Toelichting bij COM(2020)500 - Europees Semester 2020: landspecifieke aanbevelingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2020)500 - Europees Semester 2020: landspecifieke aanbevelingen. |
---|---|
bron | COM(2020)500 |
datum | 20-05-2020 |
Inhoudsopgave
- Brussel, 20.5.2020
- 1.ECONOMISCHE VOORUITZICHTEN
- Vak 1: Geactualiseerde situatie van het toezicht in het stabiliteits- en groeipact in de context van de algemene ontsnappingsclausule
- 2.BELANGRIJKSTE DOELSTELLINGEN VAN DE AANBEVELINGEN VOOR 2021
- 2.1Stabiliteit
- 2.2Rechtvaardigheid
- Vak 3: Gezondheidszorg
- 2.3Milieuduurzaamheid
- 2.4Productiviteit en concurrentievermogen
- 3.EEN GEZAMENLIJKE INSPANNING VAN EU-INSTELLINGEN EN LIDSTATEN
- 4.HET EUROPEES SEMESTER EN DE EU-BEGROTING
- Volgende stappen
- Figuur 1: Mate van uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen van 2011-2019
- Figuur 2: Tenuitvoerlegging van landspecifieke aanbevelingen: jaarlijkse beoordeling in elk achtereenvolgend jaar sinds 2011 versus uitvoering tot op heden
COM(2020) 500 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Europees Semester 2020: landspecifieke aanbevelingen
Inleiding
De Europese Unie heeft te maken met een ongekende economische schok ten gevolge van de COVID-19-pandemie. Gezondheids- en afzonderingsmaatregelen en de weerslag daarvan op de productie, de vraag en de handel hebben de economische activiteit beperkt en hebben geleid tot hogere werkloosheidscijfers, een sterke terugval van de inkomsten van ondernemingen, hogere overheidstekorten en toenemende verschillen binnen en tussen de lidstaten.
Een sterke, gecoördineerde Europese economische respons is cruciaal. De negatieve economische en sociale gevolgen van de crisis, de mogelijke fragmentering van de eengemaakte markt en de aanzienlijke economische verschillen en onevenwichtigheden binnen de EU moeten tot een minimum worden beperkt.
Concurrerende duurzaamheid, zoals uiteengezet in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei, vormt de kern van de sociale markteconomie van Europa. De lidstaten moeten zich blijven richten op de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid, namelijk economische stabiliteit, sociale rechtvaardigheid, milieuduurzaamheid en productiviteit en concurrentievermogen, en moeten ook bijzondere aandacht schenken aan de gezondheidszorg. Een dergelijke economische agenda zou de EU en haar lidstaten helpen de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties te verwezenlijken en hen op weg zetten naar klimaatneutraliteit in 2050.
Vooral in tijden van crisis heeft de eengemaakte markt haar waarde bewezen door ervoor te zorgen dat essentiële producten, diensten en werknemers mensen in nood bereiken. De integriteit van deze markt is echter ernstig geschaad door een aantal nationale maatregelen die de verspreiding van de pandemie moeten tegengaan. Om het potentieel voor economisch herstel zo goed mogelijk te benutten, zullen de geleidelijke opheffing van de beperkingen hand in hand moeten gaan met inspanningen om de eengemaakte markt te versterken en deze veerkrachtiger te maken voor de toekomst.
Het Europees Semester is nu bijzonder noodzakelijk gelet op de omvang van de schok en de ongekende aard van de economische beleidsmaatregelen 1 die de lidstaten nemen. Het is van het grootste belang dat de coördinatie van het economisch beleid in de EU doeltreffend wordt gewaarborgd. Het Semester biedt de lidstaten de mogelijkheid hun beleidsmaatregelen te bespreken, beste praktijken uit te wisselen en een gemeenschappelijke aanpak af te spreken, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 13 maart 2020 en het stappenplan naar een Europees herstel van 24 april.
In het proces van het Europees Semester dat dit jaar plaatsvindt, wordt weergegeven dat de lidstaten zich moeten richten zowel op de onmiddellijke maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de pandemie aan te pakken en te beperken als op de maatregelen waarmee de economische activiteit veilig kan worden heropgestart. Dringende prioriteiten betreffen gezondheidsgerelateerde investeringen, inkomenssteun voor getroffen werknemers, verschaffing van liquiditeit aan bedrijven (met name kleine en middelgrote ondernemingen) en maatregelen om een symmetrisch herstel te ondersteunen en de integriteit van de eengemaakte markt te vrijwaren.
Bij de heropstart van de economie moeten de lidstaten zich toeleggen op een herstelstrategie waarmee de weg wordt gebaand voor de groene en digitale transitie in overeenstemming met de Europese Green Deal. Door de stap te zetten naar een duurzaam economisch model, hetgeen mogelijk wordt gemaakt door digitale en schone technologieën, kan Europa een koploper worden in de transformatie. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar investeringsprojecten die zich in een vergevorderd stadium van ontwikkeling bevinden en die onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd met ondersteuning van de verschillende initiatieven van het EU-herstelplan. Voorts zullen de lidstaten zich verplicht zien de toenemende ongelijkheid aan te pakken en het fysieke en menselijke kapitaal te stimuleren, ondersteund door groeibevorderende investeringen en hervormingen. Zij moeten ook de eengemaakte markt beschermen, veerkrachtige en duurzame toeleveringsketens vrijwaren en vrije en eerlijke handel wereldwijd blijven bevorderen. De economische vooruitzichten in de wereld zijn aan het verslechteren. Dit zal gevolgen hebben voor de economie van de EU terwijl het herstel ermee gediend zou zijn dat de openheid van de handel wederzijds gehandhaafd blijft. Ten slotte moeten de lidstaten in een moeilijker geworden context zorgen voor macro-economische stabiliteit. Met de nooit eerder geziene economische beleidsmaatregelen die op nationaal vlak worden genomen, en de groeiende rol die de overheid in de economie speelt, zal een belangrijke rol weggelegd zijn voor doeltreffende overheidsdiensten, ook om corruptie en belastingontduiking te bestrijden.
Ondanks de snelle en omvattende beleidsrespons, zowel van de EU als op nationaal niveau, wordt verwacht dat de Europese economie dit jaar een recessie van historische omvang zal doormaken. Volgens de economische voorjaarsprognoses 2020 zal de Europese economie in 2020 een recordkrimp doormaken van 7,5 %, alvorens in 2021 met 6 % op te veren, hetgeen ongeveer negen procentpunt minder is dan in de economische najaarsprognoses 2019. De pandemie en de daarmee verbonden afzonderingsmaatregelen hebben zware gevolgen gehad voor de consumentenuitgaven, de industriële productie, de investeringen, de handel, de kapitaalstromen en de toeleveringsketens. De mogelijke versoepeling van de afzonderingsmaatregelen in de komende maanden moet de aanzet geven tot een solide herstel. De Europese economie zou volgens de huidige prognoses de verliezen van dit jaar echter niet volledig goedmaken tegen het einde van 2021, en de onzekerheid en risico’s in de economische vooruitzichten blijven zeer hoog.
Hoewel de pandemie alle lidstaten heeft getroffen, zijn er verschillen in de economische gevolgen. De schok die de EU-economie ondervindt, is symmetrisch omdat de pandemie alle lidstaten heeft getroffen, maar zowel de daling van de output in 2020 (van -4,2 % in Polen tot -9,7 % in Griekenland) als de kracht van het herstel in 2021 zouden aanzienlijk uiteenlopen naargelang van de lidstaat. Het economisch herstel van elke lidstaat zal niet alleen afhangen van de ontwikkeling van de pandemie in dat land, maar ook van de veerkracht en de structuur van zijn economie en het vermogen om te reageren op stabiliseringsmaatregelen. Gelet op de onderlinge afhankelijkheid van de EU-economieën zal de dynamiek van het herstel in elke lidstaat ook van invloed zijn op het herstel van andere lidstaten.
Een gecoördineerde reactie is noodzakelijk. Om de economische schade te beperken, een passende gezondheidszorg te verzekeren en een snel, robuust herstel van de economie te bevorderen in de richting van een duurzame en inclusieve groei, zal het van cruciaal belang zijn dat de Europese en nationale beleidsniveaus efficiënt blijven optreden. Maatregelen op het gebied van gezondheidszorg en civiele bescherming zijn van cruciaal belang om de economie veilig te openen, en verdienen bijzondere aandacht. De economische opvering in 2021 zal in grote mate afhangen van de vraag of de lidstaten in staat zijn de economische activiteit veilig en duurzaam te hervatten, door de nodige tests en traceringen te verrichten en andere maatregelen te nemen ter bescherming van de gezondheid.
Regelingen voor deeltijds werken, loonsubsidies en steun voor ondernemingen zullen het banenverlies beperken maar de pandemie zal ernstige gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt. De werkloosheid in de EU zal naar verwachting toenemen van 6,7 % in 2019 tot 9 % in 2020 en vervolgens terugvallen tot ongeveer 8 % in 2021. Sommige lidstaten zullen de werkloosheid sterker zien toenemen dan andere omdat een groot deel van de werknemers die afhankelijk zijn van sectoren zoals het toerisme, bijzonder kwetsbaar is.
De lidstaten hebben doortastend gereageerd met begrotingsmaatregelen om de economische schade ten gevolge van de pandemie te beperken. “Automatische stabilisatoren", zoals sociale uitkeringen, aangevuld met discretionaire begrotingsmaatregelen, zullen leiden tot een stijging van de overheidsuitgaven. Daardoor kan worden verwacht dat het totale overheidstekort van de eurozone en van de EU zal stijgen van slechts 0,6 % van het bbp in 2019 tot ongeveer 8½ % in 2020, en vervolgens weer dalen tot ongeveer 3½ % in 2021. Na een dalende trend te hebben gevolgd sinds 2014 zou de overheidsschuldquote ook stijgen als gevolg van een combinatie van hogere schulden en een lager bbp. In de eurozone wordt verwacht dat deze zal toenemen van 86 % in 2019 tot 102¾ % in 2020 en vervolgens terugvallen tot 98¾ % in 2021. In de EU zal de schuldratio naar verwachting toenemen van 79,4 % in 2019 tot ongeveer 95 % dit jaar en vervolgens terugvallen tot 92 % volgend jaar.
De crisis zal zware gevolgen hebben voor de maatschappelijke situatie, met name voor kwetsbare groepen. Prioritair moeten de sociale gevolgen worden verzacht en moet worden voorkomen dat de armoede en de ongelijkheid permanent in de hoogte gaan. Bestaande en toekomstige maatregelen moeten alle werknemers beschermen. Mensen die vóór de crisis al kwetsbaar waren (zoals werknemers met een tijdelijk contract, laaggeschoolden, onvrijwillige deeltijdwerkers en zelfstandigen, migrerende werknemers) zullen waarschijnlijk het hardst getroffen worden, ook vanwege de ongelijke toegang tot digitale infrastructuur en vaardigheden. Het is ook belangrijk te erkennen dat vele werknemers die in de strijd tegen de COVID-19-pandemie met essentiële functies in de frontlijn stonden, tot deze kwetsbare categorieën behoren en dat aan hun specifieke behoeften moet worden tegemoetgekomen.
De huidige situatie houdt ook het risico in dat de economische en sociale verschillen, met onder meer regionale en territoriale ongelijkheden tussen en binnen de lidstaten, nog groter worden. Verschuivingen in de vraag en het vermogen van het bedrijfsleven om zich te herstellen zullen zich ten gevolge van verschillen in sectorspecialisatie asymmetrisch laten voelen in regio’s en gebieden binnen lidstaten. Diensten die rechtstreeks contact met consumenten vereisen, zullen naar verwachting nog het meest te lijden krijgen, met name door dalende omzet en werkgelegenheid in kleine en middelgrote ondernemingen. Lidstaten die genoeg ruimte op hun begroting hebben, kunnen het zich veroorloven ruimhartiger en langduriger steun te verlenen aan bedrijven en huishoudens dan lidstaten die minder budgettaire ruimte hebben. Zij zullen ook beter in staat zijn de hogere overheidstekorten en -schulden op te vangen, terwijl de behoefte om te voorzien in kwaliteitsvolle gezondheidszorg en blijvende sociale voorzieningen voor de slachtoffers van de crisis almaar groter wordt. Meer in het algemeen zullen lidstaten in uiteenlopende mate bekwaam zijn om de investeringen te bekostigen die nodig zijn voor de heropstart van hun economie en voor de financiering van de groene en digitale transitie. Deze verschillen zouden kunnen leiden tot een verstoring van het speelveld van de eengemaakte markt en tot grotere verschillen in de levensstandaard.
Vak 1: Geactualiseerde situatie van het toezicht in het stabiliteits- en groeipact in de context van de algemene ontsnappingsclausule
Toen duidelijk geworden is hoe zwaar de economische neergang zou zijn die waarschijnlijk uit de COVID-19-crisis zou voortvloeien, heeft de Commissie in haar mededeling van 20 maart 2020 aangenomen dat de huidige omstandigheden de activering van de algemene ontsnappingsclausule mogelijk maken. De algemene ontsnappingsclausule schorst de procedures van het stabiliteits- en groeipact niet. Daarmee wordt de lidstaten de mogelijkheid geboden om af te wijken van de budgettaire verplichtingen die normaliter van toepassing zijn, terwijl de Commissie en de Raad binnen het kader van het pact de nodige maatregelen op het gebied van beleidscoördinatie kunnen nemen.
Parallel met de beoordeling van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van 2020 heeft de Commissie een aantal stappen ondernomen in het kader van het stabiliteits- en groeipact.
Zij heeft verslagen overeenkomstig artikel 126, lid 3, aangenomen voor alle lidstaten, uitgezonderd Roemenië, dat reeds onder het corrigerende deel van het pact valt. In deze verslagen wordt beoordeeld of de lidstaten in 2020 voldoen aan het tekortcriterium, op basis van hun plannen of op basis van de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie. Daarnaast wordt in de verslagen voor Frankrijk, België, Cyprus, Griekenland, Italië en Spanje ook de naleving van het schuldcriterium in 2019 beoordeeld op basis van de begrotingsresultaten. In de verslagen worden alle relevante factoren onderzocht en wordt rekening gehouden met de grote en onzekere macro-economische en budgettaire gevolgen van de COVID-19-uitbraak.
De uitbraak van COVID-19 heeft buitengewone macro-economische en budgettaire effecten gehad die steeds duidelijker worden. Dit geeft aanleiding tot uitzonderlijke onzekerheid, onder meer om een geloofwaardig pad voor begrotingsbeleid uit te stippelen, dat enerzijds ondersteuning moet bieden om de kloof in de productie te dichten terwijl ook de houdbaarheid van de overheidsschuld moet worden verzekerd en uiteindelijk het buitensporige tekort moet worden gecorrigeerd. In het licht van deze situatie is de Commissie van oordeel dat in dit stadium geen besluit moet worden genomen over het al dan niet instellen van een EDP ten aanzien van lidstaten.
Roemenië is de enige lidstaat die reeds onder een buitensporigtekortprocedure valt. Op 3 april 2020 heeft de Commissie besloten dat er in Roemenië een buitensporig tekort bestaat en heeft zij Roemenië aanbevolen uiterlijk in 2022 een einde te maken aan de thans bestaande buitensporigtekortsituatie. De Raad heeft voor Roemenië 15 september 2020 als uiterste datum vastgesteld om doeltreffende actie te ondernemen en gedetailleerd verslag uit te brengen over de voorgenomen consolidatiestrategie om de doelstellingen te verwezenlijken
De Commissie zal de begrotingssituatie van de lidstaten opnieuw beoordelen op basis van de economische najaarsprognoses 2020 en de ontwerpbegrotingsplannen die de lidstaten van de eurozone uiterlijk op 15 oktober moeten indienen.
De aanbevelingen van vandaag weerspiegelen de nieuwe sociaal-economische realiteit van de COVID-19-crisis. Dit Europees Semester is opgebouwd rond twee dimensies om de lidstaten ertoe aan te zetten de veerkracht van hun economieën verder te versterken 2 :
·Een onmiddellijke respons met economische beleidsmaatregelen om de gezondheids- en sociaal-economische effecten van de COVID-19-crisis aan te pakken en te beperken (op korte termijn) Deze prioriteiten omvatten de vrijwaring van de werkgelegenheid en voorzien in inkomenssteun voor getroffen werknemers, overheidsuitgaven voor gezondheidszorg, liquiditeitsmaatregelen voor het bedrijfsleven (met name voor kleine en middelgrote ondernemingen) en een bescherming van de stroom van essentiële goederen op de interne markt. De begrotingsgerelateerde onderdelen van de landspecifieke aanbevelingen weerspiegelen de activering van de algemene ontsnappingsclausule in het stabiliteits- en groeipact.
·Heropstart van de economische activiteit en herstel van de groei, bevordering van de groene transitie en de digitale transformatie (op korte tot middellange termijn). De aandacht moet vooral uitgaan naar manieren om de economie nieuw leven in te blazen zodra de onmiddellijke acute effecten van de pandemie zijn ingeperkt. Een efficiëntere en sterkere verzorgingsstaat, een actief arbeidsmarktbeleid en de ontwikkeling van vaardigheden zullen noodzakelijk zijn. De landverslagen kunnen een bijdrage leveren op gebieden waar in de toekomst groei moet komen zodra de uitzonderlijke omstandigheden (bv. de afzonderingsmaatregelen) voorbij zijn.
Het kader dat in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 3 is gepresenteerd rond het concept “concurrerende duurzaamheid”, waarbij de nadruk ligt op economische stabiliteit, sociale rechtvaardigheid, milieuduurzaamheid en concurrentievermogen, moet de leidraad vormen voor het herstel. De aanbevelingen die vandaag aan de lidstaten worden gedaan, hebben betrekking op deze vier dimensies.
Uit de pandemie komt naar voren dat de economische, sociale en ecologische aspecten met elkaar verweven zijn en dat een holistische strategie voor herstel noodzakelijk is. Om die reden is het nog belangrijker dan voorheen de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s) van de Verenigde Naties in het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid op te nemen. Alle landspecifieke aanbevelingen zijn van toepassing op structurele hervormingen en investeringen. De landspecifieke aanbevelingen voor 2019 blijven relevant en moeten in aanmerking worden genomen voor de EU-fondsen, met name voor het cohesiebeleid. Het Europees Semester zal helpen voor de SDG’s relevante uitdagingen en beleidsaanbevelingen bovenaan op de beleidsagenda te plaatsen wanneer deze kunnen bijdragen tot een duurzame economie, in overeenstemming met de Europese Green Deal en de jaarlijkse strategie voor duurzame groei.
Een belangrijk onderdeel van het Semester, dat dit jaar een andere focus heeft gekregen, is het onderzoek naar de vraag of de lidstaten daadwerkelijk bekwaam zijn om een efficiënte respons te bieden op de crisis.
De COVID-19-crisis heeft de werking van de eengemaakte markt voor goederen aangetast met sluitingen van grenzen en belemmeringen van de uitvoer. Nationale beperkingen op de uitvoer van belangrijke producten voor de bestrijding van de pandemie, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen, maskers, beademingstoestellen en geneesmiddelen, ondermijnen de gemeenschappelijke strijd tegen de pandemie. Hoewel veel lidstaten hun beperkingen op verzoek van de Commissie uiteindelijk hebben opgeheven, kunnen de resterende ongerechtvaardigde en onnodige beperkingen in een aantal landen de toeleveringsketen verder verstoren en prijsstijgingen en tekorten van goederen veroorzaken. Om in de behoeften te voorzien zijn initiatieven genomen om zowel de lokale productie als de invoer uit derde landen te verhogen. Gezien de urgentie van de situatie moet de eengemaakte markt worden beschermd tegen niet-conforme producten. De rol van de autoriteiten voor markttoezicht en van de douaneautoriteiten blijft van cruciaal belang.
De eengemaakte markt zal profiteren van goed functionerende toeleveringsketens, zowel binnen de EU als wereldwijd. Gezien de mondiale aard van de toeleveringsketens, niet in de laatste plaats voor kritieke goederen (waaronder medische uitrusting), en de inzet van de EU voor de groene en digitale transitie moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de veerkracht en de duurzaamheid van deze ketens. Tegelijkertijd moet worden gezorgd voor meer diversificatie in onze toeleveringsketens en moet de capaciteit van de EU om kritieke goederen te produceren omhoog.
De werking van de eengemaakte dienstenmarkt staat bloot aan onevenredige regelgevende beperkingen, met name in de detailhandel en de bouw. Over het algemeen is de dienstensector het hardst door de crisis getroffen ten gevolge van de ineenstorting van de vraag en de afzonderingsmaatregelen die de werking van veel bedrijven belemmeren. Deze sector heeft ook het grootste potentieel voor herstel. Het zal van cruciaal belang zijn regelgevende en administratieve belemmeringen terug te dringen. Door meer flexibiliteit te brengen in de nationale regelgeving zouden de hardst getroffen sectoren, zoals de detailhandel, het toerisme, de cultuursector en de horeca, kunnen rechtveren.
Ten gevolge van de COVID-19-pandemie hebben tal van lidstaten maatregelen ten uitvoer gelegd met verstrekkende implicaties voor het binnenlandse en grensoverschrijdende verkeer van personen. Bijna alle lidstaten hebben tijdelijke controles aan de binnengrenzen opgezet. Daarnaast zijn beperkingen op niet-essentiële reizen ingevoerd aan de buitengrenzen van de Unie. Het sluiten van de binnengrenzen van de EU heeft een negatieve weerslag met name op werknemers die de grens over moeten naar een andere lidstaat om hun werkplek te bereiken. Het gaat om grensarbeiders maar ook om gedetacheerde of seizoenarbeiders. Om de ernstige problemen ten gevolge van de invoering van controles aan de binnengrenzen en reisbeperkingen aan te pakken en om de effecten op de werking van de interne markt te beperken, heeft de Commissie gezorgd voor coördinatie en sturing op EU-niveau 4 .
Van het allergrootste belang is het toezicht in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden 5 . In de aanbevelingen van dit jaar wordt rekening gehouden met de noodzaak om de pandemie aan te pakken en het economisch herstel te vergemakkelijken, als belangrijke stap om nieuwe onevenwichtigheden in de toekomst te voorkomen. De aanbevelingen zijn bedoeld om kwetsbare punten maar ook structurele uitdagingen aan te pakken. Met de specifieke monitoring in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden zullen de beleidsontwikkelingen in de desbetreffende gebieden verder worden gevolgd. De macro-economische ontwikkelingen in de hele EU zullen opnieuw worden bekeken in het volgende waarschuwingsmechanismeverslag
In afwijking van de dalende trend sinds 2015 zal de overheidsschuld in 2020 naar verwachting fors toenemen. Gebruikmakend van de volledige budgettaire flexibiliteit die in het EU-kader is toegestaan, hebben de lidstaten verregaande maatregelen genomen om de capaciteit van de gezondheidszorgstelsels te vergroten en noodhulp te bieden aan de hardst getroffen burgers en sectoren. Deze maatregelen zullen, in combinatie met een terugval van de economische activiteit en een lage inflatie, in 2020 bijdragen tot aanzienlijk hogere overheidstekorten en -schulden. Daarnaast bieden de lidstaten aanzienlijke liquiditeitssteun en leninggaranties, hetgeen voorwaardelijke verplichtingen voor de overheid inhoudt.
De begrotingsgerelateerde aspecten van de landspecifieke aanbevelingen weerspiegelen de activering van de algemene ontsnappingsclausule: aanbevolen wordt alle nodige maatregelen te nemen om de pandemie doeltreffend aan te pakken, de economie op gang te brengen en het daaruit volgende herstel te ondersteunen. Wanneer de economische omstandigheden het toelaten, moet het begrotingsbeleid erop gericht zijn prudente begrotingssituaties op middellange termijn tot stand te brengen en de houdbaarheid van de schuld te waarborgen, alsook de investeringen te verhogen.
Door de algemene ontsnappingsclausule op ongekende wijze te activeren wordt de coördinatie van het begrotingsbeleid vergemakkelijkt tijdens deze zware economische neergang. Door de verwachte zware economische neergang ten gevolge van de uitbraak van COVID-19 is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de huidige omstandigheden de activering van de algemene ontsnappingsclausule rechtvaardigen. De ministers van Financiën van de lidstaten hebben zich akkoord verklaard met die beoordeling. De algemene ontsnappingsclausule schorst de procedures van het stabiliteits- en groeipact niet. De clausule stelt de Commissie en de Raad in staat om de nodige maatregelen op het gebied van beleidscoördinatie binnen het kader van het pact te nemen, terwijl wordt afgeweken van de budgettaire verplichtingen die normaliter van toepassing zijn. Meer in het bijzonder wordt het een lidstaat toegestaan tijdelijk van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn af te wijken op voorwaarde dat de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in het gedrang komt.
De budgettaire richtsnoeren in het voorjaarspakket zijn erop gericht het begrotingsbeleid te coördineren in de fase van de onmiddellijke crisis en tijdens het economisch herstel. Om het herstel te bevorderen, is een ondersteunende begrotingskoers momenteel gerechtvaardigd in alle lidstaten. Daarnaast moet de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn gevrijwaard blijven. Met name moet worden verzekerd dat, wanneer de economische omstandigheden het toelaten, de lidstaten een begrotingsbeleid voeren dat erop gericht is op de middellange termijn een prudente begrotingspositie te bereiken en de houdbaarheid van de schuld te waarborgen.
De lidstaten moeten ook aandacht schenken aan de kwaliteit van de overheidsfinanciën op een moment van ongekende begrotingspakketten, en de juiste prioriteiten bepalen inzake investeringen en productieve uitgaven. Voorts is het met de ongekende begrotingspakketten die in de lidstaten zijn aangenomen en de sterker wordende rol van de overheidssector in de economie die daaruit voortvloeit, uiterst belangrijk dat de overheidsdiensten daadkrachtig en efficiënt werken. De verwachting bestaat dat lidstaten die een gezonde financiële werking van de overheidsfinanciën ter harte nemen, sneller uit de crisis zullen rechtveren. Overheidsuitgaven en -investeringen zijn belangrijk om de groene en digitale transitie te ondersteunen, onder meer door groene en digitale overheidsopdrachten en groene budgettering.
Met de uitbraak van de COVID-19-epidemie hebben de mondiale financiële markten te maken gehad met ernstige neerwaartse prijscorrecties en toenemende volatiliteit. De aandelenmarkten, de vastrentende markten en de grondstoffenmarkten hebben de negatieve effecten ondervonden van de verslechterende economische omstandigheden en de toegenomen onzekerheid. Niettemin is de werking van de markten en van de financiële instellingen tot dusver volledig buiten schot gebleven. Het optreden van de overheden en de maatregelen van de Europese Centrale Bank (ECB) en andere monetaire autoriteiten over de hele wereld zijn belangrijk geweest om deze effecten op te vangen. De ECB heeft een bedrag van 1 biljoen EUR (8,5 % van het bbp van de eurozone) aan liquide middelen beschikbaar gesteld via verschillende instrumenten, waaronder haar pandemie-noodprogramma voor de aankoop van overheids- en bedrijfsobligaties.
Het risico op witwassen van geld blijft wijdverspreid. Witwassen van geld heeft negatieve gevolgen voor de overheidsfinanciën en de financiële stabiliteit en brengt bijzondere risico’s mee. Naast de lidstaten (Bulgarije, Denemarken, Estland, Letland, Malta en Zweden) die vorig jaar reeds een aanbeveling hebben gekregen om de regelgeving inzake witwassen en het toezicht op witwaspraktijken uit te breiden, zijn dit jaar nog eens vijf lidstaten (Ierland, Luxemburg, Nederland, Slowakije en Finland) vermeld.
Banken spelen een belangrijke rol bij het aanhouden van liquide geldstromen naar de reële economie. In een verslechterende economie hebben de Europese Commissie, de ECB, de Europese Bankautoriteit en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme uitzonderlijke maatregelen voor banken getroffen om huishoudens en bedrijven te financieren in geval van verlies aan inkomsten. De banken zullen de mogelijkheid krijgen om te opereren onder het kapitaalniveau van de pijler 2-richtsnoeren voor kapitaaltoereikendheid en de lidstaten hebben de kapitaalbuffers voor anticyclische en systemische risico’s, waar deze bestonden, losgelaten om beter in staat te zijn verliezen op te vangen en het herstel met krediet te ondersteunen. Het is van belang dat financiële steun wordt verleend aan kredietnemers die vóór het uitbreken van de crisis in wezen levensvatbaar waren. In de huidige recessie zal de veerkracht van de banksector op de proef worden gesteld want de successen die bij het opschonen van de bankbalansen zijn bereikt, kunnen ongedaan worden gemaakt en andere problemen, zoals een lage winstgevendheid, kunnen ook beter zichtbaar worden.
Vak 2: Samenvatting van maatregelen van lidstaten om de hardst getroffen werknemers en kmo’s te ondersteunen (liquiditeitssteun)
Als reactie op de pandemie van COVID-19 hebben de lidstaten nooit eerder geziene maatregelen genomen, uitgebreid of aangekondigd om noodhulp te verlenen aan burgers en sectoren die bijzonder hard getroffen zijn. De maatregelen zijn aangepast aan de specifieke situatie van elk land maar hebben uiteindelijk allemaal hetzelfde doel: de gevolgen van de crisis beperken door banen en inkomens van particulieren te beschermen en liquiditeitssteun te verstrekken aan ondernemingen, met kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).
Voor de ondersteuning van werknemers hebben tal van lidstaten regelingen voor werktijdverkorting of tijdelijke werkloosheid, in sommige gevallen ingevoerd, in andere gevallen uitgebreid door de uitkeringen op te trekken en/of de toelatingsvoorwaarden te versoepelen. Dankzij deze regelingen kunnen ondernemingen in economische moeilijkheden het aantal gewerkte uren verminderen of de arbeidsbetrekkingen tijdelijk opschorten, terwijl de werknemers door middel van inkomenssteun van de overheid (gedeeltelijk) worden gecompenseerd. Met deze maatregelen kunnen definitieve ontslagen voor een deel worden voorkomen en krijgen burgers een stabiel inkomen en bescherming. Veel lidstaten hebben deze maatregelen uitgebreid om ook zelfstandigen te compenseren voor het inkomensverlies. Sommige lidstaten hebben ook maatregelen genomen om het opzeggen van huurovereenkomsten en verhogingen van de huur tijdens de pandemie te voorkomen.
Om de economische schokken verder te verzachten en ondernemingen te redden, heeft de Europese Commissie een tijdelijk kader aangenomen, zodat de lidstaten gebruik kunnen maken van de volledige flexibiliteit in het kader van de EU-staatssteunregels. Voorts verlenen lidstaten aanzienlijke liquiditeitssteun aan ondernemingen door middel van gesubsidieerde leningen en staatsgaranties.
Tal van lidstaten staan zelfstandigen of kmo’s toe de betaling van hun belastingen of socialezekerheidsbijdragen uit te stellen. Daarnaast zijn vooruitbetalingen van belasting teruggeschroefd of zijn belastingkredieten vervroegd terugbetaald om extra liquiditeit te verschaffen. Sommige lidstaten hebben onder bepaalde voorwaarden een tijdelijk publiek moratorium op aflossingen van particuliere en bedrijfsleningen ingevoerd, onder meer voor leningen aan zelfstandigen en kmo’s.
Om de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen heeft de EU belangrijke maatregelen genomen om onmiddellijk alle niet-benutte middelen uit de EU-fondsen te mobiliseren en te voorzien in extra flexibiliteit en in vereenvoudigde en gestroomlijnde procedures alsmede de mogelijkheid om in het boekjaar 2020-2021 gebruik te maken van een medefinancieringspercentage van 100 % uit de begroting van de Unie 6 .
De COVID-19-crisis heeft grote gevolgen voor de arbeidsmarkt en de sociale situatie. De crisis heeft toegeslagen toen de arbeidsmarkten aan het verbeteren waren. De arbeidsparticipatie bereikte eind 2019 een piek van meer dan 74 % en het aandeel van de bevolking dat het risico liep op armoede en sociale uitsluiting, bereikte zijn laagste niveau in tien jaar, hoewel er verschillen tussen landen bleven bestaan.
De huidige crisis zal naar verwachting leiden tot een sterke toename van de werkloosheid en de inkomensongelijkheid. De stijging van de werkloosheid zal ongelijk verdeeld zijn over sectoren en bevolkingsgroepen. Ook moet rekening worden gehouden met de demografische situatie, met name wat de vergrijzing betreft, in de lidstaten en op de respectieve arbeidsmarkten. De aanhoudende beperkingen in mobiliteit zullen gevolgen hebben voor de arbeidsomstandigheden, leer- en opleidingsmogelijkheden en de toegang tot diensten. Kwetsbare groepen mogen niet achterblijven in omstandigheden waarin de ongelijkheid overduidelijk is geworden en zelfs ernstig is toegenomen. Het herstel moet ook gendergevoelig zijn en de onevenredig zware gevolgen van de crisis voor vrouwen, bovenop de bestaande vormen van ongelijkheid, verlichten. De drie dimensies van de Europese pijler van sociale rechten, namelijk gelijke kansen, rechtvaardige arbeidsomstandigheden en toegang tot sociale bescherming, blijven het kompas om beleidsmaatregelen van de EU en de lidstaten te sturen.
De lidstaten leveren buitengewone inspanningen om de gevolgen voor de werkgelegenheid en de sociale situatie te verzachten. De meeste lidstaten hebben de toepassingssfeer van de bestaande regelingen voor werktijdverkorting geactiveerd en uitgebreid, terwijl andere soortgelijke regelingen hebben ingevoerd. De meeste lidstaten hebben ook garantieregelingen opgezet of uitgebreid om kleine en middelgrote ondernemingen liquiditeit te verschaffen en om de werkgelegenheid en de bedrijfscontinuïteit te beschermen. Steun aan ondernemingen en werknemers zal op deze of andere wijze een belangrijke rol spelen om banen te behouden. De financiering daarvan wordt ondersteund door het gebruik van Europese structuur- en investeringsfondsen en via een nieuw instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) van ten hoogste 100 miljard EUR, dat de Commissie begin april heeft voorgesteld. Het nieuwe instrument zal lidstaten financiële bijstand bieden om hen te helpen bij het dekken van de kosten met betrekking tot nationale regelingen voor werktijdverkorting en andere soortgelijke maatregelen voor zelfstandigen. Flexibele arbeidsregelingen en telewerk spelen ook een belangrijke rol bij het vrijwaren van de werkgelegenheid en de productie. Zij zijn ook van essentieel belang om te komen tot een beter evenwicht tussen werk en privéleven.
Het zal niet mogelijk zijn alle banen te redden maar het herstel zal ook nieuwe kansen meebrengen. De lidstaten moeten deze structurele veranderingen ondersteunen. Enerzijds leidt de stijging van de werkloosheid tot meer druk op de stelsels voor werkloosheidsuitkeringen. De dekking en de duur daarvan zijn in veel landen uitgebreid. Het is van het grootste belang dat alle werknemers toereikende werkloosheidsuitkeringen en vervangingsinkomens krijgen, ongeacht hun arbeidsstatus, en dat ook de zelfstandigen de nodige aandacht krijgen. Anderzijds is een doeltreffend actief arbeidsmarktbeleid nodig om tijdens het herstel mensen te ondersteunen die op zoek zijn naar een geschikte baan, en moet bijzondere aandacht uitgaan naar jongeren, langdurig werklozen en kwetsbare groepen. Structurele verandering moet ook worden aangemoedigd via acties ter bevordering van innovatieve vormen van arbeid en ondernemerschap, inclusief de sociale economie. Tot slot moeten de sociale partners op afdoende wijze worden betrokken om de exit- en herstelstrategie te laten slagen.
Ook al zijn er ongekende economische stabilisatiemaatregelen genomen, toch kunnen veel mensen in een precaire inkomenssituatie terechtkomen. Verwacht wordt dat langdurig inkomensverlies een toenemend risico op armoede, met name voor kwetsbare huishoudens. zal meebrengen. Daardoor zou de ongelijkheid in toegang tot gezondheidszorg, essentiële sociale diensten en bijstand en afstandsonderwijs nog toenemen. Sommige groepen, vooral gezinnen met kinderen, langdurig werklozen, gehandicapten, migranten en personen met een migratieachtergrond en Roma, zijn relatief meer blootgesteld. De bestaande inkomensongelijkheid zou daardoor nog groter kunnen worden. In deze omstandigheden is het van essentieel belang dat de stelsels van sociale bescherming snel worden aangepast door waar nodig te zorgen voor een betere en adequatere dekking. Zo kan waar mogelijk worden gedacht aan een verlenging van de uitkeringen in de tijd en een versoepeling van de voorwaarden om in aanmerking te komen. De lidstaten zullen ook de efficiëntie van de sociale uitgaven moeten verhogen door ervoor te zorgen via passende inkomenstoetsing dat de meest behoeftigen worden bereikt. De toegang tot sociale diensten en essentiële diensten (waaronder water, sanitaire voorzieningen, energie en digitale communicatie) moet voor iedereen verzekerd worden.
De samenwerking tussen sociale diensten, gezondheidszorg en langdurige zorg moet waarschijnlijk worden versterkt. Ter bescherming van huishoudens met zware woonlasten kunnen maatregelen voor de korte termijn nodig zijn, zoals tijdelijke opschorting van uitzetting en gedwongen verkoop, uitstel van hypotheekaflossingen en huurbetaling voor gezinnen met een laag inkomen tijdens de crisis, terwijl op de middellange termijn gezorgd wordt voor het behoud van de financiële stabiliteit en stimulansen tot aflossing worden gegeven. De nationale bepalingen tot omzetting van de EU-voorschriften inzake veiligheid en gezondheid op het werk moeten worden toegepast, in overeenstemming met de praktische richtsnoeren voor een veilige terugkeer van werknemers op de werkplek 7 , die de EU ter beschikking heeft gesteld.
De COVID-19-crisis heeft de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten op ongeziene wijze onder druk gezet. Als onmiddellijke respons werden maatregelen genomen om het aanbod van kritieke medische producten te verhogen, de laboratoriumcapaciteit en de eenheden voor intensieve zorg van ziekenhuizen uit te breiden en, waar mogelijk, extra gezondheidswerkers aan te werven.
In het algemeen zijn de bestaande structurele problemen met betrekking tot de doeltreffendheid, de toegankelijkheid en de veerkracht van de gezondheidsstelsels scherper dan voorheen aan het licht gekomen. Zo is er bijvoorbeeld sprake van ontoereikende financiering voor investeringen in gezondheidszorg (ook voor crisisparaatheid en crisisrespons), beperkte coördinatie en integratie van de zorg, zwakke eerstelijnszorg, blijvende belemmeringen voor toegang tot gezondheidszorg en onvervulde behoeften aan medische zorg, met name voor de meest kwetsbaren, met name vanwege de hoge eigen bijdragen. Door de crisis zijn de inkomsten van de gezondheidszorgstelsels nog meer onder druk komen te staan, waardoor de ongelijkheid bij de toegang, met name voor kansarme groepen, nog groter dreigt te worden. In veel lidstaten zijn de tekorten aan gezondheidswerkers kritiek geworden ten gevolge van arbeidsomstandigheden die deze beroepen minder aantrekkelijk maken. De ervaring van de lidstaten heeft geleerd dat e-gezondheid tot een betere coördinatie en integratie van de zorg kan leiden, waardoor de zorgverlening doeltreffend en toegankelijk wordt, met name via telegeneeskunde. Tot de maatregelen van de Commissie om de nationale gezondheidsstelsels rechtstreeks te ondersteunen, behoren de aanbestedingen voor medische apparatuur en leveringen in het kader van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst en de rescEU-capaciteit, het Uniemechanisme voor civiele bescherming dat het mogelijk maakt een strategische voorraad aan te leggen van essentiële medische benodigdheden voor de lidstaten en steun te bieden voor onderzoek naar vaccins, diagnosetechnieken en behandelingen. Voorts maakt de ondersteuning van de gezondheidsstelsels deel uit van het corona-investeringsinitiatief (CRII). Europese instrumenten zoals de fondsen voor het cohesiebeleid en SURE kunnen de lidstaten ondersteunen om de zorgkosten ten gevolge van de pandemie te verlichten.
De crisis heeft ook gevolgen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels. In de meeste lidstaten zijn de lessen (alsook leren op de werkplek en stages) opgeschort en zijn de onderwijsactiviteiten gedeeltelijk online gegaan. Deze situatie heeft gevolgen voor de leerresultaten en kan de sociaal-economische ongelijkheden en de bestaande structurele problemen nog verergeren indien niet met passende hervormingen en investeringen wordt opgetreden. Teveel jongeren verlaten nog steeds het onderwijs zonder passende basisvaardigheden. De COVID-19-crisis heeft aangetoond hoe belangrijk het is dat alle studenten gelijke toegang hebben tot afstandsonderwijs, via breedbandverbindingen en IT-apparatuur, en dat zij over de nodige digitale vaardigheden beschikken. Investeringen in infrastructuur met een “hoge maatschappelijke impact” dienen alle relevante aspecten van scholen/onderwijsdiensten te dekken, gaande van verbeterde schoolgebouwen (om de energie-efficiëntie, de hygiëne en de social distancing tussen leerlingen te waarborgen) tot IT-apparatuur. Door adequate, met name digitale, vaardigheden te ondersteunen, zal de productiviteit en de weerbaarheid van de beroepsbevolking verbeteren, waardoor de transitie naar een groenere en slimmere economie vlotter zal verlopen.
Een goed functionerende sociale dialoog is essentieel om te komen tot succesvolle, inclusieve en duurzame maatregelen. Hoewel er geen enkel model is dat als referentie dient, is in sommige lidstaten duidelijk ruimte om de sociale dialoog beter te laten functioneren en de sociale partners meer te betrekken bij de opzet en de uitvoering van het beleid.
Rechtvaardige en groeivriendelijke belastingstelsels kunnen het economisch herstel helpen ondersteunen en dragen bij tot een inclusieve en duurzame groei. Groeivriendelijke belastingstelsels kunnen particuliere investeringen ondersteunen en leiden tot een beter ondernemingsklimaat, voor meer werkgelegenheid zorgen, de ongelijkheid verminderen en bijdragen tot een ecologisch veerkrachtige economie. Voorts kan een vereenvoudiging van het belastingstelsel meebrengen dat de economie minder verstoord wordt en dat de administratieve lasten voor ondernemingen beperkt blijven. Een efficiënt en billijk belastingstelsel is bijzonder belangrijk om een daadwerkelijk economisch herstel op korte termijn te ondersteunen. Een aantal lidstaten wordt dan ook aanbevolen hun belastingstelsel te hervormen, onder meer door een verschuiving van belasting op arbeid naar milieubelastingen.
De strijd tegen agressieve fiscale planning blijft een duidelijke prioriteit: de lidstaten moeten voor de uitvoering van begrotingssteun met name kunnen rekenen op hun billijk aandeel in de fiscale inkomsten. Door de omzetting van EU-wetgeving en internationale overeenkomsten zal het mogelijk worden agressieve fiscale planningsstrategieën af te blokken. Bepaalde elementen van de belastingstelsels van sommige lidstaten (namelijk Cyprus, Hongarije, Ierland, Luxemburg, Malta en Nederland) worden echter gebruikt door ondernemingen die zich toeleggen op agressieve fiscale planning. Derhalve wordt lidstaten aanbevolen op te treden tegen agressieve fiscale planning.
Investeringen in herstel bieden de kans om de Europese economie te herscheppen en vastberaden op een duurzame leest te schoeien. In de landspecifieke aanbevelingen van dit jaar worden gebieden aangewezen waarin duurzame investeringen prioritair kunnen worden verricht uit het oogpunt van de lidstaten. Overheden krijgen de aanbeveling onmiddellijk voor investering klaar staande projecten en financieringsbronnen aan te wijzen om de klimaatneutraliteit en de grondstoffenefficiëntie van industrie, gebouwen en vervoer mogelijk te maken en aan te vangen met de voorbereiding van toekomstige investeringsprojecten overeenkomstig de agenda voor milieuduurzaamheid. Binnen het brede gamma van doelstellingen en maatregelen inzake energie, klimaat en milieu zijn er een aantal onmiddellijk beschikbaar voor snelle uitvoering. Het gaat om investeringen in kleinschalige projecten, zoals koolstofarm vervoer en energie-efficiëntie, onder meer door renovatie van gebouwen, waardoor het herstel kan worden bevorderd en de economie het pad van de duurzaamheid opgaat.
Met de Europese Green Deal en de tenuitvoerlegging van de nationale energie- en klimaatplannen worden de langetermijndoelstelling van klimaatneutraliteit en de daaraan verbonden investeringsbehoeften verankerd. Door investeringen te promoten in energie-efficiëntie en opwekking van hernieuwbare energie en netwerken komt de transitie naar een concurrerender, duurzamer en veiliger energiesysteem in zicht. Ook een energiebeleid waarin publieke en private investeringen gecombineerd worden, kan in aanzienlijke mate bijdragen tot het economisch herstel.
Investeringen in duurzame mobiliteit en de circulaire economie vormen een kans om de productiviteit te verhogen en de groene transitie te bevorderen. Investeringen in duurzame vervoersinfrastructuur (bv. openbaar stadsvervoer, spoorwegen, fietsinfrastructuur en logistieke knooppunten voor intermodaal vervoer) kunnen burgers meer kwaliteit bieden en het concurrentievermogen van de vervoersector versterken.
Strategische toeleveringsketens zijn van cruciaal belang voor Europa’s veerkracht, duurzaamheid en strategische autonomie en moeten daarom worden ondersteund. Dit geldt met name voor sectoren die moeilijk koolstofarm te maken zijn (zoals de staalproductie, de chemie en de waardeketen van de mobiliteit) en voor hernieuwbare energiebronnen. Beoogd wordt leidende markten/toeleveringsketens te creëren voor de Europese sector van de schone energie. De strategie voor integratie van energiesystemen zal een belangrijke motor zijn om dit doel te bereiken en wordt ondersteund met tal van initiatieven 8 .
Investeringen in infrastructuren met een “hoge impact” kunnen helpen bij de huidige beleidsafwegingen en om de onevenwichtigheden in de samenleving aan te pakken. Voor zover mogelijk moeten de middelen die voor het herstel bestemd zijn, worden gekanaliseerd naar collectieve goederen en infrastructuur voor een duurzamere groei. Dat kan bijvoorbeeld worden bereikt via investeringen in duurzame vervoersinfrastructuur op een wijze die verenigbaar is met de Europese doelstelling van klimaatneutraliteit (bv. openbaar stadsvervoer, spoorwegen en logistieke knooppunten voor intermodaal vervoer) alsmede door investeringen in milieu-infrastructuur. Bij investeringen in infrastructuur met een “hoge maatschappelijke impact” kan het gaan om renovatie in sociale huisvesting en woningen van gezinnen met lage inkomens en om alle relevante aspecten van scholen/onderwijsdiensten, gaande van de modernisering van schoolgebouwen (om de energie-efficiëntie, de hygiëne en de social distancing tussen leerlingen te waarborgen) tot IT-apparatuur om afstandsonderwijs, passende vaardigheden en toegang voor kansarme studenten te verzekeren. Ook voor de bescherming van de gezondheid is het belangrijk uitdagingen inzake milieu en klimaatverandering aan te pakken. Investeringen in de Green Deal zijn met name van belang om de luchtvervuiling aan te pakken.
Meer gebruik van digitale technologie kan groenere oplossingen bieden voor de organisatie van onze economie en samenleving. Het kan nodig zijn te denken aan veranderingen in de levensstijl van burgers en andere werkmethoden in het bedrijfsleven, met name wanneer daardoor de ecologische voetafdruk wordt verkleind en het evenwicht tussen werk en privéleven wordt verbeterd.
Sterkere productiviteitsgroei is van cruciaal belang om Europa’s concurrentievermogen te verbeteren en het op de weg te helpen naar een robuust herstel. Aan de huidige crisis zijn ook risico’s verbonden voor de productiviteitsgroei op middellange termijn. Fricties in de mondiale waardeketens kunnen dit alles nog verder versterken. Door zich aan te passen kunnen bedrijven in positieve zin bijdragen tot de productiviteit. Digitalisering, elektronische handel, e-overheid en e-gezondheid, de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen, regelingen voor thuiswerk en een ruimer gebruik van telewerken kunnen ook leiden tot een hogere productiviteit.
Passende beleidsmaatregelen moeten de economie op korte termijn uit de recessie trekken en ervoor zorgen dat het menselijk kapitaal op de middellange termijn niet wordt aangetast. De productiviteit kan worden verhoogd met mechanismen als: (i) bevordering van innovatie en verspreiding van technologie, bijvoorbeeld via investeringen in O&I; (ii) doeltreffende handhaving van de mededingingsregels om kwesties aan te pakken waarin sprake is van marktmacht; (iii) investeringen in menselijke vaardigheden via betere onderwijs- en opleidingsstelsels; (iv) goed functionerende arbeidsmarkten om segmentatie van vaardigheden en kansen te vermijden en de loopbaanontwikkeling mogelijk te maken; (v) bevordering van een juiste toewijzing van middelen door een ondersteunend bedrijfsklimaat; (vi) een betere werking van instellingen en bestuursmechanismen, onder meer met efficiënte en onafhankelijke justitiële stelsels. Ondersteuning van investeringen in digitalisering kunnen een dubbel positief dividend opleveren als de huidige “social distancing” wordt voortgezet. De productiviteit van het telewerken zal daarin een grote rol spelen. Het is echter mogelijk dat de voordelen daarvan niet ten goede zullen komen aan mensen die niet de nodige vaardigheden of opleiding hebben.
Digitale technologie is van essentieel belang en zal bijdragen tot een krachtiger herstel van onze samenlevingen en onze economieën. Recente maatregelen op het gebied van fysieke distantiëring hebben getoond hoe belangrijk een moderne digitale infrastructuur is om brede internettoegang en beschikbaarheid van digitale diensten te garanderen, die onmisbaar zijn voor het dagelijkse leven. Door te investeren in de digitalisering van het bedrijfsleven en de overheidssector kan de ontwikkeling van digitale datadiensten in de publieke en particuliere sector telewerken, virtueel leren en thuisonderwijs mogelijk maken. Deze transitie kan niet alleen de veerkracht en de productiviteit verhogen maar ook bijdragen tot de groene transformatie van onze economie en kwetsbare groepen helpen integreren in de economische hoofdstroom. Langlopende O&O-investeringen in geavanceerde digitale technologieën en vaardigheden zijn noodzakelijk om Europa’s technologische soevereiniteit te garanderen en zijn gemeenschappelijke waarden te vrijwaren.
Bij investeringen moet rekening worden gehouden met toeleveringsketens. Een groot aantal industrievestigingen hebben hun productie stopgezet. Andere zijn omgebouwd. Na verstoringen in de toeleverings- en vraagketens zal het systeem waarschijnlijk heropstarten in nieuwe gedaanten (bijvoorbeeld door het aanpassen van processen aan inputs van andere geografische oorsprong). Dit is een gelegenheid die zich eenmaal in een leven voordoet om Europa’s open strategische autonomie veilig te stellen, met name door de toeleveringsketens over de hele eengemaakte markt te diversifiëren en te versterken en ervoor te zorgen dat we nooit meer te maken krijgen met het risico van ontoereikende toevoer van essentiële goederen op het gebied van voedsel en gezondheidszorg. Door potentiële programma’s voor aandelenfinanciering uitgaande van de EU en de nationale autoriteiten op te zetten voor kmo’s, en met name die welke actief bij innovatieve projecten betrokken zijn en groeipotentieel hebben, kunnen faillissementen van levensvatbare bedrijven wegens kasstroomproblemen worden voorkomen. Deze kunnen ook worden aangewend als beleidsinstrumenten om fragmentering van industrieën tegen te gaan. Innovatie is een kritiek onderdeel van de productie in Europa.
Om het herstel aan te pakken moet rekening worden gehouden met de brede banden tussen industriële ecosystemen en ondernemingen die verspreid zijn over meerdere lidstaten. Investeringen vormen ook een krachtig instrument voor Europa’s industriebeleid. Om de toeleveringsketens van de EU te herstellen moet worden gestreefd naar efficiëntie. Door onzekerheid, dalende vraag en verstoringen in de waardeketens zijn de kosten van de ondernemingen gestegen. Op de korte termijn is het herstel van de productiviteit en het kostenconcurrentievermogen een uitdaging geworden voor ondernemingen. Kostenreducerende innovaties zullen aantrekkelijker worden maar efficiëntie zal een uitdaging vormen in de hele economie. De sociale kosten van inefficiënte overheidsuitgaven zullen een last vormen die gedeeld moet worden tussen bedrijven en burgers. Beter bestuur, professioneel en efficiënt gebruik van het instrument overheidsopdrachten zullen nu meer dan ooit nodig zijn.
Door de ongekende situatie moet het Europees Semester van dit jaar op een specifieke wijze worden aangepakt. De voorbije tien jaar is het Europees Semester uitgegroeid tot het belangrijkste instrument voor de coördinatie van nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid. Momenteel is het een integraal onderdeel van de inspanningen van de EU om de verspreiding van het virus te beperken, de nationale gezondheidsstelsels te ondersteunen, levens te beschermen en te redden en de sociale en economische gevolgen van de pandemie te bestrijden. Daarom wordt in de voorgestelde aanbevelingen de aandacht gevestigd op een economisch en werkgelegenheidsbeleid dat is afgestemd op de nieuwe sociaal-economische prioriteiten van de COVID-19-crisis op gebieden van gemeenschappelijk belang.
Deze aanpak is alleen mogelijk geworden door een nog nauwere samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten. Nauwe contacten en intensieve dialoog zijn cruciaal gebleken om de beleidsmaatregelen en beste praktijken in de bestrijding van de sociaal-economische effecten van het virus te begrijpen en te omschrijven. Als gevolg daarvan heeft de Commissie haar analyse van de sociale en economische situatie van de lidstaten in de landverslagen van 2020 geactualiseerd om de huidige economische en sociale omstandigheden in elke lidstaat weer te geven. De Commissie heeft tijdens de maand april via videoconferentie bilaterale vergaderingen met de lidstaten gehouden en heeft een voortdurende dialoog, multilateraal en bilateraal, met de lidstaten onderhouden, onder meer via de betrokken comités en met de ambtenaren voor het Europees Semester in de hoofdsteden.
De EU-begroting is een van de drijvende krachten achter de economische agenda van de EU. Tegenover een ongekende economische schok is de EU-begroting een belangrijk instrument om de uitdagingen op korte en lange termijn aan te pakken. Het meerjarig financieel kader sluit nauw aan bij het Europees Semester. Met de instrumenten daarvan zal de financiële steun worden opgevoerd voor sleutelinvesteringen en hervormingen met een blijvend effect op de veerkracht van de EU-economie. De EU-begroting effent de weg voor de dubbele groene en digitale transitie en beschermt tegelijkertijd de sociale markteconomie en de socialezekerheidsstelsels om te komen tot een duurzaam herstel en convergentie te bewerkstelligen.
Hoewel niet alle investeringsbehoeften met EU-middelen kunnen worden voldaan, biedt de EU-begroting ruime mogelijkheden via Europese financiële programma’s. De landspecifieke aanbevelingen in het Europees Semester bieden richtsnoeren voor hervormingen en investeringen in verschillende instrumenten zoals de operationele programma’s van de fondsen voor het cohesiebeleid. Met deze middelen kunnen hervormingen en investeringen worden ondersteund die in het kader van het Europees Semester zijn aangewezen als cruciale instrumenten voor de lidstaten om de huidige economische noodmaatregelen en het herstel te stutten. Door de hervormingen en de investeringen te concentreren op deze kritieke beleidsterreinen zal het herstel worden versneld. Een versterkte band tussen het Europees Semester en de middelen van de Europese fondsen voor het cohesiebeleid zal leiden tot een betere en doeltreffendere programmering en dus tot betere en meer gerichte investeringen die ook resulteren in een sneller herstel. Dit operationele verband stroomlijnt de bestaande processen en zorgt voor een grotere samenhang tussen de coördinatie van het economisch beleid en het gebruik van EU-middelen. De analytische grondslagen van het Europees Semester kunnen voor de lidstaten en de Commissie een doeltreffende leidraad vormen in de dialoog die leidt tot de programmering van de middelen.
Een nauwe afstemming tussen de EU-begroting en het Europees Semester is van essentieel belang om te zorgen voor stabiliteit, productiviteit en rechtvaardigheid in het economisch herstel in de hele EU, met als kern de dubbele groene en digitale transitie.
De Commissie verzoekt de Europese Raad de landspecifieke aanbevelingen voor 2020-2021 goed te keuren en verzoekt de Raad deze aan te nemen. De leden van de Commissie die bevoegd zijn voor het economisch beleid, zullen deze beleidsaanbevelingen in elke cruciale fase van de cyclus van het Europees Semester bespreken met het Europees Parlement.
De Commissie roept de lidstaten voorts op om deze aanbevelingen onverkort en tijdig uit te voeren in overleg met de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden op alle niveaus. De Commissie zal gedurende het hele Semesterproces met de lidstaten en de nationale belanghebbenden blijven samenwerken om op basis van een breed draagvlak te zorgen voor een doeltreffende follow-up en uitvoering.
Gezien de urgentie om het herstel aan te vatten roept de Commissie de lidstaten op het nieuwe meerjarig financieel kader spoedig aan te nemen en de desbetreffende programma’s op basis van de landspecifieke aanbevelingen op te stellen. De Commissie is ook beschikbaar om lidstaten die daarom verzoeken, ondersteuning voor hervormingen te bieden en de autoriteiten te helpen optimaal gebruik te maken van de EU-middelen.
AANHANGSEL – VOORUITGANG BIJ DE UITVOERING VAN DE LANDSPECIFIEKE AANBEVELINGEN
Structurele uitdagingen blijven belangrijk en moeten worden aangepakt om te komen tot een duurzaam herstel en verdere groei. Momenteel kan worden verwacht dat lidstaten met een grotere veerkracht sneller zullen herstellen, hetgeen toont hoe belangrijk het is de hervormingen uit te voeren.
Sinds de start van het Europees semester in 2011 is enige vooruitgang geboekt voor meer dan twee derde van de landspecifieke aanbevelingen. De tenuitvoerlegging blijft stabiel verlopen, zoals in de voorgaande jaren (figuur 1). De uitvoering van de hervormingen verschilt echter aanzienlijk naargelang van de beleidsterreinen. De lidstaten hebben de voorbije jaren met name de meeste vooruitgang geboekt op het gebied van financiële diensten, en vervolgens wat de wetgeving inzake arbeidsbescherming betreft. Anderzijds is de vooruitgang bijzonder traag geweest wat de verbreding van de belastinggrondslag betreft, alsook op het gebied van gezondheidszorg en langdurige zorg, waar de zorgstelsels verder op de proef zijn gesteld door de COVID-19-crisis.
Opmerking: bij de meerjarige beoordeling wordt gekeken naar de uitvoering vanaf het moment waarop de aanbevelingen voor het eerst werden goedgekeurd tot de bekendmaking van deze mededeling in mei 2020. De algemene beoordeling van de landspecifieke aanbevelingen in verband met begrotingsbeleid houdt rekening met de naleving van het stabiliteits- en groeipact.
De vooruitgang met de tenuitvoerlegging van de in 2019 vastgestelde aanbevelingen is over het algemeen traag geweest. De lidstaten hebben ten minste “enige vooruitgang” geboekt voor 4 van de 10 aanbevelingen die in juli 2019 tot hen gericht werden (figuur 2). Deze prestaties zijn stabiel ten opzichte van vorig jaar. Toch blijft de vooruitgang ongelijk tussen de beleidsterreinen. De tenuitvoerlegging van de hervormingen blijft beter op het gebied van financiële diensten en actief arbeidsmarktbeleid; voor de aanbevelingen over de versterking van de concurrentie in de dienstensector en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, met inbegrip van de pensioenen, daarentegen blijft de vooruitgang beperkt.
Figuur 2: Tenuitvoerlegging van landspecifieke aanbevelingen: jaarlijkse beoordeling in elk achtereenvolgend jaar sinds 2011 versus uitvoering tot op heden
Opmerking: bij de meerjarige beoordeling wordt gekeken naar de uitvoering vanaf het moment waarop de aanbevelingen voor het eerst werden goedgekeurd tot de bekendmaking van deze mededeling in mei 2020. Voor de jaren 2011 en 2012 is het moeilijker om de jaarlijkse beoordeling te vergelijken met de meerjarige beoordeling als gevolg van andere beoordelingscategorieën voor de landspecifieke aanbevelingen.
(1) https://ec.europa.eu/info/files/policy-measures-against-spread-coronavirus_en.
(2) Een aantal relevante structurele punten wordt dit jaar in de overwegingen behandeld. Het gaat om punten waarvan de aanzienlijke structurele effecten op middellange termijn relevant blijven en met het herstel geleidelijk aan belang zullen winnen.
(3) COM/2019/650 final.
(4) COVID-19 - Richtsnoeren voor grensbeheermaatregelen tot bescherming van de gezondheid en tot waarborging van de beschikbaarheid van goederen en essentiële diensten, C(2020)1753. Richtsnoeren betrekking de uitoefening van het vrije verkeer van werknemers tijdens de COVID-19-uitbraak, C(2020) 2051. Voor een overzicht van alle richtsnoeren, zie: https://ec.europa.eu/info/live-work-travel-eu/health/coronavirus-response/travel-and-transportation-during-coronavirus-pandemic_nl
(5) In februari werden voor drie landen buitensporige onevenwichtigheden vastgesteld (Griekenland, Cyprus en Italië) en voor negen landen onevenwichtigheden (Kroatië, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Portugal, Nederland, Roemenië, Spanje en Zweden).
(6) COM/2020/113 final.
(7) Voor de richtsnoeren, die het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) heeft opgesteld in samenwerking met de Europese Commissie, is ook input gegeven door het tripartiete Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats en het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie.
(8) Ondersteunende initiatieven zijn bijvoorbeeld de Europese alliantie voor batterijen, de aangekondigde alliantie voor schone waterstof en de alliantie voor een koolstofarme industrie, het ecosysteem voor hernieuwbare energiebronnen en de strategie voor hernieuwbare offshore-energie. Meer grondstoffenefficiëntie door de uitvoering van het actieplan voor de circulaire economie zal de veerkracht ook vergroten.