaarlijks, na verrekening van verliezen en inkomsten.
In de EFSI-SMEW-aandelenportefeuille waarborgt de EU investeringen in durfkapitaal- en private-equityfondsen die door de EIB zijn gefinancierd en afkomstig zijn van en beheerd worden door het EIF. De EU-garantie wordt op portefeuillebasis verstrekt voor twee portefeuilles: subvenster 1 en subvenster 2. De EFSI-garantie wordt aangesproken om waardeverminderingen en gerealiseerde verliezen op de gewaarborgde investeringen en de financieringskosten van de EIB te dekken. De EU heeft recht op een vergoeding voor het gelopen risico, in de vorm van dividenden en gerealiseerde winsten op de gewaarborgde vermogenstransacties. Onder subvenster 2 investeert het Horizon 2020-programma van de EU eveneens voor een stuk in dezelfde aandelensportefeuille (de H2020-investering met EU-geld wordt in de EU-rekening geboekt als voor verkoop beschikbaar financieel actief) en draagt het het eerste verlies op de investeringen, terwijl verdere verliezen gedekt worden door de EU-garantie en het EIF.
De EFSI-garantie op de EFSI-aandelenportefeuille is ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort. Per 31 december 2018 bedroeg de reële waarde van de EFSI-EU-garantie op de EFSI-aandelenportefeuille 14 miljoen EUR (2017: 16 miljoen EUR)(zie toelichting 2.4.2).
Deze voorwaardelijke verplichting omvat verrichtingen van de programma’s Cosme, H2020 en EaSI voor het gedeelte dat is gedekt door de EFSI-EU-garantie op de SMEW-schuldportefeuille.
Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.1). Per jaareinde 2018 bedroegen de activa van het garantiefonds in totaal 5 452 miljard EUR (2017: 3 504 miljard EUR), terwijl nog eens 2 688 miljard EUR (2017: 2 633 miljard EUR) toegezegd maar nog niet betaald is en in het gerapporteerde bedrag is opgenomen als “RAL” in toelichting 5.1. In 2018 is 61 miljoen EUR uit het EFSI-garantiefonds uitbetaald in verband met aangesproken garanties.
91.Garanties in verband met financiële bijstand (opgenomen en verstrekte leningen)
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Aangesproken
Niet aangesproken
Totaal
Aangesproken
Niet aangesproken
Totaal
EFSM
47 400
–
47 400
47 456
–
47 456
BB
1 734
–
1 734
3 114
–
3 114
MFB
4 388
980
5 368
3 924
460
4 384
Euratom
254
200
454
250
250
500
Totaal
53 775
1 180
54 955
54 744
710
55 454
De EU-begroting staat borg voor de leningen die de Commissie in het kader van back-to-backverrichtingen opneemt om leningen aan lidstaten en niet-lidstaten te financieren). Deze opgenomen leningen zijn reeds als verplichting opgenomen op de balans van de EU (zie toelichting 2.11.1). In geval van wanprestatie voor de met deze ontleende middelen verstrekte back-to-backleningen zou de EU-begroting overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad het volledige verlies dragen:
·de leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;
·de leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;
·MFB-leningen worden in eerste instantie gewaarborgd door het Garantiefonds voor extern optreden (zie toelichting 2.4.1) en vervolgens door de EU-begroting; en
·garanties van derden dekken eerst het volledige bedrag van de uitstaande Euratomleningen. Het Garantiefonds dekt de externe leningen indien deze niet door de garanties van derden worden gedekt.
Door de EGKS in liquidatie uit ontleende middelen verstrekte leningen worden niet gedekt door een EU-begrotingsgarantie. Zij zijn gedekt door financiële activa van de EGKS in liquidatie (zie toelichting 2.4.1).
92.Garanties voor financieringsinstrumenten van de EU
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Horizon 2020
1 467
1 297
Financieringsfaciliteit met risicodeling
642
654
Connecting Europe Facility
579
490
Overige
29
32
Totaal
2 717
2 473
Overeenkomstig artikel 210, lid 1, FR overschrijden de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, ten einde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt. De voorwaardelijke verplichtingen hierboven zijn na aftrek van financiële voorzieningen voor de desbetreffende instrumenten (zie toelichting 2.10).
93.Rechtszaken
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Geldboeten
3 187
3 242
Landbouw
653
1 737
Cohesie
26
3
Overige
1 867
481
Totaal
5 732
5 463
Geldboeten
Deze bedragen betreffen voornamelijk door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald door de beboete ondernemingen en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie of tot het einde van de beroepstermijn. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.
Mocht de EU in een of meerdere van deze zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zullen de voorlopig geïnde bedragen worden terugbetaald aan de betrokken ondernemingen. De boetebedragen worden alleen als ontvangsten in de begroting opgenomen wanneer zij definitief zijn (artikel 107 FR).
Landbouw
Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.
Cohesie
Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.
Andere rechtszaken
Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 340 VWEU moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade. Het bedrag voor 2018 betreft voornamelijk een schadeclaim tegen de Europese Commissie in verband met een besluit waarbij een concentratie wordt verboden. Het gaat om een vrij recente rechtszaak in een vroeg stadium. Bij gebrek aan een betrouwbare schatting is het opgegeven bedrag daarom het bedrag van de claim.
94.VOORWAARDELIJKE ACTIVA
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Ontvangen garanties:
Uitvoeringsgaranties
321
352
Overige garanties
19
22
Overige voorwaardelijke activa
25
34
Totaal
366
409
Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.
95.VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN
Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2018.
Het door de lidstaten goedgekeurd meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en de maximumbedragen („plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van 7 jaar (zie tabel 1.1 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).
De MFK-plafonds zijn vastgesteld door de Raad (de lidstaten), met instemming van het Europees Parlement, en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 betreffende de financiering van het GLB legt een rechtstreeks verband tussen het jaarlijkse maximum voor de uitgaven uit het ELGF en de MFK-verordening. Het Europees Parlement en de Raad hebben eveneens de respectieve basisbesluiten voor de ELGF-uitgaven vastgesteld waarin de uitgaven per lidstaat voor de gehele periode 2014-2020 zijn bepaald.
Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 2, punt 37 FR).
De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 76 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB — Verordening (EU) nr. 1303/2013) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2020 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kunnen er bedragen zijn waarvoor de EU een wettelijke verplichting tot betaling is aangegaan, maar waarvoor nog geen vastlegging in de begroting is gedaan (zie toelichtingen 5.2 en 5.3).
Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de „reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, ondertekende programma’s of projecten waarvoor betalingen pas in latere jaren zullen worden verricht. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Omdat de financiële staten op transactiebasis worden opgesteld en de begrotingsuitvoeringsverslagen op kasbasis, is een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) reeds geboekt als uitgave en als verplichting op de balans opgenomen (zie toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd hetzij op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen, hetzij van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend (zie toelichting 5.1). Zodra de betalingen in verband met de RAL na 31 december 2018 worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld.
De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2018 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2018
31.12.2017
Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen
5.1
235 836
221 391
Juridische verbintenissen van het huidige MFK, onder gedeeld beheer, in afwachting van uitvoering
5.2
143 883
211 688
Significante juridische verbintenissen op andere gebieden
5.3
18 126
20 030
Totaal
397 845
453 109
96.NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen
235 836
221 391
Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL („reste à liquider”) van 281 175 miljoen EUR (zie tabel 4.4 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting), min de daarmee verband houdende bedragen die op de balans als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven zijn opgenomen. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Zoals hierboven gezegd, is dit het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.
Per 31 december 2018 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 50 miljard EUR (zie toelichting 2.5). Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL dus verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de contractuele verplichtingen zijn vervuld. Zij zijn dus zoals de hierboven vermelde RAL nog niet als uitgave geboekt.
97.JURIDISCHE VERBINTENISSEN VAN HET HUIDIGE MFK, ONDER GEDEELD BEHEER, IN AFWACHTING VAN UITVOERING
miljoen EUR
Fonds
Financieel kader 2014-2020 (A)
Gesloten juridische verbintenissen (B)
In de begroting opgenomen vastleggingen (C)
Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (B–C)
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds
262 408
262 408
179 831
82 578
Europees Sociaal Fonds
92 935
92 819
65 230
27 588
Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument
–
Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
3 814
3 814
2 670
1 144
RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID
359 157
359 041
247 731
111 310
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
100 079
100 079
70 748
29 331
European Maritime and Fisheries Fund
5 749
5 749
4 048
1 702
RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN
105 828
105 828
74 795
31 033
Fonds voor asiel en migratie
5 028
4 393
3 577
816
Fonds voor interne veiligheid
3 016
2 883
2 159
724
RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP
8 044
7 276
5 736
1 540
Totaal
473 030
472 145
328 262
143 883
Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.
Artikel 76 van de VGB voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) luidt als volgt:
“De vastleggingen van de Unie voor elk programma geschieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in jaarlijkse tranches voor elk Fonds. De vastleggingen in verband met de prestatiereserve in elk programma geschieden afzonderlijk van de rest van de toewijzing aan het programma.”
De tabel hierboven begint met het totale MFK (kolom A) en toont de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd voor de rubrieken 1B, 2 en 3 van het MFK 2014-2020. Deze juridische verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de EU een vastlegging in de begroting zal doen en betaalbaar zal stellen na 31 december 2018. Kolom B bevat de door de Commissie aangegane juridische verbintenissen per jaareinde en kolom C de begrotingsvastleggingen met betrekking tot deze juridische verbintenissen per jaareinde.
98.SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN OP ANDERE GEBIEDEN
miljoen EUR
31.12.2018
31.12.2017
Connecting Europe Facility
11 554
12 676
ITER
1 489
1 496
Copernicus
1 267
1 841
Galileo
493
253
Visserijovereenkomsten
46
133
Vastleggingen voor operationele leases
2 352
2 577
Overige contractuele verbintenissen
924
1 054
Totaal
18 126
20 030
Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn waarvoor nog geen vastleggingen in de begroting waren gedaan per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen in jaarlijkse tranches worden gebudgetteerd de komende jaren en betaalbaar gesteld.
Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 112, lid 2, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:
De Connecting Europe Facility (CEF)
De CEF verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken een uitvoeringsperiode van 2014 tot 2023 voor CEF-Vervoer en tot 31.12.2024 voor CEF-Energie. De rechtsgrondslag is Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 — Voor de EER relevante tekst (PB L 348 van 20 december 2013), die in artikel 19 voorziet in het gebruik van jaarlijkse tranches.
Copernicus
Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 (PB L 122/44 van 24 april 2014) ondertekende de Commissie delegatieovereenkomsten met het Europees Ruimteagentschap (ESA), EUMETSAT, Mercator en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 8 van Verordening (EU) nr. 377/2014 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.
Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)
De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2021. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De verbintenissen zijn aangegaan op grond van Besluit 2013/791/Euratom van de Raad van 13 december 2013 houdende wijziging van Besluit 2007/198/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarin toestemming wordt gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER werd opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU, China, India, Rusland, Zuid-Korea, Japan en de VS betrokken.
Galileo
Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 347/1 van 20 december 2013) heeft de Commissie een delegatieovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.
Visserijovereenkomsten
Dit zijn verbintenissen met derde landen voor activiteiten op grond van internationale visserijovereenkomsten tot 2023. Zij zijn aangegaan op grond van besluiten van de Raad voor elk derde land (bv. Besluit (EU) 2019/385 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2018-2024) (PB L 70 van 12 maart 2019) en worden beschouwd als specifieke internationale verdragen met meerjarige rechten en verplichtingen.
Vastleggingen voor operationele leases
De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:
miljoen EUR
Minimale leasebetalingen
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
Gebouwen
439
943
940
2 321
IT-materiaal en overige uitrusting
9
21
0
31
Totaal
448
964
940
2 352
Naar aanleiding van de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van zijn voornemen om zich terug te trekken uit de Europese Unie, en als gevolg van Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 726/2004, is de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) verhuisd van Londen naar Amsterdam. Het huidige huurcontract voor de gebouwen in Londen loopt tot 2039 en zal dus voortijdig moet worden beëindigd dan wel overgenomen door of onderverhuurd aan een derde partij.
De cijfers in de tabel hierboven omvatten een bedrag van 468 miljoen EUR dat nog verschuldigd is uit hoofde van deze huurovereenkomst. De eventuele toekomstige netto financiële impact in de geconsolideerde staten is evenwel afhankelijk van de onderhandelingen met de verhuurder over de beëindiging of van de voorwaarden van een onderverhuurovereenkomst met een derde partij.
Overige contractuele verbintenissen
De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op bouwcontracten van het Europees Parlement (87 miljoen EUR).
99.FINANCIEEL RISICOBEHEER
De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op:
·Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via: het EFSM, de BB, de MFB en Euratom-acties en leningen uit geleende middelen van de EGKS in liquidatie;
·de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;
·Activa aangehouden in fondsen voor begrotingsgaranties: Het Garantiefonds voor externe acties, het EFSI-garantiefonds en het EFDO-garantiefondsvan; en
·Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd.
100.TYPES RISICO
Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's).
·Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.
·Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.
Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.
Liquiditeitsrisico is het risico dat een actief moeilijk te gelde kan worden gemaakt; bv. het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.
101.RISICOBEHEERBELEID
De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financieringsinstrumenten bij operationele programma’s. Zie toelichting 2.4.1 voor meer informatie over de betrokken bedragen.
Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. Overeenkomsten met deze financiële instellingen omvatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om ervoor te zorgen dat de EU-middelen naar behoren worden beheerd en gerapporteerd. Zodra een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgeboekt. De financiële instelling kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.
Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot een maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met een aantal verliezen te maken zal krijgen.
Waardering van financiële instrumenten
De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie, opgenomen leningen en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De leningtransacties alsmede het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve verordeningen van de Raad en het EP, besluiten van de Raad en, indien van toepassing, op basis van interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Verstrekte leningen worden door middel van opgenomen back-to-backleningen gefinancierd, waardoor er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan.
Kasverrichtingen
De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad) en in het Financieel Reglement.
Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:
·de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;
·de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;
·bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de rekeningactiva overtreffen;
·het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.
Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.
De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.
Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken over risicobeheer en beste werkmethoden.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's
Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe gecreëerde portefeuille, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van de portefeuille zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:
·gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en
·het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag dient te worden beschermd van de boeten betaald vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement in augustus 2018.
Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de lidstaten, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.
Bankgaranties
Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Garantiefonds voor externe acties
De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008, 9 november 2010 en 28 oktober 2018. Dit garantiefonds werkt enkel met de euro als valuta. Het belegt uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico's te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico's en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.
EFSI-garantiefonds
Het EFSI-garantiefonds is opgericht bij de EFSI-verordening (zie toelichting 2.4.1). De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het fonds zijn vastgelegd in Besluit van de Commissie C(2016) 165 van 21 januari 2016. De beheerde activa moeten voorzien in voldoende liquiditeit met betrekking tot de potentiële garantieverzoeken maar moeten zij gericht blijven op een niveau van rendement en risico dat verenigbaar is met het behoud van een hoge graad van zekerheid en stabiliteit.
EFDO-garantiefonds
Het EFDO-garantiefonds is opgericht bij de EFDO-verordening (zie toelichting 2.4.1). De Commissie beheert de activa van het EFDO-garantiefonds overeenkomstig interne richtsnoeren en de richtsnoeren voor activabeheer in bijlage 1 bij Besluit C(2017)7693 van de Commissie van 22 november 2017. De activa worden zo beheerd dat zij voor voldoende liquiditeit zorgen in verhouding tot de potentiële garantieverzoeken, maar toch gericht blijven op een optimaal niveau van rendement en risico dat verenigbaar is met het behoud van een hoge graad van zekerheid en stabiliteit.
102.VALUTARISICO
Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie
miljoen EUR
31.12.2018
USD
GBP
DKK
SEK
EUR
Overige
Totaal
Financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa
619
57
18
7
14 725
17
15 443
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
(475)
–
–
–
491
–
16
Leningen*
6
0
–
–
56
5
67
Vorderingen en verhaalbare bedragen
19
4 109
99
109
20 026
303
24 664
Geldmiddelen en kasequivalenten
49
1 524
290
406
14 338
1 505
18 113
218
5 690
407
523
49 635
1 830
58 303
Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
–
–
–
–
(20)
2)
22)
Crediteuren
(2)
(1)
(0)
(0)
(32 218)
(5)
(32 227)
(2)
(1)
(0)
(0)
(32 238)
(7)
(32 249)
Totaal
216
5 689
407
523
17 397
1 824
26 055
miljoen EUR
31.12.2017
USD
GBP
DKK
SEK
EUR
Overige
Totaal
Financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa
680
57
17
56
12 806
16
13 632
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
(632)
–
–
–
655
–
23
Leningen*
6
0
–
–
123
7
137
Vorderingen en verhaalbare bedragen
15
549
63
86
11 591
62
12 366
Geldmiddelen en kasequivalenten
49
3 180
27
693
18 468
1 694
24 111
118
3 787
107
835
43 642
1 779
50 268
Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
–
–
–
–
–
(2)
(2)
Crediteuren
(4)
(2)
(0)
(1)
(39 029)
(12)
(39 048)
(4)
(2)
(0)
(1)
(39 029)
(14)
(39 050)
Totaal
114
3 785
107
834
4 613
1 765
11 218
* Met uitzondering van back-to-backleningen voor financiële bijstand.
Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn toegenomen, zou dit het volgende effect hebben:
miljoen EUR
Economisch resultaat
USD
GBP
DKK
SEK
2018
7)
512)
35)
47)
2017
5)
339)
8)
71)
miljoen EUR
Nettoactiva
USD
GBP
DKK
SEK
31.12.2018
13)
5)
2)
1)
31.12.2017
5)
5)
2)
5)
Indien de EUR 10 % zwakker was geworden ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben gehad:
miljoen EUR
Economisch resultaat
USD
GBP
DKK
SEK
2018
9
625
43
57
2017
6
414
10
87
miljoen EUR
Nettoactiva
USD
GBP
DKK
SEK
31.12.2018
16
6
2
1
31.12.2017
7
6
2
6
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De meeste financiële activa en verplichtingen luiden in euro, zodat de EU geen valutarisico loopt.
Kasverrichtingen
De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (zoals gewijzigd bij Verordening 804/2016 van de Raad) aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.
De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat hun posities geen blootstelling aan valutarisico's inhouden.
Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties
Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico.
Garantiefonds voor externe acties
De financiële activa van dit fonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.
EFSI-garantiefonds
Het EFSI-garantiefonds is momenteel actief in zowel de euro als de US-dollar. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren. Een correctie van de afdekking kan ook in gang worden gezet door schommelingen van de EUR/USD-wisselkoers.
De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Voor gesubrogeerde leningen zijn er geen afdekkingsactiviteiten (“hedging”) om valutaschommelingen te compenseren vanwege de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.
EFDO-garantiefonds
Het EFDO-garantiefonds is momenteel alleen in euro actief, maar de richtsnoeren voor het beheer van de fondsactiva voorzien in de mogelijkheid om in sommige andersluidende activa te beleggen.
103.RENTERISICO
De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 100 basispunten (1 %).
miljoen EUR
Stijging (+)/daling (-) in basispunten
Effect op de nettoactiva
2018: Voor verkoop beschikbare financiële activa
+100
(348)
-100
374
2017: Voor verkoop beschikbare financiële activa
+100
(359)
-100
382
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. Er is echter geen renterisico aangezien tegenover de opgenomen leningen gelijkwaardige verstrekte leningen staan met dezelfde voorwaarden (“back-to-back”-leningen).
Kasverrichtingen
Voor de thesaurie van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom is zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.
Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. Aangezien sommige van de vergoedingen voor deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, worden procedures voor kasmiddelenbeheer toegepast om de op deze rekeningen aangehouden saldi zo klein mogelijk te houden.
Bovendien worden de eigenmiddelenrekeningen beschermd tegen de gevolgen van negatieve rente overeenkomstig Verordening 609/2014 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening 804/2016 van de Raad.
Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. De tarieven die door commerciële banken worden toegepast kennen over het algemeen contractueel een bodemrente van nul. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties
De voorlopig geïnde geldboeten worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde looptijd van 2,58 jaar.
Garantiefonds voor externe acties
De middelen van het Garantiefonds worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde totale portefeuilleduur van 2,58 jaar
EFSI-garantiefonds
De middelen van het EFSI-garantiefonds worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde totale portefeuilleduur van 2,4 jaar.
EFDO-garantiefonds
Omdat de eerste voorziening met middelen pas eind 2018 is begonnen, bestaat het EFDO-garantiefonds voornamelijk uit kasmiddelen aangehouden bij de centrale banken. De gemiddelde portefeuillelooptijd bedraagt 0,03 jaar.
104.KREDIETRISICO
De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2.
Leeftijdsanalyse van de financiële activa die niet zijn afgewaardeerd
miljoen EUR
Totaal
Noch vervallen, noch afgewaardeerd
Vervallen maar niet afgewaardeerd
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Verstrekte leningen
53 939
53 939
0
–
–
Vorderingen en verhaalbare bedragen
24 664
14 737
6 585
3 209
134
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
16
16
–
–
–
Totaal op 31.12.2018
78 620
68 692
6 585
3 209
134
Verstrekte leningen
54 981
54 980
0
–
–
Vorderingen en verhaalbare bedragen
12 366
8 905
2 894
359
208
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
23
23
–
–
–
Totaal op 31.12.2017
67 369
63 908
2 894
359
208
Vorderingen en verhaalbare bedragen op minder dan 1 jaar omvatten verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten van 6 366 miljoen EUR, en vorderingen en verhaalbare bedragen op 1 tot 5 jaar verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten van 3 136 miljoen EUR. De bovenvermelde bedragen zijn grotendeels gedekt door bankgaranties, waardoor de Commissie weinig kredietrisico loopt. De beboete ondernemingen verstrekken deze garanties in plaats van voorlopige betalingen te doen.
Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen, noch afgewaardeerd zijn
miljoen EUR
31.12.2018
VVB*
Financiële activa RWOT**
Verstrekte leningen
Vorderingen en verhaalbare bedragen
Contanten
Totaal
Tegenpartijen met externe kredietrating
Beste en uitstekende rating
9 019
16
98
9 064
14 950
33 146
Rating hoge middenklasse
3 209
–
23 513
755
2 740
30 217
Rating lage middenklasse
1 765
–
25 775
1 456
181
29 177
Niet-investeringswaardig
–
–
4 488
200
221
4 909
13 993
16
53 874
11 475
18 092
97 449
Tegenpartijen zonder externe kredietrating
Groep 1
–
–
64
3 262
21
3 347
Groep 2
–
–
2
0
–
2
–
–
66
3 262
21
3 349
Totaal
13 993
16
53 939
14 737
18 113
100 797
miljoen EUR
31.12.2017
VVB*
Financiële activa RWOT**
Verstrekte leningen
Vorderingen en verhaalbare bedragen
Contanten
Totaal
Tegenpartijen met externe kredietrating
Beste en uitstekende rating
8 068
16
143
2 989
19 261
30 477
Rating hoge middenklasse
1 794
–
23 585
293
3 977
29 650
Rating lage middenklasse
2 186
–
27 195
846
463
30 691
Niet-investeringswaardig
–
–
3 977
110
389
4 476
12 048
16
54 901
4 239
24 090
95 293
Tegenpartijen zonder externe kredietrating
Groep 1
–
6
80
4 665
21
4 772
Groep 2
–
–
–
1
–
1
–
6
80
4 666
21
4 773
Totaal
12 048
23
54 980
8 904
24 111
100 067
* Voor verkoop beschikbare financiële activa (m.u.v. eigenvermogensinstrumenten en Unitary Fund).
** Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort.
In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:
·Beste en uitstekende rating: Moody P-1, Aaa – Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA – AA -; Fitch F1+, F1, AAA – AA- en gelijkwaardig
·Rating lage middenklasse: Moody P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ - BBB-; Fitch F-3, BBBB+ – BBB- en gelijkwaardig
·Niet-investeringswaardig: Moody not prime, Ba1 – C; S&P B, C, BB+ - D; Fitch B, C, BB+ – D en gelijkwaardig
De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden.
De hierboven weergegeven bedragen onder „leningen en vorderingen”, ingedeeld in „non-investment grade”, hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan lidstaten in financiële moeilijkheden en vorderingen op bepaalde lidstaten op basis van het eigenmiddelenbesluit of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder “Contanten” heeft betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de bovenvermelde verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen als gevolg van de uitvoering van de begroting te voldoen.
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, daarna via het Garantiefonds voor externe maatregelen (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU.
In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,20 % van het bni van de lidstaten en in 2018 werd 0,90 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2018 een beschikbare marge van 0,30 % bestond om die garanties te dekken. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.
Kasverrichtingen
De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening 609/2014 van de Raad (zoals gewijzigd bij Verordening 804/2016) inzake de eigen middelen aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdende met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen staat, voortdurend zeer laag (gemiddeld om en bij de 80 miljoen EUR, gespreid over 20 rekeningen) en loopt de Commissie slechts een beperkt risico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2018 schommelde tussen 6 miljard EUR en 37 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de in 2018 verrichte betalingen (ruim 155 miljard EUR).
Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:
·alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating van Moody's P-1 of gelijkwaardig beschikken. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;
·de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken.
·in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's
De banken die deposito’s houden in verband met vóór 2010 voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.
Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het depot van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A- (S&P of gelijkwaardig) van twee ratingbureaus. Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Voor de beleggingen in staatsschuldinstrumenten uit voorlopig geïnde boeten vanaf 2010 neemt de Commissie het kredietrisico over. De blootstelling is het grootst op Spanje, dat 16 % van de totale portefeuille uitmaakt. De vijf landen waarop de blootstelling het grootst is (Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Duitsland en Italië) vertegenwoordigen in totaal 67 % van de beleggingsportefeuille. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).
Bankgaranties
Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
Garantiefonds voor externe acties
De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa van de thesaurieportefeuille en/of de beleggingsstrategie stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico te beperken. Die limieten en restricties omvatten beleggingsscriteria, absolute kredietlimieten in nominale termen volgens de categorie uitgever, relatieve concentratielimieten volgens de categorie uitgever en concentratielimieten per uitgifte. Alle beleggingen moeten ten minste de rating investeringswaardig hebben.
EFSI-garantiefonds
De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa en de beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat doorgaans minstens de rating investeringswaardig moet hebben, te beperken. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).
Omdat de Banque de France per 31 december 2018 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er op die datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.
EFDO-garantiefonds
De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa en de beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat doorgaans minstens de rating investeringswaardig moet hebben, te beperken. De gewogen gemiddelde kredietrating van de portefeuille is AAA (S&P of gelijkwaardig) bij toepassing van de overheidsrating voor bij de centrale bank aangehouden kasmiddelen.
105.LIQUIDITEITSRISICO
Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd
miljoen EUR
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
Opgenomen leningen
(2 350)
(17 363)
(34 158)
(53 872)
Crediteuren
(32 227)
–
–
(32 227)
Overige
(252)
(648)
(1 112)
(2 012)
Totaal op 31.12.2018
(34 829)
(18 011)
(35 270)
(88 110)
Opgenomen leningen
(6 700)
(14 862)
(33 279)
(54 841)
Crediteuren
(39 048)
–
–
(39 048)
Overige
150)
665)
(1 255)
(2 070)
Totaal op 31.12.2017
(45 898)
(15 527)
(34 534)
(95 959)
Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
miljoen EUR
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
Te betalen bedragen uit derivaten
(490)
(2)
(6)
(498)
Te ontvangen bedragen uit derivaten
477
–
–
477
Nettokasstromen op 31.12.2018
(14)
(2)
(6)
(21)
Te betalen bedragen uit derivaten
(634)
(2)
–
(635)
Te ontvangen bedragen uit derivaten
638
–
–
638
Nettokasstromen op 31.12.2017
5
(2)
–
3
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds voor externe maatregelen als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure.
Kasverrichtingen
De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar te allen tijde volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten en de diverse ontvangsten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Verder worden, overeenkomstig Verordening 609/2014 van de Raad (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen, gewijzigd bij Verordening 804/2016 van de Raad) de bijdragen van de lidstaten in verband met gewijzigde begrotingen die in een bepaalde maand N, ofwel pas op de eerste werkdag van maand N+1 (indien goedgekeurd vóór de 16e van maand N), ofwel op de eerste werkdag van maand N+2 (indien goedgekeurd op of na de 16e van maand N) ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn.
Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar 23 % uit.
Garantiefonds voor externe acties
Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds houdt daarom een bedrag aan monetaire activa aan dat toereikend is om uitstromen op korte termijn te dekken. Geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar maken 9,2 % uit.
EFSI-garantiefonds
Het EFSI-garantiefonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat uit liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om onverwachte uitstromen van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar 22 % uit.
De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen.
Er is geen liquiditeitenbeheer nodig wat betreft onderpand/marginvereisten aangezien de afdekkende tegenpartij aanvaardt om met de Commissie samen te werken zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.
EFDO-garantiefonds
Het EFSD-garantiefonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd.
De portefeuille bestaat voor 97 % uit kasmiddelen aangehouden op rekeningen-courant.
Overige financiële instrumenten – financiële verplichtingen uit derivaat
In 2017 heeft de EU een derivatencontract afgesloten (een valutaoptie) waarmee het zich indekt tegen de devaluatie van een valuta in verband met leningen verstrekt door financiële instellingen (zie toelichting 2.11.2). Voorts houdt de EU-garantie op de aandelenportefeuilles van de EIB-groep een financiële verplichting in om mutaties in de waarde of afwaarderingen van onderliggende beleggingen te dekken. Zoals voor de andere financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kan het bedrag waarvoor de EU uit hoofde van deze optie aansprakelijk is, ten hoogste het bedrag zijn waarvoor een vastlegging is gedaan, waardoor het liquiditeitsrisico beperkt is.
106.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
107.VERBONDEN PARTIJEN
De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieeerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.
108.RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:
Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.
Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.
Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.
Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen. Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven.
Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.
GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
EUR
Rechten (per personeelslid)
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
Categorie 5
Basissalaris (per maand)
27 903,32
25 274,75
20 219,80
21 837,39
12 856,84
26 285,75
22 747,28
23 252,78
20 219,80
Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage
15 %
15 %
15 %
15 %
0-4%-16%
Gezinstoelagen:
Kostwinnerstoelage (% salaris)
2% + 187,69
2% + 187,69
2% + 187,69
2% + 187,69
2% + 187,69
Kindertoelage
410,11
410,11
410,11
410,11
410,11
Voorschoolse toelage
100,18
100,18
100,18
100,18
100,18
Schooltoelage of
278,25
278,25
278,25
278,25
278,25
schooltoelage buiten standplaats
556,5
556,5
556,5
556,5
556,5
Voorzitterstoelage
n.v.t.
n.v.t.
638,43
n.v.t.
n.v.t.
Representatietoelage
1 512,12
971,82
638,43
n.v.t.
n.v.t.
Jaarlijkse reiskosten
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Overdrachten naar lidstaten:
Schooltoelage*
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
% salaris*
5 %
5 %
5 %
5 %
5 %
% salaris zonder correctiecoëfficiënt
max. 25 %
max. 25 %
max. 25 %
max. 25 %
max. 25 %
Representatiekosten
vergoed
vergoed
vergoed
n.v.t.
n.v.t.
Ambtsaanvaarding:
Inrichtingskosten
55 806,65
50 549,49
40 439,60
43 674,78
vergoed
- 52 571,49
- 45 494,55
- 46 505,55
Reiskosten familie
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
Verhuiskosten
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
Ambtsneerlegging:
Inrichtingskosten
27 903,32
25 274,75
20 219,80
21 837,39
vergoed
26 285,75
22 747,28
23 252,78
Reiskosten familie
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
Verhuiskosten
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
Overbrugging (% salaris)**
40 % - 65 %
40 % - 65 %
40 % - 65 %
40 % - 65 %
n.v.t.
Ziektekostenverzekering
Gedekt
Gedekt
Gedekt
Gedekt
Gedekt
Pensioen (% salaris, vóór belastingen)
max. 70 %
max. 70 %
max. 70 %
max. 70 %
max. 70 %
Inhoudingen:
Belasting op salaris
8 % - 45 %
8 % - 45 %
8 % - 45 %
8 % - 45 %
8 % - 45 %
Ziektekostenverzekering (% salaris)
1,7 %
1,7 %
1,7 %
1,7 %
1,7 %
Speciale heffing op salaris
7 %
7 %
7 %
7 %
6-7%
Pensioenbijdrage
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
10,0 %
Aantal personen aan het einde van het jaar
3
6
93
28
112
* Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.
** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.
109.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem gemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.
110.CONSOLIDATIEBEREIK
A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52)
1. Instellingen en raadgevende organen (11)
Europees Parlement
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
Europese Raad
Europees Economisch en Sociaal Comité
Europese Commissie
Europese Ombudsman
Europese Rekenkamer
Comité van de Regio's
Hof van Justitie van de Europese Unie
Raad van de Europese Unie
Europese Dienst voor extern optreden
2. EU-agentschappen (39)
2.1. Uitvoerende agentschappen (6)
Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken
Uitvoerend Agentschap Onderzoek (REA)
Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad
2.2. Gedecentraliseerde agentschappen (33)
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
Europees Geneesmiddelenbureau
Europees Spoorwegbureau
Europees GNSS-Agentschap
Communautair Bureau voor plantenrassen
Europees Agentschap voor chemische stoffen
Europees Bureau voor visserijcontrole
Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie)
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving
Eurojust
Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie
Europees Genderinstituut
Europese Politiedienst (Europol)
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging
Europees Milieuagentschap
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen
Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
Europese Bankautoriteit
Europese Autoriteit voor effecten en markten
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken
Europese Stichting voor opleiding
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden
Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)
Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)
eu-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht)
3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)
Europees Instituut voor innovatie en technologie
B. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)
Europees Investeringsfonds
KLEINE ENTITEITEN
De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2018 van de EU wegens de immaterialiteit:
Biogebaseerde industrieën is een publiek-privaat partnerschap (PPP) tussen de Europese Unie en het Bio-Based Industries Consortium (BIC). De GO BBI heeft tot doel het potentieel van de Europese bio-economie te ontsluiten, biologische residuen en afval om te zetten in groenere alledaagse producten door middel van innovatieve technologieën en bioraffinaderijen, die de kern vormen van de bio-economie.
Gezamenlijke onderneming Clean Sky
Clean Sky is het grootste Europese onderzoeksprogramma voor de ontwikkeling van innovatieve, geavanceerde technologie ter vermindering van de CO2-uitstoot en de geluidsoverlast door vliegtuigen. Clean Sky, dat wordt gefinancierd uit het EU-programma Horizon 2020,draagt bij tot het versterken van de samenwerking, het mondiaal leiderschap en het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie.
Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI)
IMI is het grootste publiek-private initiatief in Europa en is in het leven geroepen om de ontwikkeling van betere en veiligere geneesmiddelen voor patiënten te versnellen. Het is een joint venture van de Europese Unie met een groepering van de farmaceutische industrie.
Gemeenschappelijke Onderneming Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap (Ecsel) (samensmelting van de voormalige GO’s Artemis en ENIAC)
Ecsel is een PPP op het gebied van elektronische componenten en systemen die de kloof tussen onderzoek en commercialisering dicht, strategieën op elkaar afstemt om Europese en nationale investeringen aan te zwengelen en een geavanceerd ecosysteem op te bouwen.
Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH)
FCH is een PPP ter ondersteuning van onderzoeks-, technologische ontwikkelings- en demonstratieactiviteiten (RTD) op het gebied van brandstofcel- en waterstofenergie in Europa. Het doel is het versnellen van de marktintroductie van deze technologieën en het ontsluiten van hun potentieel als middel om een koolstofarm energiesysteem tot stand te brengen.
Gemeenschappelijke Onderneming Single European Sky ATM Research (SESAR)
Sesar is een PPP voor de modernisering van het Europese luchtverkeersbeheer (ATM) door middel van coördinatie en concentratie van alle onderzoeks- en innovatie-initiatieven op het gebied van ATM in de EU.
Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail
Shift2Rail is het eerste Europese gezamenlijke initiatief voor spoorwegtechnologie, specifiek gericht op onderzoek en innovatie (O&I) en marktgerichte oplossingen, ter bespoediging van de integratie van nieuwe en geavanceerde technologieën in innovatieve oplossingen.
De jaarrekening van de bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op de respectieve websites.
FINANCIEEL MEMORANDUM - BESPREKING EN ANALYSE
BEGROTINGSJAAR 2018
Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
1. DE GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2018
1.1. ONTVANGSTEN
1.2. UITGAVEN
1.3. ACTIVA
1.4. PASSIVA
2. BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING
2.1. MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT
2.2. VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND
2.3. BEGROTINGSGARANTIES
2.4. NIEUWKOMERSRESERVE (NEW ENTRANTS' RESERVE — NER 300)
Het doel van deze bespreking en analyse van de financiële staten (FSDA) is lezers te helpen inzicht te krijgen in de financiële situatie, de financiële resultaten en de kasstromen zoals deze in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden gepresenteerd. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.
1.DE GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2018
2.ONTVANGSTEN
De geconsolideerde ontvangsten van de EU omvatten bedragen in verband met ruiltransacties en niet-ruiltransacties, waarvan de laatste het meest significant zijn.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste categorieën niet-ruiltransacties.
Vijfjarige trend van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties (in miljoen EUR)
Omdat de begrotingsontvangsten gelijk aan (of groter dan) de uitgaven moeten zijn, zijn de betalingen van het jaar de belangrijkste factor in de bovenstaande trend van de ontvangsten. In 2018 stegen de geconsolideerde ontvangsten ten opzichte van het vorige jaar met 20 % tot 163 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van:
·een toename van de bni-middelen met 27 miljard EUR, of 35 %, ten opzichte van het vorige jaar. Deze ontwikkeling weerspiegelt voornamelijk het effect van de toename van de betalingskredieten in de begroting 2018. De forse stijging houdt hoofdzakelijk verband met de lage bni-middelen in 2017 en het effect van het begrotingsoverschot van 2016 van 6,4 miljard EUR, opgenomen in de post “overige ontvangsten uit niet-ruiltransacties”. In 2018 was het begrotingsoverschot van 2017, opgenomen in de staat van de financiële resultaten per 31 december 2018, een stuk kleiner (0,6 miljard EUR), wat enerzijds de grotere behoefte aan bni-middelen (die dienen ter financiering van het deel van de begroting dat niet uit andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt) en anderzijds de daling van de “overige ontvangsten” verklaart;
·een toename van de traditionele eigen middelen met 2,2 miljard EUR in verband met een inbreuk op de EU-wetgeving door het Verenigd Koninkrijk van november 2011 tot oktober 2017. Wegens deze inbreuk werden ook vertragingsintresten van 1,3 miljard EUR in rekening gebracht, wat de toename van de financiële ontvangsten verklaart; en
·ten opzichte van 2017, een toename van de door de EU opgelegde mededingingsboeten met 2 miljard EUR wegens inbreuken op de wet door particuliere entiteiten.
3.UITGAVEN
De belangrijkste uitgavencomponent in de geconsolideerde financiële staten wordt gevormd door overdrachten onder gedeeld beheer, die de volgende fondsen omvatten: (i) het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF); (ii) het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling; (iii) het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF); en (iv) het Europees Sociaal Fonds (ESF). Deze fondsen waren goed voor bijna 66 % van de totale uitgaven (zie de grafiek hierna voor een uitsplitsing).
Relatief gewicht van de belangrijkste uitgaven, uitgevoerd door de lidstaten (onder gedeeld beheer), voor het begrotingsjaar 2018
Uitgaven onder direct beheer betreffen het door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen uitgevoerde deel van de begroting. De begrotingsuitvoering onder indirect beheer wordt gedaan door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten.
De uitgaven onder direct en indirect beheer maakten ongeveer 19 % (28,5 miljard EUR) van de totale uitgaven uit en bleven daarmee op hetzelfde niveau als vorig begrotingsjaar.
De EU verwerkt sommige toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven, ook als die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. Belangrijke bedragen worden opgevoerd onder crediteuren en toegerekende lasten voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en onder verplichtingen voor pensioenen en personeelsbeloningen uit hoofde van pensioenrechten en andere rechten na uitdiensttreding die door commissarissen, leden van het EP en personeelsleden zijn verworven.
In totaal zijn de uitgaven met 16 % gestegen tot 149 miljard EUR in vergelijking met 2017, hoofdzakelijk als gevolg van uitgaven voor door de lidstaten uitgevoerde programma’s, die circa 24 % of 19,8 miljard EUR zijn toegenomen vanwege de fase van intensievere uitvoering waarin de programma’s zich thans bevinden. Het EFRO & CF en het ESF hadden hierin met een stijging van 17,2 miljard EUR het grootste aandeel van alle programma’s.
4.ACTIVA
De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (leningen, voor verkoop beschikbare financiële activa en geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen, die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 79 % van de activa van de EU.
Samenstelling van de geconsolideerde activa van de EU
Per 31 december 2018 bedroegen de totale activa 174,4 miljard EUR, wat een toename van bijna 5 % betekent. De belangrijkste veranderingen zijn:
·een toename van de vorderingen en verhaalbare bedragen op korte termijn met 12,5 miljard EUR, direct verband houdend met de stijging van de ontvangsten van 2018 die op de verslagdatum niet waren geïnd;
·het effect hiervan werd gedeeltelijk gecompenseerd door een daling van de geldmiddelen en kasequivalenten met 6 miljard EUR (zie hieronder);
·een toename van de financiële activa met 1 miljard EUR, hoofdzakelijk in verband met de voorziening van het garantiefonds voor EFSI-operaties; en
·een toename van de materiële vaste activa voor de verdere ontwikkeling van de ruimteactiva (Galileo en Copernicus) met 0,4 miljard EUR.
De EU-instellingen en -organen streven er in het algemeen naar de geldmiddelen en kasequivalenten zo laag mogelijk te houden. Het kassaldo van 18,1 miljard EUR per jaareinde ligt lager dan in 2017 en bestaat uit de volgende grote onderdelen:
·wat de eigen middelen betreft, bevat het kassaldo per jaareinde 0,75 miljard EUR door sommige lidstaten vooruitbetaald in verband met gewijzigde begroting nr.6 van 2018.
·Het kassaldo per jaareinde omvat ook 1,4 miljard EUR door de Commissie wegens inbreuk op de mededingingsregels opgelegde geldboeten, definitief geïnd in 2018 en nog niet in een gewijzigde begroting opgenomen.
·Daarnaast omvat het kassaldo ook bestemmingsontvangsten en andere betalingskredieten ten belope van 7,4 miljard EUR.
Voor
financiering
Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.
De totale voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bêkou en Afrika) op de balans van de EU bedraagt 43,4 miljard EUR (2017: 44,3 miljard EUR), die nagenoeg volledig betrekking hebben op activiteiten van de Commissie. Ongeveer 60 % van de voorfinanciering door de Commissie betreft gedeeld beheer, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).
Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm
Het grootste deel van de voorfinanciering onder gedeeld beheer betreft het EFRO en Cohesiefonds (14,6 miljard EUR) en is qua niveau vergelijkbaar met 2017.
4.
Financiering
SINSTRUMENTEN
De volgende items worden in boekhoudkundige termen opgevoerd als financieringsinstrumenten in de geconsolideerde financiële staten van de EU:
·Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd: bij dit type begrotingsuitvoering zijn de middelen hetzij reeds gestort op de fiduciaire rekeningen die worden beheerd door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd en blijven zij beschikbaar (als geldmiddelen en kasequivalenten en schuldtitels) om toekomstige garantieclaims te dekken, hetzij belegd in aandelen;
·Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties: bij dit type begrotingsuitvoering verstrekt de EU aan tegenpartijen garanties waarvoor slechts gedeeltelijke voorzieningen zijn aangelegd via door de Commissie opgerichte garantiefondsen en die bijgevolg voorwaardelijke verplichtingen voor de EU-begroting vormen (zie toelichting 4.1); en
·Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s.
Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd
Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer nemen van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen. Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kunnen de vorm aannemen van garantie-instrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten (zie onderstaand overzicht per MFK). Activa van deze instrumenten worden ofwel aangehouden in geldmiddelen en kasequivalenten of belegd in eigenvermogensinstrumenten en schuldtitels die als voor verkoop beschikbare financiële activa in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden opgevoerd.
Voor verkoop beschikbare financiële activa van financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (waarde per jaareinde):
De volgende tabellen geven een overzicht van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, per MFK, en hun waarde per 31 december 2018:
miljoen EUR
Meer dan één MFK betreffend
Activa*
Passiva**
Garanties***
Garanties en instrumenten voor risicodeling:
Garantiefaciliteit in het kader van de Westelijke Balkan (EDIF)
37
(34)
-
37
(34)
-
Eigenvermogensinstrumenten:
Europees fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE)
165
-
-
Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap
63
(0)
-
MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (SANAD)
25
-
-
Fonds voor bedrijfsinnovatie (ENIF)
18
-
-
Fonds voor bedrijfsuitbreiding (ENEF)
10
-
-
Microfinancieringsfonds voor Azië (MIFA)
9
-
-
290
(0)
-
Totaal
327
(34)
-
MFK 2014-2020
Activa
Passiva
Garanties
Garanties en instrumenten voor risicodeling:
Horizon 2020 — InnovFin Loan & Guarantee Service for R&I
1 107
(43)
(934)
Horizon 2020 — InnovFin SME Guarantee
902
(381)
(533)
Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility (CEF DI)
598
(2)
(579)
Cosme-leninggarantiefaciliteit
310
(613)
(2)
Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE)
34
(0)
(5)
Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren
30
(12)
-
SEMED MSME Financial Inclusion Programme
25
-
(11)
De garantiefaciliteit voor studentenleningen
14
(1)
-
Mkb-financieringsfaciliteit voor het Oostelijk Partnerschap
13
(4)
(1)
Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal
12
(0)
(6)
MFK 2014-2020
Activa
Passiva
Garanties
(vervolg van vorige bladzijde)
Programma „Women in Business” in het Oostelijk Partnerschap
4
-
(4)
Steun voor de economische diversificatie van Mongolië
2
-
-
Transferability & Convertibility (T&C) Facility
1
(1)
-
3 052
(1 057)
(2 075)
Eigenvermogensinstrumenten:
Horizon 2020 InnovFin Equity Facility for R&I
368
(10)
-
Eigenvermogensfaciliteit voor groei (Cosme)
67
(2)
-
Risicokapitaalfaciliteit voor de landen van het zuidelijke nabuurschap
24
-
-
Climate Investor One
22
-
-
Investeringsfaciliteit voor Latijns-Amerika
12
-
-
Africa Agriculture Trade and Investment Fund
11
-
-
504
(12)
-
Gemengde instrumenten:
Garantiefaciliteit voor Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en capaciteitsopbouw
73
(39)
-
Faciliteit voor een diepe en brede EU-vrijhandelsruimte
68
(6)
-
ElectriFI
31
-
-
Landbouwfinancieringsinitiatief
10
-
-
182
(44)
-
Totaal
3 738
(1 113)
(2 075)
MFK vóór 2014
Activa
Passiva
Garanties
Garanties en instrumenten voor risicodeling:
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)
731
(65)
(642)
Mkb-garantiefaciliteit in het kader van het CIP
83
(151)
-
Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen
32
(31)
-
Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen
7
-
-
Europese Progress-microfinancieringsgarantiefaciliteit
4
(4)
-
857
(251)
(642)
Eigenvermogensinstrumenten:
Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kmo’s in het kader van het CIP
Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie
90
20)
-
Europees Progress-microfinancieringsfonds
68
-
-
Margueritefonds
43
-
-
Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF)
9
(0)
-
Proefprojecten technologieoverdracht
0
-
-
932
(26)
-
Gemengde instrumenten:
Instrument voor economische en financiële samenwerking MEDA
140
2)
-
Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument
120
(2)
-
260
(4)
-
Totaal
2 049
(281)
(642)
Totaal-generaal
6 115
(1 428)
(2 717)
* De activa in deze tabel omvatten diverse posten van de financiële staten (Voor verkoop beschikbare activa van 4 387 miljoen EUR, waarvan 1 294 miljoen EUR eigenvermogensinstrumenten); Geldmiddelen en kasequivalenten van 1 615 miljoen EUR; Verstrekte leningen van 64 miljoen EUR en andere posten voor 49 miljoen EUR).
** De passiva in deze tabel omvatten diverse posten van de financiële staten (Voorzieningen van 1 337 miljoen EUR; Crediteuren van 69 miljoen EUR en andere posten voor 22 miljoen EUR).
*** Voor sommige garanties is het door de EU gedragen risico volledig gedekt door voorzieningen.
Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties
De Commissie heeft waarborgfondsen gecreëerd ter dekking van begrotingsgaranties (zie toelichting 4.1.1 bij de geconsolideerde financiële staten) die aan de EIB-groep zijn gegeven. Deze waarborgfondsen worden geprovisioneerd uit de EU-begroting en moeten een liquiditeitsbuffer verschaffen tegen potentiële verliezen op gegarandeerde verrichtingen. De middelen van de fondsen worden belegd in financiële instrumenten zoals schuldtitels, contanten en termijndeposito’s. De financiële activa aangehouden door de Commissie per 31 december 2018 bedragen:
·2,5 miljard EUR in het Garantiefonds voor externe acties;
·5,5 miljard EUR voor het EFSI-garantiefonds en
·0,3 miljard EUR voor het EFDO-garantiefonds.
Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s
De Commissie verstrekt op grond van een besluit van het Europees Parlement en de Raad financiële bijstand aan lidstaten en derde landen in de vorm van bilaterale leningen die op de kapitaalmarkten worden gefinancierd met een garantie van de EU-begroting.
De Commissie beheert momenteel drie belangrijke programma’s namens de EU:
·macrofinanciële bijstand (MFB), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen.
Het kapitaal dat nodig is om de leningsactiviteiten van de EU uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen.
Per 31 december 2018 bedroegen de voor financiële bijstand in het kader van het EFSM en de BB verstrekte leningen nominaal:
miljard EUR
BB
EFSM*
TOTAAL
Letland
Roemenië
Totaal
Ierland
Portugal
Totaal
Totaal toegestaan
3,1
5,0**
8,1
22,5
26,0
48,5
56,6
Totaal uitbetaald op 31.12.2018
2,9
5,0
7,9
22,5
24,3
46,8
54,7
Totaal terugbetaald op 31.12.2018
(2,2)
(4)
(6,2)
-
-
-
(6,2)
Uitstaand bedrag op 31.12.2018
0,7
1
1,7
22,5
24,3
46,8
48,5
* Zonder herfinancieringsverrichtingen.
** Exclusief anticiperende bijstand.
EFSM
Het EFSM is opgericht om financiële bijstand te verlenen aan alle lidstaten die worden geconfronteerd met of bedreigd door ernstige financieel-economische ontregeling ten gevolge van buitengewone gebeurtenissen waarop zij geen vat hebben. Het EFSM is aangesproken om financiële bijstand te verstrekken aan Ierland en Portugal tussen 2011 en 2014 mits zij hervormingen doorvoerden.
Dit programma is afgelopen en er kunnen geen leningen meer worden opgenomen, maar het blijft van kracht voor specifieke taken zoals het verlengen van de looptijd van leningen aan Ierland en Portugal en het verstrekken van overbruggingsleningen.
De hoofdpunten van het EFSM-programma zijn als volgt:
Ierland
·Ierland vroeg in december 2010 het volledige door het EFSM toegestane bedrag van 22,5 miljard EUR op. Dit bedrag werd tussen januari 2011 en maart 2014 in acht tranches uitbetaald;
·Ierland heeft de mogelijkheid de vervaldag van de EFSM-leningen te verschuiven op grond van de verlenging van de maximale gewogen gemiddelde looptijd tot 19,5 jaar die de Raad in 2013 heeft toegestaan;
·Terugbetalingen van 3,4 miljard EUR en 0,5 miljard EUR waren gepland in april en oktober 2018 respectievelijk. Ierland heeft om een verschuiving van de vervaldatum gevraagd en de bedragen werden goedgekeurd en met succes op de markt geleend in 2018. De terugbetalingen zijn herschikt in twee tranches van 2,4 miljard en 1,5 miljard EUR in 2025 en 2033 respectievelijk.
Portugal
·Portugal heeft in mei 2011 24,3 miljard EUR van het volledige door het EFSM toegestane bedrag van 26 miljard EUR opgevraagd. Dit bedrag werd tussen mei 2011 en november 2014 in zeven tranches uitbetaald. Een terugbetaling van 0,6 miljard EUR was gepland voor oktober 2018, maar zoals Ierland heeft Portugal een verschuiving van de vervaldatum gevraagd en de lening werd geherfinancierd op de markt met een nieuwe vervaldatum in 2033.
Betalingsbalanssteun (BB)
Het BB-mechanisme is een bijstandsprogramma voor landen buiten de eurozone die geconfronteerd worden met feitelijke of dreigende betalingsbalansmoeilijkheden. De betalingsbalanssteun wordt verstrekt in de vorm van leningen op middellange termijn waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat beleidsmaatregelen worden genomen om de onderliggende economische problemen aan te pakken. Betalingsbalanssteun van de EU wordt doorgaans aangeboden in samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en andere internationale instellingen/landen.
Het betalingsbalansmechanisme voor de verlening van financiële bijstand op middellange termijn door de EU is geactiveerd, eerst in november 2008 om Hongarije, en vervolgens in januari en mei 2009 om respectievelijk Letland en Roemenië te helpen het marktvertrouwen te herstellen. Daarvoor is in totaal 14,6 miljard EUR vastgelegd. Het programma van betalingsbalanssteun voor Hongarije liep in november 2010 af en is in 2016 volledig terugbetaald. De twee programma’s voor Letland en Roemenië liepen in 2012 af, waardoor geen nieuwe tranches meer kunnen worden uitgekeerd.
Bovendien zijn de twee programma’s van anticiperende bijstand voor Roemenië in 2013 en 2015 afgelopen, zonder opvragingen.
De belangrijkste punten zijn de volgende:
·In de loop van 2018 hebben de BB-ontvangende lidstaten tijdig en volledig een totaal bedrag van 1,45 miljard EUR terugbetaald, waarvan 1,35 miljard EUR terugbetaling van de hoofdsom door Roemenië; de rest had betrekking op rente; en
·Per eind 2018 stond een bedrag uit van 1,7 miljard EUR in totaal, waarvan 0,7 miljard EUR voor Letland en 1 miljard euro voor Roemenië.
Macrofinanciële bijstand (MFB)
MFB is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden buiten de EU die een crisis inzake de betalingsbalans doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van leningen op (middel)lange termijn of giften, of een combinatie van beide, en is enkel beschikbaar voor landen met een IMF-uitkeringsprogramma.
De per 31 december 2018 uitstaande leningen onder het MFB-programma bedroegen nominaal 4,4 miljard EUR.
5.PASSIVA
De passiefzijde van de balans bestaat voornamelijk uit de volgende vier posten: (i) verplichtingen voor pensioenen en andere personeelsbeloningen; (ii) opgenomen leningen; (iii) crediteuren en (iv) toegerekende lasten.
Samenstelling van de passiva op de geconsolideerde balans van de EU
Per 31 december 2018 bedroegen de totale passiva 235,9 miljard EUR, een niveau dat gelijk is aan dat van het vorige jaar.
De belangrijkste mutaties hadden betrekking op het volgende:
·De post Crediteuren daalde met 6,8 miljard EUR als gevolg van een vermindering van de bedragen die aan lidstaten verschuldigd zijn uit hoofde van de eigen middelen (d.w.z. bijdragen aan de EU begroting die aan het eind van het jaar moeten worden teruggestort na een gewijzigde begroting). Dit jaar waren er aanvullende bijdragen van de lidstaten nodig;
·De financiële passiva namen lichtjes af met 1 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van de terugbetaling van opgenomen leningen (1,35 miljard EUR) voor de onder het BB-programma aan Roemenië verstrekte lening; en
·Tegenover de hiervoor beschreven ontwikkelingen stond een toename van de verplichting personeelsbeloningen met 7,3 miljard EUR.
Alle andere posten aan de passiefzijde bleven grosso modo stabiel. Te vermelden is dat de financiële verplichtingen op langere termijn (opgenomen leningen) zijn toegenomen en worden gecompenseerd door een vergelijkbare daling in de kortetermijncomponent. Dit heeft te maken met een EFSM-schuldherschikking voor Ierland (3,9 miljard EUR) en Portugal (0,6 miljard EUR).
Totaal ontvangen kostendeclaraties en facturen geboekt onder de balanspost Crediteuren
Nettoactiva
Het feit dat de passiva de activa overtreffen, betekent niet dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste worden gebracht van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan het lopende jaar toegerekend, niettegenstaande de betaling maar effectief in het (de) volgende jaar (jaren) en ten laste van toekomstige begrotingen zal plaatsvinden; de overeenkomstige ontvangsten zullen slechts in de toekomst worden geboekt. De meest significante te vermelden bedragen, zijn die betreffende de activiteiten van het ELGF (waarvan het merendeel gewoonlijk in het eerste kwartaal van het volgende jaar wordt uitgebaald) en de verplichting personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).
6.BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING
7.MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT
Het macro-economisch klimaat in de EU 13 beïnvloedt het vermogen van de lidstaten om te voldoen aan hun financiële verplichtingen jegens de instellingen en organen van de EU en bijgevolg het vermogen van de EU om het EU-beleid te blijven uitvoeren.
De Europese economie groeide in 2018 voor het zesde jaar op rij, zij het minder dan verwacht, vooral in de tweede helft van het jaar door een combinatie van interne en externe factoren. Tot de binnenlandse factoren behoren onder meer de ontregeling van de Europese maaksector (in het bijzonder de autoproductie) in het derde kwartaal en sociale spanningen en onzekerheid over het begrotingsbeleid in sommige lidstaten. De belangrijkste externe factoren zijn onder andere de toegenomen onzekerheid over het handelsbeleid, met name tussen de VS en China, en een dalende trend in de mondiale industriële output met een zwakkere groei van de wereldhandel als gevolg, die in het bijzonder de eurozone trof.
Ondanks deze ontwikkelingen blijven de fundamenten van de Europese economie sterk en verwacht wordt dat de economie de komende twee jaar zal blijven groeien, zij het in een gematigder tempo.
De groei van het bbp in de eurozone en in de EU wordt voor 2018 geraamd op 1,9 %. Voor het bbp van de eurozone wordt een groei voorspeld van 1,3 % in 2019 en van 1,6 % in 2020, tegenover 1,5 % in 2019 en 1,7 % in 2020 voor de EU.
De algemene inflatie bedroeg gemiddeld 1,7 % in 2018, tegen 1,5 % in 2017. Nu wordt aangenomen dat de olieprijzen in 2019 en 2020 lager zullen uitvallen dan in het najaar van 2018 werd verwacht, wordt ervan uitgegaan dat de inflatie in de eurozone zal vertragen tot 1,4 % in 2019 en vervolgens licht zal aantrekken tot 1,5 % in 2020. Voor de EU als geheel wordt voor dit jaar een gemiddelde inflatie van 1,6 % voorspeld, die vervolgens zal oplopen tot 1,8 % in 2020.
De arbeidsmarkt in de eurozone is in de eerste drie kwartalen van 2018 verder verbeterd. Het aantal werkenden bereikte in het derde kwartaal van 2018 het hoogste niveau dat ooit in de eurozone is opgetekend en in december 2018 bedroeg de werkloosheid in de eurozone 7,9 %, zijnde het laagste percentage sinds oktober 2008.
De risico’s voor de economische vooruitzichten blijven aanzienlijk zolang de bezorgdheid omtrent de handelsspanningen en de onzekere uitkomst ervan voortduurt. In de VS zouden zich abrupte veranderingen in het begrotings- en fiscaal beleid kunnen voordoen. De Chinese economie zou forser dan verwacht kunnen vertragen. De internationale financiële markten en vele opkomende markten zijn kwetsbaar voor plotse veranderingen in de risicobereidheid en de groeiverwachtingen. Voor de EU zouden de binnenlandse factoren langer dan verwacht kunnen duren en blijft de brexit een bron van onzekerheid.
Positief is dat de nog steeds gunstige situatie op de arbeidsmarkt de binnenlandse vraag zou kunnen aanwakkeren, terwijl een grootschaliger gebruik van EU-fondsen in begunstigde landen tot extra investeringen zou kunnen leiden. De vooruitzichten voor het mondiale bbp blijven met een verwachte stijging van 3,8 % voor de komende twee jaar stabiel.
8.VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND
De leningsactiviteiten van de EU voor financiële bijstandsprogramma’s zijn operaties buiten de begroting. De aangetrokken middelen worden back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie heeft procedures ingesteld om ook in geval van wanbetaling, de terugbetaling van leningen te verzekeren.
Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten (voorwaardelijke begrotingsverplichtingen). Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 14 van Verordening 609/2014 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met “back-to-back”-leningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.
Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, in het bijzonder de duur van de termijnen. Daarnaast zijn alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) bij gezamenlijke financiële EU/IMF-bijstand afhankelijk van de naleving van de contractvoorwaarden, een factor die eveneens de timing van financieringsoperaties beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningactiviteit. De financiering geschiedt uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen op 31 december 2018:
miljard EUR
BB
EFSM
TOTAAL
Letland
Roemenië
Totaal
Ierland
Portugal
Totaal
2019
0,5
1,0
1,5
-
-
-
1,5
2021
-
-
-
3,0
6,8
9,8
9,8
2022
-
-
-
-
2,7
2,7
2,7
2023
-
-
-
2,0
1,5
3,5
3,5
2024
-
-
-
0,8
1,8
2,6
2,6
2025
0,2
-
0,2
2,4
-
2,4
2,6
2026
-
-
-
2,0
2,0
4,0
4,0
2027
-
-
-
1,0
2,0
3,0
3,0
2028
-
-
-
2,3
-
2,3
2,3
2029
-
-
-
1,0
0,4
1,4
1,4
2031
-
-
-
-
2,2
2,2
2,2
2032
-
-
-
3,0
-
3,0
3,0
2033
-
-
-
1,5
0,6
2,1
2,1
2035
-
-
-
2,0
-
2,0
2,0
2036
-
-
-
-
1,0
1,0
1,0
2038
1,8
1,8
1,8
2042
-
-
-
1,5
1,5
3,0
3,0
Totaal
0,7
1,0
1,7
22,5
24,3
46,8
48,5
De intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) vallen buiten het kader van het EU-Verdrag en zijn dus niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.
9.BEGROTINGSGARANTIES
De EU heeft garanties verstrekt aan de EIB-groep voor leningen buiten de EU en voor lening- en eigenvermogensoperaties die door de EFSI-garantie zijn gedekt. Op 31 december 2018 vermeldt de EU in de toelichtingen bij haar geconsolideerde financiële staten (zie toelichting 4.1.1) voorwaardelijke verplichtingen voor beide garanties, terwijl de bedragen die huidige verplichtingen vormen in de financiële staten zijn opgenomen als voorzieningen (zie toelichting 2.10 bij de geconsolideerde financiële staten). Om het risico van het aanspreken van garanties door de EIB-groep voor de EU-begroting te matigen, heeft de Commissie afzonderlijke waarborgfondsen opgericht, nl. het Garantiefonds voor externe acties en het EFSI-garantiefonds.
Het Garantiefonds voor externe acties wordt geprovisioneerd uit de EU-begroting; het moet 9 % dekken van de per jaareinde uitstaande gewaarborgde leningen aan derde landen in het kader van het externe leningsmandaat van de EIB. Per 31 december 2018 dekken de totale activa van 2,5 miljard EUR een blootstelling van 20,7 miljard EUR aan uitbetaalde sommen.
Het EFSI-garantiefonds is in april 2016 actief geworden. Overeenkomstig de gewijzigde EFSI-verordening (Verordening (EU) 2017/2396) is het plafond van de EU-EFSI-garantie opgetrokken tot 26 miljard EUR (oorspronkelijk 16 miljard EUR) en de ondergrens voor het garantiefonds verlaagd naar 35 % (oorspronkelijk 50 %) van de totale EU-garantieverplichting. Dit heeft tot gevolg dat het totale EFSI-garantiefonds nu naar verwachting zal uitkomen op 9,1 miljard EUR in totaal. De EFSI-overeenkomst is in 2018 gewijzigd in lijn met de gewijzigde EFSI-verordening. De totale activa van het EFSI-garantiefonds bedragen per 31 december 2018 5,5 miljard EUR, waarmee een blootstelling van 15,8 miljard EUR aan uitbetaalde sommen is gedekt.
Overeenkomstig de EFDO-verordening (Verordening (EU) 2017/1601) is een nieuw garantiefonds opgericht, nl. het EFDO-garantiefonds. Het fonds ontving de eerste bijdragen uit de EU-begroting in 2018, maar op 31 december 2018 waren er nog geen garantieovereenkomsten in werking getreden.
10.NIEUWKOMERSRESERVE (NEW ENTRANTS' RESERVE — NER 300)
Het NER 300-fonds komt voort uit de verkoop van emissierechten in het kader van de Unieregeling en behoort toe aan de lidstaten, die het geld gebruiken om innovatieve, koolstofarme energiedemonstratieprojecten te financieren. De Commissie beheert het programma namens de lidstaten; de EIB is verantwoordelijk voor het beheer van de activa van het NER 300-fonds en treedt op als technisch adviseur overeenkomstig het samenwerkingsakkoord met de Commissie. Omdat noch de inkomsten uit de rechtenverkoop, noch de uitgaven voor gefinancierde projecten deel uitmaken van de EU-begroting, worden de betrokken bedragen niet in de EU-jaarrekening opgenomen.
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2018
VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
EU-BEGROTINGSRESULTAAT
VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1. HET EU-BEGROTINGSKADER
1.1. MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020
1.2. GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)
1.3. JAARLIJKSE BEGROTING
1.4. ONTVANGSTEN
1.5. BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
1.6. AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT
2. UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2018 — BESPREKING
2.1. ONTVANGSTEN
2.2. UITGAVEN
3. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
3.1. OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4. UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4.1. MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
4.2. MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
4.3. MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
4.4. MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
4.5. MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
4.6. MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
4.7. MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
4.8. MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
4.9. MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
4.10. MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
5. UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING
5.1. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
5.2. BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
5.3. BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
6. UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN
6.1. BEGROTINGSONTVANGSTEN
6.2. VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP
EU-BEGROTINGSRESULTAAT
miljoen EUR
Toelichting
2018
2017
Ontvangsten van het begrotingsjaar
1.1
159 318
139 691
Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar
1.2
(154 833)
(135 764)
Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten
1.3
(1 675)
(1 796)
Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1
1.4
106
40
Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten
1.5
(1 114)
(1 450)
Wisselkoersverschillen voor het jaar
1.6
(1)
(166)
Begrotingsresultaat
1 802
555
Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van 2019 aan de lidstaten terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen die zij verschuldigd zijn. Het wordt berekend overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014 betreffende uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen. Nadere informatie is te vinden onder “Berekening van het begrotingsresultaat”.
1.1Ontvangsten van het begrotingsjaar: zie tabel 3.1 “Overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de EU-begroting”, kolom 8 “Totaal Ontvangsten”.
1.2Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar: zie tabel 4.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 2 “Betalingen van definitief goedgekeurde begroting” en kolom 4 “Betalingen van bestemmingsontvangsten”.
1.3Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten: zie tabel 4.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 7 “Automatische overdrachten” en kolom 8 “Overdrachten bij besluit”.
1.4Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1: omvat het bedrag aan betalingskredieten (automatisch en bij besluit overgedragen) op het einde van vorig jaar en de “Betalingen van overdrachten” van het lopende jaar in kolom 3 van tabel 4.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”.
1.5Ontwikkeling van de totale kredieten uit bestemmingsontvangsten per jaareinde: berekening van het verschil tussen de kredieten uit bestemmingsontvangsten aan het einde van het vorige jaar (plus) en aan het einde van het lopende jaar (zoals opgenomen in kolom 9 van tabel 4.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten” - minus) om de nettovariatie van de bestemmingsontvangsten in het lopende jaar te verkrijgen.
1.6Wisselkoersverschillen omvatten de gerealiseerde en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen.
VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
Begrotingsontvangsten
miljoen EUR
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief goedgekeurde begroting
Vastgestelde rechten
Ontvangsten
1
Eigen middelen
142 832
142 364
142 373
142 330
11 - Suikerheffingen
–
(93)
(85)
(85)
12 - Douanerechten
22 844
20 165
20 360
20 317
13 - Btw
17 250
17 149
17 133
17 133
14 - Bni
102 739
105 143
104 979
104 979
15 - Correctie van begrotingsonevenwichtigheden
–
–
(19)
(19)
16 - Vermindering bijdrage op basis van het bni van Nederland en Zweden
–
–
6
6
3
Overschotten, saldi en aanpassingen
–
556
581
581
4
Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie
1 547
1 547
1 552
1 542
5
Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instellingen
45
45
583
563
6
Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie
110
110
13 346
12 777
7
Achterstandsrente en geldboeten
115
115
14 592
1 473
8
Opgenomen en verstrekte leningen
6
6
39
39
9
Diverse ontvangsten
25
25
24
13
Totaal
144 681
144 768
173 090
159 318
Begrotingsuitgaven: vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)
miljoen EUR
MFK-rubriek
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief goedgekeurde begroting
Totaal
beschikbare
kredieten
Gedane vastleggingen
1
Slimme en inclusieve groei
77 534
77 532
89 649
87 357
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
22 001
22 000
25 864
23 773
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
55 532
55 532
63 785
63 585
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
59 285
59 239
62 419
60 560
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 235
43 233
45 284
44 364
3
Veiligheid en burgerschap
3 493
3 492
4 015
3 855
4
Europa als wereldspeler
9 569
10 379
11 448
11 062
5
Administratie
9 666
9 666
10 508
10 124
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 015
4 015
4 465
4 280
6
Compensaties
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
567
388
429
180
Totaal
160 114
160 696
178 468
173 139
Begrotingsuitgaven: betalingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)
miljoen EUR
MFK-rubriek
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief goedgekeurde begroting
Totaal
beschikbare
kredieten
Gedane betalingen
1
Slimme en inclusieve groei
66 624
66 733
80 917
75 876
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
20 097
20 155
25 073
21 408
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
46 527
46 578
55 844
54 468
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
56 084
56 241
59 648
58 046
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 189
43 180
45 436
44 310
3
Veiligheid en burgerschap
2 981
3 013
3 305
3 108
4
Europa als wereldspeler
8 906
8 813
10 788
9 519
5
Administratie
9 666
9 667
11 355
9 944
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 015
4 015
4 963
4 140
6
Compensaties
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
420
302
340
180
Totaal
144 681
144 768
166 353
156 673
TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1. HET EU-BEGROTINGSKADER
De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het meerjarig financieel kader zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader.
1.1.MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020
miljoen EUR
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Totaal
1. Slimme en inclusieve groei
52 756
77 986
69 304
73 512
76 420
79 924
83 661
513 563
1.a Concurrentievermogen voor groei en banen
16 560
17 666
18 467
19 925
21 239
23 082
25 191
142 130
1.b Economische, sociale en territoriale samenhang
36 196
60 320
50 837
53 587
55 181
56 842
58 470
371 433
2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
49 857
64 692
64 262
60 191
60 267
60 344
60 421
420 034
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 779
44 190
43 951
44 146
44 163
44 241
44 264
308 734
3. Veiligheid en burgerschap
1 737
2 456
2 546
2 578
2 656
2 801
2 951
17 725
4. Europa als wereldspeler
8 335
8 749
9 143
9 432
9 825
10 268
10 510
66 262
5. Administratie
8 721
9 076
9 483
9 918
10 346
10 786
11 254
69 584
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
7 056
7 351
7 679
8 007
8 360
8 700
9 071
56 224
6. Compensaties
29
–
–
–
–
–
–
29
8. Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
9. Speciale instrumenten
–
–
–
–
–
–
–
–
Vastleggingskredieten
121 435
162 959
154 738
155 631
159 514
164 123
168 797
1 087 197
Totaal betalingskredieten
135 762
140 719
130 694
142 906
154 565
159 235
162 406
1 026 287
In de bovenstaande tabel worden de maxima van het meerjarig financieel kader tegen lopende prijzen getoond. 2018 was het vijfde begrotingsjaar van het MFK 2014-2020. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2018 bedroeg 159 514 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,02 % van het bni van de EU, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 154 565 miljoen EUR, oftewel 0,98 % van het bni van de EU voor het begrotingsjaar 2018.
Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen afgesproken. Een van de nieuwe bepalingen maakt het mogelijk onbenutte marges onder de maxima voor de betalingskredieten over de dragen naar volgende jaren, via de globale marge voor betalingen in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor het volgende jaar. Het ongebruikte bedrag van 2016 (13 991 miljoen euro in lopende prijzen) en 2017 (16 414 miljoen EUR in lopende prijzen) werd overgeschreven naar de jaren 2018-2020 en de maxima voor 2016-2020 werden dienovereenkomstig aangepast (zie de bovengenoemde technische aanpassing van het MFK voor 2018 en de technische aanpassing voor 2019 (COM(2018) 282 van 23 mei 2018).
Op 23 mei 2018 nam de Commissie een mededeling aan betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2019 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni (ESR 2010)(COM(2018) 282 van 23 mei 2018).
Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK:
Rubriek 1 - Slimme en inclusieve groei
Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:
1a Concurrentievermogen voor groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, Connecting Europe Facility, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;
1b economische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.
Rubriek 2 omvat het gemeenschappelijk beleid inzake landbouw en visserij, en milieumaatregelen, in het bijzonder het Life+-programma.
Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap
Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers.
Rubriek 4 - Europa als wereldspeler
Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK.
Rubriek 5 — Administratie
Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Administratieve kosten maken de totale uitgaven uit van andere instellingen dan de Commissie.
Rubriek 6 — Compensaties
Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.
Rubriek 9 – Speciale instrumenten
Flexibiliteitmechanismen stellen de EU in staat de nodige middelen vrij te maken om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen, zoals crisis- en noodsituaties. De reikwijdte ervan, de financiële middelen en de procedures zijn geregeld in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. In de huidige context van besparing op de uitgaven, zorgen zij er ook voor dat de budgettaire middelen kunnen worden afgestemd op veranderende prioriteiten, zodat iedere euro wordt ingezet waar die het hardst nodig is. De meeste flexibiliteitsmechanismen worden derhalve buiten het MFK gehouden en de financiële middelen kunnen worden ingezet boven de uitgavenplafonds.
1.2.GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)
De MFK-rubrieken worden verder onderverdeeld in meer gedetailleerde subrubrieken die overeenkomen met de grote uitgavenprogramma’s (zoals Horizon 2020, Erasmus+, enz.). De rechtsgrondslagen voor de uitvoering van de begroting worden vastgesteld op programmaniveau. De rapportering over de begrotingsuitvoering en de resultaten vindt doorgaans ook plaats op het niveau van het programma. Tabellen per programma zijn opgenomen in de verslagen over de begrotingsuitvoering (zie tabellen 4.6 - 4.10 hieronder).
1.3.JAARLIJKSE BEGROTING
Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het EP, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.
De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:
-vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;
-betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.
In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee grote categorieën:
·definitief goedgekeurde begrotingskredieten en
·aanvullende kredieten uit:
–overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat in een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het vorige jaar naar het lopende jaar worden overgedragen); en
–bestemmingsontvangsten uit terugbetalingen, bijdragen van derde partijen/landen aan EU-programma’s en vergoedingen van werkzaamheden verricht voor derden worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde financieringspijler.
Alle soorten van financiering vormen samen de beschikbare kredieten.
1.4.ONTVANGSTEN
1.4.1.Ontvangsten uit eigen middelen
De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die in de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld:
1) Traditionele eigen middelen (TEM): zijn gewoonlijk goed voor circa 14 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.
2) Middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): zijn gewoonlijk goed voor circa 12 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.
3) Middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): zijn gewoonlijk goed voor circa 74 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.
De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2014/335/EG, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2014). Dit besluit is op 1 oktober 2016 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014.
Het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen is niet hoger dan 1,20 % van de som van de bni's van alle lidstaten.
1.4.2.Traditionele eigen middelen (TEM)
Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten (geheven op invoer uit derde landen) en suikerheffingen (door de suikerproducenten betaald ter financiering van uitgaven voor de gemeenschappelijke ordening der markten) verschuldigd door marktdeelnemers en geïnd door de lidstaten namens de EU. De lidstaten mogen evenwel 20 % inhouden als vergoeding voor hun inningskosten. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:
-in de „normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;
-In de specifieke boekhouding bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.
Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.
1.4.3.Belasting over de toegevoegde waarde (btw)
De eigen middelen gebaseerd op de btw worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. De btw-grondslag wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. Het uniforme btw-afroeppercentage is 0,30 %, met uitzondering van de periode 2014-2020, waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld.
1.4.4.Bruto nationaal inkomen (bni)
De middelen op basis van het bni dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.
De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het tweede jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldoaanzuiveringen of via afzonderlijke afroepingen van middelen.
1.4.5.Correctie voor het Verenigd Koninkrijk
Door de Europese Raad van Fontainebleau (in juni 1984) is een mechanisme ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk geïntroduceerd om begrotingsonevenwichtigheden te corrigeren (verlaging van de eigenmiddelenbijdrage en verhoging van die van andere lidstaten). Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).
1.4.6.Brutovermindering
De Europese Raad van 7-8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdragen op basis van het bni en Oostenrijk uitsluitend voor de jaren 2014-2016. De jaarlijkse verminderingen zijn als volgt: Denemarken 130 miljoen EUR, Nederland 695 miljoen EUR en Zweden 185 miljoen EUR.
1.5.BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.
De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.
Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.
Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:
-de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en
-het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.
Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:
-het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;
-de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten en
-de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.
Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.
De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.
1.6.AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT
miljoen EUR
2018
2017
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR
13 918
8 082
Ontvangsten
Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd
(6 220)
(4 408)
Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd
9 331
10 739
Toegerekende baten (netto)
(4 015)
(257)
Uitgaven
Toegerekende uitgaven (netto)
4 511
3 725
Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar
(6 086)
(3 574)
Netto-effect voorfinanciering
(8 634)
(12 059)
Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar
(2 941)
(3 373)
Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten
2 098
1 784
Mutaties in voorzieningen
3 567
6 752
Overige
(4 175)
(6 676)
Economisch resultaat agentschappen en EGKS
448
179)
BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR
1 802
555
In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd.
Afstemmingsposten — Ontvangsten
De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.
De toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen, en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
Afstemmingsposten — Uitgaven
De toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Betalingen tijdens het lopende jaar betreffende in voorgaande jaren ingeschreven facturen maken deel uit van de uitgaven van het lopende begrotingsjaar en moeten derhalve met het oog op de aansluiting bij het economisch resultaat worden opgeteld.
Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de verrekening van voorfinanciering via de aanvaarding van subsidiabele kosten in het lopende jaar. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.
Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.
De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen omvatten verschillende elementen zoals de afschrijving/waardevermindering van activa, de verwerving van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.
2.UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2018 — BESPREKING
2.1.ONTVANGSTEN
Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 30 november 2017 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 144 681 miljoen EUR, voor 142 832 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.
In 2018 werden zes gewijzigde begrotingen goedgekeurd. De definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2018 kwamen hierdoor uit op 144 767,9 miljoen EUR en het totaal gefinancierd met eigen middelen (142 363,7 miljoen EUR). De belangrijkste reden voor de vermindering van de bijdragen van de lidstaten in 2018 was het overschot van het vorige begrotingsjaar (555,5 miljoen EUR); daartegenover stond een beperkte nettotoename van de betalingskredieten (met 86,9 miljoen EUR).
Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen zeer dicht bij de geraamde bedragen. Dit komt in de eerste plaats doordat de begrotingsramingen werden gewijzigd toen gewijzigde begroting 6/2018 werd opgesteld (voornamelijk op basis van de prognose van voorjaar 2018).
De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.
Wat de btw- en bni-saldi betreft, zijn de regels vastgesteld in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling (Verordening 609/2014). Deze procedure leidt niet automatisch tot een wijziging van de begroting en daarom roept de Commissie de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten af. Er was zo goed als geen impact op de EU-begroting als gevolg van dit salderingssysteem.
De post “Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de EU” betreft voornamelijk ontvangsten van financiële correcties (ESIF, ELFG en Elfpo), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's, de goedkeuring van de rekeningen voor de landbouwfondsen en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde. In 2018 was het totaal van deze bijdragen (12,8 miljard EUR).
De ontvangsten uit boeten betreft met name geldboeten in verband met mededingingszaken.
2.2.UITGAVEN
In de begroting 2018 werd gestreefd naar een juist evenwicht tussen de uitvoering van de lopende programma's en de aanpak van nieuwe uitdagingen. Derhalve werd in de begroting voortgebouwd op in de vorige jaren gedane vastleggingen en gebruikgemaakt van de bestaande ruimte voor flexibiliteit om te reageren op uitdagingen overeenkomstig het meerjarig financieel kader 2014-2020 (MFK). Bij de tussentijdse herziening van het MFK 2014-2020 is het vermogen van de EU-begroting vergroot om in te spelen op nieuwe uitdagingen en toekomstige behoeften op te vangen.
In lijn met de in het MFK voorziene jaarlijkse ontwikkeling bedroegen de in de ontwerpbegroting voorgestelde kredieten 160,7 miljard EUR (1,4 % meer dan de begroting 2017) voor vastleggingen en 144,7 miljard EUR (8 %) voor betalingen, oftewel 1,02 % en 0,92 % respectievelijk van het bni van de EU. Wat de betalingen betreft, was de abnormale achterstand van het begin van de MFK-periode weggewerkt in 2016 en was de verwachting dat veel programma’s op kruissnelheid zouden komen, met name die van “Economische, sociale en territoriale cohesie” (rubriek 1b).
De Commissie stelde in 2018 geen noemenswaardige aanpassingen via gewijzigde begrotingen voor. De enige aanpassingen werden voorgesteld in gewijzigde begroting nr. 6, waarbij het niveau van de betalings- en de vastleggingskredieten meer in overeenstemming werd gebracht van de geraamde behoeften in het kader van de globale overschrijving.
Uitvoering van de beschikbare kredieten in 2018
De uitvoering voor alle soorten kredieten (begrotingskredieten, overdrachten 2017 en bestemmingsontvangsten) bedroeg in 2018 97 % wat de vastleggingen en 94 % wat de betalingen betreft. De uitvoering van de begrotingskredieten was in 2018 volledig (99,9 % voor de vastleggingen en 98,5 % voor de betalingen). De uitvoering loopt op tot 99,8 % voor de vastleggingskredieten en 99,7 % voor de betalingskredieten als wordt aangenomen dat de naar 2019 overgedragen bedragen volledig zullen worden besteed.
Voor alle rubrieken werden hoge uitvoeringsniveaus opgetekend. Voor de speciale instrumenten is volledige uitvoering geen doelstelling omdat zij alleen worden ingezet bij crises of onvoorziene omstandigheden.
Nog betaalbaar te stellen vastleggingen
De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (de zogeheten “RAL”) bedroegen eind 2018 281,2 miljard EUR. De RAL namen minder dan verwacht toe tot 13,5 miljard EUR als gevolg van de combinatie van een aanvulling van de vastleggingskredieten bij gewijzigde begroting nr. 3 (in verband met de uitbreiding van de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije) en een beter dan verwachte uitvoering van de vastleggings- en betalingskredieten uit alle bronnen, d.w.z. goedgekeurde, overgedragen van 2017 en bestemmingsontvangsten.
In het verslag over het begrotings- en financieel beheer — Begrotingsjaar 2018 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK) afzonderlijk), is een gedetailleerdere analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.
Begrotingsresultaat
Het begrotingsresultaat van 2018 bedraagt 1,8 miljard EUR en komt daarmee uit boven het historisch lage niveau van 0,56 miljard EUR in 2017. Het is voornamelijk afkomstig van de ontvangstenzijde, waar de inkomsten uit bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma’s van de Unie in 2018 materieel waren (12,8 miljard EUR). Voor de betalingskredieten was er bijna volledige besteding (94 %), de niet-bestede bedragen (5 %) werden overgedragen naar 2019 en het ongebruikte deel is niet significant.
3. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
3.1.OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
miljoen EUR
Begrotingskredieten
Vastgestelde rechten
Ontvangsten
Ontvangsten als % van de begroting
Nog te
ontvangen
Omschrijving
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief goedgekeurde begroting
Lopend jaar
Overgedragen
Totaal
Op rechten van lopend jaar
Op overgedragen
rechten
Totaal
1
2
3
4
5=3+4
6
7
8=6+7
9=8/2
110 1110=5-8
1
Eigen middelen
142 832
142 364
142 334
39
142 373
142 329
0
142 330
100 %
44
3
Overschotten, saldi en aanpassingen
–
556
581
–
581
581
–
581
105 %
–
4
Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie
1 547
1 547
1 541
11
1 552
1 531
11
1 542
100 %
10
5
Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instelling
45
45
559
24
583
545
18
563
1 250 %
20
6
Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie
110
110
13 021
324
13 346
12 619
157
12 777
11 615 %
569
7
Achterstandsrente en geldboeten
115
115
6 778
7 814
14 592
897
576
1 473
1 281 %
13 119
8
Opgenomen en verstrekte leningen
6
6
24
15
39
24
15
39
631 %
–
9
Diverse ontvangsten
25
25
17
6
24
12
1
13
53 %
10
Totaal
144 681
144 768
164 856
8 234
173 090
158 539
779
159 318
110 %
13 771
4. UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4.1.MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
MFK-rubriek
Begrotingsmiddelen
Aanvullende kredieten
Totaal beschik-bare kredieten
Begrotingsmiddelen
Aanvullende kredieten
Totaal beschik-bare kredieten
Oorspron-kelijk goed-gekeurde begroting
Gewijzigde begrotingen & overschrij-vingen
Definitief goedge-keurde begroting
Over-drachten
Bestem-mings-ontvangsten
Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting
Gewijzigde begrotingen & overschrij-vingen
Definitief goedge-keurde begroting
Over-drachten
Bestem-
mings-ontvangsten
1
2
3=1+2
4
5
6=3+
4+5
7
8
9=7+8
10
11
12=9+
10+11
1
Slimme en inclusieve groei
77 534
(2)
77 532
123
11 994
89 649
66 624
108
66 733
120
14 064
80 917
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
22 001
(2)
22 000
4
3 861
25 864
20 097
57
20 155
108
4 811
25 073
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
55 532
–
55 532
119
8 133
63 785
46 527
51
46 578
13
9 253
55 844
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
59 285
(46)
59 239
451
2 729
62 419
56 084
157
56 241
663
2 744
59 648
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 235
(1)
43 233
451
1 601
45 284
43 189
(9)
43 180
656
1 601
45 436
3
Veiligheid en burgerschap
3 493
(1)
3 492
247
276
4 015
2 981
32
3 013
16
276
3 305
4
Europa als wereldspeler
9 569
810
10 379
64
1 005
11 448
8 906
(93)
8 813
315
1 659
10 788
5
Administratie
9 666
–
9 666
11
832
10 508
9 666
0
9 667
854
834
11 355
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 015
–
4 015
11
439
4 465
4 015
–
4 015
507
441
4 963
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
567
(179)
388
–
41
429
420
(118)
302
0
38
340
Totaal
160 114
583
160 696
895
16 876
178 468
144 681
87
144 768
1 970
19 616
166 353
4.2.MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbare
kredieten
Vastleggingen
Naar 2019 overgedragen vastleggingen
Vervallen kredieten
MFK-rubriek
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van overdrach-ten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
%
Bestem-mings-ontvangsten
Over-drachten bij besluit
Totaal
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van over-drach-ten
Van bestem-mings-ontvang-sten
Totaal
1
2
3
4
5=2+3
+4
6=5/1
7
8
9=7+8
10
11
12
13=10+
11+12
1
Slimme en inclusieve groei
89 649
77 514
114
9 729
87 357
97 %
2 265
0
2 265
18
9
0
27
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
25 864
21 988
4
1 780
23 773
92 %
2 080
0
2 081
11
0
0
11
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
63 785
55 525
110
7 949
63 585
100 %
184
–
184
7
9
–
16
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
62 419
58 774
442
1 344
60 560
97 %
1 385
460
1 845
6
9
–
15
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
45 284
42 771
442
1 152
44 364
98 %
449
460
908
3
9
–
11
3
Veiligheid en burgerschap
4 015
3 491.
247
118
3 855
96 %
158
–
158
2
–
0
2
4
Europa als wereldspeler
11 448
10 377
64
621
11 062
97 %
383
–
383
2
–
0
2
5
Administratie
10 508
9 545
7
572
10 124
96 %
259
1
260
119
5
0
124
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 465
3 939
7
334
4 280
96 %
105
0
105
76
5
0
81
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
429
180
–
–
180
42 %
41
64
104
144
–
–
144
Totaal
178 468
159 881
873
12 385
173 139
97 %
4 491
525
5 015
291
23
0
314
4.3.MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal beschik-bare kredieten
Gedane betalingen
Naar 2019 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
MFK-rubriek
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
%
Auto-matische over-drachten
Over-drachten bij besluit
Bestem-mings- ontvangsten
Totaal
Van definitief goedge-keurde begroting
Van over-drachten
Van bestem-mings-ontvang-sten
Totaal
1
2
3
4
5=2+
3+4
6=5/1
7
8
9
10=7+
8+9
11
12
13
14=11+
12+13
1
Slimme en inclusieve groei
80 917
66 540
107
9 230
75 876
94 %
130
3
4 833
4 966
59
14
1
74
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
25 073
19 993
97
1 318
21 408
85 %
117
3
3 492
3 612
41
11
1
53
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
55 844
46 547
10
7 912
54 468
98 %
13
–
1 341
1 354
18
3
–
21
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
59 648
55 576
643
1 827
58 046
97 %
193
460
918
1 570
13
20
–
33
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
45 436
42 533
636
1 142
44 310
98 %
186
460
459
1 104
2
20
–
22
3
Veiligheid en burgerschap
3 305
2 980
11
117
3 108
94 %
9
–
159
167
25
5
0
29
4
Europa als wereldspeler
10 788
8 711
310
498
9 519
88 %
65
–
1 161
1 226
37
5
0
42
5
Administratie
11 355
8 731
768
445
9 944
88 %
818
2
389
1 209
120
82
1
203
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 963
3 435
446
259
4 140
83 %
508
0
182
690
76
58
–
133
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
0
–
–
–
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
340
157
0
22
180
53 %
0
–
16
16
144
0
–
144
Totaal
166 353
142 695
1 840
12 138
156 673
94 %
1 214
465
7 475
9 154
398
126
2
526
4.4.MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
miljoen EUR
RAL eind vorig jaar
Vastleggingen van het jaar
Totale RAL per jaareinde
MFK-rubriek
Van vorig jaar overgedragen vastleggingen
Vrijmakingen/
herwaarderingen/
annuleringen
Betalingen
RAL per jaareinde
Vastleggingen tijdens het jaar
Betalingen
Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen
RAL per jaareinde
1
2
3
4=1+2+3
5
6
7
8=5+6+7
9=4+8
1
Slimme en inclusieve groei
196 837
(1 323)
(67 640)
127 874
87 357
(8 237)
(4)
79 117
206 991
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
35 576
(932)
(13 691)
20 953
23 773
(7 717)
(4)
16 052
37 006
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
161 260
(392)
(53 948)
106 920
63 585
(520)
0)
63 064
169 985
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
37 883
(360)
(13 466)
24 058
60 560
(44 580)
0)
15 980
40 037
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
309
14)
228)
67
44 364
(44 082)
–
282
349
3
Veiligheid en burgerschap
5 194
(107)
(1 781)
3 306
3 855
(1 327)
–
2 528
5 834
4
Europa als wereldspeler
26 478
(667)
(6 746)
19 064
11 062
(2 773)
(1)
8 288.
27 352.
5
Administratie
867
(87)
(775)
6
10 124
(9 169)
(0)
955
961
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
507
(61)
(444)
2
4 280
(3 695)
0
584
587
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
0
(0)
(0)
–
180
(180)
–
0
0
Totaal
267 258
(2 544)
(90 407)
174 307
173 139
(66 265)
(5)
106 868
281 175
4.5.MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
miljoen EUR
MFK-rubriek
< 2012
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Totaal
1
Slimme en inclusieve groei
1 355
744
5 867
3 807
13 803
37 234
65 049
79 131
206 991
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
554
289
1 645
2 067
2 880
4 994
8 521
16 055
37 006
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
801
455
4 222
1 739
10 923
32 240
56 528
63 076
169 985
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
186
56
461
311
2 138
8 301
12 411
16 173
40 037
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
–
–
–
0
3
9
55
282
349
3
Veiligheid en burgerschap
50
67
56
45
118
901
2 069
2 528
5 834
4
Europa als wereldspeler
1 065
671
1 526
1 753
2 920
4 697
6 385
8 335
27 352
5
Administratie
–
–
0
0
–
0
3
957
961
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
0
0
0
0
0
0
0
587
587
9
Speciale instrumenten
–
–
–
–
–
–
0)
0
0
Totaal
2 656
1 538
7 910
5 916
18 979
51 133
85 917
107 126
281 175
4.6.MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
Begrotingsmiddelen
Extra Kredieten
Totaal beschik-bare kredieten
Begrotingsmiddelen
Extra Kredieten
Totaal beschikbare kredieten
Programma
Oorspron-kelijk goedge-keurde begroting
Gewijzig-de begro-tingen en over-schrij-vingen
Definitief goedge-keurde begroting
Over-drach-ten
Bestem-mingsont-vangsten
Oorspronke-lijk goedge-keurde begroting
Gewijzigde begrotin-gen en overschrij-vingen
Definitief goedge-keurde begroting
Over-drach-ten
Bestem-mings-ont-vangsten
1
2
3=1+2
4
5
6=3+
4+5
7
8
9=7+8
10
11
12=9+
10+11
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
2 038
–
2 038
–
89
2 127
1 828
151
1 979
–
89
2 068
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
808
–
808
–
169
977
718
192
910
2
259
1 171
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
376
–
376
–
50
426
501
148
649
1
50
699
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
630
–
630
–
15
645
608
47)
561
2
15
577
Europees Solidariteitskorps (ESK)
43
–
43
–
–
43
33
–
33
–
–
33
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
141
–
141
–
–
141
152
44
196
–
–
196
Horizon 2020
11 212
5
11 217
–
2 190
13 407
10 901
(332)
10 570
67
3 116
13 753
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
356
(3)
353
–
123
475
315
(24)
291
20
151
462
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
354
0
354
–
49
403
253
2
255
2
97
355
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
2 315
–
2 315
–
427
2 741
2 146
103
2 249
7
441
2 697
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
132
–
132
–
11
143
118
(1)
117
2
10
129
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
135
4
139
–
7
146
125
(1)
124
0
7
132
CEF - Energie
680
–
680
–
6
686
218
43
261
1
6
267
CEF - Vervoer
1 898
0
1 898
–
165
2 063
1 163
(103)
1 060
2
90
1 151
CEF - Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
170
(1)
170
4
5
178
142
(53)
89
0
4
94
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
–
–
–
–
53
53
210
(52)
158
–
48
205
Gedecentraliseerde agentschappen
316
(5)
311
–
25
336
318
(11)
307
–
25
332
Andere acties en programma’s
176
(2)
174
–
473
647
153
19
172
1
400
573
Proefprojecten en voorbereidende acties
92
(0)
91
–
1
93
78
(25)
52
–
1
53
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
129
(0)
129
–
4
133
117
5
122
–
4
125
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
27 012
53)
26 960
96
4 223
31 279
23 388
749
24 137
–
4 722
28 858
Overgangsregio's
5 739
(10)
5 729
–
850
6 579
4 040
(605)
3 435
–
939
4 374
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
8 427
41
8 468
–
1 370
9 837
7 394
(21)
7 373
–
1 907
9 280
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
226
–
226
–
32
258
169
88
257
–
32
289
Cohesiefonds
9 394
–
9 394
–
1 325
10 719
8 456
272)
8 184
–
1 264
9 448
Europese territoriale samenwerking
1 934
–
1 934
23
248
2 205
1 235
(160)
1 074
–
148
1 222
Technische bijstand
230
22
252
–
2
253
200
2
202
12
2
215
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
557
–
557
–
0
557
401
(40)
361
0
6
368
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
350
–
350
–
84
434
600
220
820
–
206
1 026
Connecting Europe Facility (CEF)
1 655
–
1 655
–
–
1 655
626
100
725
–
28
754
Proefprojecten en voorbereidende acties
8
–
8
–
0
8
18
(10)
9
–
0
9
Totaal MFK-rubriek 1
77 534
(2)
77 532
123
11 994
89 649
66 624
108
66 733
120
14 064
80 917
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
43 235
(1)
43 233
451
1 601
45 284
43 189
9)
43 180
656
1 601
45 436
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
14 381
(1)
14 380
–
972
15 352
11 852
213
12 066
2
862
12 929
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
933
–
933
–
140
1 073
515
(7)
507
1
268
776
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
141
(47)
95
–
–
95
132
34)
97
–
–
97
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
523
–
523
–
9
532
316
1
317
4
6
327
Gedecentraliseerde agentschappen
57
3
60
–
8
68
57
3
60
–
8
68
Andere acties en maatregelen
–
–
–
–
–
–
6
–
6
–
–
6
Proefprojecten en voorbereidende acties
16
–
16
–
0
16
18
(9)
8
–
0
8
Specifieke acties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 2
59 285
46)
59 239
451
2 729
62 419
56 084
157
56 241
663
2 744
59 648
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
719
29
748
207
38
993
594
112
706
2
38
746
Consumenten
28
–
28
–
1
29
23
6
29
1
1
31
Creatief Europa
230
–
230
–
13
244
181
16
197
2
16
214
Noodhulp binnen de Unie (IES)
200
1)
199
–
0
199
221
12
233
0
0
233
Fonds voor interne veiligheid
720
10
730
40
132
901
481
(48)
433
2
129
565
IT-systemen
26
(17)
10
–
3
13
13
(3)
10
–
3
13
Justitie
47
–
47
–
1
49
36
12
48
1
1
50
Rechten, gelijkheid en burgerschap
63
–
63
–
2
65
47
27
73
0
2
75
Uniemechanisme voor civiele bescherming
33
–
33
–
2
35
34
–
34
5
2
41
Europa voor de burger
28
–
28
–
1
28
29
–
29
0
1
29
Levensmiddelen en diervoeders
280
(1)
279
–
5
284
248
(4)
244
1
6
252
Gezondheid
66
–
66
–
2
69
56
4
60
1
2
63
Gedecentraliseerde agentschappen
940
20)
920
–
76
996
908
98)
810
–
76
886
Proefprojecten en voorbereidende acties
13
(1)
11
–
0
11
18
5)
13
–
0
13
Specifieke acties
99
–
99
–
1
99
92
2
93
1
0
94
Totaal MFK-rubriek 3
3 493
(1)
3 492
247
276
4 015
2 981
32
3 013
16
276
3 305
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
1 649
393
2 041
1
106
2 149
1 452
(186)
1 266
6
475
1 747
Macrofinanciële bijstand (MFB)
42
(32)
11
–
–
11
42
(32)
10
–
–
10
Garantiefonds voor externe acties
138
–
138
–
110
248
138
–
138
–
110
248
Uniemechanisme voor civiele bescherming
16
(10)
6
–
1
7
15
(5)
11
2
1
13
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp
20
(0)
20
–
–
20
17
(1)
16
0
–
16
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
25
–
25
–
401
426
25
–
25
275
401
701
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
2 367
112
2 478
–
40
2 518
2 278
(167)
2 111
5
51
2 167
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
2 976
5
2 981
–
74
3 055
2 735
(78)
2 657
14
110
2 781
Partnerschapsinstrument (PI)
140
5
145
–
6
151
101
27
128
0
7
135
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
193
(5)
188
–
1
190
169
22
191
3
1
195
Stabiliteit en vrede (IcSP)
370
(1)
370
–
9
378
325
2
327
3
12
342
Humanitaire hulp
1 085
332
1 417
62
58
1 537
1 095
348
1 443
5
275
1 723
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
328
20
348
–
39
387
292
(0)
292
0
52
345
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
33
–
33
–
0
33
45
(7)
39
1
1
40
Gedecentraliseerde agentschappen
20
–
20
–
0
20
20
–
20
–
0
20
Andere acties en programma’s
83
(3)
80
–
158
238
75
(5)
70
0
162
232
Proefprojecten en voorbereidende acties
9
(6)
3
1
1
4
14
(5)
9
–
1
10
Specifieke acties
74
1
75
–
0
76
68
(6)
61
–
0
62
Totaal MFK-rubriek 4
9 569
810
10 379
64
1 005
11 448
8 906
(93)
8 813
315
1 659
10 788
5
Pensioenen
1 893
(0)
1 893
–
2
1 894
1 893
(0)
1 893
–
2
1 894
Europese scholen
192
(9)
183
–
15
199
192
(9)
183
0
15
199
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
4
–
4
–
0
4
4
(1)
4
1
0
4
Administratieve uitgaven van de Commissie
3 562
9
3 571
–
376
3 947
3 562
10
3 572
346
377
4 294
Administratieve uitgaven van andere instellingen
4 015
–
4 015
11
439
4 465
4 015
–
4 015
507
441
4 963
Totaal MFK-rubriek 5
9 666
–
9 666
11
832
10 508
9 666
0
9 667
854
834
11 355
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
345
(310)
34
–
–
34
345
(225)
120
–
–
120
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
172
–
172
–
41
213
25
(19)
6
0
38
44
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
50
132
182
–
–
182
50
127
177
–
–
177
Totaal MFK-rubriek 9
567
(179)
388
–
41
429
420
(118)
302
0
38
340
Totaal
160 114
583
160 696
895
16 876
178 468
144 681
87
144 768
1 970
19 616
166 353
4.7.MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal beschik-bare kredieten
Gedane vastleggingen
Naar 2019 overgedragen vastleggingen
Vervallen kredieten
Programma
Van definitief goedge-keurde begroting
Van over-drach-ten
Van bestem-mings-ont-vang-sten
Totaal
%
Bestem-mings-ont-vang-sten
Over-drachten bij besluit
Totaal
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestem-mings-ont-vangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+3
+4
6=5/1
7
8
9=7+8
10
11
12
13=10+
11+12
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
2 127
2 038
–
59
2 097
99 %
30
–
30
0
–
–
0
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
977
808
–
84
892
91 %
85
–
85
0
–
–
0
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
426
376
–
18
394
92 %
32
–
32
–
–
–
–
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
645
630
–
15
645
100 %
0
–
0
–
–
–
–
Europees Solidariteitskorps (ESK)
43
43
–
–
43
99 %
–
0
0
(0)
–
–
(0)
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
141
141
–
–
141
100 %
–
–
–
–
–
–
–
Horizon 2020
13 407
11 214
–
1 040
12 254
91 %
1 149
–
1 149
3
–
0
3
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
475
353
–
45
397
84 %
78
–
78
0
–
–
0
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
403
354
–
37
391
97 %
12
–
12
0
–
–
0
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
2 741
2 315
–
258
2 573
94 %
168
–
168
–
–
–
–
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
143
129
–
5
134
94 %
6
–
6
2
–
0
2
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
146
138
–
1
139
95 %
6
–
6
1
–
–
1
CEF - Energie
686
680
–
0
680
99 %
6
–
6
0
–
–
0
CEF - Vervoer
2 063
1 898
–
89
1 986
96 %
76
–
76
0
–
–
0
CEF - Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
178
170
4
5
178
100 %
0
–
0
0
0
--–
0
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
53
–
–
–
–
–
53
–
53
–
–
–
–
Gedecentraliseerde agentschappen
336
311
–
15
326
97 %
10
–
10
0
–
–
0
Andere acties en programma’s
647
174
–
107
281
43 %
366
–
366
1
–
0
1
Proefprojecten en voorbereidende acties
93
91
–
1
92
99 %
0
–
0
1
–
–
1
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
133
125
–
3
128
96 %
1
–
1
3
–
–
3
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
31 279
26 960
87
4 103
31 150
100 %
120
–
120
–
9
–
9
Overgangsregio's
6 579
5 729
–
850
6 579
100 %
–
–
–
–
–
–
–
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
9 837
8 467
–
1 345
9 811
100 %
25
–
25
1
–
–
1
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
258
226
–
32
258
100 %
–
–
–
–
–
–
–
Cohesiefonds
10 719
9 394
–
1 299
10 693
100 %
26
–
26
–
–
–
–
Europese territoriale samenwerking
2 205
1 934
23
236
2 193
99 %
12
–
12
–
–
–
–
Technische bijstand
253
246
–
1
247
97 %
1
–
1
6
–
–
6
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
557
557
–
–
557
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
434
350
–
84
434
100 %
–
–
–
–
–
–
–
Connecting Europe Facility (CEF)
1 655
1 655
–
–
1 655
100 %
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
8
8
–
0
8
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 1
89 649
77 514
114
9 729
87 357
97 %
2 265
0
2 265
18
9
0
27
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
45 284
42 771
442
1 152
44 364
98 %
449
460
908
3
9
–
11
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
15 352
14 380
–
47
14 427
94 %
925
–
925
1
–
–
1
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
1 073
931
–
139
1 070
100 %
1
–
1
2
–
–
2
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
95
94
–
–
94
100 %
–
–
–
0
–
–
0
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
532
522
–
0
522
98 %
9
–
9
0
–
–
0
Gedecentraliseerde agentschappen
68
60
–
6
66
97 %
2
–
2
–
–
–
–
Andere acties en maatregelen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
16
16
–
–
16
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Specifieke acties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 2
62 419
58 774
442
1 344
60 560
97 %
1 385
460
1 845
6
9
–
15
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
993
747
207
33
986
99 %
6
–
6
1
–
–
1
Consumenten
29
28
–
1
29
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Creatief Europa
244
230
–
9
239
98 %
5
–
5
0
–
–
0
Noodhulp binnen de Unie (IES)
199
199
–
–
199
100 %
0
–
0
–
–
–
–
Fonds voor interne veiligheid
901
729
40
30
799
89 %
102
–
102
1
–
–
1
IT-systemen
13
10
–
2
12
93 %
1
–
1
0
–
–
0
Justitie
49
47
–
1
48
99 %
0
–
0
0
–
–
0
Rechten, gelijkheid en burgerschap
65
63
–
1
64
98 %
1
–
1
0
–
–
0
Uniemechanisme voor civiele bescherming
35
33
–
1
35
98 %
1
–
1
0
–
–
0
Europa voor de burger
28
28
–
0
28
99 %
0
–
0
0
–
–
0
Levensmiddelen en diervoeders
284
279
–
2
281
99 %
3
–
3
–
–
–
–
Gezondheid
69
66
–
2
68
99 %
1
–
1
0
–
0
0
Gedecentraliseerde agentschappen
996
920
–
36
956
96 %
39
–
39
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
11
11
–
–
11
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Specifieke acties
99
99
–
1
99
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 3
4 015
3 491
247
118
3 855
96 %
158
–
158
2
–
0
2
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
2 149
2 041
1
55
2 097
98 %
52
–
52
1
–
–
1
Macrofinanciële bijstand (MFB)
11
10
–
–
10
97 %
–
–
–
0
–
–
0
Garantiefonds voor externe acties
248
138
–
–
138
56 %
110
–
110
–
–
–
–
Uniemechanisme voor civiele bescherming
7
6
–
1
7
100 %
0
–
0
0
–
0
0
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp (EUAV)
20
20
–
–
20
100 %
–
–
–
0
–
–
0
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
426
25
–
300
325
76 %
101
–
101
–
–
–
–
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
2 518
2 478
–
23
2 501
99 %
17
–
17
0
–
–
0
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
3 055
2 981
–
34
3 015
99 %
40
–
40
0
–
–
0
Partnerschapsinstrument (PI)
151
145
–
1
146
96 %
5
–
5
0
–
–
0
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
190
188
–
1
189
100 %
1
–
1
0
–
–
0
Stabiliteit en vrede (IcSP)
378
369
–
3
373
99 %
5
–
5
0
–
–
0
Humanitaire hulp
1 537
1 417
62
54
1 533
100 %
5
–
5
0
–
–
0
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
387
348
–
23
371
96 %
16
–
16
0
–
–
0
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
33
33
–
–
33
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Gedecentraliseerde agentschappen
20
20
–
0
20
100 %
0
–
0
–
–
–
–
Andere acties en programma’s
238
80
–
128
208
87 %
31
–
31
0
–
–
0
Proefprojecten en voorbereidende acties
4
3
1
–
3
85 %
1
–
1
–
–
–
–
Specifieke acties
76
75
–
0
76
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 4
11 448
10 377
64
621
11 062
97 %
383
–
383
2
–
0
2
5
Pensioenen
1 894
1 877
–
2
1 879
99 %
0
–
0
15
–
–
15
Europese scholen
199
178
–
13
190
96 %
3
–
3
6
–
–
6
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
4
3
–
0
4
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Administratieve uitgaven van de Commissie
3 947
3 548
–
224
3 772
96 %
151
1
152
22
–
0
22
Administratieve uitgaven van andere instellingen
4 465
3 939
7
334
4 280
96 %
105
0
105
76
5
0
81
Totaal MFK-rubriek 5
10 508
9 545
7
572
10 124
96 %
259
1
260
119
5
0
124
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
34
–
–
–
–
–
–
34
34
–
–
–
–
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
213
28
–
–
28
13 %
41
–
41
144
–
–
144
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
182
152
–
–
152
84 %
–
30
30
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 9
429
180
–
–
180
42 %
41
64
104
144
–
–
144
Totaal
178 468
159 881
873
12 385
173 139
97 %
4 491
525
5 015
291
23
0
314
4.8.MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbarekredieten
Gedane betalingen
Naar 2019 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
Programma
Van definitief goedge-keurde be-groting
Van over-drachten
Van bestem-mings-ontvangsten
Totaal
%
Auto-matische over-drachten
Over-drachten bij besluit
Bestem-mings- ontvang-sten
Totaal
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van over-drach-ten
Van bestem-mings-ontvang-sten
Totaal
1
2
3
4
5=2+
3+4
6=5/1
7
8
9
10=7+
8+9 jaar
11
12
13
14=11+
12+13
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
2 068
1 979
–
59
2 038
99 %
0
–
30
30
0
–
–
0
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
1 171
908
2
54
964
82 %
2
–
205
207
0
0
–
0
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
699
648
1
18
666
95 %
1
–
32
33
0
0
–
0
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
577
559
2
15
576
100 %
2
–
0
2
0
0
0
0
Europees Solidariteitskorps (ESK)
33
26
–
–
26
78 %
4
3
–
7
–
–
–
–
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
196
196
–
–
196
100 %
–
–
–
–
0
–
–
0
Horizon 2020
13 753
10 492
61
766
11 319
82 %
75
–
2 349
2 424
2
7
1
10
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
462
273
18
26
317
69 %
19
–
125
143
0
2
–
2
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
355
252
2
46
300
85 %
3
–
51
54
0
0
–
0
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
2 697
2 242
7
118
2 366
88 %
7
–
323
330
(0)
0
0
0
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
129
115
1
4
120
93 %
1
–
6
7
1
1
0
2
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
132
118
0
1
120
91 %
0
–
6
6
6
0
–
6
CEF - Energie
267
258
1
6
264
99 %
1
–
0
1
2
0
–
2
CEF - Vervoer
1 151
1 058
2
77
1 137
99 %
1
–
12
13
1
0
–
1
CEF - Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
94
76
0
3
80
85 %
0
–
0
1
13
0
0
13
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
205
150
–
9
159
77 %
0
–
39
39
7
–
–
7
Gedecentraliseerde agentschappen
332
307
–
15
322
97 %
0
–
10
10
0
–
–
0
Andere acties en programma’s
573
169
1
98
269
47 %
1
–
302
303
2
0
0
2
Proefprojecten en voorbereidende acties
53
48
–
1
49
92 %
0
–
0
0
4
–
–
4
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
125
119
–
2
121
97 %
0
–
1
1
3
–
0
3
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
28 858
24 137
–
3 962
28 099
97 %
0
–
760
760
–
–
–
0
Overgangsregio's
4 374
3 435
–
787
4 223
97 %
0
–
151
151
–
–
–
0)
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
9 280
7 373
–
1 742
9 115
98 %
0
–
165
165
–
–
–
0
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
289
257
–
26
283
98 %
0
–
6
6
–
–
–
0
Cohesiefonds
9 448
8 184
–
1 045
9 229
98 %
0
–
219
219
–
–
–
(0)
Europese territoriale samenwerking
1 222
1 074
–
116
1 190
97 %
0
–
32
32
–
–
–
0
Technische bijstand
215
185
10
1
196
91 %
13
–
1
13
4
3
–
6
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
368
347
0
6
354
96 %
0
–
0
0
14
0
–
14
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
1 026
820
–
200
1 020
99 %
0
–
6
6
–
–
–
–
Connecting Europe Facility (CEF)
754
725
–
27
752
100 %
–
–
1
1
1
–
–
1
Proefprojecten en voorbereidende acties
9
9
–
0
9
99 %
0
–
–
–
0
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 1
80 917
66 540
107
9 230
75 876
94 %
130
3
4 833
4 966
59
14
1
74
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
45 436
42 533
636
1 142
44 310
98 %
186
460
459
1 104
2
20
–
22
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
12 929
12 055
2
409
12 467
96 %
2
–
453
455
8
0
–
8
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
776
506
1
267
774
100 %
1
–
1
2
0
0
–
0
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
97
97
–
–
97
100 %
0
–
–
–
–
–
–
–
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
327
311
4
2
317
97 %
4
–
4
8
2
0
–
2
Gedecentraliseerde agentschappen
68
60
–
6
66
97 %
0
–
2
2
–
–
–
(0)
Andere acties en maatregelen
6
6
–
–
6
100 %
0
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
8
8
–
–
8
93 %
0
–
0
0
1
–
–
1
Specifieke acties
–
–
–
–
–
–
0
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 2
59 648
55 576
643
1 827
58 046
97 %
193
460
918
1 570
13
20
–
33
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
746
704
2
32
738
99 %
1
–
5
7
1
0
–
1
Consumenten
31
27
0
1
28
92 %
1
–
0
1
1
0
–
2
Creatief Europa
214
196
2
9
206
96 %
1
–
7
8
0
0
0
0
Noodhulp binnen de Unie (IES)
233
226
0
–
226
97 %
0
–
0
0
7
0
–
7
Fonds voor interne veiligheid
565
424
2
29
454
80 %
1
–
100
102
8
0
–
8
IT-systemen
13
10
–
3
13
98 %
0
–
0
0
–
–
–
–
Justitie
50
46
0
1
47
94 %
1
–
0
1
2
0
0
2
Rechten, gelijkheid en burgerschap
75
72
0
1
73
97 %
0
–
1
1
1
0
0
1
Uniemechanisme voor civiele bescherming
41
31
2
1
34
83 %
0
–
1
1
3
3
–
6
Europa voor de burger
29
28
0
0
29
98 %
0
–
0
0
0
0
–
0
Levensmiddelen en diervoeders
252
244
1
3
247
98 %
1
–
3
4
0
0
–
0
Gezondheid
63
59
1
1
61
98 %
1
–
1
1
0
0
0
0
Gedecentraliseerde agentschappen
886
810
–
36
846
96 %
0
–
39
39
0
–
–
0
Proefprojecten en voorbereidende acties
13
11
–
–
11
89 %
0
–
0
0
1
–
–
1
Specifieke acties
94
92
0
0
93
98 %
1
–
0
1
1
0
–
1
Totaal MFK-rubriek 3
3 305
2 980
11
117
3 108
94 %
9
–
159
167
25
5
0
29
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
1 747
1 236
6
205
1 446
83 %
6
–
270
276
24
1
–
25
Macrofinanciële bijstand (MFB)
10
5
–
–
5
50 %
0
–
–
–
5
–
–
5
Garantiefonds voor externe acties
248
138
–
–
138
56 %
–
–
110
110
–
–
–
–
EU-mechanisme voor civiele bescherming
13
6
2
1
9
64 %
0
–
0
0
4
0
0
5
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp (EUAV)
16
16
0
–
16
99 %
–
–
–
–
0
0
–
0
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
701
–
275
0
275
39 %
25
–
401
426
–
–
–
–
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
2 167
2 106
5
34
2 145
99 %
5
–
17
22
0
1
–
1
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
2 781
2 641
12
31
2 684
97 %
16
–
79
95
0
2
–
2
Partnerschapsinstrument (PI)
135
127
0
3
130
96 %
0
–
5
5
0
0
–
0
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
195
188
2
1
191
98 %
3
–
0
4
0
1
–
1
Stabiliteit en vrede (IcSP)
342
324
2
8
334
98 %
4
–
4
8
0
0
–
1
Humanitaire hulp
1 723
1 437
5
63
1 506
87 %
6
–
212
217
0
0
–
0
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
345
292
0
24
316
92 %
0
–
28
28
0
0
–
0
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
40
38
1
1
40
99 %
1
–
–
1
0
0
–
0
Gedecentraliseerde agentschappen
20
20
–
0
20
100 %
0
–
0
0
–
–
–
0
Andere acties en programma’s
232
69
0
127
197
85 %
0
–
35
35
0
0
–
0
Proefprojecten en voorbereidende acties
10
8
–
0
8
88 %
0
–
1
1
1
–
–
1
Specifieke acties
62
60
–
0
61
98 %
0
–
0
0
1
–
–
1
Totaal MFK-rubriek 4
10 788
8 711
310
498
9 519
88 %
65
–
1 161
1 226
37
5
0
42
5
Pensioenen
1 894
1 877
–
2
1 879
99 %
–
–
0
0
15
–
–
15
Europese scholen
199
178
0
10
188
94 %
–
–
5
5
6
0
–
6
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
4
2
1
–
3
57 %
0
1
0
1
0
0
–
1
Administratieve uitgaven van de Commissie
4 294
3 239
322
174
3 734
87 %
310
1
202
513
22
24
1
47
Administratieve uitgaven van andere instellingen
4 963
3 435
446
259
4 140
83 %
508
0
182
690
76
58
–
133
Totaal MFK-rubriek 5
11 355
8 731
768
445
9 944
88 %
818
2
389
1 209
120
82
1
203
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
-
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
0
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
0
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
-
0
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
120
–
–
–
–
–
0
–
–
–
120
–
–
120
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
44
5
0
22
28
64 %
0
–
16
16
0
0
–
0
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
177
152
–
–
152
86 %
0
–
–
–
25
–
–
25
Totaal MFK-rubriek 9
340
157
0
22
180
53 %
0
–
16
16
144
0
–
144
Totaal
166 353
142 695
1 840
12 138
156 673
94 %
1 214
465
7 475
9 154
398
126
2
526
4.9.MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
miljoen EUR
RAL eind vorig jaar
Vastleggingen van het jaar
Totale RAL per jaareinde
Programma
Van vorig jaar overgedragen vastleggingen
Vrijmakingen/
Herwaarderin-gen/
annuleringen
Betalingen
RAL per jaareinde
Vastleggingen tijdens het jaar
Betalingen
Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen
RAL per jaareinde
1
2
3
4=1+2+3
5
6
7
8=5+6+7
9=4+8
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
2 654
0)
(1 963)
691
2 097
(75)
–
2 022
2 714
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
1 300
(4)
(573)
724
892
(391)
–
501
1 224
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
1 727
(0)
(594)
1 133
394
(72)
(0)
321
1 454
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
174
(0)
(157)
16
645
(418)
–
227
243
Europees Solidariteitskorps (ESK)
–
–
–
–
43
(26)
–
17
17
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
651
–
(194)
457
141
(2)
–
139
596
Horizon 2020
19 921
312)
(7 515)
12 094
12 254
(3 804)
(3)
8 447
20 541
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
198
4)
70)
124
397
247)
0)
150
275
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
908
55)
259)
593
391
41)
–
350
943
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
704
55)
291)
359
2 573
(2 076)
–
497
855
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
222
(15)
(102)
105
134
(18)
–
116
222
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
159
(4)
(90)
65
139
(30)
–
109
175
CEF - Energie
1 678
(22)
(248)
1 407
680
(16)
–
664
2 072
CEF - Vervoer
3 673
(281)
(1 085)
2 307
1 986
(53)
–
1 934
4 241
CEF - Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
360
(10)
(75)
275
178
(5)
–
173
448
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
545
(132)
(159)
254
–
–
–
–
254
Gedecentraliseerde agentschappen
49
(2)
(31)
17
326
(291)
–
35
52
Andere acties en programma’s
412
(21)
(177)
215
281
(92)
–
189
404
Proefprojecten en voorbereidende acties
66
(2)
(24)
39
92
(24)
–
68
107
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
174
(12)
84)
78
128
(37)
–
91
169
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
82 421
278)
(27 946)
54 197
31 150
(153)
–
30 997
85 194
Overgangsregio's
16 151
(6)
(4 196)
11 949
6 579
(27)
–
6 553
18 502
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
25 870
(43)
(8 944)
16 883
9 811
(171)
–
9 640
26 523
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
613
–
(271)
343
258
(12)
–
246
588
Cohesiefonds
24 398
11)
(9 214)
15 173
10 693
(14)
–
10 678
25 851
Europese territoriale samenwerking
3 514
(15)
(1 184)
2 314
2 193
(6)
–
2 188
4 502
Technische bijstand
218
(18)
(73)
126
247
(123)
(0)
124
251
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
1 101
(0)
(351)
750
557
(3)
–
554
1 304
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
2 248
(7)
(1 016)
1 224
434
(3)
–
431
1 655
Connecting Europe Facility (CEF)
4 704
(13)
(745)
3 946
1 655
(7)
–
1 648
5 595
Proefprojecten en voorbereidende acties
22
(1)
(6)
14
8
(2)
–
6
20
Totaal MFK-rubriek 1
196 837
(1 323)
(67 640)
127 874
87 357
(8 237)
(4)
79 117
206 991
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
309
(14)
228)
67
44 364
(44 082)
–
282
349
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
32 742
(108)
(12 174)
20 460
14 427
(292)
–
14 134
34 594
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
3 218
(233)
(754)
2 231
1 070
(21)
(0)
1 049
3 280
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
21
(3)
(10)
8
94
(87)
–
7
15
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
1 564
(2)
(283)
1 279
522
(34)
–
488
1 768
Gedecentraliseerde agentschappen
3
(0)
(3)
–
66
(63)
–
3
3
Andere acties en maatregelen
6
–
(6)
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
20
(0)
(7)
12
16
(0)
–
15
28
Specifieke acties
0
–
–
0
–
–
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 2
37 883
360)
(13 466)
24 058
60 560
(44 580)
(0)
15 980
40 037
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
2 447
(34)
(721)
1 692
986
(17)
–
969
2 662
Consumenten
41
(1)
(20)
21
29
(9)
–
20
40
Creatief Europa
193
7)
91)
94
239
115)
–
124
219
Noodhulp binnen de Unie (IES)
90
1)
67)
22
199
160)
–
40
62
Fonds voor interne veiligheid
1 420
19)
(433)
969
799
(22)
–
777
1 746
IT-systemen
47
(1)
(13)
34
12
(0)
–
12
46
Justitie
90
1)
(34)
55
48
(13)
–
35
90
Rechten, gelijkheid en burgerschap
115
1)
(63)
51
64
(10)
–
54
105
Uniemechanisme voor civiele bescherming
44
(2)
(21)
21
35
(13)
–
21
43
Europa voor de burger
22
0)
(13)
9
28
(16)
–
12
21
Levensmiddelen en diervoeders
316
(31)
(187)
98
281
(60)
–
221
319
Gezondheid
133
6)
46)
81
68
16)
–
52
133
Gedecentraliseerde agentschappen
132
(1)
(5)
126
956
(841)
–
115
242
Proefprojecten en voorbereidende acties
24
(1)
9)
14
11
(2)
–
9
24
Specifieke acties
77
(1)
(59)
17
99
(34)
–
65
82
Totaal MFK-rubriek 3
5 194
107)
(1 781)
3 306
3 855
(1 327)
–
2 528
5 834
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
6 899
(124)
(1 225)
5 549
2 097
(221)
0)
1 875
7 425
Macrofinanciële bijstand
40
(0)
(0)
40
10
(5)
–
5
45
Garantiefonds voor externe acties
–
–
–
–
138
(138)
–
–
–
Uniemechanisme voor civiele bescherming
18
(1)
6)
12
7
(3)
–
4
15
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp (EUAV)
18
(0)
(2)
16
20
(14)
–
6
22
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
275
–
(275)
–
325
(0)
–
325
325
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
7 662
(185)
(1 724)
5 753
2 501
(421)
(0)
2 080
7 833
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
8 643
(218)
(2 418)
6 006
3 015
(265)
–
2 749
8 755
Partnerschapsinstrument (PI)
376
6)
(113)
257
146
(17)
0)
129
386
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
370
10)
(139)
222
189
(52)
0)
137
358
Stabiliteit en vrede (IcSP)
623
34)
(220)
369
373
(114)
(0)
258
627
Humanitaire hulp
899
(33)
(429)
437
1 533
(1 077)
(0)
456
893
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
243
(32)
(80)
132
371
(236)
–
134
266
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
122
(8)
(39)
75
33
(1)
–
32
107
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
20
(20)
–
–
–
Andere acties en programma’s
154
(13)
(29)
113
208
(168)
–
39
152
Proefprojecten en voorbereidende acties
22
(1)
(7)
13
3
(1)
–
2
16
Specifieke acties
113
2)
(42)
70
76
(19)
–
57
126
Totaal MFK-rubriek 4
26 478
(667)
(6 746)
19 064
11 062
(2 773)
(1)
8 288
27 352
5
Pensioenen
–
–
–
–
1 879
(1 879)
–
–
–
Europese scholen
0
(0)
(0)
–
190
(188)
–
2
2
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
6
–
(2)
3
4
(0)
–
3
6
Administratieve uitgaven van de Commissie
354
(26)
328)
0
3 772
(3 407)
(0)
365
366
Administratieve uitgaven van andere instellingen
507
(61)
(444)
2
4 280
(3 695)
0
584
587
Totaal MFK-rubriek 5
867
(87)
(775)
6
10 124
(9 169)
(0)
955
961
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
0
(0)
(0)
–
28
(28)
–
0
0
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
–
–
–
–
152
(152)
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 9
0
(0)
(0)
–
180
(180)
–
0
0
Totaal
267 258
(2 544)
(90 407)
174 307
173 139
(66 265)
(5)
106 868
281 175
4.10. MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
miljoen EUR
Programma
< 2012
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Totaal
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
–
–
–
–
0
4
687
2 022
2 714
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
0
0
–
–
47
112
564
501
1 224
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
–
–
546
–
15
306
267
321
1 454
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
–
–
–
0
0
3
12
227
243
Europees Solidariteitskorps (ESK)
–
–
–
–
–
–
–
17
17
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
–
–
97
72
77
103
108
139
596
Horizon 2020
246
273
784
1 440
2 120
2 908
4 320
8 450
20 541
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
8
1
2
7
24
35
48
150
275
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
2
4
181
6
46
113
242
350
943
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
0
0
1
23
43
93
199
497
855
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
2
4
6
7
13
14
60
116
222
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
–
0
–
1
4
15
44
109
175
CEF - Energie
5
2
2
245
235
387
532
664
2 072
CEF - Vervoer
13
–
6
226
192
705
1 166
1 934
4 241
CEF - Information & Communications Technology (ICT)
–
0
–
21
34
135
85
173
448
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
254
–
–
–
–
–
–
–
254
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
0
1
15
35
52
Andere acties en programma’s
22
4
14
14
23
35
103
189
404
Proefprojecten en voorbereidende acties
2
1
2
0
3
8
23
68
107
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
0
0
4
5
5
17
46
91
169
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
510
445
3 057
651
5 465
16 652
27 416
30 997
85 194
Overgangsregio's
38
–
–
149
1 594
4 066
6 102
6 553
18 502
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
53
–
626
327
1 766
5 071
9 040
9 640
26 523
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
–
–
–
9
38
74
222
246
588
Cohesiefonds
159
–
487
321
1 046
3 598
9 561
10 678
25 851
Europese territoriale samenwerking
40
9
52
–
5
417
1 780
2 199
4 502
Technische bijstand
1
1
0
2
27
37
60
124
251
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
–
–
–
0
36
300
415
554
1 304
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
–
–
–
0
397
413
413
431
1 655
Connecting Europe Facility (CEF)
–
–
–
279
550
1 608
1 510
1 648
5 595
Proefprojecten en voorbereidende acties
0
–
–
1
1
4
9
6
20
Totaal MFK-rubriek 1
1 355
744
5 867
3 807
13 803
37 234
65 049
79 131
206 991
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
–
–
–
0
3
9
55
282
349
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
34
–
293
198
1 567
7 296
11 072
14 134
34 594
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
9
3
96
4
358
760
1 000
1 049
3 280
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
–
–
–
–
–
3
5
7
15
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
142
53
72
107
209
229
273
682
1 768
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
0
3
3
Andere acties en maatregelen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
0
0
0
2
1
4
5
15
28
Specifieke acties
–
–
–
0
0
–
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 2
186
56
461
311
2 138
8 301
12 411
16 173
40 037
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
20
17
29
4
37
491
1 094
969
2 662
Consumenten
–
0
0
1
2
4
14
20
40
Creatief Europa
–
–
1
4
6
22
61
124
219
Noodhulp binnen de Unie (IES)
–
–
–
–
–
13
9
40
62
Fonds voor interne veiligheid
19
42
13
12
26
266
589
777
1 746
IT-systemen
1
0
0
1
2
3
25
12
46
Justitie
1
1
4
4
8
16
21
35
90
Rechten, gelijkheid en burgerschap
3
4
2
4
7
12
19
54
105
Uniemechanisme voor civiele bescherming
–
0
–
1
2
6
12
21
43
Europa voor de burger
0
–
0
0
0
1
7
12
21
Levensmiddelen en diervoeders
1
0
2
6
9
27
52
221
319
Gezondheid
4
1
2
5
14
22
33
52
133
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
0
12
114
115
242
Proefprojecten en voorbereidende acties
0
1
1
2
3
3
4
9
24
Specifieke acties
0
0
0
0
0
2
15
65
82
Totaal MFK-rubriek 3
50
67
56
45
118
901
2 069
2 528
5 834
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
349
94
522
437
971
1 475
1 702
1 875
7 425
Macrofinanciële bijstand (MFB)
–
–
–
–
–
–
40
5
45
Garantiefonds voor externe acties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Uniemechanisme voor civiele bescherming
–
–
–
2
2
2
6
4
15
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp (EUAV)
–
–
–
7
3
2
4
6
22
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
–
–
–
–
–
–
–
325
325
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
426
341
485
594
783
1 367
1 716
2 120
7 833
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
250
178
453
564
938
1 424
2 198
2 751
8 755
Partnerschapsinstrument (PI)
0
8
13
37
42
70
82
133
386
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
5
2
9
20
35
61
90
137
358
Stabiliteit en vrede (IcSP)
7
9
20
36
67
88
141
258
627
Humanitaire hulp
9
13
14
8
11
117
267
456
893
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
4
14
2
24
23
21
43
134
266
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
7
4
7
10
12
18
18
32
107
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Andere acties en programma’s
5
4
2
13
23
31
36
39
152
Proefprojecten en voorbereidende acties
3
1
0
1
3
0
5
2
16
Specifieke acties
1
2
1
2
7
20
37
57
126
Totaal MFK-rubriek 4
1 065
671
1 526
1 753
2 920
4 697
6 385
8 335
27 352
5
Pensioenen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Europese scholen
–
–
–
–
–
–
0
2
2
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
–
–
–
–
–
0
3
3
6
Administratieve uitgaven van de Commissie
–
–
0
0
–
0
0
365
366
Administratieve uitgaven van andere instellingen
0
0
0
0
0
0
0
587
587
Totaal MFK-rubriek 5
–
–
0
0
–
0
3
957
961
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
–
–
–
–
–
–
0
0
0
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 9
–
–
–
–
–
–
0
0
0
Totaal
2 656
1 538
7 910
5 916
18 979
51 133
85 917
107 126
281 175
5. UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING
5.1.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
miljoen EUR
Begrotingskredieten
Vastgestelde rechten
Ontvangsten
Ontvangsten als % van de begroting
Nog te
ontvangen
Instelling
Oor-spronkelijk goedge-keurde begroting
Definitief goedge-keurde begroting
Lopend jaar
Overgedragen
Totaal
Op rechten van lopend jaar
Op over-gedragen rechten
Totaal
1
2
3
4
5=3+4
6
7
8=6+7
9=8/2
10=5-8
Europees Parlement
164
164
197
19
217
191
3
194
118 %
23
Europese Raad en Raad
53
53
79
2
81
79
1
80
151 %
1
Commissie
144 315
144 401
164 179
8 210
172 389
157 870
773
158 643
110 %
13 747
Hof van Justitie
56
56
53
0
53
53
0
53
96 %
0
Rekenkamer
21
21
21
0
21
21
–
21
101 %
0
Europees Economisch en Sociaal Comité
12
12
16
0
16
16
0
16
136 %
–
Comité van de Regio's
9
9
11
0
11
11
0
11
124 %
0
Europese Ombudsman
1
1
1
0
1
1
0
1
86 %
0
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
1
1
1
0
1
1
0
1
78 %
–
Europese Dienst voor extern optreden
49
49
296
2
297
295
2
297
607 %
1
Totaal
144 681
144 768
164 856
8 234
173 090
158 539
779
159 318
110 %
13 771
Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld.
De begroting en de begrotingsuitvoering van de agentschappen zijn niet geconsolideerd in de EU-begroting. De subsidie van de Commissie maakt deel uit van de EU-begroting.
Wat de EDEO betreft, zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie ten belope van 141,7 miljoen EUR (2017: 144 miljoen EUR) en van het EOF en de trustfondsen ten belope van 70,1 miljoen EUR (2017: 72 miljoen EUR) ontvangt, ter dekking van de in het kader van het EOF en het trustfonds gefinancierde kosten van het personeel van de Commissie bij de delegaties en met inbegrip van in het jaar door deze bijdragen voortgebrachte bestemmingsontvangsten. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.
5.2.BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbare
kredieten
Gedane vastleggingen
Naar 2019 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
Instelling
Van definitief goedgekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestem-mings- ontvangsten
Totaal
%
Van bestem-mings- ontvangsten
Over-drachten bij besluit
Totaal
Van definitief goedge-keurde begroting
Van over-drachten
Van bestem-mings- ontvangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+3+4
6=5/1
7
8
9=7+8
10
11
12
13=10+ 11+12
Europees Parlement
2 031
1 934
3
56
1 993
98 %
22
0
22
16
–
0
16
Europese Raad en Raad
629
527
4
24
555
88 %
23
0
23
46
5
0
51
Commissie
174 003
155 941
866
12 051
168 859
97 %
4 386
525
4 911
215
18
0
233
Hof van Justitie
411
407
0
1
407
99 %
1
0
1
3
0
0
3
Rekenkamer
146
140
0
0
141
96 %
0
0
0
6
0
0
6
Europees Economisch en Sociaal Comité
140
134
0
4
138
99 %
0
0
0
2
0
0
2
Comité van de Regio’s
98
95
0
2
97
99 %
0
0
0
1
0
0
1
Europese Ombudsman
11
10
0
0
10
95 %
0
0
0
1
0
0
1
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
14
14
0
0
14
94 %
0
0
0
1
0
0
1
Europese Dienst voor extern optreden
984
678
0
247
925
94 %
59
0
59
1
0
0
1
Totaal
178 468
159 881
873
12 385
173 139
97 %
4 491
525
5 015
291
23
0
314
5.3.BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbare
kredieten
Gedane betalingen
Naar 2019 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
Instelling
Van
definitief
goedge-keurde
begroting
Van
over-
drachten
Van
bestemmings-
ontvangsten
Totaal
%
Auto-matische over-drachten
Over- drachtenbij besluit
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
Van
definitief
goed-gekeurde
begroting
Van over-drachten
Van
bestem-mings-
ontvangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+3+4
6=5/1
7
8
9
10=7+8+9
11
12
13
14
Europees Parlement
2 321
1 637
268
28
1 933
83 %
298
0
50
347
16
24
0
41
Europese Raad en Raad
681
470
43
23
536
79 %
61
0
24
84
46
14
0
60
Commissie
161 390
139 260
1 394
11 879
152 533
95 %
706
465
7 294
8 465
322
68
2
392
Hof van Justitie
432
386
18
1
404
94 %
21
0
1
22
3
3
0
6
Rekenkamer
154
133
7
0
140
91 %
7
0
0
8
6
1
0
6
Europees Economisch en Sociaal Comité
150
126
8
3
137
91 %
8
0
1
9
2
2
0
4
Comité van de Regio’s
108
87
8
1
96
90 %
8
0
1
9
1
1
0
2
Europese Ombudsman
12
10
1
0
11
91 %
0
0
0
0
1
0
0
1
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
16
11
1
0
12
75 %
2
0
0
2
1
1
0
2
Europese Dienst voor extern optreden
1 090
575
93
202
870
80 %
102
0
105
208
1
11
–
12
Totaal
166 353
142 695
1 840
12 138
156 673
94 %
1 214
465
7 475
9 154
398
126
2
526
6. UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN
Hierna wordt verslag uitgebracht over de ontvangsten en uitgaven van de gedecentraliseerde (ook bekend als traditionele) en de uitvoerende agentschappen.
De ontvangsten en uitgaven van de agentschappen zijn niet geconsolideerd in de EU-begroting. De subsidie van de Commissie maakt deel uit van de EU-begroting.
Andere bronnen van inkomsten en daarmee verrichte uitgaven van de agentschappen worden niet in de begrotingsrekeningen van de EU opgenomen. Elk agentschap presenteert zijn eigen rekening. De informatie in de onderstaande tabellen verschaft het totale financiële plaatje van deze EU-instanties.
6.1.BEGROTINGSONTVANGSTEN
miljoen EUR
Agentschap
Financiering van de Commissie (beleidsterrein)
Definitief goedgekeurde begroting
Ontvangen bedragen
Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators - ACER
6
14
14
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie - BEREC
9
4
4
Communautair Bureau voor plantenrassen - CPVO
17
17
18
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding - CHAFEA
17
11
11
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur - EACEA
15
50
50
Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk - EU-OSHA
4
15
15
Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - eu-LISA
18
94
97
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken - EASO
18
98
98
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - EASA
6
198
155
Europese Bankautoriteit - EBA
12
43
44
Europees Grens- en kustwachtagentschap - Frontex
18
289
306
Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding - ECDC
17
58
58
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding - Cedefop
15
18
18
Europees Agentschap voor chemische stoffen - ECHA
2
119
121
Europees Milieuagentschap - EEA
7
66
66
Europees Bureau voor visserijcontrole -EFCA
11
17
17
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid - EFSA
17
80
80
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden - Eurofound
4
21
21
Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)
6
33
746
Europees Instituut voor gendergelijkheid - EIGE
4
8
8
Europees Instituut voor innovatie en technologie - EIT
15
370
345
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — EIOPA
12
25
25
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid - EMSA
6
77
103
Europees Geneesmiddelenbureau - EMA
2
338
317
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving - EWDD
18
16
16
Europese Politiedienst (Europol)
18
137
137
Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad - ERCEA
8
49
49
Europese Autoriteit voor effecten en markten - ESMA
12
44
44
Europese Stichting voor opleiding - ETF
15
20
20
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten - FRA
18
23
23
Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving - Cepol
18
9
14
Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging - Enisa
9
11
12
Spoorwegbureau van de Europese Unie
6
29
29
Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie - EUIPO
12
403
245
Eenheid van de Europese Unie voor justitiële samenwerking - Eurojust
33
38
38
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen - EASME
6
44
44
Fusion for Energy - F4E
8
795
831
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken - INEA
6
27
27
Uitvoerend Agentschap onderzoek - REA
8
70
70
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
15
47
41
Totaal
3 822
4 377
miljoen EUR
Soort ontvangsten
Definitief goedge-keurde begroting
Ontvangen bedragen
Subsidie van de Commissie
1 424
1 425
Inkomsten uit heffingen
746
726
Overige inkomsten
1 652
2 226
Totaal
3 822
4 377
6.2.VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
Agentschap
Totaal beschikbare kredieten
Gedane vastleggingen
Totaal beschikbare kredieten
Gedane betalingen
Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators - ACER
14
13
17
14
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie - BEREC
4
4
5
4
Communautair Bureau voor plantenrassen - CPVO
19
17
18
16
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding - CHAFEA
11
10
13
10
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur - EACEA
50
49
56
48
Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk - EU-OSHA
16
16
20
14
Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - eu-LISA
211
154
107
94
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken - EASO
103
94
106
86
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - EASA
237
179
244
151
Europese Bankautoriteit - EBA
44
44
47
41
Europees Grens- en kustwachtagentschap - Frontex
318
306
406
293
Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding - ECDC
59
58
69
57
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding - Cedefop
18
18
19
18
Europees Agentschap voor chemische stoffen - ECHA
121
117
133
114
Europees Milieuagentschap - EEA
97
78
102
61
Europees Bureau voor visserijcontrole -EFCA
18
17
22
19
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid - EFSA
80
80
87
80
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden - Eurofound
21
21
25
21
Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)
3 522
2 428
1 270
828
Europees Instituut voor gendergelijkheid - EIGE
8
8
9
8
Europees Instituut voor innovatie en technologie - EIT
459
395
380
340
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen - EIOPA
25
25
28
24
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid - EMSA
126
114
122
91
Europees Geneesmiddelenbureau - EMA
344
312
392
302
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving - EWDD
16
16
17
17
Europese Politiedienst (Europol)
143
132
156
129
Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad - ERCEA
49
49
51
48
Europese Autoriteit voor effecten en markten - ESMA
46
46
51
44
Europese Stichting voor opleiding - ETF
20
20
21
20
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten - FRA
23
23
30
23
Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving - Cepol
14
13
15
11
Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging - Enisa
12
12
13
11
Spoorwegbureau van de Europese Unie
30
30
34
30
Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie - EUIPO
422
245
445
235
Eenheid van de Europese Unie voor justitiële samenwerking - Eurojust
40
40
47
41
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen - EASME
44
44
49
45
Fusion for Energy - F4E
1 019
1 008
847
814
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken - INEA
27
27
28
26
Uitvoerend Agentschap onderzoek - REA
70
70
73
67
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
47
45
51
45
Totaal
7 946
6 376
5 625
4 342
miljoen EUR
Vastleggings-kredieten
Betalings-
kredieten
Soort uitgave
Totaal beschik-bare kredieten
Gedane vastleg-gingen
Totaal beschik-bare kredieten
Gedane betalingen
Administratieve uitgaven
368
352
445
334
Personeelskosten
1 220
1 188
1 236
1 181
Operationele uitgaven
6 358
4 836
3 944
2 826
Totaal
7 946
6 376
5 625
4 342
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST
Actuariële veronderstellingen
Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.
Actuariële winsten en verliezen
Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Zij ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.
Administratieve kredieten
Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).
Goedgekeurde begroting
De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra de begrotingsautoriteit ermee heeft ingestemd.
Gewijzigde begroting
Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.
Bij de lidstaten op te vragen bedragen
Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.
Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)
De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en het internecontrolekader. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen moet de „gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.
Kredieten
De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de “gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.
Bestemmingsontvangsten
Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films.
Voor verkoop beschikbare financiële activa
Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).
Begrotingsonderdeel
De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.
Annulering van kredieten
Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.
Overdracht van kredieten
Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.
Vastlegging
Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.
Vastleggingskredieten
Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en -besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.
Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten
De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.
Vrijmaking
Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.
Regeling met toegezegde uitkeringen
Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.
Derivaten
Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.
Direct beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.
Disconteringsvoet
Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.
Effectieve rentevoet
De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt verdisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.
Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).
Financiële correctie
Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onterechte of onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van ten onrechte verrichte betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.
Een “bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een “vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.
De financiële correctie is “uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.
Indirect beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.
Onderbrekingen en opschortingen
Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat naliet ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.
Onregelmatigheid
Onder onregelmatigheid wordt verstaan, iedere handeling die niet in overeenstemming is met de EU-regels en de financiële belangen van de EU kan schaden, voortkomend uit vergissingen begaan door begunstigden die geldmiddelen aanvragen of door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Is de onregelmatigheid opzettelijk, dan is er sprake van fraude.
Vervallen kredieten
Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet. Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten “n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar “n+3” opnieuw worden opgevoerd.
Eigen middelen
De belangrijkste financieringsbron voor de instellingen en organen van de EU, zoals omschreven in de eigenmiddelenverordening nr. 609/2014. De eigen middelen bestaan uit op het bni gebaseerde middelen, btw-middelen en de traditionele eigen middelen.
Betalingskredieten
Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.
Voor
financiering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt teruggestort.
Preventieve maatregel
Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.
Reste à liquider (RAL — nog betaalbaar te stellen vastleggingen)
De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.
Gedeeld beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de EU-uitgaven valt onder deze wijze van uitvoering.
Traditionele eigen middelen
Inkomsten van de EU die deel uitmaken van de “eigen middelen” waarmee de activiteiten van de EU worden gefinancierd. De traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in Verordening 609/2014 en omvatten douanerechten en suikerheffingen.
Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)
Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, -hoofdstukken, -artikelen en -posten plaatsvinden en het vereiste niveau van goedkeuring.
LIJST VAN AFKORTINGEN
AAR
Jaarlijks activiteitenverslag
ABB
Activity Based Budgeting
ABM
Activity Based Management
ACER
Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators
AMIF
Fonds voor asiel, migratie en integratie
AOD
Gedelegeerd ordonnateur
ARTEMIS
Advanced Research & Technology for EMbedded Intelligent Systems
Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen
INEA
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken
IPA II
Instrument voor pretoetredingssteun
IPSAS
International Public Sector Accounting Standards (internationale boekhoudnormen voor de overheid)
ISF
Fonds voor interne veiligheid
IT
Informatietechnologie
ITER
Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor
JAP
Gezamenlijk actieplan
JRC
Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek
GO
Gemeenschappelijke onderneming
LGTT
Garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten
MAP
Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap
MEP
Lid van het Europees Parlement
MFB
Macrofinanciële bijstand
MFK
Meerjarig financieel kader
MKMO
Micro-, kleine of middelgrote onderneming
NEET's
Jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen
EMB
Eigenmiddelenbesluit
PBI
Projectobligatie-initiatief
PF4EE
Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie
PGF
Deelnemersgarantiefonds
PMF
Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit
PPP
Publiek-privaat partnerschap
PSEO
Pensioenregeling voor Europese ambtenaren
O&I
Onderzoek en innovatie
RAL
Nog betaalbaar te stellen vastleggingen
REA
Uitvoerend Agentschap Onderzoek
RSFF
Financieringsfaciliteit met risicodeling
OTO
Onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie
S&P
Standard & Poor's Financial Services LLC
SANAD
MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen
SAPARD
Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling.
SEMED
Southern and Eastern Mediterranean Micro, Small and Middle sized Entreprises Financial Inclusion Programme
SESAR
Gemeenschappelijke Onderneming Single European Sky ATM Research
SIUGI
Instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het KMO-initiatief
KMO/MKB
Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf
SMEW
Kmo-venster
VWEU
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
TEM
Traditionele eigen middelen
TRDI
Tijdelijk plattelandsontwikkelingsinstrument
BTW
Belasting over de toegevoegde waarde
JWI
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
(1) Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt. Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. Zie artikel 5 VWEU. (2) Zie de Mededeling van de Commissie „Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, COM(2010) 2020 van 3 maart 2010. (3)
Mededeling van de Commissie “Next steps for a sustainable European future European action for sustainability”, SWD(2016) 390 final van 22 november 2016.
(4) Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2013/C 373/01). (5) Verordening (EU, Euratom) nr. 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1). (6) Artikel 317 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. (7) Zie voor nadere informatie de mededeling aan de Commissie van voorzitter Juncker en eerste vice-voorzitter Timmermans: Governance in the European Commission, C(2017) 6915 final van 11 oktober 2017, URL: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/c_2017_6915_final_en.pdf. (8) De interne controlenormen bijvoorbeeld, zijn gebaseerd op de internecontrolebeginselen van COSO 2013. (9)https://ec.europa.eu/info/publications/governance-in-the-commission_en. Voor nadere bijzonderheden, zie Mededeling aan de Commissie C(2018)7704, “Streamlining and strengthening corporate governance within the European Commission”, https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/file_import/streamlining-strengthening-corporate-governa-nce-european-commission_en.pdf. (10)
Speciaal verslag nr. 27/2016, “Governance bij de Europese Commissie – goede praktijken?”
(11) De term „de Europese Commissie” wordt daarom zowel gebruikt ter aanduiding van de instelling gevormd door de leden van de Commissie — het College, als van de administratie geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen). (12)
De pensioenregeling is een notioneel (virtueel) fonds met toegezegde uitkeringen, waarbij de toekomstige pensioenen worden gefinancierd uit de bijdragen van personeelsleden. Alhoewel de bijdragen niet in een echt fonds worden belegd, wordt verondersteld dat het bedrag dat in een dergelijk fonds zou zijn ingebracht, is belegd in langlopende obligaties van de lidstaten en wordt dat bedrag vertaald in de pensioenverplichting opgenomen in de jaarrekening van de Europese Unie. De lidstaten garanderen gezamenlijk de betaling van de prestaties overeenkomstig artikel 83 van het Statuut en artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie COM (2018) 829 voor een gedetailleerde beschrijving van het stelsel);
(13) Zie voor meer informatie: Europese Commissie, European Economic Forecast, najaar 2019: https://ec.europa.eu/info/publications/european-economic-forecast-winter-2019_en.