Toelichting bij COM(2020)233 - Wijziging van Verordening (EU) 2016/1628 wat de overgangsbepalingen ervan betreft met het oog op het aanpakken van de gevolgen van de COVID-19-crisis

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De COVID‑19-pandemie brengt een ernstige verstoring van de toeleveringsketen met zich mee, waardoor de fabrikanten van niet voor de weg bestemde mobiele machines niet kunnen voldoen aan een aantal termijnen die zijn opgelegd bij Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren.

In die verordening zijn nieuwe emissiegrenswaarden vastgesteld, de zogenoemde “fase V-emissiegrenswaarden”, die zijn ontworpen om de huidige emissies van luchtverontreinigende stoffen door motoren in niet voor de weg bestemde mobiele machines te verminderen. Gezien de structurele uitdagingen voor bepaalde fabrikanten om over te schakelen op de fase V-emissiegrenswaarden, voorziet de verordening in een aanloopperiode om deze overgang mogelijk te maken.

Overeenkomstig de overgangsperioden waarin artikel 58, lid 5, voorziet en de toepassingsdata die in bijlage III bij die verordening zijn vastgesteld, kunnen de fabrikanten tot en met 30 juni 2020 niet voor de weg bestemde mobiele machines produceren die met overgangsmotoren van de volgende categorieën zijn uitgerust: NRE in de vermogensgroep < 56 kW en ≥ 130 kW, NRG, NRSh, NRS, IWP en IWA in de vermogensgroep 19 ≤ P < 300, SMB en ATS. De fabrikanten hebben vervolgens tot en met 31 december 2020 de tijd om deze machines in de Unie in de handel te brengen.

De levering van onderdelen en componenten is echter door de uitbraak van COVID‑19 volledig onderbroken, waardoor fabrikanten met voorraden motoren en onafgewerkte producten blijven zitten. Het gevolg van deze verstoring is dat veel fabrikanten van motoren en machines niet in staat zijn de bovengenoemde termijnen na te leven zonder ernstige economische schade op te lopen.

In het licht van deze verstoring, die niet te voorzien was, worden de termijnen voor de productie en het in de handel brengen van NRMM en trekkers met een overgangsmotor met twaalf maanden verlengd. Deze verlenging geldt niet voor overgangsmotoren waarop de in artikel 58, lid 5, tweede tot en met vierde alinea, genoemde termijnen van toepassing zijn.

De verlenging met twaalf maanden is gerechtvaardigd gezien de seizoensgebondenheid van de goederen waarin overgangsmotoren worden gemonteerd. Dit geldt met name voor trekkers en tuinuitrusting. Bovendien is het moeilijk te voorspellen hoeveel vertraging exact de voltooiing van de getroffen goederen (bv. binnenschepen) zal oplopen. Tot slot moet worden opgemerkt dat de marktdeelnemers, ongeacht de duur van de verlenging, er geen belang bij hebben om de voltooiing en het in de handel brengen van machines, voertuigen en vaartuigen waarvoor zij reeds kosten hebben gemaakt, verder te vertragen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 114 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Aangezien het voorstel betrekking heeft op wijzigingen aan bestaande EU-wetgeving, kan alleen de EU hier doeltreffend handelen. Daarnaast kunnen de beleidsdoelstellingen niet voldoende worden vervuld door maatregelen van de lidstaten.

Er zijn maatregelen van de Europese Unie nodig om belemmeringen van de eengemaakte markt te voorkomen, met name op het gebied van motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines, ook vanwege de transnationale aard van luchtvervuiling.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken, namelijk een goede werking van de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd een hoog niveau van openbare veiligheid en milieubescherming te bieden. De duur van de voorgestelde verlenging is evenredig met de verwachte duur van de onderbreking als gevolg van de COVID‑19-pandemie.

Keuze van het instrument

Verordening tot wijziging van een verordening

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Dit voorstel gaat niet van een afzonderlijke effectbeoordeling vergezeld omdat voor Verordening (EU) 2016/1628 reeds een effectbeoordeling is verricht. Dit voorstel wijzigt die verordening inhoudelijk niet en legt de betrokkenen geen nieuwe verplichtingen op. Het is in de eerste plaats bedoeld om, om uitzonderlijke redenen in verband met de huidige COVID‑19-uitbraak, een verlenging van twaalf maanden toe te kennen voor de vervaardiging en het in de handel brengen van overgangsmotoren en de machines waarin zij worden gemonteerd. Dit voorstel heeft geen milieueffecten, aangezien de maatregelen het in de handel brengen van goederen met motoren die vóór de pandemie zijn vervaardigd, vergemakkelijken. Ook wordt voorkomen dat anderszins niet-conforme goederen die met dergelijke motoren zijn uitgerust, moeten worden vernietigd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen budgettaire impact voor de EU‑instellingen.