VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ 120
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST
LIJST VAN AFKORTINGEN
VOORWOORD
Het is mij een genoegen de jaarrekening 2019 van de Europese Unie voor te stellen. Deze rekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU en van de uitvoering van de EU-begroting voor het afgelopen jaar, inclusief informatie over de voorwaardelijke verplichtingen, de financiële vastleggingen en andere verplichtingen die de Unie is aangegaan. Conform het meerjarige karakter van de activiteiten van de Unie, worden toelichtingen verstrekt bij de financiële kerngegevens en de ontwikkeling ervan. De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie maakt deel uit van het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie en is een essentieel onderdeel van het sterk ontwikkelde systeem van financiële verantwoording.
De EU-begroting heeft andermaal bewezen dat zij een meerwaarde vormt voor burgers, ondernemingen en regio’s. Ondanks haar beperkte omvang – ongeveer 2 % van alle overheidsuitgaven in de Unie – vult zij de nationale begrotingen aan en ondersteunt zij onze gemeenschappelijke politieke prioriteiten.
De begroting 2019 was de voorlaatste van het huidige meerjarig financieel kader (MFK). Nagenoeg alle programma’s zaten op kruissnelheid, behalve de nieuwe programma’s zoals het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP) of acties waarvoor het wetgevingsproces pas onlangs is afgerond. Met de uitvoering van de EU-begroting was een bedrag gemoeid van in totaal 178,8 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 159,1 miljard EUR aan betalingskredieten.
Zoals de Commissie in mei 2018 had voorgesteld, ging een wezenlijk deel van de begroting in 2019 naar programma’s om de werkgelegenheid te stimuleren, in het bijzonder voor jongeren, en om groei, strategische investeringen en convergentie te ondersteunen. Ook de inspanningen om zowel binnen de EU als daarbuiten het migratievraagstuk op een doeltreffende manier aan te pakken, werden door de EU verder ondersteund.
Maatregelen om de economische groei te bevorderen en de economische kloof tussen de regio’s te verkleinen, waren voor bijna de helft van de vastgelegde middelen goed. De EU-begroting droeg 12,4 miljard EUR bij aan onderzoek en innovatie in het kader van Horizon 2020, onder meer op het gebied van high-performance computing. Ook op andere terreinen heeft de begroting laten zien dat zij een investering in de toekomst is: de uitgaven voor onderwijs en opleiding via Erasmus+ zijn verhoogd met 20 % ten opzichte van 2018 en die voor de Connecting Europe Facility, die vervoers- en digitale infrastructuur aanmoedigt, met 37 %. Voor landbouw en plattelandsgebieden bleven de uitgaven met 57,9 miljard EUR op een stabiel niveau. De steun was onder meer gericht op het tegengaan van klimaatverandering en op het bevorderen van duurzame groei.
De begroting 2019 bood de nodige flexibiliteit voor de aanpak van het interne aspect van migratievraagstukken, middels 1,2 miljard EUR steun uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie, naast 533 miljoen EUR voor grensbeheer en veiligheid uit het Fonds voor interne veiligheid. In totaal ging 5 miljoen EUR naar de oprichting van het nieuwe Europees Openbaar Ministerie, dat zich gaat bezighouden met de vervolging van strafbare feiten die ten koste gaan van de EU-begroting, zoals fraude, witwaspraktijken en corruptie.
Reeds vóór de crisis van het coronavirus bewees de EU-begroting 2019 het belang van een functionerend meerjarig financieel kader dat in de nodige middelen en flexibiliteit voorziet om uitdagingen proactief en reactief aan te pakken. Ook in het volgende meerjarig financieel kader, dat de kern vormt van het herstelplan voor Europa, zal deze flexibiliteit een belangrijke rol spelen.
De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie wordt opgesteld overeenkomstig de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards — IPSAS). Om aan deze normen te voldoen, verbetert de Commissie voortdurend haar regels en procedures, organisatiestructuur en flexibiliteit. Een consequente en effectieve rapportage is niet alleen een wettelijke verplichting, maar versterkt ook de verantwoording van de EU-uitgaven. Zij draagt bij tot de dialoog met de burgers en andere stakeholders en tot het op peil houden van het vertrouwen in de Europese Unie.
Johannes Hahn
Commissaris voor Begroting en Personeelszaken
POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE, EN REKENING EN VERANTWOORDING
De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de lidstaten bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.
1.HET POLITIEK EN FINANCIEEL KADER
EU-Verdragen
De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die door de Verdragen zijn toegekend om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moeten dit doen
in overeenstemming met de beginselen 1 van subsidiariteit en evenredigheid. Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de bevordering van het algemeen belang van de Unie, wat de uitvoering van de begroting en het beheer van de programma’s in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer omvat.
De EU streeft de doelstellingen die worden genoemd in het Verdrag na met behulp van een aantal instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere voorbeelden van instrumenten zijn een gemeenschappelijk wettelijk kader of gezamenlijke beleidsstrategieën.
Politieke prioriteiten van de Commissie
De politieke prioriteiten van de Commissie zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie. De Commissie-Von der Leyen, die op 1 december 2019 is aangetreden, heeft de volgende zes grote ambities:
6 GROTE AMBITIES
Een Europese Green Deal
– Ernaar streven het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te worden
Een economie die werkt voor de mensen
– Werken aan sociale rechtvaardigheid en welvaart
Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk
– Mensen meer kansen geven met een nieuwe generatie technologieën
Bevordering van onze Europese levenswijze
– Bouwen aan een Unie waarin iedereen gelijke kansen heeft
Een sterker Europa in de wereld
– Europa moet grotere ambities koesteren door het verantwoorde mondiale leiderschap, dat ons zo kenmerkt,
te versterken
Een nieuwe impuls voor de Europese democratie
– Onze democratie koesteren, beschermen en versterken
De vorige Commissie legde de klemtoon op de tien prioriteiten van voormalig voorzitter Jean-Claude Juncker die aansloten bij Europa 2020, de toenmalige Europese strategie voor groei op lange termijn:
·Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen
·Een connectieve digitale eengemaakte markt
·Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatbeleid
·Een diepere, billijkere interne markt met een versterkte industriële basis
·Een diepere en billijkere economische en monetaire unie
·Een evenwichtig en progressief handelsbeleid om de globalisering in goede banen te leiden
·Een op wederzijds vertrouwen gebaseerde ruimte van recht en grondrechten
·Naar een nieuw beleid op het gebied van migratie
·Een krachtiger rol op het wereldtoneel
·Een Unie van democratische verandering
Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling
De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en zijn 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, die in september 2015 door de Verenigde Naties werden goedgekeurd, hebben een nieuwe impuls gegeven aan de wereldwijde inspanningen om duurzame ontwikkeling te bereiken. De EU heeft een belangrijke rol gespeeld bij het vormgeven van de Agenda 2030,
benadrukkend dat duurzame ontwikkeling van oudsher een centraal thema van het Europese project is. De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen zijn stevig verankerd in de EU-Verdragen en maken deel uit van alle beleid en initiatieven van de EU. De EU-begroting speelt een wezenlijke rol bij de aanpak van heel wat duurzaamheidsuitdagingen, zoals armoede, jeugdwerkloosheid, de vergrijzing, de klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, duurzame energie en migratie.
Meerjarig financieel kader en uitgavenprogramma’s
Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt ten uitvoer gelegd in overeenstemming met het meerjarig financieel kader (MFK) en sectorale wetgeving waarbij de uitgavenprogramma’s worden vastgesteld. Deze programma’s vertalen de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en
een coherente langetermijnvisie te bieden aan de begunstigden van EU-middelen en de medefinancierende nationale autoriteiten. Er worden jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) vastgesteld voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. Het meerjarig financieel kader wordt unaniem aangenomen, om aan te geven dat alle lidstaten het eens zijn met de doelstellingen en de hoogte van de uitgaven (maxima van vastleggings- en betalingskredieten), en met instemming van het Europees Parlement. Het lopende MFK bestrijkt de periode 2014-2020.
Interinstitutioneel Akkoord
Het MFK wordt aangevuld door het Interinstitutioneel Akkoord 2 ; het betreft een politiek akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het doel van dit akkoord, dat in 2013 is gesloten in overeenstemming met artikel 295 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie is de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren, evenals een goed financieel beheer te waarborgen.
Jaarlijkse begroting
De jaarlijkse begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten)
voor een bepaald begrotingsjaar.
De belangrijkste financieringsbronnen van de EU zijn ontvangsten uit eigen middelen, aangevuld door andere ontvangsten. Er zijn drie soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (o.a. douanerechten en suikerheffingen), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de overige ontvangsten. In het huidige MFK mag het totale bedrag aan eigen middelen niet meer bedragen dan 1,20 % van het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten.
Beheersvormen
De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen, die bepalen hoe de gelden worden uitbetaald en beheerd:
·Gedeeld beheer: een groot deel van de begroting wordt beheerd volgens het systeem van gedeeld beheer van de Commissie met de lidstaten, met name op het gebied van de structuurfondsen en landbouw.
·Direct beheer: de Commissie verzorgt ook zelf het beheer van programma’s of zij kan de uitvoering van welbepaalde programma’s delegeren aan uitvoerende agentschappen.
·Indirect beheer: daarnaast kunnen besluiten om uitgaven te doen op indirecte wijze worden beheerd middels andere organen binnen de EU of daarbuiten. In het Financieel Reglement en/of delegatieovereenkomsten wordt vastgelegd welke controle- en verslagleggingsmechanismen door deze entiteiten in acht moeten worden genomen en welk toezicht door de Commissie wordt uitgeoefend wanneer begrotingsuitvoeringstaken worden toevertrouwd aan nationale agentschappen, de Europese Investeringsbankgroep, derde landen, internationale organisaties (bv. de Wereldbank of de Verenigde Naties) en andere entiteiten (bv. gedecentraliseerde agentschappen van de EU, gemeenschappelijke ondernemingen).
Financieel Reglement
Het Financieel Reglement (FR) 3 van toepassing op de algemene begroting is een cruciale tekst in het regelgevingskader voor de EU-financiën. Het stelt gedetailleerde financiële regels vast voor de uitvoering van de EU-begroting en omschrijft de rol van de verschillende actoren die ervoor moeten zorgen dat het geld goed wordt beheerd en
dat de gestelde doelen worden bereikt.
2.GOVERNANCE, EN REKENING EN VERANTWOORDING
2.1.INSTITUTIONELE STRUCTUUR
De EU beschikt over een institutioneel kader, dat ertoe strekt haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen na te streven, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren. De organisatiestructuur omvat instellingen, agentschappen en andere EU-organen die in de geconsolideerde rekeningen van de EU worden opgenomen voor zover aan de consolidatiecriteria van het Financieel Reglement en de toepasselijke boekhoudregels (zie toelichting 9 voor de lijst van entiteiten die binnen het consolidatiebereik vallen).
Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. De Commissie is politiek verantwoordelijk tegenover het Europees Parlement. De Raad vervult tevens beleidsbepalende en coördinerende taken binnen de algemene politieke koers en de prioriteiten van de Unie die door de Europese Raad zijn uitgezet.
De Commissie is verantwoordelijk voor het plannen, voorbereiden en voorstellen van wetgeving, voor het beheer van het EU-beleid, met inbegrip van het toezicht op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving en de handhaving ervan, voor de toewijzing van EU-begrotingsmiddelen en het beheer van de financieringsprogramma’s, en voor het vertegenwoordigen van de EU op internationaal vlak.
De Commissie voert de begroting uit, grotendeels in samenwerking met de lidstaten 4 . Samen waken zij erover dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer. De met de uitvoering van de begroting verband houdende controle- en auditverplichtingen van de lidstaten wanneer zij medeverantwoordelijk zijn voor uitvoering van de begroting en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden worden vastgesteld in verordeningen. Deze bepalen ook de verantwoordelijkheden van en de gedetailleerde regels voor iedere instelling wat betreft haar eigen uitgaven.
2.2.DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN DE COMMISSIE
De Commissie heeft een uniek governancesysteem, met een duidelijk onderscheid tussen politieke en administratieve toezichtsstructuren en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden en verplichtingen inzake financiële verantwoording 5 .
De interne werking van de Commissie is gebaseerd op een aantal hoofdbeginselen van goed bestuur: duidelijke taken en verantwoordelijkheden, een sterke inzet voor resultaten en naleving van het wettelijke kader, duidelijke verantwoordingsmechanismen, een hoogwaardig en inclusief regelgevingskader, openheid en transparantie, en hoge ethische normen.
De Commissie vervult haar taken op gezag van het College van commissarissen, dat de prioriteiten stelt en de algemene politieke verantwoordelijkheid draagt voor de werkzaamheden van de Commissie. De voorzitter beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden. De interne regelingen creëren een structuur van robuuste controle- en beheersinstrumenten op grond waarvan het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich kan nemen voor de werkzaamheden van de Commissie, namelijk de besluiten die zij neemt en de coördinerende, uitvoerende en beheersfuncties, zoals vastgelegd in de Verdragen.
De operationele uitvoering van de begroting en het financieel beheer wordt door het College gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan 6 . Deze decentrale aanpak zorgt voor een bestuurscultuur die ambtenaren aanmoedigt om verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij controle hebben en vereist dat zij zekerheid verschaffen over de activiteiten waarvoor zij aansprakelijk zijn.
De centrale diensten ondersteunen de directeuren-generaal en diensthoofden bij de uitoefening van hun taken. In het bijzonder de Corporate Management Board (bestuursraad) zorgt voor coördinatie van, toezicht op, advies over en strategische oriëntaties voor het management van de organisatie, onder andere wat betreft het beheer van de financiële en personele middelen, risicobeheer, prestatiebeheer, IT-governance, cyber- en persoonlijke veiligheid, bedrijfscontinuïteit, communicatie en informatiebeheer 7 .
Dit governancesysteem is gebaseerd op de Verdragen en de structuur heeft zich aangepast aan een veranderende omgeving en om in overeenstemming te blijven met de goede werkmethoden zoals die zijn neergelegd in de relevante internationale normen 8 . Bij de verdere stroomlijning en versterking van de in 2018 geïntroduceerde regelingen 9 is rekening gehouden met de auditwerkzaamheden van de Europese Rekenkamer 10 en de dienst Interne Audit van de Commissie. Zoals voorgeschreven door het Financieel Reglement (artikel 247), bevat het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag inzake de EU-begroting informatie over de belangrijkste governanceregelingen in de Commissie.
2.3.HET PRESTATIEKADER VAN DE EU-BEGROTING
De inachtneming van solide prestatiekaders is van essentieel belang voor een krachtige focus op resultaten, een meerwaarde van het Europese niveau en goed beheer van de EU-programma’s. Het prestatiekader van de EU-begroting is sterk ontwikkeld en scoort hoger dan dat van eender welk individueel land dat wordt beoordeeld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in haar gestandaardiseerde index voor kaders voor prestatiegerichte budgettering.
Het EU-begrotingsprestatiekader omvat rapportering over verschillende soorten en niveaus van strategische doelen, doelstellingen en indicatoren. Het houdt eveneens rekening met de complementariteit en mainstreaming van beleid (zoals de aanpak van de klimaatverandering of gendergelijkheid) en programma’s en met de cruciale rol van de lidstaten bij de uitvoering van de EU-begroting.
·De rechtsgrondslagen van de programma’s bevatten doelstellingen, indicatoren en streefcijfers en de Commissie brengt er jaarlijks verslag over uit in de programmaverklaringen die de ontwerpbegroting vergezellen. Deze bevatten de nodige informatie om klaar te zien in de programma-uitvoering en de prestaties te meten: de financiële vastleggingen op langere termijn binnen het meerjarig financieel kader, de vertrekniveaus voor de programmaprestaties (de beginsituatie bij beleidsmaatregelen), de einddoelen (te bereiken op het einde van de meerjarige programmeringsperiode) en de tussentijdse ijkpunten.
·Opdat middelen aan prioriteiten worden toegewezen en elke actie uitstekende resultaten en een hoge toegevoegde waarde oplevert, bevordert de Commissie een prestatiegerichte cultuur. Bovendien heeft zij de afgelopen jaren een aanpak ontwikkeld waarbij naar een beter evenwicht tussen compliance en performance wordt gestreefd.
·Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting geeft een uitgebreid overzicht van de uitvoering, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. Daarin wordt toegelicht hoe de politieke prioriteiten van de Europese Unie door de EU-begroting zijn ondersteund, welke resultaten met de EU-begroting zijn behaald en op welke wijze de Commissie de hoogste normen op het gebied van budgettair en financieel beheer heeft aangehouden.
Met al deze elementen beschikt de begrotingsautoriteit over een solide basis om met prestatie-informatie rekening te houden tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure.
2.4.HET FINANCIEEL BEHEER VAN DE COMMISSIE
Binnen de Commissie worden de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer duidelijk afgebakend (bv. door het Financieel Reglement en de interne regels 11 ) en navenant uitgeoefend. Als gedelegeerd ordonnateur zijn de directeuren-generaal en diensthoofden van de Commissie verantwoordelijk voor een goed financieel beheer van de EU-middelen, de naleving van de voorschriften van het Financieel Reglement, het risicobeheer en de vaststelling van een passend internecontrolekader.
De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel standpunt als dat van een goed financieel beheer. Taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. Elke gedelegeerd ordonnateur kan het risicobeheer en de interne controle toevertrouwen aan één of twee directeuren om toezicht te houden op de implementatie van de internecontrolesystemen.
De centrale diensten van de Commissie geven richtsnoeren en advies, en bevorderen goede werkmethoden, onder andere via de werkzaamheden van de Corporate Management Board.
Krachtens het Financieel Reglement dient elke ordonnateur een jaarlijks activiteitenverslag (AAR) op te stellen over de bereikte resultaten en over de interne controle en het financieel beheer in de loop van het jaar. Het AAR bevat een verklaring dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en controleprocedures zijn ingesteld die de nodige garanties bieden wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Op het niveau van de Commissie is het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting het belangrijkste instrument waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het begrotingsbeheer.
De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en methodes voor de overheidssector, valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom van de Unie geeft. De jaarrekening wordt vastgesteld door het College van commissarissen. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie.
De intern controleur van de Commissie bekleedt eveneens een onafhankelijke functie op centraal niveau en verstrekt onafhankelijke raadgevingen, adviezen en aanbevelingen over de kwaliteit en de werking van de internecontrolesystemen van de Commissie, de agentschappen van de EU en andere autonome organen.
Het Comité follow-up interne audit waarborgt de onafhankelijkheid van de intern controleur, monitort de kwaliteit van de interneauditwerkzaamheden en gaat na welk gevolg door de Commissie wordt gegeven aan interne en externe auditaanbevelingen, alsook aan de kwijtingsbevindingen en -aanbevelingen van de Europese Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde rekeningen van de EU. De adviezen van het comité dragen bij aan de algehele verdere verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Commissie bij het behalen van haar doelstellingen en faciliteren het toezicht van het College op de governance, het risicobeheer en de internecontrolepraktijken van de Commissie.
2.5.FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
De verslaglegging over de EU-begroting geschiedt via het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen, waarin uitvoerige informatie wordt samengebracht over de uitvoering, de prestaties, de resultaten, het financieel beheer en de bescherming van de EU-begroting. Het bestaat uit de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie, het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (dat een evaluatie van de financiën van de Unie op basis van de bereikte resultaten bevat), het jaarlijks verslag over de resultaten van de interne controle, een langetermijnraming van toekomstige in- en uitstromen voor de volgende vijf jaar en het verslag over de follow-up van de kwijting. Het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen verschaft het publiek jaarlijks een alomvattend beeld van de financiële en operationele situatie van de EU-begroting.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU, zowel bezien vanuit het oogpunt van de boekhouding op transactiebasis als vanuit begrotingsoogpunt. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:
·de geconsolideerde financiële staten, alsmede
·verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin die begrotingsuitvoering in haar totaliteit wordt beschreven.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU gaat bovendien vergezeld van een sectie „Financiële staten — bespreking en analyse“, waarin belangrijke veranderingen en trends in de financiële staten beknopt worden beschreven en aanzienlijke risico’s en onzekerheden waarmee de EU is geconfronteerd en die zij in de toekomst moet aanpakken, worden toegelicht.
Verslaglegging en verantwoording in de Commissie:
Geïntegreerd pakket financiële en verantwoordingsverslagen
Artikel 247 FR
·Geconsolideerde jaarrekening van de EU
·Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (incl. een evaluatie van de EU-financiën)
·Jaarlijks verslag over de resultaten van de interne controle
·Een langetermijnraming van toekomstige in- en uitstromen voor 5 jaar
·Verslag over de follow-up van de kwijting
Andere verslagen
·Communicatiepakket ter gelegenheid van de toespraak over de Staat van de Unie
·Algemeen verslag over de werkzaamheden van de EU
·De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal
·Verslag over het begrotings- en financieel beheer
2.6.EXTERNE CONTROLE EN KWIJTINGSPROCEDURE
Overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer moeten de middelen op een effectieve, efficiënte en zuinige manier worden beheerd. Er bestaat een verantwoordingskader op basis van uitgebreide rapportage, externe controles en politieke controle om redelijke zekerheid te bieden dat EU-middelen goed en op de juiste wijze worden besteed.
Elk jaar onderzoekt de Europese Rekenkamer op een systematische en grondige manier de betrouwbaarheid van de rekeningen, de wettigheid en regelmatigheid van alle ontvangsten en uitgaven, alsmede de deugdelijkheid van het financieel beheer en de kwaliteitsaspecten van de begrotingsuitvoering, met inbegrip van het prestatieaspect. De publicatie van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer is het startpunt voor de kwijtingsprocedure. De controleurs stellen ook speciale verslagen op over specifieke uitgaven of beleidsterreinen, of over begrotings- of beheerskwesties.
Het Europees Parlement besluit, na een aanbeveling van de Raad, om al dan niet zijn definitieve goedkeuring te verlenen – 'verlenen van kwijting' genoemd – aan de wijze waarop de Commissie de EU-begroting in een bepaald jaar heeft uitgevoerd. De jaarlijkse kwijtingsprocedure staat er garant voor dat de Commissie politiek verantwoording aflegt voor de uitvoering van de EU-begroting.
Het kwijtingsbesluit is ook gebaseerd op de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie, op hoorzittingen met de commissarissen en op de antwoorden op schriftelijke vragen aan de Commissie.
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN
De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2019 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 246, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel XIII van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, regels en methoden.
Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.
Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.
Rosa Aldea Busquets
Rekenplichtige van de Europese Commissie
18 juni 2020
MARKANTE FEITEN BETREFFENDE HET BEGROTINGSJAAR 2019
Uitvoering van de Uniebegroting 2019
De EU-begroting speelt een belangrijke rol in de ondersteuning van het beleid en de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie. Ondanks haar beperkte omvang – ongeveer 2 % van alle overheidsuitgaven in de Unie – vult zij de nationale begrotingen aan, met een duidelijke focus op investeringen en toegevoegde waarde. Binnen het brede scala van Europees beleids- en regelgevingsinstrumenten is zij een cruciaal onderdeel voor de uitvoering van de beleidsprioriteiten die door alle EU-lidstaten zijn onderschreven en die zijn vertaald in een meerjarig financieel kader dat de verschillende programma’s omvat en uitgavenplafonds vaststelt.
De EU-begroting 2019, zoals goedgekeurd op 12 december 2018, bewijst dat het geld van de EU terechtkomt waar het nodig is. Zoals de Commissie in mei 2018 had voorgesteld, werd het grootste deel van de middelen in 2019 gebruikt om de werkgelegenheid te stimuleren, in het bijzonder voor jongeren, en om groei, strategische investeringen en convergentie te ondersteunen. Ook de inspanningen om zowel binnen de EU als daarbuiten het migratievraagstuk op een doeltreffende manier aan te pakken, werden door de EU verder ondersteund.
De goedgekeurde begroting 2019 droeg bij tot de kracht en de veerkracht van de Europese economie en het bevorderen van de solidariteit en veiligheid, zowel binnen de EU als daarbuiten. De begroting 2019 was de voorlaatste van het huidige meerjarig financieel kader (MFK). Nagenoeg alle programma’s zaten op kruissnelheid, behalve de nieuwe programma’s zoals het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP) of acties waarvoor het wetgevingsproces pas onlangs is afgerond.
Met de uitvoering van de EU-begroting in 2019 was een bedrag gemoeid van in totaal 178,8 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 159,1 miljard EUR aan betalingskredieten. De uitvoering was bevredigend en in de loop van het jaar hoefden slechts beperkte bijstellingen te worden gedaan. Na overdrachten naar 2020 bedroeg de uitvoering 99,4 % wat betreft de vastleggingskredieten en 99,5 % wat betreft de betalingskredieten.
Maatregelen om de economische groei te bevorderen en de economische kloof tussen de regio’s te verkleinen, waren voor bijna de helft van de vastgelegde middelen goed. De EU-begroting droeg 12,4 miljard EUR bij aan onderzoek en innovatie in het kader van Horizon 2020, onder meer op het gebied van high-performance computing. Er waren grotere budgetten voor onderwijs en opleiding (20 % meer ten opzichte van 2018 voor Erasmus+) en voor vervoers- en digitale infrastructuurde (37 % meer voor de Connecting Europe Facility). Voor landbouw en plattelandsgebieden bleven de uitgaven met 57,9 miljard euro op een stabiel niveau. De steun was onder meer gericht op het tegengaan van klimaatverandering en op het bevorderen van duurzame groei.
De begroting 2019 bood de nodige flexibiliteit voor de aanpak van het interne aspect van migratievraagstukken, middels in totaal 1,2 miljard EUR steun uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie, naast 533 miljoen EUR voor grensbeheer en veiligheid uit het Fonds voor interne veiligheid. In totaal ging 5 miljoen EUR naar de oprichting van het nieuwe Europees Openbaar Ministerie, dat zich gaat bezighouden met de vervolging van strafbare feiten die ten koste gaan van de EU-begroting, zoals fraude, witwaspraktijken en corruptie.
Financiële staten – markante feiten
Balans
·Onder “Vaste bedrijfsmiddelen”: de vier in 2018 gelanceerde satellieten hebben in 2019 de tests in de omloopbaan met succes doorstaan. Zij zijn in 2019 aan de operationele constellatie toegevoegd, wat het totaal op 26 satellieten brengt (zie toelichting 2.2).
·De voor verkoop beschikbare financiële activa namen toe met 3,0 miljard EUR in verband met de verdere financiering van de garantiefondsen voor het EFSI & EFDO en financieringsinstrumenten voor Horizon 2020. De verstrekte leningen namen af met 1,3 miljard EUR na de terugbetaling van betalingsbalansleningen door Roemenië en Letland. Anderzijds werden enige nieuwe MFB-leningen verstrekt (zie toelichting 2.4).
·De voorfinancieringen (d.w.z. aan begunstigden van EU-middelen betaalde voorschotten) stegen lichtjes met 1,5 miljard EUR tot 51,4 miljard EUR (zie toelichting 2.5).
·De totale vorderingen en verhaalbare bedragen bleven als geheel op eenzelfde niveau als vorig jaar, namelijk 24,0 miljard EUR (zie toelichting 2.6).
·Een daling van de langetermijnrente gebruikt voor de waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen (de zogenaamde disconteringsvoet), die voor het eerst negatief werd, leidde tot een significante toename van de verplichtingen op het einde van het jaar met 17,2 miljard EUR (zie toelichting 2.9).
·De terugbetaling van 1,5 miljard EUR aan opgenomen BB-leningen deed de financiële verplichtingen afnemen, maar werd enigszins geneutraliseerd door nieuwe leningen die werden opgenomen om MFB-leningen te verstrekken (zie toelichting 2.11).
·Crediteuren en overlopende posten bleven op hetzelfde niveau als 2018 met 94,1 miljard EUR (zie toelichtingen 2.12 en 2.13).
Staat van de financiële resultaten
·Aan de ontvangstenzijde vielen de bni-ontvangsten 3,0 miljard EUR hoger uit wegens aanpassingen van bedragen uit het verleden (hoofdzakelijk voor de jaren 2012 tot en met 2017) als gevolg van bijwerking van de bni-grondslagen aan de hand van de werkelijke gegevens. De ontvangsten uit geldboeten bedroegen 4,3 miljard EUR in 2019 (zie toelichtingen 3.1/3.4).
·De uitgaven onder gedeeld beheer namen toe met 4,8 miljard EUR, dankzij een betere uitvoering van programma’s van het EFRO en het Cohesiefonds naarmate het huidige MFK vordert (zie toelichting 3.9).
Voorwaardelijke verplichtingen
·De begrotingsgaranties stegen met 2,7 miljard EUR als gevolg van het aangaan van nieuwe, door de EU-begroting gegarandeerde EFSI- en ELM-verrichtingen in 2019 (zie toelichting 4.1.1).
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2019
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN
1. BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
3. TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
4. VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA
5. VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN
6. FINANCIEEL RISICOBEHEER
7. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
8. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
9. CONSOLIDATIEBEREIK
BALANS
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
NIET-VLOTTENDE ACTIVA
Immateriële activa
2.1
515
446
Vaste bedrijfsmiddelen
2.2
11 380
11 185
Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
2.3
591
591
Financiële activa
2.4
66 714
65 231
Voorfinanciering
2.5
26 240
26 006
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
2.6
3 607
416
109 047
103 875
VLOTTENDE ACTIVA
Financiële activa
2.4
4 514
4 168
Voorfinanciering
2.5
25 206
23 968
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
2.6
20 367
24 248
Voorraden
2.7
68
73
Geldmiddelen en kasequivalenten
2.8
19 745
18 113
69 900
70 570
TOTAAL ACTIVA
178 947
174 444
NIET-VLOTTENDE PASSIVA
Pensioenen en andere personeelsbeloningen
2.9
(97 659)
(80 456)
Voorzieningen
2.10
(3 710)
(3 281)
Financiële verplichtingen
2.11
(53 071)
(53 289)
(154 440)
(137 025)
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN
Voorzieningen
2.10
(1 116)
(852)
Financiële verplichtingen
2.11
(1 446)
(2 617)
Crediteuren
2.12
(27 241)
(32 227)
Overlopende posten
2.13
(67 227)
(63 186)
(97 030)
(98 882)
TOTAAL PASSIVA
(251 470)
(235 907)
NETTOACTIVA
(72 523)
(61 463)
Reserves
2.14
5 037
4 961
Bij de lidstaten op te vragen bedragen*
2.15
(77 560)
(66 424)
NETTOACTIVA
(72 523)
(61 463)
* Het Europees Parlement heeft op 4 december 2019 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2020 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
miljoen EUR
Toelichting
2019
2018
ONTVANGSTEN
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties
Bni-middelen
3.1
108 820
105 780
Traditionele eigen middelen
3.2
21 235
22 767
Btw-middelen
3.3
18 128
17 624
Geldboeten
3.4
4 291
6 740
Teruggevorderde uitgaven
3.5
2 627
2 215
Overige
3.6
2 072
3 312
157 174
158 438
Ontvangsten uit ruiltransacties
Financiële ontvangsten
3.7
1 817
3 115
Overige
3.8
1 298
1 379
3 116
4 494
Totale ontvangsten
160 289
162 932
UITGAVEN
Uitgevoerd door de lidstaten
3.9
Europees Landbouwgarantiefonds
(43 951)
(43 527)
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en
andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling
(13 541)
(13 149)
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds
(35 178)
(30 230)
Europees Sociaal Fonds
(11 218)
(11 935)
Overige
(2 608)
(2 826)
Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen
3.10
(18 942)
(17 551)
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen
3.11
(3 131)
(3 396)
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties
3.11
(4 085)
(4 016)
Uitgevoerd door andere entiteiten
3.11
(2 875)
(3 569)
Personeels- en pensioenkosten
3.12
(11 366)
(10 929)
Financieringskosten
3.13
(1 491)
(1 677)
Overige uitgaven
3.14
(7 109)
(6 208)
Totale uitgaven
(155 493)
(149 014)
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR
4 796
13 918
KASSTROOMOVERZICHT
miljoen EUR
2019
2018
Resultaat begrotingsjaar
4 796
13 918
Operationele activiteiten
Afschrijving
107
104
Waardevermindering
1 022
998
(Toename)/afname leningen
1 255
1 041
(Toename)/afname voorfinanciering
(1 472)
(947)
(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
691
(12 299)
(Toename)/afname voorraden
5
222
Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen
17 203
7 334
Toename/(afname) voorzieningen
693
594
Toename/(afname) financiële verplichtingen
(1 389)
(1 007)
Toename/(afname) crediteuren
(4 985)
(6 821)
Toename/(afname) in overlopende posten
4 041
(716)
Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten
(1 803)
(556)
Herwaardering van verplichtingen voor personeelsbeloningen (non-cash mutatie niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten)
(14 164)
(4 396)
Overige non-cash mutaties
111
(71)
Investeringsactiviteiten
(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen
(1 392)
(1 583)
(Toename)/afname beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
(1)
(9)
(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa
(2 964)
(1 811)
(Toename)/afname financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
(121)
7
NETTOKASSTROOM
1 633
(5 998)
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten
1 633
(5 998)
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar
18 113
24 111
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar
19 745
18 113
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
miljoen EUR
Bij de lidstaten op te vragen bedragen Cumulatief overschot/(tekort)
Andere reserves
Reëlewaarde-reserve
Nettoactiva
SALDO OP 31.12.2017
(75 234)
4 598
278
(70 359)
Mutatie in reserve Garantiefonds
(186)
186
–
–
Mutaties reële waarde
–
–
(47)
(47)
Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen
(4 396)
–
–
(4 396)
Overige
30
(54)
–
(24)
Begrotingsresultaat 2017 gecrediteerd aan de lidstaten
(556)
–
–
(556)
Resultaat begrotingsjaar
13 918
–
–
13 918
SALDO OP 31.12.2018
(66 424)
4 730
231
(61 463)
Mutatie in reserve Garantiefonds
(21)
21
–
–
Mutaties reële waarde
–
–
160
160
Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen
(14 164)
–
–
(14 164)
Overige
56
(105)
–
(49)
Begrotingsresultaat 2018 gecrediteerd aan de lidstaten
(1 803)
–
–
(1 803)
Resultaat begrotingsjaar
4 796
–
–
4 796
SALDO OP 31.12.2019
(77 560)
4 646
391
(72 523)
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN
1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz.
Overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement heeft de EU haar financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen om te verzekeren dat de geconsolideerde rekeningen van de EU intern consistent zijn.
Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie (EAR)
Nieuwe EAR van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2019 aanvangen
De volgende door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde EAR is verplicht toe te passen voor jaarperioden die op of na 1 januari 2019 aanvangen:
·EAR 20, die gebaseerd is op IPSAS 40 „Public Sector Combinations“, voorziet in de vereisten voor de classificatie, verantwoording en meting van publiekrechtelijke combinaties, d.w.z. de samenvoeging van verschillende operaties in één publiekrechtelijke entiteit.
De standaard onderscheidt twee soorten combinaties van de publieke sector: fusies en overnames. Een fusie is een publiekrechtelijke combinatie waarin ofwel geen van de partijen in de combinatie de zeggenschap verkrijgt over één of meerdere operaties, ofwel, in het geval dat één partij in de combinatie de zeggenschap verkrijgt, er bewijs is dat de combinatie economisch gezien een fusie vormt (de standaard voorziet in verschillende indicatoren voor de beoordeling en de besluitvorming om tot dat oordeel te komen). Een overname is een publiekrechtelijke combinatie waarin één partij in de combinatie de zeggenschap verkrijgt over één of meerdere operaties en er bewijs is dat de combinatie geen fusie vormt.
Combinaties van de publieke sector die als fusie worden ingedeeld, worden geboekt volgens de gewijzigde methode van de pooling van belangen, die voorschrijft dat de resulterende entiteit de identificeerbare activa, passiva en eventuele minderheidsbelangen van de combinatie verwerkt tegen de boekwaarde met een overeenkomstige vermeerdering of afname van de nettoactiva (d.w.z. zonder aanleiding te geven tot goodwill).
Combinaties van de publieke sector die als overname worden ingedeeld, worden geboekt volgens de overnamemethode, die voorschrijft dat de verworven identificeerbare activa en overgenomen passiva worden verwerkt tegen de reële waarde op de verwervingsdatum, en dat eventuele minderheidsbelangen in de overgenomen operatie worden opgenomen in verhouding tot hun aandeel in de identificeerbare nettoactiva van de overgenomen operaties. In tegenstelling tot een fusie geeft een overname aanleiding tot goodwill (gemeten als het eventuele bedrag waarmee de overgedragen vergoeding en eventuele minderheidsbelangen het nettosaldo van de op de verwervingsdatum vastgestelde bedragen van de verworven identificeerbare activa en aangegane verplichtingen overtreft).
De standaard voorziet in verschillende openbaarmakingsvereisten om de gebruikers van de financiële staten van de EU in staat te stellen de aard en de financiële gevolgen van fusies of overnames te beoordelen, evenals de financiële gevolgen van in de lopende verslagperiode verwerkte aanpassingen betreffende dergelijke transacties die hebben plaatsgevonden gedurende deze of voorafgaande verslagperioden.
Omdat er gedurende de verslagperiode geen publiekrechtelijke combinaties zijn geweest, heeft de nieuwe standaard geen invloed op de financiële staten voor 2019.
Nieuwe EAR vastgesteld, maar nog niet van kracht op 31 december 2019
Er zijn geen nieuwe EAR vastgesteld maar nog niet van kracht op 31 december 2019.
3.BOEKHOUDBEGINSELEN
De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.
De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 1 over de financiële staten en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie.
De kwalitatieve kenmerken van de financiële verslaggeving zijn relevantie, betrouwbaarheid, begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid.
4.CONSOLIDATIE
Consolidatiebereik
De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gezamenlijke overeenkomsten en geassocieerde deelnemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 9. Zij telt thans 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en één geassocieerde deelneming. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn onder andere de instellingen van de EU (met inbegrip van de Commissie, maar niet de Europese Centrale Bank) en de agentschappen van de EU (met uitzondering van die van de vroegere 2e pijler, d.w.z. het gemeenschappelijk en buitenlands veiligheidsbeleid). Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend. De enige geassocieerde deelneming van de EU is het Europees Investeringsfonds (EIF).
Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten“ en afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2019 zijn 7 entiteiten ingedeeld als dergelijke kleine entiteiten.
Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend
Voor de bepaling van het consolidatiebereik wordt het begrip “zeggenschap” gehanteerd. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.
De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.
Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.
Gezamenlijke overeenkomsten
Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst door middel van een bindende overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gemeenschappelijke ondernemingen of gezamenlijke operaties zijn. Een gemeenschappelijke onderneming is een gezamenlijke overeenkomst die in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Een gezamenlijke operatie is een gezamenlijke overeenkomst waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst. Deelnemingen in gezamenlijke operaties worden verwerkt door opneming in de financiële staten van de EU van de desbetreffende activa en verplichtingen, ontvangsten en uitgaven, en het aandeel in de gezamenlijk aangehouden of aangegane activa, verplichtingen, ontvangsten en uitgaven.
Geassocieerde deelnemingen
Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen exclusieve of gezamenlijke zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).
Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert
De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.
5.OPSTELLINGSGRONDSLAG
De financiële staten zijn per jaar. Het boekjaar start op 1 januari en eindigt op 31 december.
6.Munteenheid en omrekeningsbeginselen
Functionele en rapporteringsvaluta
De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele munteenheid van de EU is.
Verrichtingen en saldi
Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta’s en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.
Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.
De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).
Wisselkoersen met de euro
Valuta
31.12.2019
31.12.2018
Valuta
31.12.2019
31.12.2018
BGN
1,9558
1,9558
PLN
4,2568
4,3014
CZK
25,4080
25,7240
RON
4,783
4,6635
DKK
7,4715
7,4673
SEK
10,4468
10,2548
GBP
0,8508
0,8945
CHF
1,0854
1,1269
HRK
7,4395
7,4125
JPY
121,9400
125,8500
HUF
330,5300
320,9800
USD
1,1234
1,145
7.Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, financiële risico's verbonden aan vorderingen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen, toegerekende baten en lasten, voorzieningen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen, de realiseerbare nettowaarde van voorraden, voorwaardelijke activa en verplichtingen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden, indien de verandering alleen betrekking heeft op die periode, of in die periode en toekomstige perioden, indien de verandering op beide betrekking heeft.
8.BALANS
9.Immateriële activa
Een immaterieel actief is een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm. Een actief is identificeerbaar als het afscheidbaar is (d.w.z. als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit, bv. door te worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, gehuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen), of voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn aan of gescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen.
Aangekochte immateriële activa worden geboekt tegen de historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.
Immateriële activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3 tot 11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst.
10.Vaste bedrijfsmiddelen
Alle vaste bedrijfsmiddelen worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.
De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.
Op terreinen worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:
Type actief
Lineair afschrijvingspercentage
Gebouwen
4 % tot 10 %
Ruimte-objecten
8 % tot 25 %
Materieel en apparatuur
10 % tot 25 %
Meubilair en wagenpark
10 % tot 25 %
Computerhardware
25 % tot 33 %
Overige
10 % tot 33 %
Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Leaseovereenkomsten
Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de lessor in ruil voor een betaling of een reeks betalingen het gebruiksrecht van een actief voor een overeengekomen periode overdraagt aan de lessee. Leaseovereenkomsten worden geclassificeerd als financiële lease of als operationele lease.
Financiële leases zijn leases waarbij in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen aan de lessee. De lessee die een financiële lease aangaat, neemt de verworven activa in de boeken op als activa en de met de lease samenhangende verplichtingen als passiva vanaf het begin van de leaseperiode. De activa en passiva worden opgenomen tegen de reële waarde van het geleasede goed of, indien deze lager is, de contante waarde van de minimale leasebetalingen, beide waarden bepaald bij het aangaan van de lease. Gedurende de leaseperiode worden de via financiële lease verkregen activa afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is. De minimale leasebetalingen worden gesplitst in een deel financiële vergoeding (het rentebestanddeel) en een deel aflossing van de uitstaande verplichting (het kapitaalelement). De financiële vergoeding wordt gedurende de leaseperiode toegerekend aan elke termijn zodat een constante periodieke rente op het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen; deze wordt naargelang het geval als kortlopend/langlopend opgenomen. Voorwaardelijke leasebetalingen worden als lasten verwerkt in de perioden waarin ze zijn uitgevoerd.
Operationele leases zijn lease waarbij, anders dan bij financiële leases, de verhuurder in wezen alle risico’s en voordelen behoudt die verbonden zijn aan eigendom van een actief. De lessee die een operationele lease aangaat, neemt de leasebetalingen gedurende de leaseperiode lineair als uitgaven op in de resultatenrekening; het geleasede actief noch de leaseverplichtingen worden in de balans opgenomen.
11.Waardevermindering van niet-financiële activa
Een waardevermindering is een verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van een actief, bovenop de gewone erkenning van het verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van het actief door afschrijving. Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijving wordt toegepast, worden onderzocht op waardevermindering wanneer er op de verslagdatum aanwijzingen zijn dat de waarde van het actief is verminderd. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.
De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.
12.Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen
Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode worden de eerste keer opgenomen tegen kostprijs, waarbij de initiële boekwaarde vervolgens wordt verhoogd of verlaagd in verhouding tot nieuwe bijdragen, het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming, en eventuele waardeverminderingen en dividenden. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties. Het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in vermogensmutaties van de deelneming in de reserves onder de nettoactiva. Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.
Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op („verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.
Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.
Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.
Geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld als kleine entiteiten (zie toelichting 1.3) worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.
13.Financiële activa
Indeling
De EU deelt haar financiële activa in als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort, leningen en kortlopende vorderingen, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
Financiële activa worden in categorie “gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort” ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de entiteit zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie weergegeven. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.
(II)Leningen en kortlopende vorderingen
Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU geld, goederen of diensten rechtstreeks aan een debiteur verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen, of indien de EU is gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke kredietverstrekker na een betaling door de EU in het kader van een garantieovereenkomst. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als vlottende activa. Betalingen die verschuldigd zijn binnen meer dan 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als niet-vlottende (vaste) activa. Leningen en kortlopende vorderingen omvatten termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden.
(III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen. Investeringen in entiteiten die noch geconsolideerd, noch verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode en andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen), worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.
Eerste opname en waardering
Aan- en verkopen van financiële activa ingedeeld als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt gedeponeerd bij een financiële instelling of uitbetaald aan de ontlener. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding), tenzij de reële waarde van dat instrument wordt gestaafd door een vergelijking met andere waarneembare actuele markttransacties in hetzelfde instrument, of op basis van een waarderingstechniek waarvan de variabelen alleen uit gegevens van waarneembare markten bestaan (bijvoorbeeld in het geval van sommige derivatencontracten). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.
Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:
·De „marktomgeving“ waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de „optie“ van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.
·Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme of betalingsbalans of van soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.
·Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.
Waardering na eerste opname
a)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie „financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort“ worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.
b)Leningen en kortlopende vorderingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
c)Tot einde looptijd aangehouden activa worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.
d)Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve, behalve voor omrekeningsverschillen op monetaire activa die worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.
De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.
Investeringen in durfkapitaalfondsen, ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa, die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.
Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.
Waardevermindering van financiële activa
De waarde van een financieel actief is verminderd en een verlies wordt opgenomen als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief. De EU gaat op elke verslagdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is.
(a)Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
(b)Activa geboekt tegen reële waarde
In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het cumulatieve verlies — gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa — uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
14.Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.
15.Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt teruggestort. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Aangezien de EU de zeggenschap over de voorfinanciering behoudt en het niet-subsidiabele gedeelte aan haar wordt teruggestort, worden de bedragen als activa opgevoerd.
Voorfinancieringen worden voor het eerst op de balans opgenomen wanneer kasmiddelen aan de begunstigde worden overgemaakt. Zij worden gewaardeerd tegen het bedrag van de tegenprestatie. Voorfinanciering wordt in daaropvolgende perioden gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.
Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.
Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van „financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer“) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgevoerd. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.
De EU-bijdragen aan de trustfondsen van het Europees Ontwikkelingsfonds of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.
16.Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
De boekhoudregels van de EU vereisen dat ruiltransacties en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven. Om het onderscheid te maken, wordt de term “vorderingen” gebruikt voor ruiltransacties en “verhaalbare bedragen” voor niet-ruiltransacties, d.w.z. waarbij de EU van een andere entiteit een waardebedrag ontvangt zonder rechtstreeks een gelijkwaardig bedrag in ruil te geven (bv. op lidstaten verhaalbare bedragen uit hoofde van eigen middelen).
Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie toelichting 1.5.5). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast.
Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen de reële waarde op de verwervingsdatum (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.
17.Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
18.Personeelsbeloningen
De EU biedt haar personeelsleden een aantal prestaties (salarissen en sociale verzekering). Voor boekhoudkundige doeleinden moeten deze worden ingedeeld in kortetermijn- en langetermijnbeloningen.
Kortetermijnpersoneelsbeloningen
Kortetermijnpersoneelsbeloningen zijn die welke moeten worden afgewikkeld binnen twaalf maanden na het einde van de verslagperiode waarin personeelsleden de dienst hebben verricht, zoals salarissen, jaarlijks en betaald ziekteverlof, en andere kortetermijnvergoedingen. Kortetermijnpersoneelsbeloningen worden opgenomen als uitgave op het moment waarop de betrokken dienst wordt verricht. Er wordt een verplichting opgenomen voor het bedrag dat naar verwachting zal worden betaald indien de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke betalingsverplichting heeft wegens in het verleden door het personeelslid verrichte diensten en de verplichting betrouwbaar kan worden geraamd.
Vergoedingen na uitdiensttreding
Personeelsleden van de EU genieten een aantal prestaties na uitdiensttreding, zoals ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen in het kader van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren en vergoeding van ziektekosten in het kade van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSVZ) (zie toelichting 2.9). Deze prestaties zijn gebaseerd op één enkel plan, uitgesplitst in twee regelingen, en moeten gelijk worden behandeld om een getrouw beeld van de situatie te geven en de economische realiteit te weerspiegelen.
I.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren („de pensioenregeling“): de onder deze notioneel gefinancierde 12 regeling toegekende prestaties omvatten ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen, gezinstoelagen, uitkeringen bij overlijden vóór de pensionering van personeelsleden die werken of gewerkt hebben bij de instellingen en ander organen van de EU of die nabestaanden zijn van overleden ambtenaren of gepensioneerden. Personeelsleden dragen een derde van de verwachte kosten van deze prestaties bij uit hun salaris.
II.ii. Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSVZ): via dit stelsel biedt de EU gezondheidszorgdekking aan personeelsleden van de Europese Commissie, de instellingen en andere organen van de EU door middel van vergoeding van medische kosten. De prestaties die worden toegekend aan „inactieven“ (gepensioneerden, wezen, enz.), worden als „personeelsbeloningen na uitdiensttreding“ ingedeeld.
De EU biedt ook voordelen na uitdiensttreding aan de leden van de EU-instellingen via afzonderlijke pensioenregelingen. Deze worden onder de rubriek „Andere pensioenstelsels“ opgenomen. De desbetreffende regelingen gelden voor de leden van de Commissie, het Hof van Justitie en het Gerecht van de EU, de Rekenkamer, de Raad, het Europees Parlement, de Ombudsman, de Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken. De leden van de EU-instellingen zijn verzekerd tegen medische kosten via het GSZV.
Al deze prestaties na uitdiensttreding vormen voor de EU verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten en worden op elke verslagdatum berekend door middel van raming van het bedrag van de toekomstige rechten die personeelsleden in de lopende en voorgaande perioden hebben verworven, verdiscontering en aftrek van de reële waarde van planactiva. De verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten worden jaarlijks berekend volgens de methode op basis van opgebouwde rechten („projected unit credit method“). De contante waarde van de verplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin de prestatie zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.
De vergoedingen na uitdiensttreding van EU-personeelsleden zijn ondergebracht in één enkel plan dat zowel een pensioenregeling als een ziektekostenverzekering (GSZV) omvat, waarbij het recht op dekking door het GSZV afhankelijk is van het verworven hebben van pensioenrechten. Volgens de planvoorwaarden, zoals bepaald in het Statuut, zijn sommige rechten, zoals het recht op een uitgesteld en verlaagd pensioen overeenkomstig de pensioenregeling, verworven na tien dienstjaren. De rechten die personeelsleden voor de dienstjaren daarna verwerven, zijn wezenlijk hoger dan die oorspronkelijke rechten zoals uit de daaropvolgende jaarlijks opgebouwde pensioenrechten blijkt.
Daarom, teneinde de economische realiteit van de onderliggende transactie te weerspiegelen overeenkomstig het kwalitatieve vereiste van getrouwe weergave van de financiële verslaglegging dat zowel in EAR 1 als in het IPSAS Conceptual Framework is neergelegd, worden de kosten lineair toegerekend voor de hele geraamde actieve periode van het personeelslid, d.w.z. de periode vanaf de datum waarop de dienstverrichting door het personeelslid de eerste planvoordelen oplevert (ongeacht of die voordelen afhankelijk zijn van verdere dienstverrichtingen) tot de datum waarop verdere dienstverrichtingen geen verdere planvoordelen van materiële betekenis, andere dan salarisverhogingen, opleveren. Deze benadering wordt consequent toegepast op de voordelen waarin het enkel plan voorziet.
Herwaarderingen van de nettoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omvatten actuariële winsten en verliezen en de opbrengst van planactiva, en worden direct onder de nettoactiva opgenomen.
De EU neemt de netto rentelasten (baten) en andere kosten in verband met de toegezegdpensioenregelingen op in de staat van de financiële resultaten, onder de post „Personeels- en pensioenkosten“.
Wanneer de toe te kennen vergoedingen worden gewijzigd of gekort, worden de desbetreffende mutatie die verband houdt met verrichtingen van verstreken diensttijd, dan wel de winsten of verliezen van de korting, onmiddellijk opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Winsten en verliezen bij afwikkeling worden opgenomen wanneer de afwikkeling plaatsvindt. De kosten van verstreken diensttijd worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij personeelsleden gedurende een bepaalde periode in dienst moeten blijven voordat de veranderingen effectief worden.
19.Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke uitkomsten te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.
Voorzieningen voor verlieslatende contracten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte kosten om de overeenkomst te beëindigen of de verwachte nettokosten om de overeenkomst voort te zetten, afhankelijk van welk bedrag het laagst is.
20.Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in overschot of tekort, als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn of als financiële verplichtingen in verband met garanties.
Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer de reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).
Financiële verplichtingen in verband met garanties worden een eerste keer opgenomen tegen de reële waarde, zijnde de waarde van de ontvangen premie. Op latere balansdata worden de financiële verplichtingen in verband met garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. De EU neemt een financiële verplichting in verband met een garantie op wanneer het een tegenprestatie tegen marktvoorwaarden ontvangt voor het verstrekken van de garantie of de reële waarde van de garantie op betrouwbare wijze kan worden gemeten. Wanneer er geen actieve markt voor gelijkwaardige garantieovereenkomsten bestaat, vermeldt de EU de verstrekte garantie als voorwaardelijke verplichting (zie toelichting 1.7.2) of — wanneer het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen — neemt de EU een voorziening op (zie toelichting 1.5.11).
Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt.
EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donors in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van beheer van het trustfonds.
21.Crediteuren
Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.
Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.
22.Overlopende posten
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.
Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Naar analogie zal voor vooruitbetaling van goederen en diensten die nog niet zijn ontvangen, de uitgave worden uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode worden geboekt.
23.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
24.Ontvangsten
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:
Bni- en btw-middelen
De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Zij worden gewaardeerd tegen het „opgevraagde bedrag“. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.
Traditionele eigen middelen
De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse Aboekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.
Geldboeten
Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, hebben ondernemingen twee maanden de tijd om:
a)hetzij het besluit te aanvaarden, waarna zij de geldboete binnen de gestelde termijn moeten betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;
b)hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat zij beroep instellen op grond van de EU-wetgeving.
Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). De ontvangen geldsom wordt gebruikt om de vordering af te wikkelen. De onderneming kan met instemming van de rekenplichtige van de Commissie echter een bankgarantie voor het bedrag geven. In dat geval blijft de boete als vordering in de boeken. Indien er geen geldsom noch een bankgarantie is ontvangen en er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen.
Indien de onderneming in beroep gaat tegen het besluit en de boete reeds provisorisch heeft betaald, wordt het bedrag als voorwaardelijke verplichting opgenomen, of indien de kans bestaat dat het Gerecht van eerste aanleg zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist.
De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.
Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico’s en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.
Rentebaten en lasten
Rentebaten en lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of lasten toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.
Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.
Dividendinkomsten
Inkomsten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.
25.Uitgaven
De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.
Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.
Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.
De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
26.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN
27.Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.
28.Voorwaardelijke verplichtingen
Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.
29.KASSTROOMOVERZICHT
Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.
Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruikgemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de exploitatieactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met investerings- of financieringskasstromen.
Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.
Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens exploitatieactiviteiten en investeringsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).
Exploitatieactiviteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investeringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- of financieringsactiviteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU.
Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de investeringsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.
30.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA
31.IMMATERIËLE ACTIVA
miljoen EUR
Brutoboekwaarde op 31.12.2018
1 073
Toevoegingen
178
Vervreemdingen
(20)
Overdrachten tussen categorieën van activa
0
Overige mutaties
(1)
Brutoboekwaarde op 31.12.2019
1 230
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2018
(627)
Afschrijvingskosten voor het jaar
(107)
Teruggeboekte afschrijving
0
Vervreemdingen
19
Overdrachten tussen categorieën van activa
0
Overige mutaties
0
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2019
(715)
Nettoboekwaarde op 31.12.2019
515
Nettoboekwaarde op 31.12.2018
446
Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.
32.VASTE BEDRIJFSMIDDELEN
De categorie ruimteobjecten omvat operationele vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en Egnos, en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Activa van de ruimtesystemen die nog niet operationeel zijn, zijn opgenomen onder de activa in aanbouw.
Voor Galileo hebben de vier in 2018 gelanceerde satellieten in 2019 de tests in de omloopbaan met succes doorstaan.Zij zijn in 2019 aan de operationele constellatie toegevoegd, wat het totaal op 26 satellieten brengt. De operationele vaste activa van Galileo, bestaande uit satellieten en installaties op de grond, werden op 31 december 2019 gewaardeerd op 2 489 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen (2018: 2 410 miljoen EUR). Het totaal van de resterende activa in aanbouw bedraagt 1 361 miljoen EUR (2018: 1 324 miljoen EUR). De ontwikkeling van het Galileosysteem gaat door totdat het systeem zijn volledige operationele capaciteit heeft bereikt. De voltooide Galileoconstellatie zal 30 satellieten tellen (waarvan 6 reservesatellieten).
Voor Copernicus zijn in 2019 geen nieuwe satellieten in bedrijf genomen. De totale waarde van de operationele vaste activa van Copernicus bedraagt 1 153 miljoen EUR (2018: 1 455 miljoen EUR) na cumulatieve afschrijvingen. Nog eens 1 453 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2018: 1 207 miljoen EUR).
Vaste activa in verband met grondinfrastructuur van het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos) zijn voor 37 miljoen EUR (2018: 52 miljoen EUR) eveneens onder de rubriek ruimteobjecten geboekt. De Egnos-activa in aanbouw bedragen 238 miljoen EUR (2018: 130 miljoen EUR).
De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).
Vaste bedrijfsmiddelen
miljoen EUR
Grond en gebouwen
Ruimte-objecten
Installaties en uitrusting
Meubilair en wagenpark
Computer-hardware
Overige
Financiële leasing
Activa in aanbouw
Totaal
Brutoboekwaarde op 31.12.2018
5 626
5 259
641
270
634
327
2 620
3 199
18 575
Toevoegingen
117
10
24
14
60
21
118
941
1 306
Vervreemdingen
(1)
(0)
(117)
(28)
(58)
(29)
(3)
–
(236)
Overdrachten tussen categorieën van activa
154
411
(7)
3
7
7
(98)
(477)
0
Overige mutaties
(0)
–
0
(0)
0
(0)
–
(10)
(10)
Brutoboekwaarde op 31.12.2019
5 895
5 680
542
259
644
325
2 638
3 653
19 635
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2018
(3 279)
(1 342)
(540)
(198)
(521)
(255)
(1 257)
(7 390)
Afschrijvingskosten voor het jaar
(190)
(659)
(31)
(17)
(64)
(27)
(94)
(1 083)
Teruggeboekte afschrijving
0
–
39
7
14
0
(0)
61
Vervreemdingen
1
0
67
17
43
26
3
157
Overdrachten tussen categorieën van activa
(35)
–
7
(2)
(5)
0
35
(0)
Overige mutaties
–
–
0
(0)
0
(0)
–
0
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2019
(3 503)
(2 001)
(457)
(194)
(533)
(255)
(1 313)
(8 255)
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2019
2 392
3 679
85
65
110
70
1 325
3 653
11 380
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2018
2 347
3 917
101
72
113
72
1 363
3 199
11 185
33.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE
Het belang van de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het verstrekken van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF is gevestigd in Luxemburg en werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners. Op 31 december 2019 had de EU een belang van 29,7 % in het EIF (2018: 29,7 %) en 29,7 % van de stemrechten (2018: 29,7 %). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijks nettoresultaat in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.
miljoen EUR
Europees Investeringsfonds
Belang op 31.12.2018
591
Bijdragen
–
Ontvangen dividenden
(3)
Aandeel van het nettoresultaat
53
Aandeel in de nettoactiva
(49)
Belang op 31.12.2019
591
De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie:
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Totaal EIF
Totaal EIF
Activa
2 965
2 662
Verplichtingen
(975)
(674)
Ontvangsten
337
291
Uitgaven
(161)
(167)
Overschot/(tekort)
176
124
De aansluiting van de hierboven samengevatte financiële informatie met de boekwaarde van het belang in het EIF is als volgt:
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Nettoactiva van de geassocieerde deelneming
1 990
1 988
Belang EC in EIF
29,70 %
29,70 %
Boekwaarde
591
591
De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft op 31 december 2019 20 % van haar belang in het EIF-kapitaal gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg:
miljoen EUR
Totaal kapitaal EIF
EU-inschrijving
Totaal aandelenkapitaal
4 500
1 337
Volgestort
(900)
(267)
Niet-opgevraagd
3 600
1 070
34.FINANCIËLE ACTIVA
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Langlopend
Voor verkoop beschikbare financiële activa
2.4.1
15 211
13 657
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
2.4.2
134
14
Verstrekte leningen
2.4.3
51 368
51 560
66 714
65 231
Kortlopend
Voor verkoop beschikbare financiële activa
2.4.1
3 196
1 786
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
2.4.2
3
2
Verstrekte leningen
2.4.3
1 316
2 380
4 514
4 168
Totaal
71 228
69 398
35.Voor verkoop beschikbare financiële activa
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
BUFI-beleggingen
1 863
1 888
EGKS in liquidatie
1 459
1 506
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
188
188
EDEO pensioenregeling voor plaatselijk personeel
75
–
3 585
3 582
Garantiefondsen voor garanties uit de begroting:
EFSI-garantiefonds
6 654
5 000
Garantiefonds voor externe acties
2 545
2 465
EFDO-garantiefonds
595
9
9 794
7 474
Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:
Horizon 2020
2 455
2 031
Connecting Europe Facility
699
540
Financieringsfaciliteit met risicodeling
597
679
EU eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb
507
464
Europees Fonds voor Zuidoost-Europa
166
115
Verrichtingen met risicodragend kapitaal
112
113
Financieringsfaciliteit voor energie-efficiëntie
105
101
Overige
387
343
5 028
4 386
Totaal
18 407
15 443
Langlopend
15 211
13 657
Kortlopend
3 196
1 786
Op een totaal van 18 407 miljoen EUR heeft de EU voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van schuldtitels (zoals obligaties) ten belope van 14 998 miljoen EUR (2018: 13 993 miljoen EUR), eigenvermogensinstrumenten van 1 801 miljoen EUR(2018: 1 365 miljoen EUR) en beleggingen in geldmarktfondsen (zoals het EIB Unitary Fund) van 608 miljoen EUR (2018: 85 miljoen EUR).
BUFI-beleggingen
Voorlopig geïnde geldboeten in mededingingszaken worden in een speciaal fonds (BUFI — „Budget Fines“) gestort en door de Commissie belegd in schuldinstrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.
EGKS in liquidatie
Alle voor verkoop beschikbare financiële activa betreffende de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in liquidatie zijn schuldtitels in euro die genoteerd zijn op actieve markten.
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
De EU heeft een financiële participatie in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) die op 31 december 2019 bestond uit 90 044 aandelen (2018: 90 044) oftewel 3 % van het totaal geplaatste aandelenkapitaal. De EU heeft ingeschreven voor een totaal bedrag van 900 miljoen EUR, waarvan tot op heden 713 miljoen EUR niet opgevraagd is. Overeenkomstig de oprichtingsovereenkomst van de EBWO gelden voor de aandeelhouders enkele contractuele beperkingen: zo zijn de aandelen niet overdraagbaar en is de terugbetaling beperkt tot de oorspronkelijke aanschaffingskosten.
De EU waardeert het belang in de EBWO tegen de reële waarde. De oorspronkelijke aanschaffingskosten worden beschouwd als de beste raming van de reële waarde, met name gelet op de contractuele beperkingen waarnaar hierboven is verwezen. Hoewel de EBWO-aandelen op geen enkele aandelenbeurs genoteerd zijn, zijn er recentelijk transacties geweest (uitgifte van aandelen a pari) die aantonen dat de aanschaffingskosten de beste raming van de reële waarde opleveren in deze omstandigheden.
GARANTIEFONDSEN VOOR BEGROTINGSGARANTIES
EFSI-garantiefonds
Volgens de EFSI-verordening (Verordening (EU) 2015/2017) moet het EFSI-garantiefonds voor een liquiditeitsbuffer zorgen tegen mogelijke verliezen van de EIB op haar financierings- en investeringsverrichtingen die op grond van de EFSI-overeenkomst in aanmerking komen voor de EU-EFSI-garantie (zie toelichting 4.1.1). Het EFSI-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen van het garantiefonds, inkomsten die de EU op grond van de EFSI-overeenkomst als vergoeding voor de garantie ontvangt, alsook door de EIB uit hoofde van eerdere garantie-aanspraken van in gebreke blijvende debiteuren gevorderde bedragen. Eind 2019 bedroegen de activa van het EFSI-garantiefonds 6 688 miljoen EUR (2018: 5 452 miljoen EUR), waarvan 6 654 miljoen EUR was belegd in voor verkoop beschikbare financiële activa (2018: 5 000 miljoen EUR), terwijl nog eens 1 879 miljoen EUR (2018: 2 688 miljoen EUR) is vastgelegd, maar nog niet in het fonds gestort en opgenomen in de budgettaire RAL en ook zijn vermeld als nog betaalbaar te stellen verplichtingen in toelichting 5.1. Het fonds zal progressief worden gevoed tot een bedrag van 9,1 miljard EUR, zijnde 35 % de totale EU-EFSI-garantieverplichtingen.
Garantiefonds voor externe acties
Het Garantiefonds voor externe acties dekt de door de EU-begroting gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de EU, gefinancierd uit de eigen middelen van de EIB, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU (zie toelichting 4.1.1). Het fonds wordt beheerd door de EIB en is bedoeld om de door de EU gegarandeerde leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, te dekken. Het fonds wordt gevoed met betalingen uit de EU-begroting, met de rente op de belegging van de beschikbare middelen van het fonds en met de bij de in gebreke gebleven debiteuren teruggevorderde bedragen voor wie het fonds tot uitbetaling heeft moeten overgaan in verband met een afgegeven garantie. Het streefdoel voor het Garantiefonds voor externe acties is een fonds van 9 % van de per jaareinde uitstaande gegarandeerde leningen. Het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de activa van het fonds aan het einde van het jaar wordt gedekt uit de EU-begroting in jaar n+2; eventuele overschotten worden teruggestort aan de EU-begroting.
EFDO-garantiefonds
Zoals bepaald in de EFDO-verordening (Verordening (EU) 2017/1601), is het EFDO-garantiefonds opgericht om te voorzien in een liquiditeitsbuffer voor het geval dat de garantie van de Unie wordt aangesproken overeenkomstig de EFDO-garantieovereenkomsten. Het EFDO-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting, bijdragen uit het 11e EOF aan de EU-begroting en vrijwillige bijdragen van lidstaten en andere contribuanten. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen, bij in gebreke blijvende schuldenaren teruggevorderde bedragen, inkomsten en andere betalingen die de EU op grond van de EFDO-garantieovereenkomsten ontvangt. Per 31 december 2019 was in totaal 600 miljoen EUR aan betalingen voor het garantiefonds ontvangen, waarvan 595 miljoen EUR is belegd in voor verkoop beschikbare financiële activa, terwijl nog eens 95 miljoen EUR (2018: 325 miljoen EUR) is vastgelegd, maar nog niet betaald, en is opgenomen in het bedrag van de “RAL” in toelichting 5.1. Het EFDO-garantiefonds zal progressief worden voorzien van middelen tot een bedrag van 750 miljoen EUR, zijnde 50 % van de totale toekomstige EFDO-garantieverplichtingen die de EU-begroting zal dekken, en kan verder worden verhoogd met andere bijdragen.
2.
Financiering
SINSTRUMENTEN DIE UIT DE EU-BEGROTING WORDEN GEFINANCIERD
Horizon 2020
Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld om de toegang tot financiering te verbeteren voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn: de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt; de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) – door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB); en de InnovFin eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en beheerd wordt door het EIF.
Risicodelende financieringsfaciliteit
De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de EU in het MFK 2007-2013 tot 1 miljard EUR uitgetrokken voor de RSFF. In het MFK 2014-2020 zijn er geen nieuwe RSFF-bijdragen uit de begroting meer gepland. Omdat een wezenlijk deel van de uitstaande RSFF-verrichtingen reeds is terugbetaald, gaf de EIB in 2019 de EU-garantie gedeeltelijk vrij, waardoor de voorwaardelijke verplichtingen van de EU zoals opgenomen in toelichting 4.1.3 afnamen.
Connecting Europe Facility
Zoals in Verordening (EU) nr. 2013/1316 is bepaald, heeft de Connecting Europe Facility (CEF) tot doel het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Het CEF-financieel schuldinstrument is de voortzetting van het leninggarantie-instrument voor TENT-projecten (LGTT) en van de proeffase van het initiatief inzake projectobligaties (PBI). Het biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties. Na 19 juni 2019, toen de eerste wijziging van de delegatieovereenkomst met de EIB in werking trad, zijn alle door de EIB uitgevoerde CEF-transacties ondergebracht in een van de volgende twee portefeuilles: de schuldportefeuille en de portefeuille niet-securitiseerbare financieringen, waarvoor een nieuwe portefeuillegebaseerde risicodelingsbenadering is ingevoerd.
EU eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb
Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die worden gefinancierd door de programma’s Cosme, CIP en MAP en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in de begin- (start-up) en groeifase door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.
36.Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Soort derivaat
Notionele waarde
Reële waarde
Notionele waarde
Reële waarde
Termijncontracten in vreemde valuta
393
3
476
2
Garantie op de aandelenportefeuille
1 439
134
674
14
Totaal
1 832
137
1 150
16
Langlopend
1 439
134
674
14
Kortlopend
393
3
476
2
De EU sluit valutatermijncontracten af ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig de valutatermijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta („pay leg“), zoals weergegeven in de bovenstaande tabel, en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR („receive leg“) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort al naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt.
De rubriek Garantie op de aandelenportefeuille omvat garanties van de EU aan financiële instellingen op portefeuilles eigenvermogensinvesteringen die zijn ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort. Het totaal bestaat voornamelijk uit EFSI-garanties van de EU aan de EIB-groep voor onderliggende eigenvermogensinvesteringen van de EIB en het EIF ten bedrage van 1 420 miljoen EUR (2018: 674 miljoen EUR). De reële waarde van de EU-garantie op de EFSI-eigenvermogensportefeuilles bedroeg in totaal 134 miljoen EUR (2018: 14 miljoen EUR).
Reëlewaardehiërarchie van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten
15 482
13 993
Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen
1 543
275
Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input
1 518
1 191
Totaal
18 544
15 459
Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden.
Aansluiting van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)
miljoen EUR
Beginbalans op 1.1.2019
1 191
Aan- en verkopen, uitgiften en afwikkelingen
173
Winsten of verliezen over de periode in financiële inkomsten of financieringskosten
90
Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen
71
Overdrachten naar niveau 3
–
Overdrachten vanuit niveau 3
–
Overige
(8)
Eindbalans op 31.12.2019
1 518
37.Verstrekte leningen
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Leningen voor financiële bijstand
2.4.3.1
52 564
53 873
Overige leningen
2.4.3.2
121
67
Totaal
52 684
53 939
Langlopend
51 368
51 560
Kortlopend
1 316
2 380
38.Leningen voor financiële bijstand
miljoen EUR
EFSM
BB
MFB
Euratom
EGKS in liquidatie
Totaal
Totaal op 31.12.2018
47 400
1 734
4 388
254
98
53 873
Nieuwe leningen
–
–
420
–
–
420
Aflossingen
–
(1 500)
(52)
(40)
(97)
(1 689)
Wisselkoersverschillen
–
–
–
–
5
5
Veranderingen in boekwaarde
(6)
(33)
(1)
(0)
(6)
(45)
Afwaardering
–
–
–
–
–
–
Totaal op 31.12.2019
47 394
201
4 754
214
0
52 564
Langlopend
46 800
200
4 112
178
–
51 290
Kortlopend
594
1
643
35
–
1 273
De totale nominale waarde van de leningen voor financiële bijstand was op 31 december 2019 51 941 miljoen EUR (2018: 53 206 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
Het EFSM maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Er zijn geen plannen waarbij het EFSM nieuwe financieringsprogramma’s zou aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten zou sluiten.
De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden door de EU-begroting gewaarborgd. In 2019 heeft Roemenië de resterende 1 miljard EUR van zijn uitstaande lening terugbetaald en Letland 500 miljoen EUR van het uitstaande bedrag van 700 miljoen EUR.
MFB is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden die een de betalingsbalanscrisis doormaken. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe maatregelen. Tijdens het op 31 december 2019 afgesloten jaar zijn verdere MFB-leningen verstrekt voor een totaalbedrag van 420 miljoen EUR, namelijk 300 miljoen EUR aan Tunesië, 100 miljoen EUR aan Jordanië en 20 miljoen EUR aan Moldavië (zie ook toelichting 4.1.2).
De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, alsook aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Er is 214 miljoen EUR (2018: 254 miljoen EUR) aan garanties van derde partijen ontvangen ter dekking van Euratomleningen (zie toelichting 4.1.2).
De leningen EGKS in liquidatie zijn geen leningen voor financiële bijstand, maar promessen om de kasstromen gelijk te houden met de opgenomen leningen. Naar analogie van de leningen voor financiële bijstand zijn zij overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag uit geleende middelen verstrekt voor projectfinanciering. De laatste promessen zijn in 2019 volledig terugbetaald.
Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2019
31.12.2018
Macrofinanciële bijstand (MFB)
0 % - 3,82 %
0 % - 3,82 %
Euratom
0,08 % - 5,76 %
0,08 % - 5,76 %
Betalingsbalans
2,88 %
2,88 % - 3,38 %
Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)
0,50 % - 3,75 %
0,50 % - 3,75 %
EGKS in liquidatie
–
5,23 % - 5,81 %
39.Overige leningen
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Leningen met bijzondere voorwaarden
73
64
Door de EGKS in liquidatie verstrekte woningleningen
1
2
Termijndeposito’s
46
0
Totaal
121
67
Langlopend
78
38
Kortlopend
42
28
De totale nominale waarde van overige leningen bedroeg op 31 december 2019 728 miljoen EUR (2018: 617 miljoen EUR).
Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt.
Termijndeposito’s omvatten voornamelijk bedragen met een looptijd tussen drie en twaalf maanden die niet onder de definitie van kasequivalenten vallen.
Waardevermindering op andere leningen
miljoen EUR
31.12.2018
Toe-voegingen
Terug-nemingen
Af-
schrijving
Overige
31.12.2019
Leningen met bijzondere voorwaarden
8
2
–
–
–
10
Gesubrogeerde leningen
579
75
–
–
4
658
Totaal
587
77
–
–
4
668
Gesubrogeerde leningen zijn oninbare leningen die werden verstrekt door de EIB en gewaarborgd door de EU-begroting, en waarvoor alle rechten zijn gesubrogeerd aan de EU na betaling uit het Garantiefonds voor externe acties of het EFSI-garantiefonds. Deze leningen zijn volledig afgeschreven voor een bedrag van 658 miljoen EUR (2018: 579 miljoen EUR). De garantieclaims zijn gedeeltelijk gedekt door in eerdere jaren aangelegde financiële voorzieningen. Volgens de desbetreffende overeenkomsten tussen de EU en de EIB stelt deze laatste namens de EU de procedures in om alle verschuldigde sommen terug te vorderen.
40.VOORFINANCIERING
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Langlopend
Voorfinanciering
2.5.1
22 135
21 814
Overige voorschotten voor de lidstaten
2.5.2
4 045
4 122
Bijdragen aan trustfondsen
60
71
26 240
26 006
Kortlopend
Voorfinanciering
2.5.1
22 314
21 572
Overige voorschotten voor de lidstaten
2.5.2
2 892
2 396
25 206
23 968
Totaal
51 446
49 974
Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit.
41.Voorfinanciering
miljoen EUR
Brutobedrag
Afgewikkeld in het kader van afsluiting
Nettobedrag op 31.12.2019
Brutobedrag
Afgewikkeld in het kader van afsluiting
Nettobedrag op 31.12.2018
Gedeeld beheer
Elfpo en andere instrumenten
voor plattelandsontwikkeling
3 193
–
3 193
3 743
–
3 743
EFRO & CF
17 985
(3 540)
14 444
18 088
(3 461)
14 627
ESF
6 830
(1 530)
5 301
6 548
(1 147)
5 401
Overige
3 549
(1 463)
2 086
4 684
(2 498)
2 186
31 557
(6 533)
25 024
33 063
(7 105)
25 958
Direct beheer
Uitgevoerd door:
Commissie
12 839
(8 344)
4 495
12 531
(8 262)
4 269
Uitvoerende agentschappen van de EU
16 522
(10 339)
6 184
15 012
(9 540)
5 472
Trustfondsen
858
(665)
194
585
(433)
152
30 219
(19 347)
10 872
28 127
(18 234)
9 893
Indirect beheer
Uitgevoerd door:
andere EU-agentschappen & organen
1 162
(678)
484
762
(207)
555
Derde landen
1 491
(861)
630
1 546
(879)
667
Internationale organisaties
8 289
(5 317)
2 972
7 684
(5 053)
2 631
Andere entiteiten
10 570
(6 104)
4 467
9 107
(5 426)
3 681
21 513
(12 960)
8 553
19 099
(11 565)
7 534
Totaal
83 289
(38 840)
44 449
80 289
(36 904)
43 386
Langlopend
22 135
–
22 135
21 814
–
21 814
Kortlopend
61 154
(38 840)
22 314
58 476
(36 904)
21 572
Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.
Wat gedeeld beheer betreft, hebben nagenoeg alle voorfinancieringen betrekking op de lopende programmeringsperiode. Er is een eerste voorfinanciering die niet zal worden vereffend (d.w.z. niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten) vóór het einde van de programmeringsperiode en als langlopend wordt geboekt. Er is ook een jaarlijkse voorfinanciering die jaarlijks wordt vereffend en als kortlopend wordt geboekt. In 2019 is voor 10,5 miljard EUR nieuwe voorfinanciering uitbetaald. Het bedrag van de voorfinancieringen onder gedeeld beheer is stabiel ten opzichte van 2018, met uitzondering van een afname voor het Elfpo die betrekking heeft op de resterende voorfinanciering van de vorige programmeringsperiode. Deze is in de loop van het jaar afgewikkeld.
Wat direct beheer betreft, heeft het leeuwendeel van de voorfinancieringen betrekking op Onderzoek (hoofdzakelijk Horizon 2020, uitgevoerd door door de Commissie en uitvoerende agentschappen van de EU), ten belope van 7,8 miljard EUR (2018: 6,8 miljard EUR). De stijging is het gevolg van de overeenkomsten die in 2019 zijn gesloten en waarvoor voorfinancieringen zijn uitbetaald.
De voorfinancieringen onder indirect beheer betreffen voornamelijk programma’s van intern beleid zoals Erasmus, Galileo en Egnos, naast instrumenten van het extern beleid zoals het ENI (Europees nabuurschapsinstrument), DCI (instrument voor ontwikkelingssamenwerking) en het pretoetredingsinstrument. De toename van de voorfinanciering aan internationale organisaties heeft voornamelijk betrekking op de bovengenoemde instrumenten van het externe beleid. Bij de toename van de voorfinanciering aan andere entiteiten gaat het voornamelijk om het door nationale agentschappen uitgevoerde Erasmusprogramma waarvoor nieuwe overeenkomsten in 2019 van start zijn gegaan.
Ontvangen garanties op voorfinanciering
Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Voor dit soort garantie moeten twee waarden worden opgenomen: de „nominale waarde“ en de „lopende waarde“. Voor de „nominale“ waarde hangt het ontstaansfeit samen met het bestaan van de waarborg. Voor de „lopende” waarde is het ontstaansfeit voor de waarborg de betaling van voorfinanciering tegen waarborg, verminderd met latere verrekeningen. Op 31 december 2019 beliep de “nominale waarde” van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 492 miljoen EUR en de “lopende waarde” van die garanties 406 miljoen EUR (in 2018: respectievelijk 516 miljoen EUR en 420 miljoen EUR).
Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico’s te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de totale ontvangen som bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.
Op 31 december 2019 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 2,1 miljard EUR (2018: 2 miljard EUR). De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.
Per jaareinde bedroegen de activa van het Garantiefonds in totaal 2,2 miljard EUR (2018: 2,1 miljard EUR). Deze activa omvatten ook financiële activa die door de Commissie worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.
42.Overige voorschotten voor de lidstaten
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer
3 304
3 675
Steunregelingen
3 634
2 843
Totaal
6 937
6 518
Langlopend
4 045
4 122
Kortlopend
2 892
2 396
Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer
In het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.
Periode 2014-2020:
M.b.t. het cohesiebeleid wordt geschat dat van het uitbetaalde bedrag van 7 146 miljoen EUR, er op 31 december 2019 3 247 miljoen EUR niet was gebruikt. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (1 198 miljoen EUR uitbetaald, exclusief voorfinancieringen, waarvan naar schatting 324 miljoen EUR ongebruikt is).
Voor plattelandsontwikkeling bleef per jaareinde 54 miljoen EUR nog ongebruikt.
Periode 2007-2013:
Alle bedragen betreffende het cohesiebeleid worden geacht te zijn geïmplementeerd of herschikt ten behoeve van andere maatregelen, zodat op 31 december 2019 geen activa op de balans overblijven. Er zij vermeld dat de daadwerkelijke implementatie via de verschillende instrumenten zal worden onderzocht in het kader van het afsluitingsproces van de programma’s in de komende jaren.
Steunregelingen
Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa (voorschotten) opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.
Periode 2014-2020:
De op het einde van het jaar ongebruikte bedragen werden geraamd op 2 044 miljoen EUR voor het cohesiebeleid en 1 460 miljoen EUR voor het landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling.
Periode 2007-2013:
Geraamd wordt dat 130 miljoen EUR voor plattelandsontwikkeling eind 2019 ongebruikt is gebleven.
43.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Langlopend
Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen
2.6.1
2 422
397
Vorderingen op ruiltransacties
2.6.2
1 185
19
3 607
416
Kortlopend
Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen
2.6.1
19 328
22 212
Vorderingen op ruiltransacties
2.6.2
1 038
2 036
20 367
24 248
Totaal
23 974
24 664
44.Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Langlopend
Lidstaten
2.6.1.1
2 422
397
2 422
397
Kortlopend
Lidstaten
2.6.1.1
6 180
10 900
Mededingingsboeten
2.6.1.2
11 301
9 727
Overlopende posten
2.6.1.3
1 788
1 511
Andere verhaalbare bedragen
59
74
19 328
22 212
Totaal
21 750
22 609
45.Op de lidstaten verhaalbare bedragen
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
TEM vastgesteld in de A-boekhouding
5 478
5 609
TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding
1 591
1 612
Te ontvangen eigen middelen
7
2 758
Afwaardering
(931)
(991)
Overige
–
86
Verhaalbare bedragen eigen middelen
6 145
9 075
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
1 722
1 708
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling
879
954
Afwaardering
(822)
(788)
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling
1 779
1 875
Terugvordering van voorfinanciering
443
145
Betaalde en terugvorderbare btw
44
45
Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen
191
158
Totaal
8 602
11 297
Langlopend
2 422
397
Kortlopend
6 180
10 900
Het grootste bedrag onder “langlopend” heeft betrekking op door de lidstaten verschuldigde bedragen en de grote toename op de inbreukzaak betreffende het Verenigd Koninkrijk (VK)(zie toelichting hierna); vorig jaar was dit bedrag van 2,1 miljard EUR opgenomen onder “kortlopend”. Ook opgenomen onder “langlopend”, zoals in voorgaande jaren, zijn de bedragen in verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). De desbetreffende bedragen worden in jaarlijkse tranches teruggevorderd.
De bovenvermelde mutatie van kortlopend naar langlopend verklaart ook de belangrijke afname van de op de lidstaten verhaalbare bedragen. Dat er in 2019 in tegenstelling tot 2018 geen eigen middelen te ontvangen waren als gevolg van een gewijzigde begroting (zie hieronder), verklaart eveneens deze afname.
Verhaalbare bedragen eigen middelen
De „A-boekhouding“ is de term gebruikt voor de maandelijkse overzichten waarmee de lidstaten de vastgestelde, maar nog niet geïnde traditionele eigen middelen (TEM) aan de Commissie meedelen. De TEM omvatten de douanerechten en suikerheffingen, geïnd door de lidstaten namens de Commissie.
De A-boekhouding staat gewoonlijk op ongeveer 3 miljard EUR per jaareinde. Zowel in 2018 als in 2019 bevatte het saldo echter aanvullende TEM-bedragen in verband met de Britse inbreukzaak (hierna toegelicht) en andere TEM-inspectieverslagen. Omdat er achterstandsrente van 1,2 miljard EUR van toepassing is (2018: 1,3 miljard EUR), worden die bedragen ook in deze jaarrekening vermeld (zie toelichtingen 2.6.2 en 3.7).
In het geval van de inbreukzaak, zond de Europese Commissie het Verenigd Koninkrijk op 8 maart 2018 een ingebrekestelling (Inbreuk nr. 2018/2008) omdat het verzuimde het correcte bedrag aan traditionele eigen middelen af te dragen aan de EU-begroting, zoals het EU-recht voorschrijft. Omdat het VK geen bevredigend antwoord gaf, noch op de ingebrekestelling noch op het met redenen omklede advies van 24 september 2018, bevestigde de Commissie op 6 maart 2019 haar besluit de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie van de EU en diende zij op 7 maart 2019 een verzoekschrift in. De zaak vond haar oorsprong in een verslag van OLAF uit 2017, waarin werd vastgesteld dat importeurs in het VK een groot bedrag aan douanerechten ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde bij invoer. Volgens een door OLAF en het JRC ontwikkelde methode raamt de Commissie dat de EU-begroting als gevolg van de inbreuk op de EU-wetgeving door het VK in de periode van november 2011 tot oktober 2017 2,1 miljard EUR aan inkomsten is misgelopen (netto, d.w.z. na aftrek van inningskosten die het VK mag inhouden op het brutobedrag van 2,7 miljard EUR). Het VK betwist de door de Commissie gebruikte taxatiemethode. De lopende gerechtelijke procedure en de tot dusver beschikbare informatie wijzen erop dat de zaak lang zal aanslepen. Daarom zijn zowel de hoofdsom van 2,1 miljard EUR en de geschatte achterstandsrente van 1,1 miljard EUR tot eind 2019 (eind 2018: cumulatieve en geboekte rente van 0,7 miljard EUR) opgenomen als langlopende activa.
Voorts heeft de Commissie in de rekeningen op basis van de meest recente informatie een vordering van 0,2 miljard EUR voor vastgestelde douanerechten en achterstandsrente opgenomen. Het oorspronkelijk in 2018 opgenomen bedrag van 0,7 miljard EUR is naar beneden bijgesteld na nieuwe informatie die de Britse autoriteiten in 2019 hebben verstrekt (zie toelichtingen 2.6.2 en 3.7).
„Specifieke boekhouding“ is de term die wordt gebruikt voor de vastgestelde rechten die niet in de „Aboekhouding“ zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door lidstaten en er geen zekerheid voor is gesteld (of die, als er wel zekerheid voor is gesteld, worden betwist). Op deze rechten wordt een afwaardering toegepast op basis van informatie die jaarlijks door de lidstaten wordt verstrekt. Zoals eerder gezegd, bevinden deze bedragen zich doorgaans op hetzelfde niveau aan het einde van elk jaar.
„Te ontvangen eigen middelen“ in 2018 zijn verhaalbare bedragen die voortvloeien uit gewijzigde begroting nr. 6/2018 van 12 december 2018. De bedragen werden door de lidstaten geboekt op de eerste werkdag in januari 2019. Er is geen overeenkomstig bedrag voor 2019.
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling
Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2019 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2019 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de te ontvangen bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2019 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.
46.Verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Verhaalbaar brutobedrag uit geldboeten
14 606
13 022
Voorlopige betalingen
(3 125)
(3 131)
Afwaardering
(180)
(164)
Totaal
11 301
9 727
Langlopend
–
–
Kortlopend
11 301
9 727
De voorlopige betalingen betreffen voornamelijk ontvangsten van ondernemingen die niettemin bezwaar hebben aangetekend of nog de mogelijkheid hebben in beroep te gaan tegen het boetebesluit bij het gerecht van de EU. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de betrokken bedragen aan de ondernemingen te kunnen terugbetalen (zie toelichting 4.1.4).
Beboete ondernemingen die bezwaar hebben aangetekend of voornemens zijn dat te doen, kunnen ofwel een voorlopige betaling doen, ofwel een bankgarantie aan de Commissie verstrekken. Voor 11 133 miljoen EUR (2018: 9 354 miljoen EUR) per jaareinde onbetaalde boetes heeft de Commissie financiële garanties aanvaard.
De wegens afwaardering afgeschreven bedragen weerspiegelen het oordeel van de Commissie over elke niet-geïnde of niet door een garantie gedekte boete die zij als oninbaar beschouwt.
De toename van de verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten is hoofdzakelijk toe te schrijven aan één grote boete (1 494 miljoen EUR), die de betrokken onderneming heeft afgedekt met een bankgarantie die door de Commissie is aanvaard. De rest van de toename als gevolg van andere gedurende het jaar opgelegde mededingingsboeten (2 597 miljoen EUR) werd grotendeels gecompenseerd door boeten die in 2019 definitief werden geïnd (zie toelichting 2.8.1).
47.Overlopende posten
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Toegerekende baten
1 502
1 240
Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties
286
272
Totaal
1 788
1 511
Langlopend
–
–
Kortlopend
1 788
1 511
Toegerekende baten omvat 1,4 miljard EUR (2018: 1,1 miljard EUR) die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten op het gebied van het cohesiebeleid. De terugvordering zal plaatsvinden naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de jaarrekeningen die de lidstaten begin 2020 indienen. Deze procedure voor de goedkeuring van de jaarrekeningen van de lidstaten is op het gebied van het cohesiebeleid geïntroduceerd voor de programmeringsperiode 2014-2020.
48.Vorderingen op ruiltransacties
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Langlopend
Achterstandsrente
1 137
–
Andere vorderingen
48
19
1 185
19
Kortlopend
Afnemers
269
232
Waardevermindering van vorderingen op afnemers
(153)
(143)
Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties
238
243
Overige
684
1 704
1 038
2 036
Totaal
2 223
2 055
De post “Achterstandsrente” onder “Langlopend” betreft de inbreukzaak in toelichting 2.6.1.1. In 2018 was deze rente opgenomen onder “Kortlopend”.
De overige kortlopende vorderingen hebben hoofdzakelijk betrekking op achterstandsrente. De afname in 2019 is voornamelijk het gevolg van de indeling als “langlopend” van de rente betreffende de inbreukzaak en de neerwaartse bijstelling in verband met TEM-inspectieverslagen (zie toelichting 2.6.1.1).
49.VOORRADEN
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Wetenschappelijk materieel
47
52
Overige
21
21
Totaal
68
73
50.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Rekeningen bij schatkisten en centrale banken
15 519
12 932
Rekeningen-courant
91
79
Gelden ter goede rekening
7
5
Transfers (geld in omloop)
0
0
Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering
2.8.1
15 617
13 017
Geldmiddelen van financieringsinstrumenten
2.8.2
1 567
2 377
Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten
2.8.3
1 258
1 438
Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen
1 208
1 167
Geldmiddelen van trustfondsen
97
114
Totaal
19 745
18 113
51.Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering
Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het kassaldo per jaareinde 2019 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:
·het kassaldo per jaareinde omvat ook 2,6 miljard EUR door de Commissie wegens inbreuk op de mededingingsregels opgelegde geldboeten, definitief geïnd in 2019 en nog niet in een gewijzigde begroting opgenomen.
·Daarnaast omvat het kassaldo ook nog niet gebruikte bestemmingsontvangsten en andere betalingskredieten van de begroting 2019 ten belope van 9,7 miljard EUR.
52.Geldmiddelen van financieringsinstrumenten
De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma’s met financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, en geldmiddelen en kasequivalenten aangehouden in de garantiefondsen in verband met begrotingsgaranties (zie toelichting 2.4.1). De tot financieringsinstrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.
53.Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten
Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als voorwaardelijke verplichting in toelichting 4.1.4.
Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in het BUFI-fonds en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).
VERPLICHTINGEN
54.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN
Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen
miljoen EUR
Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren
Andere pensioen-stelsels
Gemeenschap-pelijk stelsel van ziektekosten-verzekering
Totaal op 31.12.2019
Totaal op 31.12.2018
Verplichtingen uit hoofde van op vaste toezeggingen gebaseerde regelingen
83 842
2 149
12 071
98 062
80 871
Fondsbeleggingen
n.v.t.
(94)
(309)
(403)
(415)
Netto-verplichtingen
83 842
2 055
11 762
97 659
80 456
De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de belangrijkste regeling, de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. De pensioenverplichtingen zijn voornamelijk toegenomen wegens actuariële verliezen als gevolg van veranderingen in de financiële aannamen door een scherpe daling van de nominale disconteringsvoet. Doordat de nominale disconteringsvoet voor inflatie wordt gecorrigeerd om de reële disconteringsvoet te verkrijgen, was deze laatste dit jaar voor het eerst negatief, wat betekent dat de huidige waarde van alle bedragen groter is dan de toekomstige: hierdoor nemen de verplichtingen aan het einde van het jaar aanzienlijk toe (zie toelichting 2.9.3). De lagere disconteringsvoet heeft een gelijkaardig effect op de andere, kleinere regelingen.
Bovendien zijn de rechten tijdens het jaar opgebouwd wegens dienstprestaties groter dan de uitbetalingen. Tevens is er een toename als gevolg van de jaarlijkse rentelasten (actualisering van de verplichting) en actuariële verliezen uit ervaringsaanpassingen.
55.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.
Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking en de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 9,7 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.6).
De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden van de regeling (actieve personeelsleden, gepensioneerden, voormalige personeelsleden op invaliditeit en nabestaanden van overleden personeelsleden) op 31 december 2019 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van IPSAS 39 (en daarom ook boekhoudregel EAR 12 van de EU).
56.Andere pensioenstelsels
Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.
57.Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen). Zoals gezegd in toelichting 1.5.10, wordt voor de berekening van deze verplichting rekening gehouden met de volledige periode in actieve dienst, waarbij het gehele vergoedingsplan voor personeelsleden na uitdiensttreding (zowel de pensioenregeling als de ziektekostenverzekering) consequent in aanmerking wordt genomen. Gelet op het vereiste van zowel de EAR als de IPSAS om een getrouw beeld te geven van de economische realiteit van de onderliggende situatie, hebben wij de IPSAS 39 niet in engere zin geïnterpreteerd bij de toerekening van de vergoedingen aan de dienstperioden. De volledige toerekening van de kosten van het GSZV over een periode van tien jaar voor alle ambtenaren, in plaats van de periode van actieve dienst van het personeelslid, zou meebrengen dat de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten per jaareinde 4,3 miljard EUR hoger uitvalt. Deze engere benadering zou evenwel, zoals eerder aangegeven, niet sporen met het kwalitatieve kenmerk van een getrouw beeld en bijgevolg niet worden geacht betrouwbare informatie te verstrekken zoals voorgeschreven door EAR 1 en het IPSAS Conceptual Framework. Deze raming is heel erg afhankelijk van de ontwikkeling van de administratieve status van het huidige personeel (in het bijzonder het aantal personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dat in de toekomst vaste ambtenaar zou worden).
Mutatie in contante waarde van de brutoverplichting personeelsbeloningen
De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.
De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:
miljoen EUR
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Andere pensioenstelsels
Gemeenschap-pelijk stelsel van ziektekosten-verzekering
Totaal
Actuele waarde op 31.12.2018
70 017
1 865
8 990
80 871
Opgenomen in de staat van de financiële resultaten
Aan het dienstjaar toegerekende kosten
2 824
84
277
3 185
Rentelasten
1 339
30
180
1 549
Pensioenkosten van verstreken diensttijd
–
(60)
–
(60)
Opgenomen onder de nettoactiva
Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen
Actuariële (winsten)/verliezen
uit ervaringsaanpassingen
1 910
77
(339)
1 648
Actuariële (winsten)/verliezen
i.v.m. demografische veronderstellingen
–
0
–
0
Actuariële (winsten)/verliezen
i.v.m. financiële veronderstellingen
9 339
220
3 065
12 625
Overige
Betaalde uitkeringen
(1 587)
(67)
(101)
(1 756)
Actuele waarde op 31.12.2019
83 842
2 149
12 071
98 062
De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in het lopende jaar.
Rentelasten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.
Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen betreffen de gevolgen van verschillen tussen de verwachtingen op basis van de actuariële veronderstellingen van vorig jaar voor 2019 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2019.
Actuariële winsten en verliezen in verband met de actuariële veronderstellingen (demografische variabelen zoals personeelsverloop en sterfte, en financiële variabelen zoals disconteringsvoeten en verwachte loonsverhogingen) doen zich voor wanneer de veronderstellingen worden geactualiseerd ter weerspiegeling van veranderingen in de onderliggende omstandigheden.
Uitkeringen (bv. pensioenen of vergoeding van medische kosten) vinden plaats gedurende het jaar volgens de regels van het stelsel. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten.
Fondsbeleggingen
miljoen EUR
Andere pensioenstelsels
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering
De belangrijkste actuariële veronderstellingen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
2019
Nominale disconteringsvoet
1,1 %
1,2 %
Verwacht inflatiepercentage
1,3 %
1,3 %
Reële disconteringsvoet
(0,2)%
(0,1)%
Verwacht percentage van loonsverhogingen
1,8 %
1,8 %
Trend van de medische kosten
n.v.t.
3,0 %
Pensioengerechtigde leeftijd
63/64/66
63/64/66
2018
Nominale disconteringsvoet
1,9 %
2,0 %
Verwacht inflatiepercentage
1,4 %
1,5 %
Reële disconteringsvoet
0,5 %
0,5 %
Verwacht percentage van loonsverhogingen
1,9 %
1,8 %
Trend van de medische kosten
n.v.t.
3,0 %
Pensioengerechtigde leeftijd
63/64/66
63/64/66
Sterftecijfers voor 2018 en 2019 gebaseerd op de EU Civil Servants Life Table — EULT 2018.
De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 22 jaar, in december 2019, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 26 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Zij moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.
Een daling van de reële disconteringsvoet, d.w.z. het verschil tussen de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage, deed zich ook de voorbije jaren voor, maar veel minder uitgesproken dan in 2019. Deze scherpe daling van de reële disconteringsvoet is voornamelijk te wijten aan de daling van de nominale disconteringsvoet, in lijn met de trend die wereldwijd op de financiële markten wordt waargenomen. Omdat het verwachte inflatiepercentage slechts lichtjes is verminderd, werd de daling van de nominale disconteringsvoet niet gecompenseerd en vertaalde zij zich in een belangrijke daling van de reële disconteringsvoet, die daardoor voor het eerst negatief werd en bijdroeg aan het significante actuariële verlies in verband met financiële veronderstellingen.
Gevoeligheidsanalyse
De gevoeligheidsanalyse berust op simulaties waarbij – ceteris paribus – de waarde van de betrokken veronderstellingen wordt gewijzigd en wordt bekeken hoe het model reageert.
Gevoeligheid van het Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Een verandering van tien basispunten in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2019
2018
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Het totaal van de componenten “aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten” en “rentelasten” van de nettoperiodekosten voor medische verzorging na uitdiensttreding
8
(8)
12
(12)
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
352
(341)
253
(246)
Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2019
2018
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(311)
322
(219)
226
Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2019
2018
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(30)
29
(26)
25
Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2019
2018
Verhoging met één jaar
Verlaging met één jaar
Verhoging met één jaar
Verlaging met één jaar
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(363)
383
(91)
54
Gevoeligheid van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2019
2018
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(1 797)
1 854
(1 434)
1 478
Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2019
2019
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Stijging 0,1%
Daling 0,1%
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
1 774
(1 724)
1 427
(1 388)
Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:
miljoen EUR
2019
2018
Verhoging met één jaar
Verlaging met één jaar
Verhoging met één jaar
Verlaging met één jaar
Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten
(620)
771
(573)
645
58.VOORZIENINGEN
miljoen EUR
Bedrag per 31.12.2018
Aanvullen-de voor-zieningen
Terug-geboekte onge-bruikte bedragen
Gebruikte bedragen
Over-drachten tussen categorieën van activa
Wijziging in raming
Bedrag per 31.12.2019
Rechtszaken:
Landbouw
270
439
–
(269)
0
–
441
Overige
100
4
(8)
(6)
12
1
103
Ontmanteling kerninstallaties
1 933
–
–
(34)
–
233
2 132
Financiële voorzieningen
1 551
587
(1)
(206)
0
7
1 938
Overige
278
31
(34)
(24)
(12)
(27)
211
Totaal
4 132
1 061
(43)
(539)
0
214
4 826
Langlopend
3 281
871
(17)
(278)
(362)
215
3 710
Kortlopend
852
190
(27)
(261)
362
(2)
1 116
Voorzieningen zijn betrouwbaar geraamde bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.
Rechtszaken
Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De bedragen onder “Landbouw” betreffen gerechtelijke procedures van lidstaten tegen conformiteitsgoedkeuringsbesluiten voor het ELGF.
Ontmanteling kerninstallaties
In 2017 is het uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de bijgewerkte JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer („D&WMP — Updated in 2017“). De herziening van de strategie, alsmede van de budgettaire en personele behoeften, is uitgevoerd in samenwerking met de onafhankelijke D&WMP-groep van deskundigen. Het is de best beschikbare raming van de budgettaire en personele behoeften voor de voltooiing van de ontmanteling van de JRC-sites van Ispra, Geel, Karlsruhe en Petten.
In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de euro). Op 31 december 2019 resulteerde dat in een voorziening van 2 132 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2020 zal worden betaald (31 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (2 101 miljoen EUR). De stijging ten opzichte van 2018 is voornamelijk het gevolg van de dalende disconteringsvoet die op de geraamde toekomstige kosten wordt toegepast.
Er zij op gewezen dat belangrijke onzekere factoren die inherent zijn aan de langetermijnplanning van de ontmanteling van kerninstallaties een effect kunnen hebben op deze raming, die in de toekomst aanzienlijk zou kunnen toenemen. De belangrijkste bronnen van onzekerheid betreffen de eindtoestand van de ontmantelde site, de nucleaire materialen, de aspecten afvalbeheer en verwijdering, de onvolledigheid van de nationale regelgevingskaders, de complexe en tijdrovende vergunningsprocedures en de toekomstige ontwikkeling van de markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.
Financiële voorzieningen
Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de voor diverse financieringsinstrumenten verstrekte garanties, waarbij de met de uitvoering belaste entiteiten bevoegd zijn om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de EU, garanties te verstrekken. Het financiële risico van de EU in verband met de garanties is begrensd en worden geleidelijk voorzieningen aangelegd om toekomstige garantieclaims af te dekken. Deze post omvat ook voorzieningen voor uitstaande leningen die door de EIB aan Syrië zijn verstrekt conform haar mandaat voor externe leningen en die bijgevolg gewaarborgd zijn door de EU via het Garantiefonds voor extern optreden. Langlopende financiële voorzieningen worden omgerekend naar hun netto contante waarde.
De toename van de financiële voorzieningen houdt verband met de toename van het volume gegarandeerde verrichtingen in het kader van financieringsinstrumenten van H2020 en Cosme.
59.FINANCIELE VERPLICHTINGEN
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Langlopend
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
2.11.1
53 062
53 281
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
2.11.2
9
7
53 071
53 289
Kortlopend
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
2.11.1
1 423
2 602
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
2.11.2
4
15
Financiële verplichtingen in verband met garanties
2.11.3
20
–
1 446
2 617
Totaal
54 517
55 906
60.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Opgenomen leningen voor financiële bijstand
2.11.1.1
52 564
53 872
Andere financiële verplichtingen
2.11.1.2
1 921
2 012
Totaal
54 485
55 884
Langlopend
53 062
53 281
Kortlopend
1 423
2 602
61.Opgenomen leningen voor financiële bijstand
miljoen EUR
EFSM
BB
MFB
Euratom
EGKS in liquidatie
Totaal
Totaal op 31.12.2018
47 400
1 734
4 388
254
97
53 872
Nieuwe leningen
–
–
420
–
–
420
Aflossingen
–
(1 500)
(52)
(40)
(97)
(1 689)
Wisselkoersverschillen
–
–
–
–
5
5
Veranderingen in boekwaarde
(6)
(33)
(1)
–
(5)
(44)
Totaal op 31.12.2019
47 394
201
4 754
214
0
52 564
Langlopend
46 800
200
4 112
178
–
51 290
Kortlopend
594
1
643
35
–
1 273
De leningen omvatten voornamelijk de in een waardepapier belichaamde schulden, die 52 433 miljoen EUR belopen (2018: 53 725 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
De terugbetaling van de leningen wordt in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 4.1.2), en bij uitbreiding door elke lidstaat.
Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2019
31.12.2018
Macrofinanciële bijstand (MFB)
0 % - 3,82 %
0 % - 3,82 %
Euratom
0 % - 5,68 %
0 % - 5,68 %
Betalingsbalans
2,88 %
2,88 % - 3,38 %
Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)
0,50 % - 3,75 %
0,50 % - 3,75 %
EGKS in liquidatie
–
6,91 % - 8,97 %
62.Andere financiële verplichtingen
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Langlopend
Financiëleleaseschulden
1 244
1 331
Gebouwen betaald in termijnen
385
314
Overige
144
115
1 772
1 760
Kortlopend
Financiëleleaseschulden
97
93
Gebouwen betaald in termijnen
36
29
Terug te betalen geldboeten
–
125
Overige
17
5
149
252
Totaal
1 921
2 012
Financiëleleaseschulden
miljoen EUR
In de toekomst te betalen bedragen
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal verplichtingen
Terreinen en gebouwen
91
332
788
1 211
Overige vaste activa
5
124
–
129
Totaal op 31.12.2019
97
456
788
1 340
Rentebestanddeel
54
189
157
400
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2019
150
644
946
1 741
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2018
153
654
1 089
1 896
De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.
63.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
miljoen EUR
Soort derivaat
31.12.2019
31.12.2018
Notionele waarde
Reële waarde
Notionele waarde
Reële waarde
Garantie op de aandelenportefeuille
752
10
536
20
FX-optie (put spread)
13
2
11
2
Totaal
765
12
546
22
Langlopend
148
9
82
7
Kortlopend
617
4
464
15
Garantie op de aandelenportefeuille
Garanties op de aandelenportefeuille zijn ingedeeld als financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omdat zij niet aan de definitie van financiële verplichting in verband met een garantie voldoen (zie toelichting 1.5.12). Op 31 december 2019 betreft deze post een garantie die de EU voor financieringsinstrumenten onder H2020 (zie toelichting 2.4.1) heeft afgegeven aan de EIB-groep voor portefeuilles eigenvermogensverrichtingen. De financiële verplichting voor de EU is gewaardeerd op basis van de waarde van de onderliggende investeringen.
Valutaoptie
Per 31 december 2019 heeft de EU een afgeleid financieel instrument (een valutaoptie van het type „put spread“) waarmee het zich indekt tegen devaluatie van de vreemde munt (UHA) in verband met leningen verstrekt door financiële instellingen aan kmo’s in Oekraïne om hun toegang tot financiering te verbeteren en de kredietvoorwaarden in Oekraïne aantrekkelijker te maken. Overeenkomstig het contract geeft de EU voor elke in aanmerking komende lening haar partners een call-optie tot maximaal 30 % voor een EU-bijdrage in geval van een devaluatie van de UHA tegenover de euro.
Reëlewaardehiërarchie van financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten
–
–
Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen
2
2
Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input
10
20
Totaal
12
22
64.Financiële verplichtingen in verband met garanties
De EFSI-garantie op de schuldportefeuille verstrekt door de EIB voor het innovatie- en infrastructuurgedeelte (IIW) van het EFSI, alsook de garantie voor het mandaat voor externe leningen (ELM) voor de EIB-leningen die in het kader van het EIB-veerkrachtinitiatief (ERI) zijn verstrekt, zijn opgenomen als financiële verplichting in verband met garanties. Op 31 december 2019 bedraagt de financiële garantieverplichting van het EFSI nul EUR (2018: nul EUR) omdat de verwachte ontvangsten uit deze garantie de verwachte verliezen overtreffen; de financiële garantieverplichting voor het ELM-ERI bedraagt 20 miljoen EUR (zie toelichting 4.1.1).
65.CREDITEUREN
miljoen EUR
Brutobedrag
Aan-passingen
Nettobedrag op 31.12.2019
Brutobedrag
Aan-passingen
Nettobedrag op 31.12.2018
Kosten-declaraties & facturen ontvangen van:
Lidstaten
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling
21
(0)
21
247
–
247
EFRO & CF
8 068
(2 437)
5 631
10 761
(1 724)
9 037
ESF
2 882
(558)
2 325
5 195
(496)
4 699
Overige
852
(45)
807
632
(75)
557
Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten
1 562
(180)
1 381
1 461
(179)
1 282
Totaal aan ontvangen kosten-declaraties en facturen
13 384
(3 220)
10 165
18 296
(2 475)
15 821
ELGF
16 255
n.v.t.
16 255
14 772
n.v.t.
14 772
Schulden uit eigen middelen
n.v.t.
–
769
n.v.t.
769
Diverse crediteuren
539
n.v.t.
539
570
n.v.t.
570
Overige
283
n.v.t.
283
294
n.v.t.
294
Totaal
30 462
(3 220)
27 241
34 701
(2 475)
32 227
De post Crediteuren omvat per jaareinde ontvangen, maar nog niet betaalde kostendeclaraties en facturen. Zij worden voor het eerst opgenomen voor de gevraagde bedragen wanneer de facturen/kostendeclaraties worden ontvangen. De post wordt vervolgens aangepast om enkel de bedragen weer te geven die zijn aanvaard na een onderzoek van de kosten en de geraamde, subsidiabele bedragen. De niet-subsidiabel geachte bedragen worden opgenomen in de kolom „Aanpassingen“. De grootste bedragen betreffen de structurele maatregelen.
Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) die van toepassing zijn op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het VGB-boekjaar (1 juli-30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de assurance-documentatie en rekeningen die door de betreffende autoriteiten in de lidstaten worden ingediend. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2019 7,6 miljard EUR. Een deel van dit bedrag (2 miljard EUR) is niet-subsidiabel geoordeeld op basis van informatie afkomstig van rekeningen van de lidstaten en eveneens opgenomen in de kolom „Aanpassingen“. Het laatste onderdeel van de „Aanpassingen“ bestaat uit bedragen in verband met andere per jaareinde nog te betalen voorschotten aan lidstaten (0,5 miljard EUR) (zie toelichting 2.5.2).
De post Crediteuren betreffende het cohesiebeleid (EFRO, CF en ESF) is afgenomen. De vorderingen voor de periode 2007-2013 zijn verder gedaald tot 1,9 miljard EUR (2018: 3,5 miljard EUR), aangezien de Commissie de door de lidstaten ingediende definitieve kostendeclaraties voor deze periode heeft gevalideerd en betaald. Tegelijkertijd zijn de vorderingen in verband met de periode 2014-2020 gedaald tot 5,8 miljard EUR (2018: 10 miljard EUR) omdat op 31 december ten opzichte van vorig jaar minder kostendeclaraties voor betalingen werden ontvangen. De uitvoering van de programma’s vordert evenwel (zie uitgaven EFRO en CF, toelichting 3.9) zoals kan worden opgemaakt uit het feit dat de totale verplichtingen voor het EFRO en CF stabiel zijn (zie de stijging van de toegerekende lasten, toelichting 2.13).
De toename van de betaalbaar te stellen bedragen voor het ELGF heeft te maken met de verdeling van de totale ELGF-verplichtingen over de posten crediteuren en toegerekende lasten (overlopende posten). De totale ELGF-verplichtingen blijven stabiel op 44 448 miljoen EUR, tegenover 44 159 miljoen EUR vorig jaar. In 2019 zijn de bedragen waarvoor een declaratie was gediend per jaareinde (geboekt als schuld) evenwel hoger dan in 2018.
Verzoeken om voorfinanciering
In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is eind 2019 voor 0,5 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die nog niet waren betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.
Schulden uit eigen middelen
Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de aan het einde van het jaar terug te storten bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting. Gewijzigde begrotingen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening nr. 609/2014. Het bedrag per 31 december 2018 was het gevolg van de goedkeuring van gewijzigde begroting nr. 6/2018 op 12 december 2018. Overeenkomstig de bovenvermelde bepaling zijn de betrokken bedragen aan de lidstaten teruggestort op de eerste werkdag van januari 2019. Dit jaar was er geen dergelijke gewijzigde begroting en dus geen schuld.
66.OVERLOPENDE POSTEN
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Toegerekende lasten
66 860
62 877
Uitgestelde baten
251
96
Overige
116
213
Totaal
67 227
63 186
De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
ELGF
28 193
29 387
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling
18 583
18 687
EFRO en CF
9 525
5 863
ESF
3 016
2 321
Overige
7 542
6 619
Totaal
66 860
62 877
Toegerekende lasten betreffen geboekte uitgaven waarvoor de Commissie nog kostendeclaraties moet ontvangen. Bij het cohesiebeleid wordt de toename van de toegerekende lasten voor het EFRO en CF (naarme de uitvoering van de programma’s vordert) gecompenseerd door een afname van de Crediteuren, wat resulteert in een stabiel bedrag voor de totale verplichtingen tegenover de lidstaten (15 156 miljoen EUR, tegenover 14 900 miljoen EUR in het voorgaande jaar). Voor het ESF is de totale verplichting verminderd tot 5 341 miljoen EUR (2018:7 020 miljoen EUR) in navolging van de trend in de ESF-uitgaven. Voor de daling bij het ELGF, zie toelichting 2.12 hierboven.
NETTOACTIVA
67.RESERVES
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Reëlewaardereserve
2.14.1
391
231
Reserve Garantiefonds
2.14.2
2 870
2 849
Andere reserves
2.14.3
1 776
1 881
Totaal
5 037
4 961
68.Reëlewaardereserve
Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.
Mutaties in de reëlewaardereserve tijdens de verslagperiode
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Opgenomen in de reëlewaardereserve
200
(70)
Opgenomen in de staat van de financiële resultaten
(40)
23
Totaal
160
(47)
69.Reserve Garantiefonds
Deze reserve komt overeen met het doel van 9 % van de uitstaande bedragen gewaarborgd door de EU-begroting in het kader van het EIB-mandaat voor leningen in derde landen, als activa in het Garantiefonds voor extern optreden aan te houden (zie toelichting 2.4.1).
70.Andere reserves
Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 461 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.
71.BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN
miljoen EUR
Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2018
66 424
Terugbetaling van het begrotingsoverschot aan de lidstaten
1 803
Mutatie in reserve Garantiefonds
21
Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen
14 164
Overige mutaties in reserves
(56)
Resultaat begrotingsjaar
(4 796)
Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2019
77 560
Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van deze verplichtingen, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, heeft tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, hebben betrekking op de activiteiten van het ELGF en de verplichtingen inzake personeelsbeloningen.
Opgemerkt zij dat het effect daarvan op het begrotingsresultaat nihil is: de begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter dan de begrotingsuitgaven en eventuele overschotten op de ontvangsten moeten aan de lidstaten wordt terugbetaald.
De herwaarderingen in de verplichtingen voor personeelsbeloningen hebben betrekking op actuariële winsten en verliezen als gevolg van de actuariële waardering van deze verplichtingen. Met ingang van 1 januari 2018 is gewijzigde EU-boekhoudregel EAR 12 (gebaseerd op IPSAS 39) voor personeelsbeloningen van toepassing. Volgens deze regel moeten de actuariële winsten en verliezen onder de nettoactiva in plaats van in de staat van de financiële resultaten worden opgevoerd.
72.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
ONTVANGSTEN
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES:
EIGEN MIDDELEN
73.BNI-MIDDELEN
De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. De ontvangsten op basis van het bni (bruto nationaal inkomen) bedragen 108 820 miljoen EUR in 2019 (2018: 105 780 miljoen EUR) en vormen de grootste van de drie soorten eigen middelen. Een uniform percentage wordt geheven op het bni van elke lidstaat. De bni-middelen brengen de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht, d.w.z. financieren dat deel van de begroting dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt. De toename van de bni-ontvangsten wordt voornamelijk verklaard door de omvang van de aanpassingen voor het verleden (hoofdzakelijk de jaren 2012 tot en met 2017). Elk jaar worden de bni-grondslagen geactualiseerd aan de hand van de werkelijke gegevens en worden de bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting herberekend op basis van hun geactualiseerde economische prestaties. Deze procedure moet waarborgen dat de lidstaten wat betreft hun jaarlijkse afdrachten op gelijke voet worden behandeld.
74.TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN
miljoen EUR
2019
2018
Douanerechten
21 235
22 763
Suikerheffingen
0
4
Totaal
21 235
22 767
De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen. De lagere ontvangsten uit douanerechten houden in hoofdzaak verband met de afwezigheid van de in 2018 opgenomen ontvangsten uit de inbreukzaak (zie toelichting 2.6.1.1).
75.BTW-MIDDELEN
De btw-middelen vormen de tweede soort eigen middelen van de Unie omdat dit type belasting het eerste was dat grotendeels geharmoniseerd werd op EU-niveau. De btw-bijdrage wordt berekend door een uniform afdrachtpercentage van 0,3 % toe te passen op de nationale btw-grondslag, die afgetopt is op 50 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van elke lidstaat. Voor de periode 2014-2020 is bij Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad een verlaagd percentage (0,15 %) vastgesteld voor Duitsland, Nederland en Zweden.
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: TRANSFERS
76.GELDBOETEN
De ontvangsten van 4 291 miljoen EUR (2018: 6 740 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die aan ondernemingen zijn opgelegd door de Commissie voor inbreuken op de EU-mededingingsregels en geldboeten die aan lidstaten zijn opgelegd door de Commissie wegens inbreuken op het EU-recht. Ontvangsten uit geldboeten worden door de Commissie opgenomen wanneer zij het besluit om een geldboete op te leggen neemt en officieel ter kennis brengt van de betrokkene. Het gaat voornamelijk om boeten in mededingingszaken (4 091 miljoen EUR). De belangrijkste zaken houden verband met inbreuken op de EU-antitrustregels, zoals een boete voor Google (1 494 miljoen EUR) wegens misbruik van zijn marktpositie op het gebied van onlinereclame, boetes voor vijf banken in twee Forex-zaken (deelname aan kartels voor contante deviezentransacties; in totaal 1 068 miljoen EUR) en een boete voor Mastercard voor het belemmeren van de toegang van handelaren tot grensoverschrijdende diensten voor kaartbetalingen (570 miljoen EUR.
77.TERUGGEVORDERDE UITGAVEN
miljoen EUR
2019
2018
Gedeeld beheer
2 547
2 116
Direct beheer
65
65
Indirect beheer
16
34
Totaal
2 627
2 215
Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten, geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) daaropvolgende betalingen, die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen en die ertoe strekken eerder uit de algemene begroting betaalde uitgaven terug te vorderen. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en beschermen de EU-begroting bijgevolg tegen onrechtmatige betalingen.
De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot het einde van dit jaar, zijn ook meegenomen.
De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Niet inbegrepen zijn bedragen die zijn teruggevorderd via verrekening met uitgaven, bedragen die zijn teruggevorderd door middel van inhouding en terugvorderingen van voorfinancieringen.
Terugvorderingen onder gedeeld beheer maken het leeuwendeel van het totaal uit:
Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling
In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.
Cohesiebeleid
De grootste bedragen met betrekking tot het cohesiebeleid betreffen toegerekende baten van 1,4 miljard EUR (2018: 1,1 miljard EUR) die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten. De terugvordering zal plaatsvinden naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de jaarrekeningen die de lidstaten begin 2020 indienen. Deze procedure voor de goedkeuring van de jaarrekeningen van de lidstaten wordt op het gebied van het cohesiebeleid toegepast sinds de programmeringsperiode 2014-2020.
78.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
miljoen EUR
2019
2018
Bijdragen van derde landen
1 485
1 376
Belastingen en bijdragen personeel
1 299
1 268
Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp
331
594
Overdracht van activa
60
85
Aanpassing van voorzieningen
41
100
Landbouwheffingen
2
4
Budgettaire aanpassingen
(1 719)
(726)
Overige
574
612
Totaal
2 072
3 312
Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en pretoetredingslanden.
De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel betreffen voornamelijk inhoudingen op de salarissen van het personeel. Pensioenbijdragen en de inkomstenbelasting vormen de grootste bedragen binnen de categorie.
Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp zijn hoofdzakelijk ontvangen bedragen voor de oprichting van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.
De overdracht van opbrengsten uit activa heeft voornamelijk betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma van het Europees Ruimteagentschap (ESA) aan de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn.
De begrotingsaanpassingen hebben een negatief resultaat opgeleverd omdat het positieve effect van het opnemen van het begrotingsoverschot van het voorgaande jaar van 1 803 miljoen EUR (2018: 555 miljoen EUR) werd overgecompenseerd door aanpassingen van het bni/btw van 3 443 miljoen EUR (2018: 1 292 miljoen EUR).
Tot de overige ontvangsten uit niet-ruiltransacties behoort 151 miljoen EUR aan bijdragen van de lidstaten voor Fusion for Energy, de Europese gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie.
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
79.FINANCIËLE BATEN
miljoen EUR
2019
2018
Rentebaten uit:
Te late betalingen
133
1 458
Verstrekte leningen
1 180
1 265
Overige
70
68
Premie op verplichtingen in verband met financiële garanties
193
121
Dividenden
29
103
Financiële baten van financiële activa of passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
125
29
Gerealiseerde winst op voor verkoop beschikbare financiële activa
82
23
Overige
4
48
Totaal
1 817
3 115
In 2018 omvatten de rentebaten uit te late betalingen een grote eerste som aan ontvangsten uit achterstandsrente voor de Britse inbreukzaak en de TEM-inspectieverslagen (zie toelichting 2.6.1.1). Dit jaar zijn extra ontvangsten geboekt voor de inbreukzaak en een neerwaartse bijstelling van de rente in verband met TEM-inspectieverslagen (zie toelichting 2.6.1.1).
Rentebaten uit verstrekte leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op leningen voor financiële bijstand (zie toelichting 2.4.3).
80.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
miljoen EUR
2019
2018
Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten (agentschappen)
592
602
Wisselkoerswinsten
347
329
Ontvangen vergoedingen en premies i.v.m. financieringsinstrumenten
43
54
Aandeel in het nettoresultaat van het EIF
53
37
Verkoop van goederen
31
33
Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen
5
27
Overige
227
297
Totaal
1 298
1 379
Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten omvatten voornamelijk vergoedingen voor het verkrijgen van vergunningen voor het in de handel brengen die door het Europees Geneesmiddelenagentschap worden aangerekend en merktaksen van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.
UITGAVEN
81.GEDEELD BEHEER
miljoen EUR
Uitgevoerd door de lidstaten
2019
2018
Europees Landbouwgarantiefonds
43 951
43 527
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling
13 541
13 149
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds
35 178
30 230
Europees Sociaal Fonds
11 218
11 935
Overige
2 608
2 826
Totaal
106 495
101 666
Het grootste deel van de stijging betreft het cohesiebeleid (EFRO en CF), waar vrijwel alle uitgaven betrekking hebben op de lopende programmeringsperiode en de werkzaamheden in uitvoering.
Overige uitgaven hebben hoofdzakelijk betrekking op: Asiel en migratie (0,6 miljard EUR), het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (0,5 miljard EUR), het fonds voor interne veiligheid (0,4 miljard EUR), het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (0,4 miljard EUR) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (0,7 miljard EUR). De daling ten opzichte van vorig jaar is hoofdzakelijk voor rekening van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie.
82. DIRECT BEHEER
miljoen EUR
2019
2018
Uitgevoerd door de Commissie
8 435
8 120
Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen
10 095
8 964
Uitgevoerd door trustfondsen
412
468
Totaal
18 942
17 551
Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (7,7 miljard EUR), de Connecting Europe Facility (CEF) - Vervoer (3,1 miljard EUR), het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (1,4 miljard EUR) en het Europees nabuurschapsbeleid (1,1 miljard EUR).
De stijging van de uitgaven onder direct beheer uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen betreft hoofdzakelijk (0,8 miljard EUR) het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken (INEA), waarvan het merendeel betrekking heeft op het vervoersonderdeel van de CEF. CEF-Vervoer is het financieringsinstrument voor de uitvoering van het Europese vervoersinfrastructuurbeleid en heeft tot doel nieuwe vervoersinfrastructuur in Europa te bouwen of bestaande te verbeteren of te renoveren.
83.INDIRECT BEHEER
miljoen EUR
2019
2018
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen
3 131
3 396
Uitgevoerd door derde landen
637
679
Uitgevoerd door internationale organisaties
3 448
3 337
Uitgevoerd door andere entiteiten
2 875
3 569
Totaal
10 091
10 981
Van de uitgaven onder indirect beheer heeft 4,2 miljard EUR betrekking op extern beleid (voornamelijk pretoetreding, humanitaire hulp, internationale samenwerking en nabuurschap). Nog eens 5,8 miljard EUR betreft het versterken van het Europese concurrentievermogen (bv. op het gebied van onderzoek, satellietnavigatiesystemen en onderwijs). De daling van de uitgaven uitgevoerd door andere entiteiten betreft voornamelijk onderwijs (Erasmus).
84.PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN
miljoen EUR
2019
2018
Personeelskosten
6 692
6 454
Pensioenkosten
4 674
4 476
Totaal
11 366
10 929
De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen samenhangende mutaties, andere dan actuariële veronderstellingen. Het gaat niet om de werkelijke pensioenbetalingen van het jaar, die beduidend kleiner zijn.
3.
Financiering
SKOSTEN
miljoen EUR
2019
2018
Rentelasten:
Opgenomen leningen
1 174
1 260
Overige
23
26
Afwaarderingsverliezen op leningen en vorderingen
105
126
Verlies op financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
57
95
Financiële leasing
70
73
Afwaarderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa
19
25
Gerealiseerde verliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa
7
21
Overige
36
50
Totaal
1 491
1 677
Het bedrag aan rentelasten op opgenomen leningen komt grosso modo overeen met de rente-inkomsten uit leningen voor financiële bijstand (back-to-backtransacties).
86.OVERIGE UITGAVEN
miljoen EUR
2019
2018
Administratieve en IT-uitgaven
2 540
2 313
Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen
1 630
1 608
Aanpassing van voorzieningen
1 294
923
Wisselkoersverliezen
343
341
Vastleggingen voor operationele leases
442
424
Vermindering van geldboeten door het Hof van Justitie
91
1
Overige
769
598
Totaal
7 109
6 208
De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt:
miljoen EUR
2019
2018
Kosten voor onderzoek
398
385
Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling
119
106
Totaal
517
491
87.GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)
miljoen EUR
Slimme en inclusieve groei
Duurzame groei
Veiligheid en burgerschap
Europa als wereldspeler
Administratie
Niet toegewezen aan een MFK-rubriek*
Totaal
Bni-middelen
–
–
–
–
–
108 820
108 820
Traditionele eigen middelen
–
–
–
–
–
21 235
21 235
Btw
–
–
–
–
–
18 128
18 128
Geldboeten
–
–
–
–
–
4 291
4 291
Teruggevorderde uitgaven
1 520
1 076
10
22
0
0
2 627
Overige
1 202
29
43
214
5 176
(4 592)
2 072
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties
2 722
1 104
54
235
5 176
147 882
157 174
Financiële ontvangsten
423
1
0
11
0
1 383
1 817
Overige
155
(12)
(5)
13
283
864
1 298
Ontvangsten uit ruiltransacties
578
(11)
(5)
24
283
2 247
3 116
Totale ontvangsten
3 300
1 093
49
260
5 459
150 129
160 289
Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:
ELGF
–
(43 951)
–
–
–
–
(43 951)
Elfpo en andere instrumenten voor plattelands-ontwikkeling
–
(13 541)
–
–
–
–
(13 541)
EFRO & CF
(35 178)
–
–
–
–
–
(35 178)
ESF
(11 218)
–
–
–
–
–
(11 218)
Overige
(512)
(668)
(1 382)
(46)
–
(0)
(2 608)
Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen
(12 763)
(676)
(1 060)
(4 446)
(19)
23
(18 942)
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen
(2 799)
(62)
(927)
(32)
–
689
(3 131)
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties
(526)
(2)
(242)
(3 314)
(0)
–
(4 085)
Uitgevoerd door andere entiteiten
(2 037)
(1)
(1)
(839)
(0)
3
(2 875)
Personeels- en pensioenkosten
(1 637)
(350)
(444)
(604)
(7 222)
(1 110)
(11 366)
Financieringskosten
(113)
(56)
(0)
(9)
(104)
(1 209)
(1 491)
Overige uitgaven
(2 287)
(493)
(137)
(136)
(3 640)
(415)
(7 109)
Totaal uitgaven
(69 070)
(59 800)
(4 194)
(9 427)
(10 985)
(2 018)
(155 493)
Resultaat begrotingsjaar
(65 770)
(58 707)
(4 145)
(9 167)
(5 526)
148 111
4 796
* „Niet toegewezen aan een MFK-rubriek“ omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma’s met individueel immateriële bedragen.
De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.
88.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA
89.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN
Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties (op leningen en programma’s voor financiële bijstand) en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes en garanties die gedekt zijn door fondsen (zie toelichting 2.4.1), zouden indien ze zich zouden realiseren, worden gedekt door de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.
90.Begrotingsgaranties
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Maximum
Ondertekend
Uitbetaald
Maximum
Ondertekend
Uitbetaald
Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen
37 929
31 521
20 014
40 417
30 889
20 510
EFSI-garantie
25 797
21 889
17 634
25 898
19 842
15 764
EFDO-garantie
50
–
–
–
–
–
Totaal
63 775
53 410
37 648
66 315
50 731
36 273
De bovenstaande tabel toont de omvang van de blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met aan de EIB-groep of andere financiële instellingen gegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die effectief reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde sommen en de met begunstigden of financiële intermediairs gesloten overeenkomsten waarvoor nog geen sommen zijn uitbetaald omvatten (15 762 miljoen EUR). Het maximum is het totale bedrag aan garanties waarvoor de EU-begroting, en dus de lidstaten, verplichtingen is aangegaan. Om de maximale blootstelling per 31 december 2019 te kunnen vermelden, dienen ook de toegestane maar nog niet ondertekende transacties te worden opgenomen (10 365 miljoen EUR). De vermelde bedragen zijn zonder financiële voorzieningen of financiële verplichtingen geboekt voor de betrokken programma’s.
Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen
De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2019 stond in totaal 20 014 miljoen EUR aan door een EU-garantie gedekte leningen uit (2018: 20 510 miljoen EUR). De EU-begroting staat borg voor:
·19 074 miljoen EUR (2018: 19 360 miljoen EUR) via het Garantiefonds voor extern optreden (zie toelichting 2.4.1) en
·rechtstreeks 940 miljoen EUR (2018: 1 150 miljoen EUR) voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.
Naast de hierboven als uitbetaald vermelde 20 014 miljoen EUR waarborgt de EU nog eens 161 miljoen EUR aan uitstaande leningen aan Syrië waarvoor voorzieningen zijn getroffen, en 20 miljoen EUR als verplichting voor financiële garanties opgenomen in verband met het EIB-mandaat voor de particuliere sector van het initiatief voor economische veerkracht (ERI)(zie hieronder).
De EU-garantie in het kader van het mandaat voor externe leningen is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2020). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag.
Overeenkomstig Besluit (EU) 2018/412 wordt tot 2,3 miljard EUR toegewezen aan het nieuwe mandaat in het kader van het EIB-ERI voor leningen aan de particuliere sector voor projecten gericht op de economische veerkracht op lange termijn van vluchtelingen, migranten, gast- en doorreisgemeenschappen. De EIB heeft in 2019 uitbetalingen gedaan voor de eerste operaties in het kader van het ERI-mandaat voor de particuliere sector. De begroting van de Unie wordt vergoed voor het risico dat zij loopt op garanties aan de EIB voor financiële operaties in het kader van het ERI-mandaat voor de particuliere sector. De garantie in verband met dit mandaat wordt bijgevolg verwerkt als verplichting voor financiële garanties (zie toelichting 2.11.3).
Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het Garantiefonds voor externe acties (zie toelichting 2.4.1). In 2019 is 55 miljoen EUR uit het Garantiefonds voor externe acties uitbetaald in verband met aangesproken garanties (2018: 56 miljoen EUR).
Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB haar investeringen in de EU kan opvoeren. Het doel van het EFSI is extra investeringen in de EU en de toegang tot financiering voor kleine ondernemingen te ondersteunen. Uit de EU-begroting wordt een garantie tot 26 miljard EUR (“de EFSI-EU-garantie”) verstrekt op basis van een overeenkomst tussen de EU en de EIB, hierna “de EFSI-overeenkomst” genoemd, om de EIB in te dekken tegen potentiële verliezen op haar financieringen en investeringen.
Het EFSI opereert in twee „vensters“: het venster „infrastructuur en innovatie“ (IIW), uitgevoerd door de EIB (EFSIEU-garantie van 19,5 miljard EUR) en het mkb-venster, uitgevoerd door het EIF (EFSI-EU-garantie van 6,5 miljard EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EFSIEU-garantie op basis van de EFSI-overeenkomst.
De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (leningen en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. De EIB-groep neemt de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert de operaties overeenkomstig haar regels en procedures. De EU stelt zich garant voor deze operaties en dekt de verliezen die de EIB lijdt tot het maximale garantiebedrag.
Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling het marktfalen te verhelpen dat investeringen in de EU belemmert en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet, die bestaat uit een investeringscomité van onafhankelijke deskundigen dat voor elk door de EIB in het kader van het IIW voorgesteld project onderzoekt of het in aanmerking komt voor de EU-dekking en een EFSI-stuurgroep die toezicht houdt op het programma.
Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie overeenkomstig de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.
De EFSI-EU-garantie aan de EIB-Groep wordt geboekt als financiële verplichting in verband met garanties wat betreft de IIW-schuldportefeuille (zie toelichting 2.11.3), als financiële voorziening voor de SMEW-schuldportefeuille en als derivaat (financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort) voor beide aandelenportefeuilles (zie toelichting 2.4.2). Daarnaast wordt een voorwaardelijke verplichting in verband met de verstrekte EFSI-garantie in deze toelichting vermeld. De voorwaardelijke EFSI-verplichting omvat verrichtingen van de programma’s Cosme, H2020, CCS LGF en EaSI voor het gedeelte dat is gedekt door de EFSI-EU-garantie op de SMEW-schuldportefeuille; zij is exclusief 74 miljoen EUR financiële voorzieningen voor deze portefeuille opgenomen onder de rubriek “financiële voorzieningen” in toelichting 2.10.
Uitbetalingen op EU-garanties die niet gedekt zijn door EU-ontvangsten welke gecrediteerd zijn op de EFSI-afwikkelingsrekening bij de EIB, worden verricht door het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.1). In 2019 zijn geen uitbetalingen uit het EFSI-garantiefonds verricht in verband met aangesproken garanties (2018: 61 miljoen EUR).
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
Het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling, opgericht bij de EFDO-verordening, is een initiatief om investeringen in Afrika en het Europese nabuurschap te ondersteunen en zodoende bij te dragen tot het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en het aanpakken van specifieke sociaal-economische grondoorzaken van migratie. Overeenkomstig de EFDO-verordening moet de EU garanties ten belope van 1,5 miljard EUR ter beschikking stellen (aan te vullen met externe bijdragen) aan uitvoerende partners voor hun investerings- en financieringsoperaties om hun investeringsrisico’s te beperken. De EFDO-garantie wordt gedekt door het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.1). Op 31 december 2019 was één EFDO-garantieovereenkomst, “Framework to Scale Up Renewable Energy Investments”, gesloten; er waren geen onderliggende financieringsverrichtingen ondertekend door de uitvoerende partner, de EBWO.
91.Garanties in verband met financiële bijstand (opgenomen en verstrekte leningen)
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Aangesproken
Niet aangesproken
Totaal
Aangesproken
Niet aangesproken
Totaal
EFSM
47 394
–
47 394
47 400
–
47 400
BB
201
–
201
1 734
–
1 734
MFB
4 754
560
5 314
4 388
980
5 368
Euratom
214
200
414
254
200
454
Totaal
52 564
760
53 324
53 775
1 180
54 955
De EU-begroting staat borg voor de leningen die de Commissie in het kader van back-to-backverrichtingen opneemt om leningen aan lidstaten en niet-lidstaten te financieren). Deze opgenomen leningen zijn reeds als verplichting opgenomen op de balans van de EU (zie toelichting 2.11.1). In geval van wanprestatie voor de met deze ontleende middelen verstrekte back-to-backleningen zou de EU-begroting overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 2014/609 van de Raad het volledige verlies dragen:
·de leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;
·de leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;
·MFB-leningen worden in eerste instantie gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe acties (zie toelichting 2.4.1) en vervolgens door de EU-begroting, en
·garanties van derden dekken eerst het volledige bedrag van de uitstaande Euratomleningen. Het Garantiefonds dekt de externe leningen indien deze niet door de garanties van derden worden gedekt.
92.Garanties voor financieringsinstrumenten van de EU
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Horizon 2020
1 584
1 467
Financieringsfaciliteit met risicodeling
110
642
Connecting Europe Facility
684
579
Overige
38
29
Totaal
2 416
2 717
Overeenkomstig artikel 210, lid 1, FR overschrijden de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, ten einde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt. De voorwaardelijke verplichtingen hierboven zijn na aftrek van financiële voorzieningen en financiële verplichtingen voor de desbetreffende instrumenten (zie toelichtingen 2.10 en 2.11.2).
93.Rechtszaken
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Geldboeten
3 128
3 187
Landbouw
199
653
Cohesie
341
26
Overige
2 137
1 867
Totaal
5 805
5 732
Geldboeten
Deze bedragen betreffen voornamelijk door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald door de beboete ondernemingen en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie of tot het einde van de beroepstermijn. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.
Mocht de EU in een of meerdere van de zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zullen de voorlopig geïnde bedragen worden terugbetaald aan de betrokken ondernemingen zonder gevolgen voor de begroting. De boetebedragen worden alleen als ontvangsten in de begroting opgenomen wanneer zij definitief zijn (artikel 107 FR).
Landbouw
Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met de conformiteitsbesluiten voor ELGF en plattelandsontwikkeling, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.
Cohesie
Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen. De toename is afkomstig van twee zaken betreffende in aanmerking komende uitgaven en rekeningen van de lidstaten.
Andere rechtszaken
Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 340 VWEU moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade. Het bedrag voor 2019 betreft (zoals in 2018) hoofdzakelijk een schadeclaim tegen de Commissie wegens een besluit waarbij een concentratie wordt verboden en waarvoor, bij gebrek aan een betrouwbare schatting, het opgegeven bedrag het bedrag van de claim is. De toename in 2019 houdt verband met schadeclaims betreffende een gedelegeerde verordening van de Commissie die door het Gerecht nietig is verklaard.
94.VOORWAARDELIJKE ACTIVA
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Ontvangen garanties:
Uitvoeringsgaranties
349
321
Overige garanties
16
19
Overige voorwaardelijke activa
65
25
Totaal
430
366
Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.
95.VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN
Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2019.
Het door de lidstaten goedgekeurd meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en de maximumbedragen („plafonds“) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van zeven jaar (zie tabel 1.1 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).
De MFK-plafonds zijn vastgesteld door de Raad (de lidstaten), met instemming van het Europees Parlement, en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 2013/1306 betreffende de financiering van het GLB legt een rechtstreeks verband tussen het jaarlijkse maximum voor de uitgaven uit het ELGF en de MFK-verordening. Het Europees Parlement en de Raad hebben eveneens de respectieve basisbesluiten voor de ELGF-uitgaven vastgesteld waarin de uitgaven per lidstaat voor de gehele periode 2014-2020 zijn bepaald.
Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 2, punt 37 FR).
De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 76 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB — Verordening (EU) nr. 2013/1303 dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2020 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kunnen er bedragen zijn waarvoor de EU een wettelijke verplichting tot betaling is aangegaan, maar waarvoor nog geen vastlegging in de begroting is gedaan (zie toelichtingen 5.2 en 5.3).
Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de „reste à liquider“ (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, ondertekende programma’s of projecten waarvoor betalingen pas in latere jaren zullen worden verricht. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Omdat de financiële staten op transactiebasis worden opgesteld en de begrotingsuitvoeringsverslagen op kasbasis, is een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) reeds geboekt als uitgave en als verplichting op de balans opgenomen (zie toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd hetzij op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen, hetzij van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend (zie toelichting 5.1). Zodra de betalingen in verband met de RAL worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld.
De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2019 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.
miljoen EUR
Toelichting
31.12.2019
31.12.2018
Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen
5,1
249 686
235 836
Juridische verbintenissen van het huidige MFK, onder gedeeld beheer, in afwachting van uitvoering
5,2
72 832
143 883
Significante juridische verbintenissen op andere gebieden
5,3
13 941
18 126
Totaal
336 459
397 845
96.NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGS-VASTLEGGINGEN
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen
249 686
235 836
Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL („reste à liquider“) van 297 693 miljoen EUR (zie tabel 4.4 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting), min de daarmee verband houdende bedragen die op de balans als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven zijn opgenomen. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Zoals hierboven gezegd, is dit het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.
Per 31 december 2019 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 51 miljard EUR (zie toelichting 2.5). Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL dus verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de desbetreffende contractuele verplichtingen zijn vervuld. Zij zijn dus zoals de hierboven vermelde RAL nog niet als uitgave geboekt.
97.JURIDISCHE VERBINTENISSEN VAN HET HUIDIGE MFK, ONDER GEDEELD BEHEER, IN AFWACHTING VAN UITVOERING
miljoen EUR
Fonds
Financieel kader 2014-2020 (A)
Juridische verbintenissen volgens het meest recente Commissiebesluit (B)
Vastleggingen op de begroting inclusief vrijmakingen (C)
Juridische verbintenissen in afwachting van uitvoering (B-C)
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds
262 585
262 407
220 447
41 960
Europees Sociaal Fonds
92 912
92 751
78 841
13 910
Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument
–
–
–
–
Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
3 814
3 813
3 235
578
RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID
359 310
358 971
302 524
56 448
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
100 079
100 079
85 404
14 675
European Maritime and Fisheries Fund
5 749
5 687
4 828
859
RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN
105 829
105 766
90 232
15 534
Fonds voor asiel en migratie
4 575
4 482
4 032
450
Fonds voor interne veiligheid
3 159
3 095
2 695
401
RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP
7 733
7 577
6 727
851
Totaal
472 872
472 315
399 483
72 832
Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.
Artikel 76 van de VGB voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) luidt als volgt:
„De vastleggingen van de Unie voor elk programma geschieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in jaarlijkse tranches voor elk Fonds. De vastleggingen in verband met de prestatiereserve in elk programma geschieden afzonderlijk van de rest van de toewijzing aan het programma.“
De bovenstaande tabel bevat een overzicht van de juridische verbintenissen en de vastleggingen op de begroting voor de rubrieken 1B, 2 en 3 van het MFK 2014-2020. In kolom A worden de totale toegestane bedragen voor de MFK-periode weergegeven. Kolom B bevat de juridische verbintenissen die per jaareinde door de EU zijn aangegaan, waarvan een deel nog niet door vastleggingen op de begroting is gedekt. Kolom C geeft de reeds gedane vastleggingen op de begroting ter dekking van de bovenbedoelde juridische verbintenissen. Het verschil tussen beide kolommen wordt gevormd door de nog betaalbaar te stellen bedragen waarvoor de EU een vastlegging op de begroting zal doen en betalingen zal verrichten na 31 december 2019. Naarmate het einde van het MFK dichterbij komt, wordt het verschil tussen juridische verbintenissen en vastleggingen op de begroting aanzienlijk kleiner (72,8 miljard EUR tegenover 143,8 miljard EUR in 2018).
98.SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN OP ANDERE GEBIEDEN
miljoen EUR
31.12.2019
31.12.2018
Connecting Europe Facility
7 680
11 554
ITER
1 676
1 489
Copernicus
601
1 267
Galileo
438
493
Visserijovereenkomsten
223
46
Vastleggingen voor operationele leases
2 535
2 352
Overige contractuele verbintenissen
788
924
Totaal
13 941
18 126
Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn waarvoor nog geen vastleggingen op de begroting waren gedaan per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen in jaarlijkse tranches worden gebudgetteerd de komende jaren en betaalbaar gesteld.
Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 112, lid 2, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:
Connecting Europe Facility (CEF)
De CEF verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken een uitvoeringsperiode van 2014 tot 2023 voor CEF-Vervoer en tot 31.12.2024 voor CEF-Energie. De rechtsgrondslag is Verordening (EU) nr. 2013/1316 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 2010/913 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2007/680 en (EG) nr. 2010/67 — Voor de EER relevante tekst (PB L 348 van 20 december 2013), die in artikel 19 voorziet in het gebruik van jaarlijkse tranches.
Copernicus
Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 2014/377 van het Europees Parlement en de Raad van 3. april 2014 (PB L 122/44 van 24. april 2014) ondertekende de Commissie delegatieovereenkomsten met het Europees Ruimteagentschap (ESA), Eumetsat, Mercator en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 8 van Verordening (EU) nr. 2014/377 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.
Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)
De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2021. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De verbintenissen zijn aangegaan op grond van Besluit 791/2013/Euratom van de Raad van 13 december 2013 houdende wijziging van Besluit 198/2007/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarin toestemming wordt gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER werd opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU, China, India, Rusland, Zuid-Korea, Japan en de VS betrokken.
Galileo
Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 2013/1285 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 347/1 van 20 december 2013) heeft de Commissie een delegatieovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 2013/1285 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.
Visserijovereenkomsten
Dit zijn verbintenissen met derde landen voor activiteiten op grond van internationale visserijovereenkomsten tot 2025. De gedane toezeggingen zijn gebaseerd op besluiten van de Raad voor elk derde land (bv. overeenkomst tussen de EU en het Koninkrijk Marokko, het bijbehorende uitvoeringsprotocol en de briefwisseling bij de overeenkomst;PB L 77 van 20.3.2019) en worden beschouwd als specifieke internationale verdragen met meerjarige rechten en verplichtingen.
Vastleggingen voor operationele leases
De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:
miljoen EUR
Minimale leasebetalingen
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
Gebouwen
429
981
1 079
2 490
IT-materiaal en overige uitrusting
10
26
9
45
Totaal
439
1 008
1 088
2 535
Naar aanleiding van de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van zijn voornemen om zich terug te trekken uit de EU, en als gevolg van Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2004/726, is de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in maart 2019 verhuisd van Londen naar Amsterdam. Op 2 juli 2019 bereikte het bureau een akkoord met de eigenaar van het gebouw, dat daarna is onderverhuurd tegen voorwaarden die overeenkomen met die van de hoofdhuur, onder andere wat betreft de looptijd. Deze loopt tot het verstrijken van de hoofdhuur van het EMA in juni 2039.
De bedragen in de bovenstaande tabel omvatten 418 miljoen EUR die nog verschuldigd zijn onder de hoofdhuurovereenkomst. Eenzelfde bedrag wordt verwacht aan ontvangsten van de onderhuurder op grond van de niet-opzegbare onderverhuurovereenkomst.
Overige contractuele verbintenissen
De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op een bouwcontract (JMO2) van de Commissie in Luxemburg (381 miljoen EUR).
99.FINANCIEEL RISICOBEHEER
De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico’s van de EU heeft betrekking op:
·opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via het EFSM, BB, MFB en acties van Euratom;
·de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;
·activa aangehouden in fondsen voor begrotingsgaranties: het Garantiefonds voor externe acties, het EFSI-garantiefonds en het EFDO-garantiefonds en
·financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd
100.TYPES RISICO
Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico’s (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico’s).
·Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.
·Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.
Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.
Liquiditeitsrisico is het risico dat een actief moeilijk te gelde kan worden gemaakt; bv. het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.
101.RISICOBEHEERBELEID
De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financieringsinstrumenten bij operationele programma’s. Zie toelichting 2.4.1 voor meer informatie over de betrokken bedragen.
Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. Overeenkomsten met deze financiële instellingen omvatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om ervoor te zorgen dat de EU-middelen naar behoren worden beheerd en gerapporteerd. Zodra een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor door de financiële instelling op haar naam maar namens de Commissie geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgeboekt. De financiële instelling kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.
Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot een maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met een aantal verliezen te maken zal krijgen.
Waardering van financiële instrumenten
De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie, opgenomen leningen en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De leningtransacties worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve verordeningen van de Raad, besluiten van de Raad en het EP en, indien van toepassing, op basis van interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen en verstrekte leningen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Verstrekte leningen worden door middel van opgenomen back-to-backleningen gefinancierd, waardoor er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan.
Kasverrichtingen
De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 2014/609 van de Raad (gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 804/2016 van de Raad) en in het Financieel Reglement.
Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:
·de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;
·de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;
·bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de op die rekeningen aangehouden kasmiddelen overtreffen;
·het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.
Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.
De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.
Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: deposito’s
Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe gecreëerde portefeuille, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van de portefeuille zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een op dezelfde grondslag berekend gewaarborgd rendement toe te passen op het nominale boetebedrag. Voor het gewaarborgd rendement toegepast op entiteiten waaraan een boete is opgelegd vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement in augustus 2018 geldt evenwel een bodemrente van nul. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:
·gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en
·het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag dient te worden beschermd van de boeten opgelegd door de Commissie vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement in augustus 2018.
Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito’s bij de centrale banken van de lidstaten, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.
Financiële waarborgen
Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Garantiefonds voor externe acties
De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan. Dit garantiefonds werkt enkel met de euro als valuta. Het belegt uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico’s te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico’s en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.
EFSI-garantiefonds
Het EFSI-garantiefonds is opgericht bij de EFSI-verordening (zie toelichting 2.4.1). De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het fonds zijn vastgelegd in Besluit van de Commissie C(2016) 165 van 21 januari 2016. Het fonds wordt beheerd door de Commissie, die gemachtigd is tot het investeren van de activa van het EFSI-garantiefonds op de financiële markten in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van adequate prudentiële regels. De beheerde activa moeten voorzien in voldoende liquiditeit met betrekking tot de potentiële garantieverzoeken maar moeten zij gericht blijven op een niveau van rendement en risico dat verenigbaar is met het behoud van een hoge graad van zekerheid en stabiliteit.
EFDO-garantiefonds
Het EFDO-garantiefonds is opgericht bij de EFDO-verordening (zie toelichting 2.4.1). De Commissie beheert de activa van het EFDO-garantiefonds overeenkomstig interne richtsnoeren en de richtsnoeren voor activabeheer in bijlage 1 bij Besluit C(2017) 7693 van de Commissie van 22 november 2017. De Commissie is gemachtigd tot het beleggen van de activa van het EFSI-garantiefonds op de financiële markten in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van adequate prudentiële regels. De activa worden zo beheerd dat zij voor voldoende liquiditeit zorgen in verhouding tot de potentiële garantieverzoeken, maar toch gericht blijven op een optimaal niveau van rendement en risico dat verenigbaar is met het behoud van een hoge graad van zekerheid en stabiliteit.
102.VALUTARISICO
Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie
miljoen EUR
31.12.2019
USD
GBP
DKK
SEK
EUR
Overige
Totaal
Financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa
577
62
17
9
17 723
21
18 407
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
(393)
–
–
–
529
–
137
Leningen*
17
32
–
–
65
7
121
Vorderingen en verhaalbare bedragen
30
804
62
93
22 751
233
23 974
Geldmiddelen en kasequivalenten
100
311
319
432
16 910
1 673
19 745
332
1 209
398
533
57 979
1 934
62 384
Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
(0)
–
–
–
(10)
(2)
(12)
Crediteuren
(5)
(1)
(0)
(1)
(27 200)
(33)
(27 241)
(5)
(1)
(0)
(1)
(27 211)
(35)
(27 254)
Totaal
326
1 208
398
532
30 768
1 898
35 130
* Met uitzondering van back-to-backleningen voor financiële bijstand.
miljoen EUR
31.12.2018
USD
GBP
DKK
SEK
EUR
Overige
Totaal
Financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa
619
57
18
7
14 725
17
15 443
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
(475)
–
–
–
491
–
16
Leningen*
6
0
–
–
56
5
67
Vorderingen en verhaalbare bedragen
19
4 109
99
109
20 026
303
24 664
Geldmiddelen en kasequivalenten
49
1 524
290
406
14 338
1 505
18 113
218
5 690
407
523
49 635
1 830
58 303
Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort
–
–
–
–
(20)
(2)
(22)
Crediteuren
(2)
(1)
(0)
(0)
(32 218)
(5)
(32 227)
(2)
(1)
(0)
(0)
(32 238)
(7)
(32 249)
Totaal
216
5 689
407
523
17 397
1 824
26 055
* Met uitzondering van back-to-backleningen voor financiële bijstand.
Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn toegenomen, zou dit het volgende effect hebben:
miljoen EUR
Economisch resultaat
USD
GBP
DKK
SEK
2019
(14)
(104)
(35)
(48)
2018
(7)
(512)
(35)
(47)
miljoen EUR
Nettoactiva
USD
GBP
DKK
SEK
2019
(17)
(6)
(2)
(1)
2018
(13)
(5)
(2)
(1)
Indien de EUR 10 % zwakker was geworden ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben gehad:
miljoen EUR
Economisch resultaat
USD
GBP
DKK
SEK
2019
17
127
42
58
2018
9
625
43
57
miljoen EUR
Nettoactiva
USD
GBP
DKK
SEK
2019
20
7
2
1
2018
16
6
2
1
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De financiële activa en verplichtingen luiden thans enkel in euro, zodat de EU geen valutarisico loopt.
Kasverrichtingen
De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 2014/609 van de Raad (gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 804/2016 van de Raad) aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.
De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta’s te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat hun posities geen blootstelling aan valutarisico’s inhouden.
Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.
Geldboeten
Aangezien alle boeten worden opgelegd, betaald of voorlopig geïnd in euro, is er geen valutarisico.
Garantiefonds voor externe acties
De financiële activa van dit fonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten („hedging“) om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.
EFSI-garantiefonds
Het EFSI-garantiefonds is momenteel actief in zowel de euro als de US-dollar. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren. Een correctie van de afdekking kan ook in gang worden gezet door schommelingen van de EUR/USD-wisselkoers.
De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Voor gesubrogeerde leningen zijn er geen afdekkingsactiviteiten („hedging“) om valutaschommelingen te compenseren vanwege de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.
EFDO-garantiefonds
Het EFDO-garantiefonds is momenteel alleen in euro actief, maar de richtsnoeren voor het beheer van de fondsactiva voorzien in de mogelijkheid om in sommige andersluidende activa te beleggen.
103.RENTERISICO
De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 100 basispunten (1 %).
miljoen EUR
Stijging (+)/daling (–) in basispunten
Effect op de nettoactiva
2019: Voor verkoop beschikbare financiële activa
+100
(447)
-100
483
2018: Voor verkoop beschikbare financiële activa
+100
(348)
-100
374
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. Er is echter geen renterisico aangezien tegenover de opgenomen leningen gelijkwaardige verstrekte leningen staan met dezelfde voorwaarden („back-to-back“-leningen).
Kasverrichtingen
Voor de thesaurie van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom is zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.
Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken (eigen middelen en andere) kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. Aangezien sommige van de vergoedingen voor deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, worden procedures voor kasmiddelenbeheer toegepast om de op deze rekeningen aangehouden saldi zo klein mogelijk te houden. De eigenmiddelenrekeningen worden beschermd tegen de gevolgen van negatieve rente overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 2014/609 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 804/2016 van de Raad.
Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. De tarieven die door commerciële banken worden toegepast, kennen over het algemeen een bodemrente van nul voor operationele saldi tot een bepaald maximumbedrag.
De rentegevoeligheid van portefeuilles geldmarktinstrumenten en obligaties neemt toe met de looptijd. De looptijden van de belangrijkste door de Commissie beheerde activaportefeuilles worden hieronder toegelicht.
Geldboeten
De voorlopig geïnde geldboeten worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde portefeuillelooptijd van 2,57 jaar.
Garantiefonds voor externe acties
De middelen van het Garantiefonds worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde totale portefeuilleduur van 2,99 jaar.
EFSI-garantiefonds
De middelen van het EFSI-garantiefonds worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde totale portefeuilleduur van 3,07 jaar.
EFDO-garantiefonds
De middelen van het EFSI-garantiefonds worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde totale portefeuilleduur van 2,51 jaar.
104.KREDIETRISICO
De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2.
Leeftijdsanalyse van de financiële activa die niet zijn afgewaardeerd
miljoen EUR
Totaal
Noch vervallen, noch afgewaardeerd
Vervallen maar niet afgewaardeerd
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Verstrekte leningen
52 684
52 683
1
–
–
Vorderingen en verhaalbare bedragen
23 974
9 410
2 726
11 543
295
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
137
137
–
–
–
Totaal op 31.12.2019
76 795
62 231
2 727
11 543
295
Verstrekte leningen
53 939
53 939
0
–
–
Vorderingen en verhaalbare bedragen
24 664
14 737
6 585
3 209
134
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
16
16
–
–
–
Totaal op 31.12.2018
78 620
68 692
6 585
3 209
134
Vervallen vorderingen en verhaalbare bedragen op minder dan 1 jaar omvatten verhaalbare bedragen van 1 799 miljoen EUR in verband met mededingingsboeten. Vervallen vorderingen en verhaalbare bedragen op 1 tot 5 jaar omvatten verhaalbare bedragen van 9 212 miljoen EUR in verband met mededingingsboeten en vervallen vorderingen en verhaalbare bedragen op meer dan 5 jaar verhaalbare bedragen van 257 miljoen EUR in verband met mededingingsboeten. De bovenvermelde bedragen zijn grotendeels gedekt door bankgaranties, waardoor de Commissie weinig kredietrisico loopt. De beboete ondernemingen verstrekken deze garanties in plaats van voorlopige betalingen te doen. Bovendien omvatten de vervallen vorderingen en verhaalbare bedragen op minder dan 1 jaar en die op 1 tot 5 jaar vorderingen van 0,8 miljard EUR en verhaalbare bedragen van 2,1 miljard EUR respectievelijk in verband met de inbreukzaak in toelichting 2.6.1.1.
Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen, noch afgewaardeerd zijn
miljoen EUR
31.12.2019
VVB*
Financiële activa RWOT**
Verstrekte leningen
Vorderingen en verhaalbare bedragen
Contanten
Totaal
Tegenpartijen met externe kredietrating
Beste en uitstekende rating
8 848
137
32
3 632
15 452
28 101
Rating hoge middenklasse
3 588
–
23 013
1 444
3 688
31 734
Rating lage middenklasse
2 298
–
24 711
1 867
322
29 198
Niet-investeringswaardig
264
–
4 855
478
262
5 858
14 998
137
52 610
7 422
19 724
94 891
Tegenpartijen zonder externe kredietrating
Groep 1
–
–
73
1 987
21
2 082
Groep 2
–
–
–
2
–
2
–
–
73
1 989
21
2 083
Totaal
14 998
137
52 683
9 410
19 745
96 974
miljoen EUR
31.12.2018
VVB*
Financiële activa RWOT**
Verstrekte leningen
Vorderingen en verhaalbare bedragen
Contanten
Totaal
Tegenpartijen met externe kredietrating
Beste en uitstekende rating
9 019
16
98
9 064
14 950
33 146
Rating hoge middenklasse
3 209
–
23 513
755
2 740
30 217
Rating lage middenklasse
1 765
–
25 775
1 456
181
29 177
Niet-investeringswaardig
–
–
4 488
200
221
4 909
13 993
16
53 874
11 475
18 092
97 449
Tegenpartijen zonder externe kredietrating
Groep 1
–
–
64
3 262
21
3 347
Groep 2
–
–
2
0
–
2
–
–
66
3 262
21
3 349
Totaal
13 993
16
53 939
14 737
18 113
100 797
* Voor verkoop beschikbare financiële activa (uitgezonderd beleggingen in geldmarktfondsen en eigenvermogensinstrumenten).
** Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort.
In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:
·Rating lage middenklasse: Moody P3, Baa1 – Baa3, S&P A3, BBB+ – BBB-; Fitch F3, BBBB+ – BBB- en gelijkwaardig
·Niet-investeringswaardig: Moody not prime, Ba1 – C; S&P B, C, BB+ – D; Fitch B, C, BB+ – D en gelijkwaardig
De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden.
De hierboven weergegeven bedragen onder “Verstrekte leningen”, ingedeeld in „non-investment grade”, hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan partnerlanden in financiële moeilijkheden. Het bedrag onder “Vorderingen en verhaalbare bedragen” betreft op sommige lidstaten verhaalbare bedragen op grond van eigenmiddelenverordeningen of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder „Contanten“ heeft hoofdzakelijk betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de bovenvermelde verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen voor de uitvoering van de begroting te voldoen.
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, daarna via het Garantiefonds voor externe maatregelen (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU.
In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,20 % van het bni van de lidstaten en in 2019 werd 0,88 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2019 een beschikbare marge van 0,32 % bestond om die garanties te dekken. Hiervoor mag de EU een beroep doen op de lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.
Kasverrichtingen
De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom 2016/804) aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdende met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen staat, voortdurend zeer laag (gemiddeld om en bij de 70 miljoen EUR, gespreid over twintig rekeningen) en loopt de Commissie slechts een beperkt risico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2019 schommelde tussen 6 miljard EUR en 40 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de in 2019 verrichte betalingen (ruim 158 miljard EUR).
Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:
·alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;
·de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken;
·in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: deposito’s
De banken die deposito’s houden in verband met vóór 2010 voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.
Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het depot van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A- (S&P of gelijkwaardig) van twee ratingbureaus. Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Voor de beleggingen in staatsschuldinstrumenten uit voorlopig geïnde boeten vanaf 2010 neemt de Commissie het kredietrisico over. De blootstelling is het grootst op Spanje, dat 20 % van de totale portefeuille uitmaakt. De vijf landen waarop de blootstelling het grootst is (Spanje, Italië, Duitsland, Frankrijk en België) vertegenwoordigen in totaal 52 % van de beleggingsportefeuille. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).
Financiële waarborgen
Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. In het kader van dat beleid wordt een maximale kredietblootstelling per entiteit van de financiële sector vastgesteld op basis van de rating en het kapitaalniveau van de entiteit zoals opgenomen in haar financiële staten volgens de IFRS. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
Garantiefonds voor externe acties
De richtsnoeren voor het beheer van de activa en/of de beleggingsstrategie stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico te beperken. Die limieten en restricties omvatten beleggingsscriteria, absolute kredietlimieten in nominale termen volgens de categorie uitgever, relatieve concentratielimieten volgens de categorie uitgever en concentratielimieten per uitgifte. Alle beleggingen moeten ten minste de rating investeringswaardig hebben.
EFSI-garantiefonds
De richtsnoeren voor het beheer van de activa en de risico- en beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat beperkt is tot de rating investeringswaardig, behalve voor de blootstelling op EU-lidstaten. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is BBB+ (S&P, of gelijkwaardig).
Omdat de Banque de France per 31 december 2019 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er op die datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.
EFDO-garantiefonds
De richtsnoeren voor het beheer van de activa en de risico- en beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat beperkt is tot de rating investeringswaardig, behalve voor de blootstelling op EU-lidstaten. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is BBB+ (S&P, of gelijkwaardig).
105.LIQUIDITEITSRISICO
Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd
miljoen EUR
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
Opgenomen leningen
(1 273)
(19 312)
(31 978)
(52 564)
Crediteuren
(27 241)
–
–
(27 241)
Financiële verplichtingen in verband met garanties
(20)
–
–
(20)
Overige
(149)
(640)
(1 132)
(1 921)
Totaal op 31.12.2019
(28 684)
(19 952)
(33 110)
(81 746)
Opgenomen leningen
(2 350)
(17 363)
(34 158)
(53 872)
Crediteuren
(32 227)
(32 227)
Overige
(252)
(648)
(1 112)
(2 012)
Totaal op 31.12.2018
(34 829)
(18 011)
(35 270)
(88 110)
Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort
miljoen EUR
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
Te betalen bedragen uit derivaten
(397)
(2)
(7)
(406)
Te ontvangen bedragen uit derivaten
395
–
–
395
Nettokasstromen op 31.12.2019
(2)
(2)
(7)
(10)
Te betalen bedragen uit derivaten
(490)
(2)
(6)
(498)
Te ontvangen bedragen uit derivaten
477
–
–
477
Nettokasstromen op 31.12.2018
(14)
(2)
(6)
(21)
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds voor externe maatregelen als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening (EG) nr. 2009/431 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening (EU) nr. 2010/407 van de Raad in een soortgelijke procedure.
Kasverrichtingen
De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar te allen tijde volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten en de diverse ontvangsten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches en zijn gebaseerd op de goedgekeurde begroting, terwijl de betalingen afhankelijk zijn van de operationele behoeften. Verder worden, overeenkomstig Verordening 609/2014 (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen, gewijzigd bij Verordening 804/2016) de bijdragen van de lidstaten in verband met gewijzigde begrotingen die in een bepaalde maand N, ofwel pas op de eerste werkdag van maand N+1 (indien goedgekeurd vóór de 16e van maand N), ofwel op de eerste werkdag van maand N+2 (indien goedgekeurd op of na de 16e van maand N) ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn.
Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. In verband met de operationele behoeften en de globale budgettaire beperkingen van de voorbije jaren moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.
Geldboeten
Het BUFI-fonds waarin de voorlopig betaalde geldboeten worden belegd, wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om uitstromen van kasmiddelen op korte termijn op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar 24 % uit.
Garantiefonds voor externe acties
Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds houdt daarom een bedrag aan monetaire activa aan dat toereikend is om uitstromen van kasmiddelen op korte termijn te dekken. Geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar maken 11 % uit.
EFSI-garantiefonds
Het EFSI-garantiefonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat uit liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele uitstromen van kasmiddelen op korte termijn op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar 23 % uit.
De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen.
Er is geen liquiditeitenbeheer nodig wat betreft onderpand/marginvereisten aangezien de afdekkende tegenpartij aanvaardt om met de Commissie samen te werken zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.
EFDO-garantiefonds
Het EFSD-garantiefonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd.
De portefeuille bestaat uit liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele uitstromen van kasmiddelen op korte termijn op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar 42 % uit.
Overige financiële instrumenten — financiële verplichtingen uit derivaat
In 2017 heeft de EU een derivatencontract afgesloten (een valutaoptie) waarmee het zich indekt tegen de devaluatie van een valuta in verband met leningen verstrekt door financiële instellingen in het kader van het programma van mkb-financieringsfaciliteit voor het Oostelijk Partnerschap (zie toelichting 2.11.2). Voorts houdt de EU-garantie op de aandelenportefeuilles van de EIB-groep een financiële verplichting in om mutaties in de waarde of afwaarderingen van onderliggende beleggingen te dekken. Zoals voor de andere financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kan het bedrag waarvoor de EU uit hoofde van deze optie aansprakelijk is, ten hoogste het bedrag zijn waarvoor een vastlegging is gedaan, waardoor het liquiditeitsrisico beperkt is.
106.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
107.VERBONDEN PARTIJEN
De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieeerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.
108.RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:
Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.
Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.
Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.
Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen. Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven.
Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.
GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
EUR
Rechten (per personeelslid)
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
Categorie 5
Basissalaris (per maand)
28 461,39
25 780,25 -
20 624,20 -
22 274,14 -
13 113,98 -
26 811,47
23 202,23
23 717,84
20 624,20
Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage
15 %
15 %
15 %
15 %
0-4%-16%
Gezinstoelagen:
Kostwinnerstoelage (% salaris)
2% + 191,44
2% + 191,44
2% + 191,44
2% + 191,44
2% + 191,44
Kindertoelage
418,31
418,31
418,31
418,31
418,31
Voorschoolse toelage
102,18
102,18
102,18
102,18
102,18
Schooltoelage of
283,82
283,82
283,82
283,82
283,82
schooltoelage buiten standplaats
567,38
567,38
567,38
567,38
567,38
Voorzitterstoelage
n.v.t.
n.v.t.
651,20
n.v.t.
n.v.t.
Representatietoelage
1 542,36
991,26
651,20
n.v.t.
n.v.t.
Jaarlijkse reiskosten
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Overdrachten naar lidstaten:
Schooltoelage*
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
% salaris*
5 %
5 %
5 %
5 %
5 %
% salaris zonder correctiecoëfficiënt
max. 25 %
max. 25 %
max. 25 %
max. 25 %
max. 25 %
Representatiekosten
vergoed
vergoed
vergoed
n.v.t.
n.v.t.
Ambtsaanvaarding:
Inrichtingskosten
56 922,77
51 560,49
41 248,39
44 548,28
vergoed
- 53 622,93
- 46 404,45
- 47 435,67
Reiskosten familie
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
Verhuiskosten
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
Ambtsneerlegging:
Inrichtingskosten
28 461,39
25 780,25 -
20 624,20 -
22 274,14 -
vergoed
26 811,47
23 202,23
23 717,84
Reiskosten familie
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
Verhuiskosten
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
vergoed
Overbrugging (% salaris)**
40 % - 65 %
40 % - 65 %
40 % - 65 %
40 % - 65 %
n.v.t.
Ziektekostenverzekering
Gedekt
Gedekt
Gedekt
Gedekt
Gedekt
Pensioen (% salaris, vóór belastingen)
max. 70 %
max. 70 %
max. 70 %
max. 70 %
max. 70 %
Inhoudingen:
Belasting op salaris
8 % - 45 %
8 % - 45 %
8 % - 45 %
8 % - 45 %
8 % - 45 %
Ziektekostenverzekering (% salaris)
1,7 %
1,7 %
1,7 %
1,7 %
1,7 %
Speciale heffing op salaris
7 %
7 %
7 %
7 %
6-7%
Pensioenbijdrage
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
9,7 %
Aantal personen aan het einde van het jaar
3
8
93
28
112
* Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.
** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.
109.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie. Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er twee relevante gebeurtenissen, die hierna worden belicht: het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie en de EU-respons op de uitbraak van het coronavirus. Er zijn geen andere relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem gemeld.
COVID-19, de ziekte veroorzaakt door het coronavirus
De uitbraak van het coronavirus heeft in de eerste helft van 2020 wereldwijd een enorme impact gehad. Deze gebeurtenis vereist geen aanpassing van de gerapporteerde cijfers. In volgende verslagperioden zal de implementatie van de onmiddellijke initiatieven die door de Commissie zijn voorgesteld (zoals het heractiveren van het instrument voor noodhulpinstrument (ESI) en de verdere versterking van het mechanisme voor civiele bescherming van de Unie (UCPM/rescEU), het investeringsinitiatief Coronavirusrespons (CRII en CRII+) en het instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19) gevolgen hebben voor de opname, de weging of de herclassificatie van bepaalde activa en passiva in de financiële staten:
·Heractivering van het instrument voor noodhulpinstrument (ESI) en verdere versterking van het mechanisme voor civiele bescherming van de Unie (UCPM/rescEU):
wegens de diepte van de crisis als gevolg van de COVID-19-uitbraak en de omvang en de aard van de behoeften die steun uit de EU-begroting noodzakelijk maken, heeft de EU het ESI geheractiveerd. Dit oorspronkelijk in maart 2016 ingestelde instrument om het hoofd te bieden aan de noodsituatie ten gevolge van de massale toestroom van vluchtelingen in Griekenland (zie Verordening (EU) 2016/369 van de Raad van 15 maart 2016), is voor een periode van drie jaar (1 februari 2020 - 31 januari 2022) geheractiveerd ter financiering van uitgaven om de COVID-19-pandemie aan te pakken (zie Verordening (EU) 2020/521 van 14 april 2020). Voor dit doel is de EU-begroting voor 2020 gewijzigd om 2,7 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 1,4 miljard EUR aan betalingskredieten erin op te nemen (zie definitieve vaststelling (EU, EU, Euratom) 2020/537 van de gewijzigde begroting nr. 2 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020 van 17 april 2020). Deze heractivering zal de Unie in staat stellen maatregelen uit te rollen die gericht zijn op preventie en matiging van de ernstige gevolgen in een of meer lidstaten, en op een gecoördineerde manier op te treden met betrekking tot de COVID-19-ramp, door hulp die via andere EU-instrumenten wordt verstrekt aan te vullen. Het instrument wordt centraal beheerd door de Commissie en spitst zich hoofdzakelijk toe op rechtstreekse aankoop en subsidies; in sommige gevallen zullen de acties worden uitgevoerd via partners zoals internationale organisaties.
Ter aanvulling van het ESI is het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU versterkt met het oog op het aanleggen van grotere reserves en het coördineren van de verdeling van essentiële hulpmiddelen over Europa (zie Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/570 van de Commissie, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2020/414 van de Commissie van 19 maart 2020 en Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/452 van de Commissie van 26 maart 2020). Daartoe is de begroting 2020 gewijzigd en versterkt met 0,3 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 0,2 miljard EUR aan betalingskredieten. De versterking van het UCPM/rescEU is erop gericht de lidstaten te ondersteunen bij de voorziening van bepaalde noodzakelijke uitrusting (zoals therapeutica, medische apparatuur, persoonlijke beschermingsmiddelen, laboratoriumbenodigdheden) door middel van de aanschaf van prioritaire goederen (in volume en diversiteit) via gezamenlijke aanbesteding in het kader van de desbetreffende overeenkomst. Deze gecoördineerde aanpak levert de lidstaten een sterkere positie op in onderhandelingen met het bedrijfsleven over de beschikbaarheid en de prijs van medische producten. De directe subsidies uit rescEU betekenen 100% financiering uit de EU-begroting en omvat volledige financiering van de ontwikkeling van deze capaciteiten en volledige financiering van het inzetten ervan. De aangekochte uitrusting zal in een of meer lidstaten worden opgeslagen en de besluitvorming zal op EU-niveau worden georganiseerd. Hiermee zullen noodvoorraden worden verstrekt bovenop nationale voorraden. De apparatuur is voor alle lidstaten beschikbaar en zal worden gebruikt in geval van onvoldoende nationale capaciteit.
·Investeringsinitiatief Coronavirusrespons (CRII en CRII+):
bij het op grond van Verordening 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 ten uitvoer gelegde CRII zijn bijzondere maatregelen ingesteld om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economie te mobiliseren in antwoord op de uitbraak van COVID-19, door middel van de verstrekking van onmiddellijke liquiditeit voor de versnelde uitvoering van 37 miljard EUR aan Europese publieke investeringen, de introductie van flexibiliteit bij de toepassing van de EU-regels voor uitgaven en de verruiming van de werkingssfeer van het Solidariteitsfonds van de EU. Bij CRII+, ingesteld bij Verordening 2020/558 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2020, zijn nadere maatregelen geïntroduceerd om uitzonderlijke flexibiliteit toe te staan voor het inzetten van de Europese structuur- en investeringsfondsen. Op de balans 2019 was 6,8 miljard EUR opgenomen als kortlopende voorfinanciering omdat het de bedoeling was dat de betrokken bedragen in de loop van 2020 zouden worden terugbetaald. Als gevolg van het CRII blijven de bedragen nu bij de lidstaten om te worden gebruikt om investeringen in verband met de COVID-19-uitbraak versneld uit te voeren. Omdat in het CRII is bepaald dat de voorfinancieringen worden verrekend of terugbetaald bij afsluiting en de subsidiabiliteitsperioden einddatum 2022 kunnen hebben, zal de volledige 6,8 miljard EUR kortlopende voorfinanciering overeenkomstig de boekhoudregels wellicht worden geherclassificeerd als langlopend in de financiële staten van 2020.
·Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak:
als onderdeel van haar noodhulppakket om de economische gevolgen van de COVID-19-crisis op te vangen, heeft de EU op 19 mei 2020 Verordening (EU) 2020/672 van de Raad vastgesteld tot instelling van het SURE-instrument dat werknemers moet helpen hun baan tijdens de crisis te behouden. SURE is een tijdelijke regeling die tot 100 miljard EUR aan financiële bijstand (leningen tegen gunstige voorwaarden) aan de lidstaten kan verstrekken. Zij houdt in dat lidstaten financiële bijstand van de EU kunnen vragen voor de financiering van plotse, forse toenamen van de nationale overheidsuitgaven na 1 februari 2020, in verband met nationale regelingen voor arbeidstijdverkorting en soortgelijke maatregelen, ook voor zelfstandigen, of met gezondheidsgerelateerde maatregelen, in het bijzonder op de werkplek, in reactie op de crisis. Om de EU in staat te stellen financiële bijstand in het kader van SURE te verlenen, wordt de Commissie gemachtigd om namens de EU tot maximaal 100 miljard EUR op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen te lenen. De SURE-leningen worden gedekt door de EU-begroting en garanties van de lidstaten in verhouding tot hun aandeel in het bni van de EU. Het totale garantiebedrag is 25 miljard EUR; het instrument wordt pas operationeel wanneer alle garanties zijn gegeven. Het instrument is begrensd in de tijd tot 31 december 2022.
·Next Generation EU:
voorts heeft voorzitter Von der Leyen op 27 mei 2020 een nieuw voorstel gepresenteerd voor de meerjarenbegroting van de EU (het meerjarig financieel kader) 2021-2027 en de sectorale programma’s versterkt door “Next Generation EU” 13 , een tijdelijk noodinstrument om de onmiddellijke economische en sociale schade van de coronaviruspandemie op te vangen, het herstel fors aan te zwengelen en een betere toekomst voor de volgende generatie voor te bereiden. Dit voorstel wordt momenteel met de lidstaten en het Europees Parlement besproken. Indien over dit voorstel een akkoord wordt bereikt, zullen ettelijke EU-uitgavenprogramma’s worden versterkt met middelen die de EU uit leningen zal opnemen. Gezien de omvang van de voorgestelde bedragen, zou dit een significante impact hebben op toekomstige EU-balansen; de precieze impact kan pas worden bepaald wanneer het definitieve voorstel door de begrotingsautoriteit is goedgekeurd en de uitvoering ervan begint.
Vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
Sinds 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat van de Europese Unie meer. Overeenkomstig het tussen beide partijen gesloten Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het terugtrekkingsakkoord”) verplicht het Verenigd Koninkrijk zich ertoe al zijn uit het lidmaatschap van de Unie voortvloeiende financiële verplichtingen van het huidige MFK en eerdere financiële kaders na te komen.
Op de datum van aftekening van deze jaarrekening dient, rekening houdende met het terugtrekkingsakkoord dat reeds in werking is getreden, geen financiële impact te worden gerapporteerd in deze jaarrekening.
110.CONSOLIDATIEBEREIK
A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52)
1. Instellingen en raadgevende organen (11)
Europees Parlement
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
Europese Raad
Europees Economisch en Sociaal Comité
Europese Commissie
Europese Ombudsman
Europese Rekenkamer
Comité van de Regio’s
Hof van Justitie van de Europese Unie
Raad van de Europese Unie
Europese Dienst voor extern optreden
2. EU-agentschappen (39)
2.1. Uitvoerende agentschappen (6)
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur — EACEA
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen (EASME)
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (Chafea)
Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (ERCEA)
Uitvoerend Agentschap Onderzoek (REA)
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken (INEA)
2.2. Gedecentraliseerde agentschappen (33)
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)
Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA)
Spoorwegbureau van de Europese Unie (RAIL)
Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)
Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP/CPVO)
Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE)
Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC/EFCA)
Europees Milieuagentschap (EEA)
Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
Europese Bankautoriteit (EBA)
Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO)
Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)
Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)
Europese Stichting voor opleiding (ETF)
Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound)
Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GSA)
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD)
Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)
Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol)
Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA)
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)
Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — Eiopa
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)
Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie)
Bureau voor ondersteuning van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec-Bureau)
Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA)
Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa)
3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)
Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)
B. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)
het Europees Investeringsfonds (EIF)
KLEINE ENTITEITEN
De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2019 van de EU wegens de immaterialiteit:
BBI is een publiek-privaat partnerschap (PPP) tussen de Europese Unie en het Bio-Based Industries Consortium (BIC). De doelstellingen van de BBI zijn bij te dragen tot een meer hulpbronnenefficiënte en duurzame koolstofarme economie en tot meer economische groei en werkgelegenheid door de ontwikkeling van duurzame en concurrerende biogebaseerde industrieën in Europa.
Clean Sky is het grootste Europese onderzoeksprogramma voor de ontwikkeling van innovatieve, geavanceerde technologie ter vermindering van de CO2-uitstoot en de geluidsoverlast door vliegtuigen. Clean Sky, dat wordt gefinancierd uit het EU-programma Horizon 2020, draagt bij tot het versterken van de samenwerking, het mondiaal leiderschap en het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie.
Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI)
IMI, een partnerschap tussen de Europese Unie en de Europese farmaceutische industrie, is het grootste publiek-private partnerschap in de wereld inzake levenswetenschappen en streeft naar bevordering van de volksgezondheid door de ontwikkeling van en de toegang van patiënten tot innovatieve geneesmiddelen te versnellen, in het bijzonder op gebieden met een onvervulde medische of sociale behoefte.
Gemeenschappelijke Onderneming Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap (Ecsel)
Ecsel, een PPP inzake elektronische componenten en systemen, financiert onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatieprojecten voor expertise van wereldklasse op het gebied van elektronische componenten en systemen, aldus bijdragend tot de totstandkoming van een sterke, wereldwijd concurrerende industrie in de Europese Unie.
Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH)
FCH is een PPP ter ondersteuning van onderzoeks-, technologische ontwikkelings- en demonstratieactiviteiten (RTD) op het gebied van brandstofcel- en waterstofenergie in Europa. Het doel is het versnellen van de marktintroductie van deze technologieën en het ontsluiten van hun potentieel als middel om een koolstofarm energiesysteem tot stand te brengen.
Gemeenschappelijke Onderneming Single European Sky ATM Research (Sesar)
Sesar is een PPP voor de modernisering van het Europese luchtverkeersbeheer (ATM) door middel van coördinatie en concentratie van alle onderzoeks- en innovatie-initiatieven op het gebied van ATM in de EU.
Gemeenschappelijke Onderneming Europese spoorwegen (Shift2Rail)
Shift2Rail is het eerste Europese gezamenlijke initiatief voor spoorwegtechnologie, specifiek gericht op onderzoek en innovatie (O&I) en marktgerichte oplossingen, ter bespoediging van de integratie van nieuwe en geavanceerde technologieën in innovatieve oplossingen.
De jaarrekening van de bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op de respectieve websites.
FINANCIËLE STATEN — BESPREKING EN ANALYSE
BEGROTINGSJAAR 2019
Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
1. GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2019
1.1. ONTVANGSTEN
1.2. UITGAVEN
1.3. ACTIVA
1.4. VERPLICHTINGEN
2. BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING
2.1. MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT
2.2. VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND
2.3. BEGROTINGSGARANTIES
2.4. NIEUWKOMERSRESERVE (NEW ENTRANTS' RESERVE — NER 300)
Het doel van deze bespreking en analyse van de financiële staten (FSDA) is lezers te helpen inzicht te krijgen in de financiële situatie, de financiële resultaten en de kasstromen zoals deze in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden gepresenteerd. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.
1. GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2019
2.0.ONTVANGSTEN
De geconsolideerde ontvangsten van de EU omvatten bedragen in verband met ruiltransacties en niet-ruiltransacties, waarvan de laatste het meest significant zijn.
Vijfjarige trend van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties (in miljoen EUR)
Omdat de begrotingsontvangsten gelijk aan (of groter dan) de uitgaven moeten zijn, zijn de betalingen van het jaar de belangrijkste factor in de bovenstaande trend van de ontvangsten.
In 2019 bedroegen de geconsolideerde ontvangsten 160,3 miljard EUR, een beperkte daling van 2,6 miljard EUR of 1,6 % ten opzichte van vorig jaar (162,9 miljard EUR), voornamelijk doordat de toename van de bni- en btw-middelen werd geneutraliseerd door een afname in andere ontvangstencategorieën:
·de ontvangsten op basis van het bni (bruto nationaal inkomen), de belangrijkste component van de operationele ontvangsten van de EU, en de btw-ontvangsten stegen van 123,4 miljard EUR in 2018 tot 126,9 miljard EUR in 2019. De stijging van 3,5 miljard EUR, of 2,8 %, was hoofdzakelijk toe te schrijven aan aanpassingen van bedragen uit het verleden (vooral voor de jaren 2012-2017) in verband met de actualisering van de bni-/btw-grondslagen aan de hand van de werkelijke gegevens.
·Meer terugvorderingen van uitgaven (0,4 miljard EUR of 18,2 %, van 2,2 miljard EUR naar 2,6 miljard EUR) droegen eveneens bij tot hogere ontvangsten.
·Terzelfder tijd verminderden de ontvangsten uit geldboeten, die in 2018 6,7 miljard EUR beliepen, met 2,4 miljard EUR of 35,8 % tot 4,3 miljard EUR doordat het bedrag van de opgelegde boeten minder hoog was. Terwijl de drie grootste boeten samen in 2018 5,7 miljard EUR bedroegen, was dat in 2019 3,1 miljard EUR.
De bovenstaande mutaties gingen gepaard met dalende ontvangsten uit traditionele eigen middelen, van 22,8 miljard EUR in 2018 tot 21,2 miljard EUR in 2019 (min 1,6 miljard EUR of 7,0 %) en dalende financiële ontvangsten, van 3,1 miljard EUR in 2018 tot 1,8 miljard EUR in 2019 (min 1,3 miljard EUR, het bedrag van een in 2018 in de boeken opgenomen achterstandsrente in verband met TEM-zaken betreffende het VK, of 41,9 %).
1.2.UITGAVEN
De belangrijkste uitgavencomponent in de geconsolideerde financiële staten wordt gevormd door overdrachten onder gedeeld beheer, die de volgende fondsen omvatten: i) het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), ii) het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), iii) het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), en iv) het Europees Sociaal Fonds (ESF). Deze fondsen waren goed voor 66,8 % van de totale uitgaven in 2019 (2018: 66,3 %) – zie de grafiek hierna voor een uitsplitsing.
Relatief gewicht van de belangrijkste uitgaven, uitgevoerd door de lidstaten (onder gedeeld beheer), voor het begrotingsjaar 2019
Uitgaven onder direct beheer betreffen het door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen uitgevoerde deel van de begroting. De begrotingsuitvoering onder indirect beheer wordt gedaan door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten.
De uitgaven onder direct en indirect beheer maakten 29 miljard EUR of 18,7 % van de totale uitgaven uit en bleven daarmee op hetzelfde niveau als vorig begrotingsjaar (2018: 28,5 miljard EUR of 19,1 %).
De EU verwerkt sommige toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven, ook als die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. Belangrijke bedragen worden opgevoerd onder crediteuren en toegerekende lasten voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en onder verplichtingen voor pensioenen en personeelsbeloningen uit hoofde van pensioenrechten en andere rechten na uitdiensttreding die door commissarissen, leden van de EU-instellingen en personeelsleden zijn verworven (zie toelichting 2.9).
In totaal zijn de uitgaven met 4,4 % of 6,5 miljard EUR gestegen van 149 miljard EUR tot 155,5 miljard EUR in vergelijking met 2018, voornamelijk de uitgaven voor door de lidstaten onder gedeeld beheer uitgevoerde programma’s, die met 4,8 miljard EUR of 4,7 % van 101,7 miljard EUR tot 106,5 miljard EUR zijn toegenomen. Ten grondslag hieraan ligt de uitvoering van programma’s van het EFRO en het Cohesiefonds in lijn met de vordering van het huidige MFK.
2.0.ACTIVA
De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (verstrekte leningen, voor verkoop beschikbare financiële activa en geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen, die alles bij elkaar goed zijn voor 79,6 % van de activa van de EU (2018: 78,8 %).
Samenstelling van de geconsolideerde activa van de EU
Per 31 december 2019 bedroegen de totale activa 178,9 miljard EUR, wat een toename met 4,5 miljard EUR of 2,6 % ten opzichte van het vorige jaar betekent (2018: 174,4 miljard EUR). De belangrijkste veranderingen zijn:
·een toename van de voor verkoop beschikbare financiële activa met 3,0 miljard EUR (19,2 %) in verband met de verdere voorziening van de EFSI- en EFDO-garantiefondsen, alsook van Horizon 2020;
·een toename met 1,6 miljard EUR (9,0 %) van de geldmiddelen en kasequivalenten (zie hierna);
·een lichte toename van de voorfinancieringen, d.w.z. voorschotten betaald aan begunstigden van EU-middelen, met 1,1 miljard EUR (2,5 %);
·deze mutaties werden gedeeltelijk gecompenseerd door een afname van de verstrekte leningen met 1,3 miljard EUR (2,3 %), voornamelijk als gevolg van de terugbetaling van BB-leningen door Roemenië (1 miljard EUR) en Letland (0,5 miljard EUR) in 2019. Het effect daarvan werd deels geneutraliseerd door nieuwe MFB-leningen.
De EU-instellingen en organen streven er in het algemeen naar de geldmiddelen en kasequivalenten zo laag mogelijk te houden. Het kassaldo van 19,7 miljard EUR per jaareinde bestaat uit de volgende grote onderdelen:
·2,6 miljard EUR door de Commissie wegens inbreuk op de mededingingsregels opgelegde geldboeten, definitief geïnd in 2019 en nog niet in een gewijzigde begroting opgenomen.
·Daarnaast omvat het kassaldo ook nog niet gebruikte bestemmingsontvangsten en andere betalingskredieten van de begroting 2019 ten belope van 9,7 miljard EUR.
Voor
financiering
Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid en deze bedragen blijven beschikbaar voor de lidstaten tot de afsluiting van de programma’s. Daarnaast is er een jaarlijkse voorfinanciering, die binnen het jaar moet worden gebruikt of het volgende jaar wordt teruggevorderd in het kader van de jaarlijkse cyclus van afsluiting van de rekeningen. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.
De totale voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bêkou en Afrika) op de balans van de EU bedraagt 44,4 miljard EUR (2018: 43,4 miljard EUR), die nagenoeg volledig betrekking hebben op activiteiten van de Commissie. Ongeveer 56 % van de voorfinanciering door de Commissie betreft gedeeld beheer, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).
Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm
Het grootste deel van de voorfinanciering onder gedeeld beheer betreft het EFRO en Cohesiefonds (14,4 miljard EUR) en is qua niveau vergelijkbaar met 2018 (14,6 miljard EUR).
4.
Financiering
SINSTRUMENTEN
De volgende items worden in boekhoudkundige termen opgevoerd als financieringsinstrumenten in de geconsolideerde financiële staten van de EU:
·Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd: bij dit type begrotingsuitvoering zijn de middelen hetzij reeds gestort op de fiduciaire rekeningen die worden beheerd door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd en blijven zij beschikbaar (als geldmiddelen en kasequivalenten, schuldtitels of beleggingen in geldmarktfondsen of gepoolde activaportefeuilles) om toekomstige garantieclaims te dekken, hetzij belegd in aandelen;
·Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties: bij dit type begrotingsuitvoering verstrekt de EU aan tegenpartijen garanties waarvoor slechts gedeeltelijke voorzieningen zijn aangelegd via door de Commissie opgerichte garantiefondsen en die bijgevolg voorwaardelijke verplichtingen voor de EU-begroting vormen (zie toelichting 4.1), en
·Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s.
Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd
Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer nemen van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen. Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kunnen de vorm aannemen van garantie-instrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten (zie onderstaand overzicht per MFK). Activa van deze instrumenten worden ofwel aangehouden in geldmiddelen en kasequivalenten of belegd in eigenvermogensinstrumenten en schuldtitels die als voor verkoop beschikbare financiële activa in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden opgevoerd.
Voor verkoop beschikbare financiële activa van financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (waarde per jaareinde):
De volgende tabellen geven een overzicht van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, per MFK, en hun waarde per 31 december 2019:
miljoen EUR
Meer dan één MFK betreffend
Activa*
Passiva**
Voorwaardelijke verplichtingen***
Garanties en instrumenten voor risicodeling:
Garantiefaciliteit in het kader van de Westelijke Balkan (EDIF)
36
(40)
-
36
(40)
-
Eigenvermogensinstrumenten:
Europees fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE)
166
-
-
Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap
71
-
-
Europees Progress-microfinancieringsfonds
53
-
-
MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (SANAD)
44
-
-
Fonds voor bedrijfsinnovatie (ENIF)
17
-
-
Fonds voor bedrijfsuitbreiding (ENEF)
10
-
-
Microfinancieringsfonds voor Azië (MIFA)
9
-
-
370
-
-
Totaal
406
(40)
-
MFK 2014-2020
Activa
Verplichtingen
Voorwaardelijke verplichtingen
Garanties en instrumenten voor risicodeling:
Horizon 2020 — InnovFin Loan & Guarantee Service for R&I
1 237
(33)
(1 091)
Horizon 2020 — InnovFin SME Guarantee
936
(557)
(361)
Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility (CEF DI)
708
(4)
(684)
Cosme-leninggarantiefaciliteit
401
(758)
(2)
Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE)
44
(2)
(8)
Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren
37
(28)
-
SEMED MSME Financial Inclusion Programme
25
-
(12)
Transferability & Convertibility (T&C) Facility
16
(1)
-
MFK 2014-2020
Activa
Verplichtingen
Voorwaardelijke verplichtingen
(vervolg van vorige bladzijde)
Garantiefaciliteit voor studentenleningen
14
(1)
-
Mkb-financieringsfaciliteit voor het Oostelijk Partnerschap
13
(4)
(2)
Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal
11
(0)
(7)
Overige garanties en instrumenten voor risicodeling
8
(1)
(6)
3 451
(1 387)
(2 175)
Eigenvermogensinstrumenten:
Horizon 2020 InnovFin Equity Facility for R&I
515
(17)
(131)
Eigenvermogensfaciliteit voor groei (Cosme)
86
(2)
-
Risicokapitaalfaciliteit voor de landen van het zuidelijke nabuurschap
24
-
-
Climate Investor One
15
-
-
Investeringsfaciliteit voor Latijns-Amerika
12
-
-
Africa Agriculture Trade and Investment Fund
11
-
-
Andere eigen-vermogensinstrumenten
16
(1)
-
679
(20)
(131)
Gemengde instrumenten:
Garantiefaciliteit voor Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en capaciteitsopbouw
81
(72)
-
Faciliteit voor een diepe en brede EU-vrijhandelsruimte
62
(24)
-
Faciliteit voor energieintegratie
37
(3)
-
ElectriFI
30
-
-
Landbouwfinancieringsinitiatief
21
-
-
232
(98)
-
Totaal
4 362
(1 505)
(2 306)
MFK vóór 2014
Activa
Verplichtingen
Voorwaardelijke verplichtingen
Garanties en instrumenten voor risicodeling:
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)
609
(58)
(110)
Mkb-garantiefaciliteit in het kader van het CIP
71
(140)
-
Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen
32
(31)
-
Europese Progress-microfinancieringsgarantiefaciliteit
4
(4)
-
716
(233)
(110)
Eigenvermogensinstrumenten:
Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kmo’s in het kader van het CIP
Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie
79
(4)
-
Margueritefonds
54
-
-
Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF)
3
(0)
-
885
(8)
-
Gemengde instrumenten:
Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI)
124
(2)
-
Instrument voor economische en financiële samenwerking MEDA
119
(2)
-
243
(4)
-
Totaal
1 844
(244)
(110)
Totaal-generaal
6 612
(1 790)
(2 416)
* De activa in deze tabel omvatten diverse posten van de financiële staten (Voor verkoop beschikbare activa van 5 028 miljoen EUR; Geldmiddelen en kasequivalenten van 1 485 miljoen EUR; Verstrekte leningen van 73 miljoen EUR en andere posten voor 24 miljoen EUR).
** De passiva in deze tabel omvatten diverse posten van de financiële staten (Voorzieningen van 1 702 miljoen EUR; Crediteuren van 75 miljoen EUR en andere posten voor 12 miljoen EUR).
*** Voor sommige garanties is het door de EU gedragen risico volledig gedekt door voorzieningen.
Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties
De Commissie heeft waarborgfondsen gecreëerd ter dekking van begrotingsgaranties die aan de EIB-groep en andere financiële instellingen zijn gegeven (zie toelichting 4.1.1 bij de geconsolideerde financiële staten). Deze waarborgfondsen worden geprovisioneerd uit de EU-begroting en moeten een liquiditeitsbuffer verschaffen tegen potentiële verliezen op gegarandeerde verrichtingen. De middelen van de fondsen worden belegd in financiële instrumenten zoals schuldtitels, geldmarktfondsen, contanten en termijndeposito’s. De financiële activa aangehouden door de Commissie per 31 december 2019 bedragen:
·2,6 miljard EUR in het Garantiefonds voor externe acties;
·6,7 miljard EUR voor het EFSI-garantiefonds en
·0,6 miljard EUR voor het EFDO-garantiefonds.
Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s
De Commissie verstrekt op grond van een besluit van het Europees Parlement en de Raad financiële bijstand aan lidstaten en derde landen in de vorm van bilaterale leningen die op de kapitaalmarkten worden gefinancierd met een garantie van de EU-begroting.
De Commissie beheert momenteel drie belangrijke programma’s namens de EU:
·macrofinanciële bijstand (MFB), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen.
Het kapitaal dat nodig is om de leningsactiviteiten van de EU uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen.
Per 31 december 2019 bedroegen de voor financiële bijstand in het kader van het EFSM en de BB verstrekte leningen nominaal:
(in miljard EUR)
BB
EFSM*
TOTAAL
Letland
Roemenië
Totaal
Ierland
Portugal
Totaal
Totaal toegestaan
3,1
5,0**
8,1
22,5
26,0
48,5
56,6
Totaal uitbetaald op 31.12.2019
2,9
5,0
7,9
22,5
24,3
46,8
54,7
Totaal terugbetaald op 31.12.2019
(2,7)
(5,0)
(7,7)
-
-
-
(7,7)
Uitstaand bedrag op 31.12.2019
0,2
0
0,2
22,5
24,3
46,8
47,0
* Zonder herfinancieringsverrichtingen.
** Exclusief anticiperende bijstand.
EFSM
Het EFSM is opgericht om financiële bijstand te verlenen aan alle lidstaten die worden geconfronteerd met of bedreigd door ernstige financieel-economische ontregeling ten gevolge van buitengewone gebeurtenissen waarop zij geen vat hebben. Het EFSM is aangesproken om financiële bijstand te verstrekken aan Ierland en Portugal tussen 2011 en 2014 mits zij hervormingen doorvoerden.
Dit programma is afgelopen en er kunnen geen leningen meer worden opgenomen, maar het blijft van kracht voor specifieke taken zoals het verlengen van de looptijd van leningen aan Ierland en Portugal en het verstrekken van overbruggingsleningen.
De hoofdpunten van het EFSM-programma zijn als volgt:
Ierland
·Ierland vroeg in december 2010 het volledige door het EFSM toegestane bedrag van 22,5 miljard EUR op. Dit bedrag werd tussen januari 2011 en maart 2014 in acht tranches uitbetaald.
·In 2019 waren er geen aflossingen op de hoofdsom gepland. Alle gevraagde rentebetalingen werden tijdig verricht.
Portugal
·Portugal heeft in mei 2011 24,3 miljard EUR van het volledige door het EFSM toegestane bedrag van 26 miljard EUR opgevraagd. Dit bedrag werd tussen mei 2011 en november 2014 in zeven tranches uitbetaald.
·Zoals voor Ierland waren er geen aflossingen op de hoofdsom gepland in 2019 en werden alle gevraagde rentebetalingen tijdig verricht.
·Portugal heeft de EU formeel verzocht af te zien van zijn rechten uit hoofde van de “verplichte vooruitbetalingsclaususe” van de overeenkomst inzake de EFSM-leenfaciliteit, zodat het land een bedrag van 2 miljard EUR vervroegd kan terugbetalen aan de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF). Een vervroegde terugbetaling aan de EFSF leidt in principe tot een verplichte overeenkomstige terugbetaling van EFSM-leningen. Bij besluit van de Commissie is de ontheffing toegestaan; hieraan zijn sommige voorwaarden gekoppeld.
BB
Het BB-mechanisme is een bijstandsprogramma voor landen buiten de eurozone die geconfronteerd worden met feitelijke of dreigende betalingsbalansmoeilijkheden. De betalingsbalanssteun wordt verstrekt in de vorm van leningen op middellange termijn waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat beleidsmaatregelen worden genomen om de onderliggende economische problemen aan te pakken. Betalingsbalanssteun van de EU wordt doorgaans aangeboden in samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en andere internationale instellingen/landen.
De belangrijkste punten zijn de volgende:
·In de loop van 2019 hebben de BB-ontvangende lidstaten tijdig en volledig een totaal bedrag van 1,5 miljard EUR terugbetaald, waarvan 1,0 miljard EUR terugbetaling van de hoofdsom door Roemenië en 0,5 miljard EUR terugbetaling van de hoofdsom door Letland. Bovendien hebben beide lidstaten de in 2019 verschuldigde rente op tijd betaald.
·Het per einde 2019 uitstaande bedrag is 0,2 miljard EUR, uitsluitend voor Letland; de terugbetaling is gepland in 2025. Roemenië heeft de hoofdsom en alle rente betaald, zodat zijn programma van betalingsbalanssteun kan worden afgesloten.
MFB
MFB is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden buiten de EU die een crisis inzake de betalingsbalans doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van leningen op (middel)lange termijn of giften, of een combinatie van beide, en is enkel beschikbaar voor landen met een IMF-uitkeringsprogramma.
Per 31 december 2019 bedroeg het totale uitstaande volume leningen van het MFB-programma (nominale waarde) 4,7 miljard EUR.
MFB
Oekraïne
Tunesië
Jordanië
Overige
Totaal
Totaal toegestaan
3,8
0,8
0,4
0,5
5,5
Totaal uitbetaald op 31.12.2019
3,3
0,8
0,4
0,4
4,9
Totaal terugbetaald op 31.12.2019
0,0
0,0
0,0
(0,2)
(0,2)
Uitstaand bedrag op 31.12.2019
3,3
0,8
0,4
0,2
4,7
De belangrijkste punten zijn de volgende:
·In 2019 werd voor een totaal van 0,4 miljard EUR aan nieuwe leningen verstrekt, waarvan 0,3 miljard EUR aan Tunesië, 0,1 miljard EUR aan Jordanië en 0,02 miljard EUR aan Moldavië.
De grootste begunstigde van MFB-leningen is Oekraïne, dat 3,3 miljard EUR leningen heeft ontvangen en waaraan nog eens 0,5 miljard EUR is toegezegd; de overeenkomst hiervoor is gesloten, maar het geld is nog niet uitbetaald. Oekraïne heeft in 2019 aan alle betalingsverplichtingen voldaan.
2.0.VERPLICHTINGEN
De passiefzijde van de balans bestaat voornamelijk uit de volgende vier posten: i) verplichtingen voor pensioenen en andere personeelsbeloningen; ii) opgenomen leningen; iii) crediteuren, en iv) toegerekende lasten.
Samenstelling van de passiva op de geconsolideerde balans van de EU
Per 31 december 2019 bedroegen de totale passiva 251,5 miljard EUR, wat een toename met 15,6 miljard EUR of 6,6 % ten opzichte van het vorige jaar (235,9 miljard EUR) betekent.
De belangrijkste mutaties hadden betrekking op het volgende:
·De pensioenen en andere prestaties na uitdiensttreding zijn toegenomen met 17,2 miljard EUR of 21,4 %. De toename is hoofdzakelijk het gevolg van actuariële verliezen in verband met financiële veronderstellingen wegens de significante daling van de disconteringsvoet, die voor het eerst negatief werd.
·De opgenomen leningen verminderden met 1,3 miljard EUR of 2,4 %, voornamelijk als gevolg van de terugbetaling van BB-leningen (1 miljard EUR door Roemenië en 0,5 miljard EUR door Letland), wat deels werd geneutraliseerd door nieuwe MFB-leningen ten belope van 0,4 miljard EUR.
·Crediteuren (min 5,0 miljard EUR) en toegerekende lasten (plus 4,0 miljard EUR) samen in aanmerking genomen, blijven de passiva globaal op hetzelfde niveau. De post Crediteuren laat een daling zien omdat per jaareinde niet hetzelfde volume kostendeclaraties was ontvangen voor het cohesiebeleid (EFRO, CF en ESF); de toegerekende lasten zullen toenemen, wat erop wijst dat de uitvoering van de programma’s vordert.
Totaal ontvangen kostendeclaraties en facturen geboekt onder de balanspost Crediteuren
Nettoactiva
Het feit dat de passiva de activa overtreffen, betekent niet dat de EU-instellingen en organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste worden gebracht van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan het lopende jaar toegerekend, niettegenstaande de betaling maar effectief in het (de) volgende jaar (jaren) en ten laste van toekomstige begrotingen zal plaatsvinden; de overeenkomstige ontvangsten zullen slechts in de toekomst worden geboekt. De meest significante te vermelden bedragen, zijn die betreffende de activiteiten van het ELGF (waarvan het merendeel gewoonlijk in het eerste kwartaal van het volgende jaar wordt uitgebaald) en de verplichting personeelsbeloningen (te betalen in de komende dertig jaar of meer).
2.BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING
0.4.MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT
Vanwege de huidige internationale situatie met betrekking tot de verspreiding van COVID-19 in het eerste kwartaal van 2020 is het op het moment van presentatie van deze jaarrekening onmogelijk de ongetwijfeld negatieve impact ervan op het macro-economisch klimaat in de EU precies te ramen.
Het macro-economisch klimaat in de EU beïnvloedt het vermogen van de lidstaten om te voldoen aan hun financiële verplichtingen jegens de instellingen en organen van de EU en bijgevolg het vermogen van de EU om het EU-beleid te blijven uitvoeren.
De groei van het bbp in de eurozone en in de EU wordt voor 2019 geraamd op respectievelijk 1,2 % en 1,5 %. De gemiddelde inflatie in de eurozone bedroeg in 2019 1,2 %, wat beduidend minder was dan de 1,7 % van een jaar eerder en verband houdt met de daling van de energieprijzen en het feit dat de forse loongroei niet werd doorgegeven aan de kerninflatie. De arbeidsmarkt in de eurozone toonde zich in 2019 behoorlijk veerkrachtig, rekening houdende met de betrekkelijk bescheiden economische groei. De werkloosheidsgraad stond aan het einde van het jaar op of in de buurt van 7,4 %, zijnde het laagste percentage sinds mei 2008. In december 2019 waren er 4,6 % minder werklozen dan een jaar eerder en 36,8 % minder dan op het piekniveau van april 2013.
2.2.VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND
De leningsactiviteiten van de EU voor financiële bijstandsprogramma’s zijn operaties buiten de begroting. De aangetrokken middelen worden back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie heeft procedures ingesteld om ook in geval van wanbetaling, de terugbetaling van leningen te verzekeren.
Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten (voorwaardelijke begrotingsverplichtingen). Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 2014/609 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met „back-to-back“-leningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico’s.
Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, in het bijzonder de duur van de termijnen. Daarnaast zijn alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) bij gezamenlijke financiële EU/IMF-bijstand afhankelijk van de naleving van de contractvoorwaarden, een factor die eveneens de timing van financieringsoperaties beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningactiviteit. De financiering geschiedt uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen op 31 december 2019:
(in miljard EUR)
BB
EFSM
TOTAAL
Letland
Roemenië
Totaal
Ierland
Portugal
Totaal
2021
-
-
-
3,0
6,8
9,8
9,8
2022
-
-
-
-
2,7
2,7
2,7
2023
-
-
-
2,0
1,5
3,5
3,5
2024
-
-
-
0,8
1,8
2,6
2,6
2025
0,2
-
0,2
2,4
-
2,4
2,6
2026
-
-
-
2,0
2,0
4,0
4,0
2027
-
-
-
1,0
2,0
3,0
3,0
2028
-
-
-
2,3
-
2,3
2,3
2029
-
-
-
1,0
0,4
1,4
1,4
2031
-
-
-
-
2,2
2,2
2,2
2032
-
-
-
3,0
-
3,0
3,0
2033
-
-
-
1,5
0,6
2,1
2,1
2035
-
-
-
2,0
-
2,0
2,0
2036
-
-
-
-
1,0
1,0
1,0
2038
1,8
1,8
1,8
2042
-
-
-
1,5
1,5
3,0
3,0
Totaal
0,2
-
0,2
22,5
24,3
46,8
47,0
De intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) vallen buiten het kader van het EU-Verdrag en zijn dus niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.
3.BEGROTINGSGARANTIES
De EU heeft garanties verstrekt aan de EIB-groep voor leningen buiten de EU en voor lening- en eigenvermogensoperaties die door de EFSI-garantie zijn gedekt. Op 31 december 2019 vermeldt de EU in de toelichtingen bij haar geconsolideerde financiële staten (zie toelichting 4.1.1) voorwaardelijke verplichtingen voor beide garanties, terwijl de bedragen die huidige verplichtingen vormen in de financiële staten zijn opgenomen als voorzieningen en verplichtingen voor financiële garanties (zie respectievelijk toelichting 2.10 en toelichting 2.11.3 bij de geconsolideerde financiële staten). Om het risico van het aanspreken van garanties door de EIB-groep voor de EU-begroting te matigen, heeft de Commissie afzonderlijke waarborgfondsen opgericht, nl. het Garantiefonds voor externe acties en het EFSI-garantiefonds. Het Garantiefonds voor externe acties wordt geprovisioneerd uit de EU-begroting;
het moet 9 % dekken van de per jaareinde uitstaande gewaarborgde leningen aan derde landen in het kader van het externe leningsmandaat van de EIB. Per 31 december 2019 dekken de totale activa van 2,6 miljard EUR een blootstelling van 20,2 miljard EUR aan uitbetaalde sommen.
Het EFSI-garantiefonds is in april 2016 actief geworden. Overeenkomstig de gewijzigde EFSI-verordening (Verordening (EU) 2017/2396) is het plafond van de EUEFSI-garantie opgetrokken tot 26 miljard EUR (oorspronkelijk 16 miljard EUR) en de ondergrens voor het garantiefonds verlaagd naar 35 % (oorspronkelijk 50 %) van de totale EU-garantieverplichting. Dit heeft tot gevolg dat het totale EFSI-garantiefonds nu naar verwachting zal uitkomen op 9,1 miljard EUR in totaal. De totale activa van het EFSI-garantiefonds bedragen per 31 december 2019 6,7 miljard EUR, waarmee een blootstelling van 17,7 miljard EUR aan uitbetaalde sommen is gedekt.
Krachtens de EFDO-verordening (EU) 2017/1601) moet de EFDO-garantie tot 1,5 miljard EUR (vermeerderd met externe bijdragen) beschikbaar worden gesteld om investeringen te ondersteunen in partnerlanden in Afrika en in het Europese nabuurschap. De EU vermeldt de EFDO-garantie in de toelichtingen bij haar geconsolideerde financiële staten (zie toelichting 4.1.1) als voorwaardelijke verplichting. Per 31 december 2019 was één EFDO-garantieovereenkomst in werking getreden, met een totale limiet van 50 miljoen EUR, maar er waren nog geen onderliggende verrichtingen ondertekend door de uitvoerende partner. Het EFDO-garantiefonds is ingesteld om potentiële toekomstige garantieclaims te dekken. De totale stortingen in het fonds bedroegen per 31 december 2019 0,6 miljard EUR.
4.NIEUWKOMERSRESERVE (NEW ENTRANTS' RESERVE — NER 300)
Het NER 300-fonds komt voort uit de verkoop van emissierechten op grond van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie. Het fonds behoort toe aan de lidstaten, die het geld gebruiken om innovatieve, koolstofarme energiedemonstratieprojecten te financieren. De Commissie beheert het programma namens de lidstaten; de EIB is verantwoordelijk voor het beheer van de activa van het NER 300-fonds en treedt op als technisch adviseur overeenkomstig het samenwerkingsakkoord met de Commissie. Wegens de beperkte rol van de Commissie in het besluitvormingsproces van het NER300-programma en het feit dat de inkomsten uit de veiling van rechten niet aan de EU-begroting toevallen, wordt NER 300 buiten het EU-consolidatiebereik gelaten, wat betekent dat noch de inkomsten uit de rechten noch de uitgaven voor gefinancierde projecten in de EU-rekeningen worden opgenomen.
In 2017 besloten de lidstaten (Beschikking (EU) 2017/2172 van de Commissie) dat de NER 300-inkomsten die niet volledig waren gebruikt voor de subsidiëring van demonstratieprojecten op het gebied van koolstofarme energie, deels moesten worden ingezet voor financieringsinstrumenten. In het bijzonder worden NER 300-middelen gebruikt ten behoeve van de verstrekking van garanties aan de EIB voor haar leningen voor energiedemonstratieprojecten, bovenop de garantie van de EU-begroting in het kader van H2020- en CEF-financieringsinstrumenten. Deze NER 300-middelen zijn door de EIB voor activabeheersdoeleinden weliswaar gepoold met de middelen uit de EU-begroting, maar blijven een integrerend deel uitmaken van het NER 300-programma en de EU heeft er geen zeggenschap over. Bijgevolg boekt de EU haar aandeel in de desbetreffende activaportefeuilles als voor verkoop beschikbare financiële activa (zie toelichting 2.4.1 van de geconsolideerde financiële staten).
De overige NER 300-activa, die niet zijn gebruikt voor demonstratieprojecten voor koolstofarme energie, worden overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/410 in 2018 gebruikt voor innovatiesteun voor koolstofarme technologieën en processen, bovenop een rechtenpool die ter beschikking moet worden gesteld voor de oprichting van een “innovatiefonds”. Overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/856 van de Commissie wordt het innovatiefonds beheerd door de Commissie en vormt de aan de EU-begroting overgemaakte bijdrage van NER 300 externe bestemmingsontvangsten. Aangezien het innovatiefonds nog niet operationeel is geworden en de niet-gebruikte NER 300-middelen in 2019 evenmin aan de Commissie zijn overgemaakt, zijn de betrokken middelen niet als activa opgenomen in de geconsolideerde financiële staten van de EU voor 2019.
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2019
VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUDSOPGAVE
EU-BEGROTINGSRESULTAAT
VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1. HET EU-BEGROTINGSKADER
1.1. MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020
1.2. GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)
1.3. JAARLIJKSE BEGROTING
1.4. ONTVANGSTEN
1.5. BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
1.6. AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT
2. UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2019 – TOELICHTING
2.1. ONTVANGSTEN
2.2. UITGAVEN
3. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
3.1. OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 134
4. UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 135
4.1. MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 135
4.2. MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 137
4.3. MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 138
4.4. MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 139
4.5. MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 140
4.6. MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGS- KREDIETEN 141
4.7. MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 147
4.8. MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 152
4.9. MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 159
4.10. MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 164
5. UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING 169
5.1. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING 169
5.2. BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 170
5.3. BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 171
6. UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN 172
6.1. BEGROTINGSONTVANGSTEN 172
6.2. VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP 174
EU-BEGROTINGSRESULTAAT
miljoen EUR
Toelichting
2019
2018
a
Ontvangsten van het begrotingsjaar
163 918
159 318
b
Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar
(157 428)
(154 833)
c
Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten
(1 615)
(1 675)
d
Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1
75
106
e
Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten (B)-(A)
(1 736)
(1 114)
Op het einde van het lopende jaar niet-bestede kredieten (A)
9 144
7 408
Op het einde van het vorige jaar niet-bestede kredieten (B)
7 408
6 295
f
Wisselkoersverschillen voor het jaar
4
(1)
Begrotingsresultaat
3 217
1 802
Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van 2020 aan de lidstaten terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen die zij verschuldigd zijn. Het wordt berekend overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014 betreffende uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen. Nadere informatie is te vinden onder „Berekening van het begrotingsresultaat“.
a.Ontvangsten van het begrotingsjaar: zie tabel 3.1 „Overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de EU-begroting“, kolom 8 „Totaal Ontvangsten“.
b.Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar: zie tabel 4.3 „MFK: Besteding van de betalingskredieten“, kolom 2 „Betalingen van definitief goedgekeurde begroting“ en kolom 4 „Betalingen van bestemmingsontvangsten“.
c.Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten: zie tabel 4.3 „MFK: Besteding van de betalingskredieten“, kolom 7 „Automatische overdrachten“ en kolom 8 „Overdrachten bij besluit“.
d.Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1: omvat het bedrag aan overgedragen betalingskredieten (automatisch en bij besluit) op het einde van vorig jaar en de „Betalingen van overdrachten“ van het lopende jaar in kolom 3 van tabel 4.3 „MFK: Besteding van de betalingskredieten“.
e.Ontwikkeling van de totale kredieten uit bestemmingsontvangsten per jaareinde: berekening van het verschil tussen de kredieten uit bestemmingsontvangsten aan het einde van het vorige jaar (plus) en aan het einde van het lopende jaar (zoals opgenomen in kolom 9 van tabel 4.3 „MFK: Besteding van de betalingskredieten“ — minus) om de nettovariatie van de bestemmingsontvangsten in het lopende jaar te verkrijgen.
f.Wisselkoersverschillen omvatten de gerealiseerde en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen.
VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
Begrotingsontvangsten
miljoen EUR
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief goedgekeurde begroting
Vastgestelde rechten
Ontvangsten
1
Eigen middelen
146 305
144 795
147 056
144 766
11 — Suikerheffingen
–
–
(1)
(1)
12 — Douanerechten
21 471
21 471
23 656
21 365
13 — Btw
17 739
17 739
17 775
17 775
14 — Bni
107 095
105 585
105 700
105 700
15 — Correctie van begrotingsonevenwichtigheden
–
–
(81)
(81)
16 — Vermindering bijdrage op basis van het bni van Nederland en Zweden
–
–
7
7
3
Overschotten, saldi en aanpassingen
–
1 803
1 811
1 805
4
Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie
1 607
1 607
1 585
1 576
5
Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instelling
25
25
589
558
6
Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma’s van de Unie
130
130
14 134
12 577
7
Achterstandsrente en geldboeten
115
115
18 575
2 625
8
Opgenomen en verstrekte leningen
3
3
3
3
9
Diverse ontvangsten
15
15
17
8
Totaal
148 199
148 492
183 771
163 918
Begrotingsuitgaven: vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)
miljoen EUR
MFK-rubriek
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief goedgekeurde begroting
Totaal
beschikbare
kredieten
Vastleggingen
1
Slimme en inclusieve groei
80 527
80 627
92 794
90 536
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
23 335
23 435
27 826
25 782
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
57 192
57 192
64 969
64 754
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
59 642
59 642
62 846
60 600
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 192
43 192
44 806
43 962
3
Veiligheid en burgerschap
3 787
3 787
4 065
3 874
4
Europa als wereldspeler
11 319
11 625
13 454
13 111
5
Administratie
9 943
9 943
10 776
10 371
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 115
4 115
4 550
4 371
6
Compensaties
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
577
565
618
295
Totaal
165 796
166 189
184 554
178 787
Begrotingsuitgaven: betalingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)
miljoen EUR
MFK-rubriek
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief goedgekeurde begroting
Totaal
beschikbare
kredieten
Gedane betalingen
1
Slimme en inclusieve groei
67 557
67 823
82 553
75 535
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
20 522
20 261
26 044
21 748
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
47 035
47 561
56 510
53 787
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
57 400
57 837
61 252
59 521
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 116
43 113
44 933
43 885
3
Veiligheid en burgerschap
3 527
3 291
3 575
3 256
4
Europa als wereldspeler
9 358
8 953
10 933
10 108
5
Administratie
9 945
9 942
11 694
10 381
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 115
4 115
5 107
4 377
6
Compensaties
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
412
647
671
295
Totaal
148 199
148 492
170 679
159 096
TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1. HET EU-BEGROTINGSKADER
De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR). De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het meerjarig financieel kader zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader.
1.1.MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020
miljoen EUR
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Totaal
1. Slimme en inclusieve groei
52 756
77 986
69 304
73 512
76 420
79 924
83 661
513 563
1.a Concurrentievermogen voor groei en banen
16 560
17 666
18 467
19 925
21 239
23 082
25 191
142 130
1.b Economische, sociale en territoriale samenhang
36 196
60 320
50 837
53 587
55 181
56 842
58 470
371 433
2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
49 857
64 692
64 262
60 191
60 267
60 344
60 421
420 034
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 779
44 190
43 951
44 146
44 163
43 881
43 888
307 998
3. Veiligheid en burgerschap
1 737
2 456
2 546
2 578
2 656
2 801
2 951
17 725
4. Europa als wereldspeler
8 335
8 749
9 143
9 432
9 825
10 268
10 510
66 262
5. Administratie
8 721
9 076
9 483
9 918
10 346
10 786
11 254
69 584
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
7 056
7 351
7 679
8 007
8 360
8 700
9 071
56 224
6. Compensaties
29
–
–
–
–
–
–
29
8. Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
9. Speciale instrumenten
–
–
–
–
–
–
–
–
Vastleggingskredieten
121 435
162 959
154 738
155 631
159 514
164 123
168 797
1 087 197
Totaal betalingskredieten
135 762
140 719
130 694
126 492
154 355
166 709
172 420
1 027 151
In de bovenstaande tabel worden de maxima van het meerjarig financieel kader tegen lopende prijzen getoond. 2019 was het voorlaatste begrotingsjaar van het MFK 2014-2020. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2019 bedroeg 164 123 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,00 % van het bni van de EU, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 166 709 miljoen EUR, oftewel 1,01 % van het bni van de EU voor het begrotingsjaar 2019.
Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen afgesproken. Een van de nieuwe bepalingen maakt het mogelijk onbenutte marges onder de maxima voor de betalingskredieten over de dragen (tot de bij de verordening vastgestelde maxima) naar volgende jaren, via de globale marge voor betalingen in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor het volgende jaar. Het ongebruikte bedrag van 2016 (13 991 miljoen euro in lopende prijzen), 2017 (16 414 miljoen EUR in lopende prijzen) en 2018 (210 miljoen EUR van de berekende 11 386 miljoen EUR wegens de begrenzing) werd overgeschreven naar de jaren 2018-2020 en de maxima voor 2016-2020 werden dienovereenkomstig aangepast. Op 15 mei 2019 nam de Commissie een mededeling aan betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2020 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni (ESR 2010) (COM(2019) 310).
Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK:
Rubriek 1 — Slimme en inclusieve groei
Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:
1a concurrentievermogen voor groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, Connecting Europe Facility, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;
1b economische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio’s te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio’s aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.
Rubriek 2 omvat het gemeenschappelijk beleid inzake landbouw en visserij, en milieumaatregelen, in het bijzonder het Life+-programma.
Rubriek 3 — Veiligheid en burgerschap
Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers.
Rubriek 4 — Europa als wereldspeler
Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK.
Rubriek 5 — Administratie
Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen de administratieve uitgaven al hun uitgaven.
Rubriek 6 — Compensaties
Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag was beschikbaar voor de betrokken lidstaten via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.
Rubriek 9 — Speciale instrumenten
Flexibiliteitmechanismen stellen de EU in staat de nodige middelen vrij te maken om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen, zoals crisis- en noodsituaties. De reikwijdte ervan, de financiële middelen en de procedures zijn geregeld in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. In de huidige context van besparing op de uitgaven, zorgen zij er ook voor dat de budgettaire middelen kunnen worden afgestemd op veranderende prioriteiten, zodat iedere euro wordt ingezet waar die het hardst nodig is. De meeste flexibiliteitsmechanismen worden derhalve buiten het MFK gehouden en de financiële middelen kunnen worden ingezet boven de uitgavenplafonds.
1.2.GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)
De MFK-rubrieken worden verder onderverdeeld in meer gedetailleerde subrubrieken die overeenkomen met de grote uitgavenprogramma’s (zoals Horizon 2020, Erasmus+, enz.). De rechtsgrondslagen voor de uitvoering van de begroting worden vastgesteld op programmaniveau. De rapportering over de begrotingsuitvoering en de resultaten vindt doorgaans ook plaats op het niveau van het programma. Tabellen per programma zijn opgenomen in de verslagen over de begrotingsuitvoering (zie tabellen 4.6 - 4.10 hieronder).
1.3.JAARLIJKSE BEGROTING
Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het EP, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.
De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:
-vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;
-betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.
In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee grote categorieën:
·definitief goedgekeurde begrotingskredieten en
·aanvullende kredieten uit:
–overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat in een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het vorige jaar naar het lopende jaar worden overgedragen), en en
–bestemmingsontvangsten uit terugbetalingen, bijdragen van derde partijen/landen aan EU-programma’s en vergoedingen van werkzaamheden verricht voor derden worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde financieringspijler.
Alle soorten van financiering vormen samen de beschikbare kredieten.
1.4.ONTVANGSTEN
1.4.1.Ontvangsten uit eigen middelen
De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die in de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld:
traditionele eigen middelen (TEM): zijn gewoonlijk goed voor circa 14 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen;
middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): zijn gewoonlijk goed voor circa 12 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen;
middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): zijn gewoonlijk goed voor circa 74 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.
De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2014). Dit besluit is op 1 oktober 2016 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014.
Het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen is niet hoger dan 1,20 % van de som van de bni's van alle lidstaten.
1.4.2.Traditionele eigen middelen (TEM)
Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten (geheven op invoer uit derde landen) en suikerheffingen (door de suikerproducenten betaald ter financiering van uitgaven voor de gemeenschappelijke ordening der markten) verschuldigd door marktdeelnemers en geïnd door de lidstaten namens de EU. De lidstaten mogen evenwel 20 % inhouden als vergoeding voor hun inningskosten. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:
-in de „normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;
-In de specifieke boekhouding bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.
Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.
1.4.3.Belasting over de toegevoegde waarde (btw)
De eigen middelen gebaseerd op de btw worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. De btw-grondslag wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. Het uniforme btw-afroeppercentage is 0,30 %, met uitzondering van de periode 2014-2020, waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld.
1.4.4.Bruto nationaal inkomen (bni)
De middelen op basis van het bni dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.
De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het tweede jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldoaanzuiveringen of via afzonderlijke afroepingen van middelen.
1.4.5.Correctie voor het Verenigd Koninkrijk
Door de Europese Raad van Fontainebleau (in juni 1984) is een mechanisme ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk geïntroduceerd om begrotingsonevenwichtigheden te corrigeren (verlaging van de eigenmiddelenbijdrage en verhoging van die van andere lidstaten). Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een kwart van hun normale aandeel).
1.4.6.Brutovermindering
De Europese Raad van 7–8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdragen op basis van het bni en Oostenrijk uitsluitend voor de jaren 2014-2016. De jaarlijkse verminderingen zijn als volgt: Denemarken 130 miljoen EUR, Nederland 695 miljoen EUR en Zweden 185 miljoen EUR.
1.5.BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.
De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.
Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.
Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:
-de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en
-het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.
Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:
-het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;
-de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten en
-de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en verliezen.
Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.
De overgedragen betalingskredieten omvatten: automatische overdrachten en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.
1.6.AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT
miljoen EUR
2019
2018
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR
4 796
13 918
Ontvangsten
Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd
(6 193)
(6 220)
Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd
8 656
9 331
Toegerekende baten (netto)
3 341
(4 015)
5 804
(904)
Uitgaven
Toegerekende uitgaven (netto)
8 394
4 511
Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar
(3 832)
(6 086)
Netto-effect voorfinanciering
(10 981)
(8 634)
Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar
(3 532)
(2 941)
Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten
1 924
2 098
Mutaties in voorzieningen
3 801
3 567
Overige
(3 076)
(4 175)
(7 304)
(11 660)
Economisch resultaat agentschappen en EGKS i.l.
(79)
448
BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR
3 217
1 802
In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis (EU-boekhoudregels), terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, met uitzondering van de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de agentschappen en de EGKS in liquidatie, die uitsluitend in het economisch resultaat worden opgenomen (zie toelichting 6), is het aansluiten van het economisch resultaat voor het jaar met het begrotingsresultaat voor het jaar een nuttige consistentiecontrole.
Sluitposten — Ontvangsten
De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.
De toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen, en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
Sluitposten — Uitgaven
De toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Betalingen tijdens het lopende jaar betreffende in voorgaande jaren ingeschreven facturen maken deel uit van de uitgaven van het lopende begrotingsjaar en moeten derhalve met het oog op de aansluiting bij het economisch resultaat worden opgeteld.
Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de verrekening van voorfinanciering via de aanvaarding van subsidiabele kosten in het lopende jaar. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.
Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.
De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen omvatten verschillende elementen zoals de afschrijving/waardevermindering van activa, de verwerving van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.
Sluitpost - Economisch resultaat agentschappen en EGKS in liquidatie
Het begrotingsresultaat voor het jaar is een niet-geconsolideerd cijfer en omvat niet de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de geconsolideerde agentschappen en de EGKS in liquidatie (zie toelichting 6). Voor de aansluiting van het economisch resultaat voor het jaar - een geconsolideerd cijfer waarin die bedragen wel zijn opgenomen - met het begrotingsresultaat voor het jaar wordt het volledig geconsolideerde economisch resultaat voor het jaar van de agentschappen en de EGKS i.l. als sluitpost weergegeven.
2. UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2019 – TOELICHTING
2.1.ONTVANGSTEN
Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 12 december 2018 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 148 199 miljoen EUR, voor 146 305 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.
In 2019 werden drie gewijzigde begrotingen goedgekeurd. De definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2019 kwamen hierdoor uit op 148 492 miljoen EUR en het totaal gefinancierd met eigen middelen 144 795 miljoen EUR. De belangrijkste reden voor de vermindering van de bijdragen van de lidstaten in 2019 was het overschot van het vorige begrotingsjaar (1 803 miljoen EUR); daartegenover stond een beperkte nettotoename van de betalingskredieten (met 293 miljoen EUR).
Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen zeer dicht bij de geraamde bedragen.
De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.
Wat de btw- en bni-saldi betreft, zijn de regels vastgesteld in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling (Verordening 609/2014). Deze procedure leidt niet automatisch tot een wijziging van de begroting en daarom roept de Commissie de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten af. Er was zo goed als geen impact op de EU-begroting als gevolg van dit salderingssysteem.
De post „Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma’s van de EU“ betreft voornamelijk ontvangsten van financiële correcties (ESIF, ELFG en Elfpo), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma’s, de goedkeuring van de rekeningen voor de landbouwfondsen en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma’s/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde. In 2019 was het totaal van deze bijdragen 12,6 miljard EUR.
De ontvangsten uit boeten betreft met name geldboeten in verband met mededingingszaken.
2.2.UITGAVEN
De EU-begroting speelt een belangrijke rol in de ondersteuning van het beleid en de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie. Ondanks haar beperkte omvang – ongeveer 2 % van alle overheidsuitgaven in de Unie – vult zij de nationale begrotingen aan, met een duidelijke focus op investeringen en toegevoegde waarde. Binnen het brede scala van Europees beleids- en regelgevingsinstrumenten is zij een cruciaal onderdeel voor de uitvoering van de beleidsprioriteiten die door alle EU-lidstaten zijn onderschreven en die zijn vertaald in een meerjarig financieel kader dat de verschillende programma’s omvat en uitgavenplafonds vaststelt.
De EU-begroting 2019, zoals goedgekeurd op 12 december 2018, bewijst dat het geld van de EU terechtkomt waar het nodig is. Zoals de Commissie al in mei 2018 had voorgesteld, werd het grootste deel van de middelen in 2019 gebruikt om de werkgelegenheid te stimuleren, in het bijzonder voor jongeren, en om groei, strategische investeringen en convergentie aan te zwengelen. Ook de inspanningen om zowel binnen de EU als daarbuiten het migratievraagstuk op een doeltreffende manier aan te pakken, werden door de EU verder ondersteund.
2019 was het zesde jaar van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020. Nagenoeg alle programma’s zaten op kruissnelheid, behalve de nieuwe programma’s of acties waarvoor het wetgevingsproces pas onlangs is afgerond.
In lijn met de in het MFK voorziene jaarlijkse ontwikkeling bedroegen de in de ontwerpbegroting voorgestelde kredieten 165,6 miljard EUR (3,1 % meer dan de begroting 2018) voor vastleggingen en 148,7 miljard EUR (2,7 % meer) voor betalingen, oftewel 1,00 % en 0,90 % respectievelijk van het bni van de EU.
Voor alle rubrieken werden in 2019 hoge uitvoeringsniveaus opgetekend. De uitvoering voor alle soorten kredieten (begrotingskredieten, overdrachten van vorig jaar en bestemmingsontvangsten) bedroeg in 2019 97 % wat de vastleggingen en 93 % wat de betalingen betreft. De bestedingspercentages exclusief bestemmingsontvangsten wijzen op een volledige uitvoering in 2019 (99,4 % voor de vastleggingen en 98,4 % voor de betalingen).
De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (de zogeheten „RAL”) bedroegen per jaareinde 297,7 miljard EUR. Een toename ten opzichte van het niveau van 2018 was verwacht, gelet op het verschil tussen de vastleggings- en betalingskredieten (17,7 miljard EUR) in de goedgekeurde begroting en op het feit dat het een normale ontwikkeling betreft doordat het meerjarig financieel kader in een jaarlijkse stijging van de vastleggingskredieten voorziet. De toename beliep uiteindelijk 16,5 miljard EUR.
3. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
3.1.OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
miljoen EUR
Begrotingskredieten
Vastgestelde rechten
Ontvangsten
Ontvangsten als % van de begroting
Nog te
ontvangen
Omschrijving
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief
goedgekeurde begroting
Lopend jaar
Overgedragen
Totaal
Op
rechten
van lopend jaar
Op
overgedragen
rechten
Totaal
1
2
3
4
5=3+4
6
7
8=6+7
9=8/2
10=5-8
1
Eigen middelen
146 305
144 795
147 013
44
147 056
144 754
12
144 766
100 %
2 291
3
Overschotten, saldi en aanpassingen
–
1 803
1 811
–
1 811
1 805
–
1 805
100 %
7
4
Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie
1 607
1 607
1 576
10
1 585
1 566
10
1 576
98 %
10
5
Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instelling
25
25
570
19
589
546
12
558
2 229 %
31
6
Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma’s van de Unie
130
130
13 564
569
14 134
12 279
298
12 577
9 674 %
1 557
7
Achterstandsrente en geldboeten
115
115
5 456
13 119
18 575
2 355
271
2 625
2 283 %
15 949
8
Opgenomen en verstrekte leningen
3
3
3
–
3
3
–
3
110 %
–
9
Diverse ontvangsten
15
15
8
9
17
7
1
8
52 %
9
Totaal
148 199
148 492
170 001
13 770
183 771
163 314
604
163 918
110 %
19 853
4.UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4.1.MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
MFK-rubriek
Begrotingsmiddelen
Aanvullende kredieten
Totaal beschikbare kredieten
Begrotingsmiddelen
Aanvullende
kredieten
Totaal beschikbare kredieten
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Gewijzigde begrotingen & overschrijvingen
Definitief goedgekeurde begroting
Over-drachten
Bestemmings-ontvangsten
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Gewijzigde begrotingen & overschrijvingen
Definitief goedgekeurde begroting
Overdrachten
Bestemmings-ontvangsten
1
2
3=1+2
4
5
6=3+
4+5
7
8
9=7+8
10
11
12=9+
10+11
1
Slimme en inclusieve groei
80 527
100
80 627
0
12 166
92 794
67 557
266
67 823
131
14 600
82 553
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
23 335
100
23 435
0
4 390
27 826
20 522
(260)
20 261
118
5 664
26 044
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
57 192
–
57 192
–
7 777
64 969
47 035
526
47 561
13
8 935
56 510
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
59 642
–
59 642
460
2 745
62 846
57 400
437
57 837
672
2 743
61 252
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 192
–
43 192
460
1 155
44 806
43 116
(3)
43 113
665
1 155
44 933
3
Veiligheid en burgerschap
3 787
0
3 787
–
279
4 065
3 527
(237)
3 291
9
276
3 575
4
Europa als wereldspeler
11 319
306
11 625
34
1 795
13 454
9 358
(406)
8 953
64
1 916
10 933
5
Administratie
9 943
0
9 943
1
832
10 776
9 945
(2)
9 942
916
836
11 694
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 115
–
4 115
435
4 550
4 115
–
4 115
554
437
5 107
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
577
(12)
565
30
24
618
412
236
647
0
24
671
Totaal
165 796
394
166 189
525
17 840
184 554
148 199
294
148 492
1 792
20 394
170 679
4.2.MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbarekredieten
Vastleggingen
Naar 2020 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
MFK-rubriek
Van definitief goed-
gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
%
Bestemmings-ontvangsten
Overdrachten bij besluit
Totaal
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+3
+4
6=5/1
7
8
9=7+8
10
11
12
13=10+
11+12
1
Slimme en inclusieve groei
92 794
80 540
0
9 996
90 536
98 %
2 074
36
2 110
52
–
97
149
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
27 826
23 406
0
2 376
25 782
93 %
2 013
3
2 016
27
–
1
28
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
64 969
57 134
–
7 620
64 754
100 %
60
33
93
25
–
96
121
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
62 846
59 161
438
1 001
60 600
96 %
1 330
467
1 797
14
21
414
449
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
44 806
42 718
438
807
43 962
98 %
348
467
815
8
21
–
29
3
Veiligheid en burgerschap
4 065
3 737
–
137
3 874
95 %
142
–
142
50
–
0
50
4
Europa als wereldspeler
13 454
11 622
34
1 454
13 111
97 %
340
1
341
2
–
0
2
5
Administratie
10 776
9 797
1
574
10 371
96 %
255
–
255
146
0
3
149
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
4 550
4 033
338
4 371
96 %
94
0
94
82
0
3
85
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
618
295
–
–
295
48 %
8
94
102
175
30
16
221
Totaal
184 554
165 153
473
13 161
178 787
97 %
4 149
598
4 747
438
51
530
1 019
4.3.MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal beschikbarekredieten
Gedane betalingen
Naar 2020 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
MFK-rubriek
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van overdrachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
%
Automatische overdrachten
Overdrachten bij besluit
Bestemmings-ontvangsten
Totaal
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van overdrachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+
3+4
6=5/1
7
8
9
10=7+
8+9
11
12
13
14=11+
12+13
1
Slimme en inclusieve groei
82 553
67 637
113
7 785
75 535
91 %
151
3
6 813
6 967
32
18
1
52
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
26 044
20 090
102
1 555
21 748
84 %
138
3
4 108
4 249
30
16
1
48
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
56 510
47 547
10
6 230
53 787
95 %
13
–
2 705
2 718
2
2
0
4
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
61 252
57 163
637
1 721
59 521
97 %
198
467
1 023
1 687
9
35
–
44
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
44 933
42 449
631
806
43 885
98 %
190
467
349
1 006
7
34
–
42
3
Veiligheid en burgerschap
3 575
3 153
7
96
3 256
91 %
9
–
180
188
129
2
0
131
4
Europa als wereldspeler
10 933
8 908
60
1 140
10 108
92 %
39
–
772
811
6
4
4
14
5
Administratie
11 694
9 048
850
482
10 381
89 %
748
0
349
1 098
146
66
4
216
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
5 107
3 571
515
291
4 377
86 %
463
0
143
605
82
39
3
124
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
0
–
–
–
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
671
295
0
–
295
44 %
1
–
8
9
352
0
16
368
Totaal
170 679
146 203
1 667
11 225
159 096
93 %
1 145
470
9 144
10 759
675
125
25
825
4.4.MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
miljoen EUR
RAL eind vorig jaar
Vastleggingen van het jaar
Totale RAL per jaareinde
MFK-rubriek
Van vorig jaar overgedragen vastleggingen
Vrijmakingen/her-waarderingen/
annuleringen
Betalingen
RAL per jaareinde
Vastleggingen tijdens het jaar
Betalingen
Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen
RAL per jaareinde
1
2
3
4=1+2+3
5
6
7
8=5+6+7
9=4+8
1
Slimme en inclusieve groei
206 991
(1 360)
(66 413)
139 217
90 536
(9 122)
(4)
81 410
220 627
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
37 006
(738)
(13 367)
22 901
25 782
(8 380)
(4)
17 397
40 298
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
169 985
(622)
(53 046)
116 317
64 754
(742)
(0)
64 012
180 329
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
40 047
(253)
(15 133)
24 661
60 600
(44 387)
(0)
16 213
40 874
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
359
(6)
(235)
117
43 962
(43 650)
–
313
430
3
Veiligheid en burgerschap
5 834
(269)
(1 934)
3 632
3 874
(1 323)
–
2 551
6 183
4
Europa als wereldspeler
27 352
(1 200)
(6 918)
19 234
13 111
(3 190)
(0)
9 920
29 154
5
Administratie
961
(97)
(859)
5
10 371
(9 522)
(1)
849
854
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
587
(69)
(515)
2
4 371
(3 861)
0
510
511
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve en van het vorige begrotingsjaar overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Speciale instrumenten
0
(0)
(0)
–
295
(295)
–
1
1
Totaal
281 185
(3 179)
(91 257)
186 749
178 787
(67 838)
(5)
110 944
297 693
4.5.MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
miljoen EUR
MFK-rubriek
< 2013
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Totaal
1
Slimme en inclusieve groei
1 428
3 640
2 139
4 683
12 476
45 924
68 924
81 414
220 627
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
472
921
1 175
1 608
3 133
5 427
10 160
17 402
40 298
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie
956
2 719
964
3 075
9 343
40 496
58 763
64 012
180 329
2
Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
68
130
285
1 316
2 685
7 603
12 575
16 213
40 874
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
–
–
–
1
3
37
76
313
430
3
Veiligheid en burgerschap
33
18
20
53
433
1 223
1 851
2 552
6 183
4
Europa als wereldspeler
909
958
1 010
1 851
3 253
4 973
6 231
9 970
29 154
5
Administratie
–
–
0
–
0
1
2
851
854
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
0
0
0
0
0
0
0
511
511
9
Speciale instrumenten
–
–
–
–
–
–
0
1
1
Totaal
2 438
4 746
3 453
7 904
18 846
59 723
89 583
110 999
297 693
De inrichting van de nieuwe Commissie ging gepaard met een interne reorganisatie van de diensten. De reallocatie van de overeenkomstige transacties leidde tot een verschuiving van het uitstaande bedrag tussen jaren. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.
4.6.MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
Begrotingsmiddelen
Aanvullende kredieten
Totaal beschikbare kredieten
Begrotingsmiddelen
Aanvullende kredieten
Totaal beschikbare kredieten
Programma
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Gewijzigde begrotingen en over-schrijvingen
Definitief goedgekeurde begroting
Over-drachten
Bestemmings-ontvangsten
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Gewijzigde begrotingen en over-schrijvingen
Definitief goedgekeurde begroting
Over-drachten
Bestemmings-ontvangsten
1
2
3=1+2
4
5
6=3+
4+5
7
8
9=7+8
10
11
12=9+
10+11
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
187
–
187
–
190
377
1 022
1
1 023
–
190
1 213
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
691
–
691
–
128
819
923
70
993
2
253
1 248
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
407
2
409
–
49
458
617
(58)
559
0
49
608
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
861
–
861
–
21
882
602
1
603
2
14
619
Europees Solidariteitskorps (ESK)
143
–
143
0
8
151
120
(12)
108
7
8
123
Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP)
245
–
245
–
–
245
147
(145)
2
–
–
2
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
144
–
144
–
–
144
158
(1)
157
–
–
157
Horizon 2020
12 312
80
12 392
–
2 652
15 043
10 972
(160)
10 812
73
3 767
14 652
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
374
0
374
–
115
488
370
(3)
367
19
153
539
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
367
0
367
–
47
414
252
25
277
3
86
365
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
2 766
20
2 786
–
484
3 271
2 563
46
2 609
7
601
3 217
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
136
–
136
–
51
187
118
10
129
1
50
180
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
135
–
135
–
11
146
134
1
135
0
10
145
CEF — Energie
949
–
949
–
44
993
327
(1)
326
1
3
331
CEF — Vervoer
2 640
–
2 640
–
82
2 722
1 223
92
1 314
1
18
1 334
CEF — Information & Communications Technology (ICT)
175
–
175
–
5
180
152
(33)
118
0
4
123
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
–
–
–
–
0
0
61
(61)
–
–
35
35
Gedecentraliseerde agentschappen
383
(4)
379
–
27
406
382
(2)
379
–
27
406
Andere acties en programma’s
194
(2)
193
–
473
665
165
(1)
164
1
391
556
Proefprojecten en voorbereidende acties
97
(0)
97
–
1
98
100
(32)
68
–
1
69
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
128
4
133
–
4
137
115
3
118
–
4
122
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
27 875
9
27 885
–
3 654
31 539
24 042
206
24 248
–
4 304
28 551
Overgangsregio’s
5 849
5
5 854
–
806
6 660
4 370
(271)
4 099
–
1 118
5 217
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
8 649
27
8 676
–
1 151
9 827
7 442
28
7 470
–
1 382
8 852
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
231
–
231
–
22
253
176
38
215
–
28
242
Cohesiefonds
9 754
–
9 754
–
1 801
11 555
7 706
400
8 107
–
1 695
9 801
Europese territoriale samenwerking
1 973
–
1 973
–
235
2 208
1 191
256
1 447
–
256
1 703
Technische bijstand
240
–
240
–
2
242
213
(25)
187
12
2
202
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
568
–
568
–
23
591
401
11
412
0
94
506
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
350
(41)
309
–
81
390
632
(109)
523
–
56
579
Connecting Europe Facility (CEF)
1 700
–
1 700
–
1
1 701
852
(8)
843
–
2
845
Proefprojecten en voorbereidende acties
4
–
4
–
0
4
11
(0)
11
–
0
11
Totaal MFK-rubriek 1
80 527
100
80 627
0
12 166
92 794
67 557
266
67 823
131
14 600
82 553
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
43 192
–
43 192
460
1 155
44 806
43 116
(3)
43 113
665
1 155
44 933
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
14 727
–
14 727
–
1 356
16 083
13 148
362
13 510
2
1 356
14 868
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
942
–
942
–
218
1 160
571
81
652
1
218
871
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
148
–
148
–
–
148
142
0
142
–
–
142
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
558
1
559
–
7
567
342
13
354
4
6
365
Gedecentraliseerde agentschappen
61
–
61
–
8
70
61
(2)
59
–
8
68
Andere acties en maatregelen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
14
(1)
12
–
0
12
20
(14)
6
–
0
6
Specifieke acties
–
–
–
–
–
–
–
0
0
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 2
59 642
–
59 642
460
2 745
62 846
57 400
437
57 837
672
2 743
61 252
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
1 121
70
1 191
–
17
1 208
953
21
974
1
17
992
Consumenten
29
–
29
–
1
30
24
3
27
1
1
28
Creatief Europa
245
–
245
–
14
258
195
7
202
1
14
217
Noodhulp binnen de Unie (IES)
0
–
0
–
0
0
70
(10)
60
0
0
60
Fonds voor interne veiligheid
533
(0)
533
–
148
681
664
(162)
502
1
146
649
IT-systemen
0
(0)
–
–
–
–
–
0
0
–
0
0
Justitie
45
(0)
45
–
1
45
38
9
47
1
1
48
Rechten, gelijkheid en burgerschap
66
–
66
–
2
67
58
4
62
0
2
64
Uniemechanisme voor civiele bescherming
150
(45)
105
–
4
109
82
(13)
69
–
3
72
Europa voor de burger
29
–
29
–
0
29
29
(4)
25
0
0
25
Levensmiddelen en diervoeders
290
–
290
–
4
294
239
2
242
1
5
247
Gezondheid
68
–
68
–
3
71
61
3
64
1
2
67
Gedecentraliseerde agentschappen
1 090
(25)
1 066
–
85
1 151
998
(87)
911
–
85
996
Proefprojecten en voorbereidende acties
15
–
15
–
0
15
18
(10)
8
–
0
8
Specifieke acties
106
–
106
–
0
106
100
(0)
99
1
0
101
Totaal MFK-rubriek 3
3 787
0
3 787
–
279
4 065
3 527
(237)
3 291
9
276
3 575
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
2 423
(29)
2 394
–
739
3 133
1 708
(325)
1 382
5
562
1 950
Macrofinanciële bijstand (MFB)
27
(27)
0
–
–
0
27
(17)
10
–
–
10
Garantiefonds voor externe acties
–
–
–
–
110
110
–
–
–
–
110
110
Uniemechanisme voor civiele bescherming
24
(11)
13
–
1
13
21
(10)
11
–
1
11
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp
20
(1)
19
–
0
19
16
(3)
13
–
0
13
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
25
–
25
–
129
154
25
–
25
25
429
479
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
2 677
61
2 738
–
41
2 779
2 060
1
2 061
4
41
2 106
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
3 190
15
3 205
–
83
3 287
2 796
(219)
2 578
16
123
2 716
Partnerschapsinstrument (PI)
154
(5)
149
–
10
159
100
36
136
0
9
145
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
197
(18)
179
–
2
181
159
3
163
3
2
167
Stabiliteit en vrede (IcSP)
377
0
377
–
11
388
321
(3)
319
3
9
331
Humanitaire hulp
1 652
315
1 966
34
424
2 425
1 603
137
1 740
6
371
2 117
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
335
8
343
–
41
384
306
3
309
0
53
362
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
34
–
34
–
0
34
41
(6)
36
1
0
36
Gedecentraliseerde agentschappen
20
–
20
–
0
21
20
–
20
–
0
21
Andere acties en programma’s
84
(3)
81
–
205
286
73
4
77
0
206
282
Proefprojecten en voorbereidende acties
6
(4)
2
–
0
2
8
(1)
7
–
1
7
Specifieke acties
75
5
80
–
0
81
74
(6)
68
–
0
68
Totaal MFK-rubriek 4
11 319
306
11 625
34
1 795
13 454
9 358
(406)
8 953
64
1 916
10 933
5
Pensioenen
2 004
(2)
2 002
–
0
2 002
2 004
(2)
2 002
–
0
2 002
Europese scholen
191
(11)
181
–
12
193
191
(11)
181
2
12
195
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
4
–
4
–
0
4
6
(2)
4
1
0
6
Administratieve uitgaven van de Commissie
3 629
12
3 641
1
385
4 027
3 629
11
3 640
359
386
4 385
Administratieve uitgaven van andere instellingen
4 115
–
4 115
0
435
4 550
4 115
–
4 115
554
437
5 107
Totaal MFK-rubriek 5
9 943
(0)
9 943
1
832
10 776
9 945
(2)
9 942
916
836
11 694
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
352
(306)
46
–
–
46
352
–
352
–
–
352
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
176
–
176
–
24
199
10
(9)
1
0
24
25
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
50
294
344
30
–
373
50
245
295
–
–
295
Totaal MFK-rubriek 9
577
(12)
565
30
24
618
412
236
647
0
24
671
Totaal
165 796
394
166 189
525
17 840
184 554
148 199
294
148 492
1 792
20 394
170 679
4.7.MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbare
kredieten
Vastleggingen
Naar 2020 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
Programma
Van definitief goed-
gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
%
Bestemmings-ontvangsten
Over-drachten bij besluit
Totaal
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+3
+4
6=5/1
7
8
9=7+8
10
11
12
13=10+
11+12
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
377
187
–
190
377
100 %
–
–
–
0
–
–
0
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
819
691
–
82
773
94 %
46
–
46
0
–
–
0
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
458
409
–
17
426
93 %
32
–
32
0
–
–
0
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
882
861
–
21
882
100 %
0
–
0
–
–
–
–
Europees Solidariteitskorps (ESK)
151
143
0
4
148
98 %
3
–
3
–
–
–
–
Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP)
245
245
–
–
245
100 %
–
–
–
–
–
–
–
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
144
144
–
–
144
100 %
–
–
–
0
–
–
0
Horizon 2020
15 043
12 391
–
1 417
13 808
92 %
1 234
–
1 234
0
–
1
1
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
488
371
–
51
422
86 %
64
3
67
0
–
0
0
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
414
367
–
31
398
96 %
15
–
15
0
–
0
0
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
3 271
2 786
–
273
3 060
94 %
211
–
211
–
–
–
–
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
187
135
–
25
159
85 %
26
–
26
2
–
0
2
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
146
135
–
8
143
98 %
3
–
3
0
–
–
0
CEF — Energie
993
949
–
44
992
100 %
1
–
1
0
–
–
0
CEF — Vervoer
2 722
2 639
–
77
2 716
100 %
4
–
4
1
–
–
1
CEF — Information & Communications Technology (ICT)
180
171
–
4
175
98 %
0
–
0
4
–
0
4
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
0
–
–
–
–
–
0
–
0
–
–
–
–
Gedecentraliseerde agentschappen
406
360
–
16
376
93 %
10
–
10
19
–
0
19
Andere acties en programma’s
665
193
–
112
304
46 %
361
–
361
0
–
0
0
Proefprojecten en voorbereidende acties
98
97
–
1
98
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
137
132
–
2
134
98 %
2
–
2
1
–
0
1
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
31 539
27 877
–
3 567
31 444
100 %
43
–
43
8
–
43
51
Overgangsregio’s
6 660
5 851
–
806
6 657
100 %
0
–
0
3
–
–
3
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
9 827
8 674
–
1 130
9 804
100 %
8
–
8
1
–
14
15
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
253
231
–
22
253
100 %
–
–
–
–
–
–
–
Cohesiefonds
11 555
9 752
–
1 775
11 527
100 %
(0)
2
1
–
–
26
26
Europese territoriale samenwerking
2 208
1 973
–
216
2 189
99 %
7
–
7
0
–
12
12
Technische bijstand
242
228
–
0
228
94 %
1
–
1
12
–
1
13
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
591
567
–
23
590
100 %
–
–
–
1
–
0
1
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
390
277
–
81
358
92 %
–
32
32
–
–
–
–
Connecting Europe Facility (CEF)
1 701
1 700
–
–
1 700
100 %
1
–
1
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
4
4
–
–
4
97 %
0
–
0
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 1
92 794
80 540
0
9 996
90 536
98 %
2 074
36
2 110
52
–
97
149
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
44 806
42 718
438
807
43 962
98 %
348
467
815
8
21
–
29
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
16 083
14 725
–
40
14 765
92 %
903
–
903
2
–
413
415
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
1 160
940
–
142
1 082
93 %
75
–
75
2
–
1
3
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
148
148
–
–
148
100 %
–
–
–
–
–
–
–
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
567
559
–
5
564
100 %
2
–
2
0
–
0
0
Gedecentraliseerde agentschappen
70
59
–
7
67
95 %
1
–
1
2
–
–
2
Andere acties en maatregelen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
12
12
–
–
12
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Specifieke acties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 2
62 846
59 161
438
1 001
60 600
96 %
1 330
467
1 797
14
21
414
449
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
1 208
1 184
–
9
1 192
99 %
9
–
9
7
–
–
7
Consumenten
30
29
–
1
30
100 %
0
–
0
0
–
0
0
Creatief Europa
258
245
–
10
255
99 %
4
–
4
0
–
–
0
Noodhulp binnen de Unie (IES)
0
0
–
–
0
38 %
0
–
0
0
–
0
0
Fonds voor interne veiligheid
681
533
–
64
597
88 %
84
–
84
0
–
–
0
IT-systemen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Justitie
45
45
–
0
45
99 %
0
–
0
0
–
0
0
Rechten, gelijkheid en burgerschap
67
66
–
1
67
99 %
1
–
1
0
–
0
0
Uniemechanisme voor civiele bescherming
109
70
–
3
73
67 %
1
–
1
35
–
0
35
Europa voor de burger
29
29
–
0
29
99 %
0
–
0
0
–
–
0
Levensmiddelen en diervoeders
294
290
–
3
292
99 %
2
–
2
0
–
0
0
Gezondheid
71
68
–
2
71
100 %
0
–
0
0
–
0
0
Gedecentraliseerde agentschappen
1 151
1 059
–
44
1 102
96 %
41
–
41
7
–
0
7
Proefprojecten en voorbereidende acties
15
15
–
–
15
99 %
0
–
0
0
–
0
0
Specifieke acties
106
106
–
0
106
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 3
4 065
3 737
–
137
3 874
95 %
142
–
142
50
–
0
50
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
3 133
2 393
–
601
2 994
96 %
138
–
138
1
–
0
1
Macro-financiële bijstand (MFB)
0
0
–
–
0
97 %
–
–
–
0
–
–
0
Garantiefonds voor externe acties
110
–
–
103
103
94 %
7
–
7
–
–
–
–
Uniemechanisme voor civiele bescherming
13
13
–
0
13
99 %
0
–
0
–
–
0
0
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp
19
19
–
0
19
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
154
25
–
70
95
61 %
60
–
60
–
–
–
–
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
2 779
2 738
–
31
2 769
100 %
10
–
10
0
–
–
0
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
3 287
3 204
–
58
3 262
99 %
25
–
25
0
–
0
0
Partnerschapsinstrument (PI)
159
149
–
7
156
98 %
3
–
3
0
–
–
0
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
181
179
–
1
179
99 %
1
–
1
0
–
–
0
Stabiliteit en vrede (IcSP)
388
377
–
10
387
100 %
1
–
1
0
–
–
0
Humanitaire hulp
2 425
1 966
34
412
2 412
99 %
13
–
13
–
–
–
–
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
384
343
–
17
360
94 %
24
–
24
0
–
–
0
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
34
34
–
–
34
100 %
0
–
0
0
–
–
0
Gedecentraliseerde agentschappen
21
20
–
0
21
100 %
0
–
0
–
–
–
–
Andere acties en programma’s
286
81
–
145
226
79 %
60
–
60
0
–
0
0
Proefprojecten en voorbereidende acties
2
1
–
–
1
47 %
0
1
1
–
–
0
0
Specifieke acties
81
80
–
0
81
100 %
0
–
0
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 4
13 454
11 622
34
1 454
13 111
97 %
340
1
341
2
–
0
2
5
Pensioenen
2 002
1 990
–
0
1 990
99 %
0
–
0
12
–
–
12
Europese scholen
193
181
–
10
191
99 %
2
–
2
0
–
–
0
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
4
4
–
–
4
100 %
–
–
–
–
–
0
0
Administratieve uitgaven van de Commissie
4 027
3 589
1
225
3 816
95 %
159
–
159
51
0
0
52
Administratieve uitgaven van andere instellingen
4 550
4 033
0
338
4 371
96 %
94
0
94
82
0
3
85
Totaal MFK-rubriek 5
10 776
9 797
1
574
10 371
96 %
255
–
255
146
0
3
149
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
46
–
–
–
–
–
–
46
46
–
–
–
–
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
199
1
–
–
1
0 %
8
–
8
175
–
16
191
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
373
295
–
–
295
79 %
–
49
49
–
30
–
30
Totaal MFK-rubriek 9
618
295
–
–
295
48 %
8
94
102
175
30
16
221
Totaal
184 554
165 153
473
13 161
178 787
97 %
4 149
598
4 747
438
51
530
1 019
4.8.MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbare
kredieten
Gedane betalingen
Naar 2020 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
Programma
Van definitief goed-
gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
%
Auto-matische over-drachten
Over-drachten bij besluit
Bestemmings-ontvangsten
Totaal
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van
over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+
3+4
6=5/1
7
8
9
10=7+
8+9
11
12
13
14=11+
12+13
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
1 213
1 023
–
163
1 186
98 %
0
–
27
27
0
–
–
0
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
1 248
991
2
48
1 041
83 %
2
–
205
207
0
0
–
0
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
608
558
0
17
575
95 %
1
–
32
32
0
0
–
0
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
619
601
2
14
617
100 %
2
–
0
2
(0)
0
–
0
Europees Solidariteitskorps (ESK)
123
105
4
0
109
89 %
3
–
7
10
0
4
0
4
Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP)
2
0
–
–
0
7 %
2
–
–
2
0
–
–
0
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
157
157
–
–
157
100 %
–
–
–
–
0
–
–
0
Horizon 2020
14 652
10 731
65
782
11 578
79 %
81
–
2 983
3 065
0
8
1
10
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
539
331
17
42
390
72 %
33
3
111
146
0
2
0
2
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
365
274
3
53
330
90 %
2
–
33
36
0
0
0
0
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
3 217
2 602
7
248
2 857
89 %
7
–
353
360
0
0
0
1
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
180
126
0
3
129
72 %
1
–
47
48
2
1
0
3
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
145
133
0
4
137
95 %
0
–
6
6
2
0
–
2
CEF — Energie
331
325
1
3
330
100 %
1
–
1
1
0
0
–
0
CEF — Vervoer
1 334
1 312
1
14
1 327
100 %
2
–
4
6
0
0
–
1
CEF — Information & Communications Technology (ICT)
123
118
0
4
122
99 %
0
–
0
1
0
0
0
0
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
35
–
–
35
35
99 %
0
–
0
0
–
–
–
–
Gedecentraliseerde agentschappen
406
361
–
16
377
93 %
0
–
10
10
19
–
0
19
Andere acties en programma’s
556
162
1
106
268
48 %
1
–
285
287
1
0
0
1
Proefprojecten en voorbereidende acties
69
64
–
1
65
94 %
0
–
0
0
4
–
–
4
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
122
116
–
3
119
97 %
0
–
1
1
2
–
0
2
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
28 551
24 248
–
3 281
27 529
96 %
0
–
1 023
1 023
–
–
–
–
Overgangsregio’s
5 217
4 099
–
1 053
5 151
99 %
0
–
66
66
–
–
–
–
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
8 852
7 470
–
982
8 452
95 %
0
–
400
400
–
–
–
–
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
242
215
–
9
223
92 %
0
–
19
19
–
–
–
–
Cohesiefonds
9 801
8 107
–
686
8 793
90 %
0
–
1 008
1 008
–
–
–
–
Europese territoriale samenwerking
1 703
1 447
–
99
1 546
91 %
0
–
157
157
–
–
–
–
Technische bijstand
202
173
10
1
184
91 %
13
–
1
14
1
2
0
4
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
506
412
0
92
504
100 %
0
–
2
2
0
0
0
0
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
579
523
–
26
549
95 %
0
–
30
30
–
–
–
–
Connecting Europe Facility (CEF)
845
843
–
2
845
100 %
–
–
0
0
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
11
11
–
0
11
96 %
0
–
0
0
0
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 1
82 553
67 637
113
7 785
75 535
91 %
151
3
6 813
6 967
32
18
1
52
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
44 933
42 449
631
806
43 885
98 %
190
467
349
1 006
7
34
–
42
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
14 868
13 505
2
705
14 213
96 %
2
–
650
652
2
0
–
2
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
871
651
1
197
848
97 %
1
–
21
22
0
0
–
0
Visserijpartnerschapsover-eenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
142
142
–
–
142
100 %
0
–
–
–
–
–
–
–
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
365
350
4
5
359
99 %
4
–
1
5
0
0
–
0
Gedecentraliseerde agentschappen
68
59
–
7
67
98 %
0
–
1
1
0
–
–
0
Andere acties en maatregelen
–
–
–
–
–
–
0
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
6
6
–
–
6
100 %
0
–
0
0
–
–
–
–
Specifieke acties
0
0
–
–
0
100 %
0
–
–
–
0
–
–
0
Totaal MFK-rubriek 2
61 252
57 163
637
1 721
59 521
97 %
198
467
1 023
1 687
9
35
–
44
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
992
878
1
8
886
89 %
1
–
9
11
95
1
–
95
Consumenten
28
26
0
1
27
97 %
1
–
0
1
0
0
0
0
Creatief Europa
217
200
1
8
209
96 %
2
–
6
8
0
0
0
0
Noodhulp binnen de Unie (IES)
60
60
0
0
60
100 %
0
–
0
0
0
0
–
0
Fonds voor interne veiligheid
649
500
1
27
529
81 %
1
–
118
120
0
0
(0)
0
IT-systemen
0
0
–
0
0
100 %
0
–
–
–
–
–
–
–
Justitie
48
46
0
0
47
96 %
0
–
1
1
0
0
0
1
Rechten, gelijkheid en burgerschap
64
61
0
1
62
98 %
0
–
1
1
0
0
0
0
Uniemechanisme voor civiele bescherming
72
42
–
2
44
61 %
0
–
1
1
27
–
0
27
Europa voor de burger
25
25
0
0
25
98 %
0
–
0
0
0
–
–
0
Levensmiddelen en diervoeders
247
241
1
4
246
99 %
1
–
1
1
0
0
0
0
Gezondheid
67
63
1
2
65
97 %
1
–
1
2
0
0
0
0
Gedecentraliseerde agentschappen
996
905
–
44
949
95 %
0
–
41
41
6
–
0
6
Proefprojecten en voorbereidende acties
8
7
–
–
7
84 %
0
–
0
0
1
–
0
1
Specifieke acties
101
99
1
0
100
99 %
1
–
0
1
0
0
–
0
Totaal MFK-rubriek 3
3 575
3 153
7
96
3 256
91 %
9
–
180
188
129
2
0
131
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
1 950
1 375
5
202
1 583
81 %
6
–
360
366
1
1
0
2
Macro-financiële bijstand (MFB)
10
10
–
–
10
100 %
0
–
–
–
–
–
–
–
Garantiefonds voor externe acties
110
–
–
103
103
94 %
–
–
7
7
–
–
–
–
Uniemechanisme voor civiele bescherming
11
9
–
1
9
82 %
0
–
–
–
2
–
–
2
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp
13
13
–
0
13
100 %
–
–
0
0
–
–
–
–
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
479
25
25
275
325
68 %
–
–
154
154
–
–
–
–
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
2 106
2 055
4
22
2 080
99 %
6
–
19
25
0
0
–
1
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
2 716
2 564
14
48
2 627
97 %
13
–
73
86
0
2
1
3
Partnerschapsinstrument (PI)
145
134
0
4
138
95 %
0
–
3
3
1
0
2
3
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
167
159
3
0
162
97 %
3
–
1
4
1
1
0
2
Stabiliteit en vrede (IcSP)
331
315
3
7
324
98 %
4
–
2
6
0
1
0
1
Humanitaire hulp
2 117
1 734
5
324
2 064
97 %
6
–
47
53
0
0
–
0
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
362
308
0
31
340
94 %
0
–
22
22
0
–
–
0
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
36
35
0
–
36
98 %
1
–
0
1
0
0
–
0
Gedecentraliseerde agentschappen
21
20
–
0
21
100 %
0
–
0
0
0
–
–
0
Andere acties en programma’s
282
76
0
123
199
71 %
0
–
83
83
0
0
–
0
Proefprojecten en voorbereidende acties
7
7
–
–
7
93 %
0
–
0
0
0
–
1
1
Specifieke acties
68
68
–
0
68
100 %
0
–
0
0
0
–
0
0
Totaal MFK-rubriek 4
10 933
8 908
60
1 140
10 108
92 %
39
–
772
811
6
4
4
14
5
Pensioenen
2 002
1 990
–
–
1 990
99 %
0
–
0
0
12
–
–
12
Europese scholen
195
181
2
10
192
99 %
0
–
3
3
0
–
–
0
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
6
4
1
0
4
77 %
0
0
–
0
0
1
–
1
Administratieve uitgaven van de Commissie
4 385
3 303
332
182
3 817
87 %
285
–
204
489
52
26
1
79
Administratieve uitgaven van andere instellingen
5 107
3 571
515
291
4 377
86 %
463
0
143
605
82
39
3
124
Totaal MFK-rubriek 5
11 694
9 048
850
482
10 381
89 %
748
0
349
1 098
146
66
4
216
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
-
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
0
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
0
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
-
0
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
352
–
–
–
–
–
0
–
–
–
352
–
–
352
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
25
0
0
–
0
1 %
1
–
8
9
0
0
16
16
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
295
295
–
–
295
100 %
0
–
–
–
1
–
–
1
Totaal MFK-rubriek 9
671
295
0
–
295
44 %
1
–
8
9
352
0
16
368
Totaal
170 679
146 203
1 667
11 225
159 096
93 %
1 145
470
9 144
10 759
675
125
25
825
4.9.MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
miljoen EUR
RAL eind vorig jaar
Vastleggingen van het jaar
Totale RAL per jaareinde
Programma
Van vorig jaar overgedragen vastleggingen
Vrijmakingen/
Herwaarderingen/
annuleringen
Betalingen
RAL per jaareinde
Vastleggingen tijdens het jaar
Betalingen
Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen
RAL per jaareinde
1
2
3
4=1+2+3
5
6
7
8=5+6+7
9=4+8
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
2 714
(0)
(1 015)
1 698
377
(171)
–
206
1 905
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
1 224
(0)
(724)
500
773
(316)
–
456
957
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
1 454
(0)
(519)
935
426
(56)
(0)
370
1 305
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
243
(1)
(230)
12
882
(387)
–
495
507
Europees Solidariteitskorps (ESK)
17
(0)
(6)
10
148
(103)
–
45
55
Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP)
–
–
–
–
245
(0)
–
245
245
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
596
(0)
(128)
468
144
(29)
–
115
583
Horizon 2020
20 541
(412)
(7 640)
12 490
13 808
(3 938)
(4)
9 866
22 356
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
275
(11)
(145)
119
422
(245)
(0)
176
295
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
943
(19)
(296)
628
398
(33)
–
365
993
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
855
(62)
(387)
406
3 060
(2 469)
–
591
997
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
222
(22)
(95)
105
159
(34)
–
125
230
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
175
(6)
(98)
71
143
(39)
–
103
175
CEF — Energie
2 072
(14)
(320)
1 738
992
(9)
–
983
2 721
CEF — Vervoer
4 241
(75)
(1 277)
2 890
2 716
(51)
–
2 666
5 556
CEF — Information & Communications Technology (ICT)
448
(12)
(116)
321
175
(7)
–
169
490
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
254
(48)
(35)
172
–
–
–
–
172
Gedecentraliseerde agentschappen
52
–
(36)
15
376
(341)
–
36
51
Andere acties en programma’s
404
(30)
(173)
200
304
(95)
–
210
410
Proefprojecten en voorbereidende acties
107
(8)
(48)
51
98
(17)
–
81
131
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
169
(18)
(80)
72
134
(39)
–
95
166
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
85 194
(494)
(27 428)
57 272
31 444
(101)
–
31 343
88 615
Overgangsregio’s
18 502
(24)
(5 139)
13 338
6 657
(12)
–
6 645
19 984
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
26 523
(52)
(8 380)
18 092
9 804
(72)
–
9 732
27 824
Ultra-perifere en dunbevolkte regio’s
588
–
(205)
384
253
(18)
–
234
618
Cohesiefonds
25 851
(3)
(8 404)
17 444
11 527
(389)
–
11 138
28 582
Europese territoriale samenwerking
4 502
(2)
(1 536)
2 964
2 189
(10)
–
2 178
5 142
Technische bijstand
251
(21)
(96)
134
228
(89)
(0)
139
273
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
1 304
(1)
(483)
820
590
(21)
–
569
1 390
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
1 655
(13)
(527)
1 114
358
(22)
–
337
1 450
Connecting Europe Facility (CEF)
5 595
(11)
(838)
4 745
1 700
(7)
–
1 694
6 439
Proefprojecten en voorbereidende acties
20
(1)
(10)
8
4
(0)
–
3
12
Totaal MFK-rubriek 1
206 991
(1 360)
(66 413)
139 217
90 536
(9 122)
(4)
81 410
220 627
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
359
(6)
(235)
117
43 962
(43 650)
–
313
430
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
34 594
(38)
(13 714)
20 842
14 765
(499)
–
14 266
35 108
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
3 280
(73)
(826)
2 382
1 082
(22)
(0)
1 059
3 441
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
15
(2)
(6)
8
148
(136)
–
12
19
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
1 768
(131)
(342)
1 294
564
(17)
–
548
1 841
Gedecentraliseerde agentschappen
3
(0)
(3)
–
67
(64)
–
3
3
Andere acties en maatregelen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
28
(3)
(6)
19
12
(0)
–
12
31
Specifieke acties
0
(0)
(0)
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 2
40 047
(253)
(15 133)
24 661
60 600
(44 387)
(0)
16 213
40 874
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
2 662
(98)
(750)
1 814
1 192
(136)
–
1 057
2 870
Consumenten
40
(1)
(18)
22
30
(10)
–
20
43
Creatief Europa
219
(8)
(96)
115
255
(113)
–
141
256
Noodhulp binnen de Unie (IES)
62
(0)
(60)
2
0
(0)
–
0
2
Fonds voor interne veiligheid
1 746
(103)
(525)
1 118
597
(4)
–
593
1 711
IT-systemen
46
(36)
(0)
10
–
–
–
–
10
Justitie
90
(2)
(30)
58
45
(16)
–
29
87
Rechten, gelijkheid en burgerschap
105
(1)
(45)
59
67
(18)
–
49
108
Uniemechanisme voor civiele bescherming
43
(3)
(17)
22
73
(27)
–
45
67
Europa voor de burger
21
(1)
(11)
9
29
(14)
–
15
24
Levensmiddelen en diervoeders
319
(9)
(178)
132
292
(68)
–
225
357
Gezondheid
133
(1)
(51)
82
71
(14)
–
56
138
Gedecentraliseerde agentschappen
242
(0)
(85)
157
1 102
(864)
–
238
395
Proefprojecten en voorbereidende acties
24
(3)
(7)
14
15
(1)
–
14
29
Specifieke acties
82
(2)
(63)
17
106
(37)
–
69
86
Totaal MFK-rubriek 3
5 834
(269)
(1 934)
3 632
3 874
(1 323)
–
2 551
6 183
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
7 425
(355)
(1 414)
5 656
2 994
(169)
–
2 826
8 481
Macro-financiële bijstand (MFB)
45
(0)
(10)
35
0
–
–
0
35
Garantiefonds voor externe acties
–
–
–
–
103
(103)
–
–
–
Uniemechanisme voor civiele bescherming
15
(2)
(4)
9
13
(5)
–
8
17
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp
22
(0)
(3)
19
19
(10)
–
9
28
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
325
–
(241)
84
95
(84)
–
10
95
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
7 833
(526)
(1 713)
5 594
2 769
(367)
–
2 401
7 995
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
8 755
(187)
(2 298)
6 269
3 262
(329)
–
2 933
9 203
Partnerschapsinstrument (PI)
386
(3)
(118)
264
156
(21)
–
135
400
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
358
(8)
(115)
235
179
(47)
–
133
367
Stabiliteit en vrede (IcSP)
627
(13)
(206)
408
387
(118)
(0)
268
676
Humanitaire hulp
893
(36)
(552)
305
2 412
(1 511)
(0)
901
1 205
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
266
(49)
(130)
88
360
(210)
–
150
238
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
107
(3)
(24)
80
34
(12)
–
22
102
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
21
(21)
–
0
0
Andere acties en programma’s
152
(8)
(38)
105
226
(161)
–
65
171
Proefprojecten en voorbereidende acties
16
(3)
(6)
6
1
(0)
–
1
7
Specifieke acties
126
(4)
(46)
76
81
(21)
–
59
135
Totaal MFK-rubriek 4
27 352
(1 200)
(6 918)
19 234
13 111
(3 190)
(0)
9 920
29 154
5
Pensioenen
–
–
–
–
1 990
(1 990)
(0)
–
–
Europese scholen
2
–
(2)
–
191
(190)
–
0
0
Gedecentraliseerde agentschappen
–
h
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
6
–
(4)
2
4
(0)
–
4
6
Administratieve uitgaven van de Commissie
366
(28)
(337)
0
3 816
(3 480)
(1)
335
335
Administratieve uitgaven van andere instellingen
587
(69)
(515)
2
4 371
(3 861)
0
510
511
Totaal MFK-rubriek 5
961
(97)
(859)
5
10 371
(9 522)
(1)
849
854
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
0
(0)
(0)
–
1
(0)
–
1
1
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
–
–
–
–
295
(295)
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 9
0
(0)
(0)
–
295
(295)
–
1
1
Totaal
281 185
(3 179)
(91 257)
186 749
178 787
(67 838)
(5)
110 944
297693
4.10.MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
miljoen EUR
Programma
< 2013
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Totaal
1
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
–
–
–
–
4
4
1 691
206
1 905
Europese satellietnavigatie (Egnos/Galileo)
0
–
–
30
11
121
338
456
957
Internationale thermonucleaire reactor (ITER)
–
348
–
–
–
266
321
370
1 305
Europees programma voor aardobservatie (Copernicus)
–
–
–
0
3
3
6
495
507
Europees Solidariteitskorps (ESK)
–
–
–
–
–
–
10
45
55
Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP)
–
–
–
–
–
–
–
245
245
Nucleaire veiligheid en ontmanteling
–
35
41
77
103
105
107
115
583
Horizon 2020
271
385
823
1 187
1 988
3 219
4 615
9 866
22 356
Euratom-programma voor onderzoek en opleiding
8
1
2
19
9
30
51
176
295
Concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)
5
137
4
13
84
153
231
365
993
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
0
0
1
20
41
106
237
591
997
Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)
–
0
1
7
6
27
64
125
230
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding
–
–
0
1
7
12
52
103
175
CEF — Energie
2
–
183
182
256
513
601
983
2 721
CEF — Vervoer
2
3
91
41
487
724
1 543
2 666
5 556
CEF — Information & Communications Technology (ICT)
0
–
20
12
110
60
115
172
490
Energieprojecten voor economisch herstel (EERP)
172
–
–
–
–
–
–
–
172
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
15
0
36
51
Andere acties en programma’s
11
10
8
16
15
41
99
210
410
Proefprojecten en voorbereidende acties
0
1
–
1
4
9
36
81
131
Specifieke bevoegdheden van de Commissie
0
0
1
3
5
19
43
95
166
Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand)
665
2 184
424
1 388
4 259
19 724
28 628
31 343
88 615
Overgangsregio’s
37
–
85
314
1 382
5 230
6 291
6 645
19 984
Concurrentievermogen (meer ontwikkelde regio’s)
53
363
129
532
1 114
6 502
9 398
9 732
27 824
Ultraperifere en dunbevolkte regio’s
–
–
6
16
27
113
221
234
618
Cohesiefonds
154
122
122
252
793
6 061
9 940
11 138
28 582
Europese territoriale samenwerking
48
50
–
0
9
986
1 871
2 178
5 142
Technische bijstand
–
–
0
24
17
29
63
139
273
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)
–
–
–
3
96
334
388
569
1 390
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
–
–
–
105
400
228
381
337
1 450
Connecting Europe Facility (CEF)
–
–
197
441
1 245
1 283
1 579
1 694
6 439
Proefprojecten en voorbereidende acties
0
–
–
0
1
4
3
3
12
Totaal MFK-rubriek 1
1 428
3 640
2 139
4 683
12 476
45 924
68 924
81 414
220 627
2
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
–
–
–
1
3
37
76
313
430
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
0
–
198
1 149
2 148
6 413
10 934
14 266
35 108
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
12
87
2
5
342
911
1 022
1 059
3 441
Visserijpartnerschapsovereenkomsten en organisaties voor visserijbeheer
–
–
–
–
–
3
5
12
19
Milieu- en klimaatactie (LIFE)
56
43
84
162
190
236
524
548
1 841
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
3
3
Andere acties en maatregelen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
–
0
1
0
2
3
13
12
31
Specifieke acties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 2
68
130
285
1 316
2 685
7 603
12 575
16 213
40 874
3
Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)
3
1
1
23
267
724
796
1 057
2 870
Consumenten
0
0
1
1
1
7
12
20
43
Creatief Europa
–
1
0
1
9
20
85
141
256
Noodhulp binnen de Unie (IES)
–
–
–
–
2
0
0
0
2
Fonds voor interne veiligheid
15
7
3
6
101
337
651
593
1 711
IT-systemen
–
–
–
–
0
–
10
–
10
Justitie
2
4
3
5
12
15
16
29
87
Rechten, gelijkheid en burgerschap
7
2
3
4
9
13
21
49
108
Uniemechanisme voor civiele bescherming
–
–
1
1
2
5
14
45
67
Europa voor de burger
0
0
0
0
0
2
7
15
24
Levensmiddelen en diervoeders
1
2
3
5
14
34
73
225
357
Gezondheid
4
2
3
5
13
23
31
56
138
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
0
–
42
115
238
395
Proefprojecten en voorbereidende acties
0
0
1
2
2
1
7
14
29
Specifieke acties
0
–
0
0
1
2
14
69
86
Totaal MFK-rubriek 3
33
18
20
53
433
1 223
1 851
2 552
6 183
4
Pretoetredingssteun (IPA II)
179
356
219
646
1 096
1 518
1 642
2 826
8 481
Macro-financiële bijstand (MFB)
–
–
–
–
–
30
5
0
35
Garantiefonds voor externe acties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Uniemechanisme voor civiele bescherming
–
–
2
2
1
2
3
8
17
EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp
–
–
6
3
1
4
4
9
28
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)
–
–
–
–
–
–
84
10
95
Europees nabuurschapsinstrument (ENI)
455
266
345
452
981
1 302
1 770
2 424
7 995
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)
247
303
339
608
962
1 738
2 049
2 956
9 203
Partnerschapsinstrument (PI)
5
9
21
23
46
62
98
135
400
Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR)
4
5
14
23
31
56
98
137
367
Stabiliteit en vrede (IcSP)
10
13
23
36
57
97
172
268
676
Humanitaire hulp
–
–
8
10
18
75
194
901
1 205
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
1
–
18
18
5
29
17
150
238
Samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)
3
5
7
11
13
14
27
22
102
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
(0)
0
0
Andere acties en programma’s
4
0
7
15
28
21
30
65
171
Proefprojecten en voorbereidende acties
1
–
0
2
0
2
1
1
7
Specifieke acties
0
1
1
3
11
22
37
59
135
Totaal MFK-rubriek 4
909
958
1 010
1 851
3 253
4 973
6 231
9 970
29 154
5
Pensioenen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Europese scholen
–
–
–
–
–
–
0
0
0
Gedecentraliseerde agentschappen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Proefprojecten en voorbereidende acties
–
–
–
–
0
1
2
4
6
Administratieve uitgaven van de Commissie
–
–
0
–
0
0
0
335
335
Administratieve uitgaven van andere instellingen
0
0
0
0
0
0
0
511
511
Totaal MFK-rubriek 5
–
–
0
–
0
1
2
851
854
6
Compensaties
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 6
–
–
–
–
–
–
–
–
–
8
Negatieve reserve
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Overgedragen tekort
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 8
–
–
–
–
–
–
–
–
–
9
Reserve voor noodhulp (EAR)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
–
–
–
–
–
–
–
1
1
Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Totaal MFK-rubriek 9
–
–
–
–
–
–
–
1
1
Totaal
2 438
4 746
3 453
7 904
18 846
59 723
89 583
110 999
297 693
De inrichting van de nieuwe Commissie ging gepaard met een interne reorganisatie van de diensten. De reallocatie van de overeenkomstige transacties leidde tot een verschuiving van het uitstaande bedrag tussen jaren. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.
5.UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING
5.1.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
miljoen EUR
Begrotingskredieten
Vastgestelde rechten
Ontvangsten
Ontvangsten als % van de begroting
Nog te
ontvangen
Instelling
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting
Definitief goedgekeurde begroting
Lopend jaar
Over-gedragen
Totaal
Op rechten van lopend jaar
Op overgedragen rechten
Totaal
1
2
3
4
5=3+4
6
7
8=6+7
9=8/2
10=5-8
Europees Parlement
171
171
207
22
228
201
6
208
121 %
21
Europese Raad en Raad
55
55
73
1
75
72
1
73
132 %
2
Commissie
147 824
148 117
169 322
13 747
183 069
162 644
596
163 240
110 %
19 829
Hof van Justitie
56
56
55
0
55
55
0
55
98 %
0
Rekenkamer
22
22
22
–
22
22
0
22
103 %
0
Europees Economisch en Sociaal Comité
12
12
17
0
17
17
0
17
134 %
0
Comité van de Regio’s
10
10
12
0
12
12
0
12
121 %
0
Europese Ombudsman
1
1
1
0
1
1
0
1
90 %
–
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
1
1
1
0
1
1
0
1
87 %
–
Europese Dienst voor extern optreden
46
46
290
1
290
288
1
289
623 %
2
Totaal
148 199
148 492
170 001
13 770
183 771
163 314
604
163 918
110 %
19 853
Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld.
De begroting van de agentschappen en de uitvoering ervan zijn niet geconsolideerd in de EU-begroting en zijn niet opgenomen in de begrotingsverslaglegging van de EU. De subsidie die de Commissie aan de agentschappen betaalt, maakt evenwel deel uit van de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.
Wat de EDEO betreft zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen ontvangt van de Commissie ten belope van 152,7 miljoen EUR (2018: 141,7 miljoen EUR) en van het EOF en de trustfondsen ten belope van 63,1 miljoen EUR (2018: 70,1 miljoen EUR). Deze bijdragen dekken de in het kader van het EOF en de trustfondsen gefinancierde kosten van het personeel van de Commissie bij de delegaties en omvatten in het jaar door deze bijdragen voortgebrachte bestemmingsontvangsten. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.
5.2.BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbare
kredieten
Vastleggingen
Naar 2020 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
Instelling
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
%
Van bestemmings-ontvangsten
Over-drachten bij besluit
Totaal
Van definitief goed-gekeurde begroting
Van over-drachten
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+3+4
6=5/1
7
8
9=7+8
10
11
12
13=10+ 11+12
Europees Parlement
2 083
1 973
0
60
2 033
98 %
23
0
23
24
0
2
26
Europese Raad en Raad
621
537
0
25
562
91 %
14
0
14
45
0
0
45
Commissie
180 004
161 120
473
12 823
174 416
97 %
4 055
598
4 653
356
51
527
934
Hof van Justitie
431
424
0
1
425
99 %
1
0
1
6
0
0
6
Rekenkamer
147
144
0
0
144
98 %
0
0
0
3
0
0
3
Europees Economisch en Sociaal Comité
143
136
0
4
140
98 %
0
0
0
3
0
0
3
Comité van de Regio’s
101
98
0
2
100
99 %
1
0
1
0
0
0
0
Europese Ombudsman
11
11
0
0
11
92 %
0
0
0
1
0
0
1
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
17
15
0
0
15
92 %
0
0
0
1
0
–
1
Europese Dienst voor extern optreden
996
694
0
246
940
94 %
55
0
55
0
0
0
1
Totaal:
184 554
165 153
473
13 161
178 787
97 %
4 149
598
4 747
438
51
530
1 019
5.3.BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
miljoen EUR
Totaal
beschikbare
kredieten
Gedane betalingen
Naar 2020 overgedragen kredieten
Vervallen kredieten
Instelling
Van
definitief
goed-gekeurde
begroting
Van
over-
drachten
Van
bestemmings-ontvangsten
Totaal
%
Auto-matische
overdrachten
Over-
drachten
bij
besluit
Van bestemmings-ontvangsten
Totaal
Van
definitief
goed-gekeurde
begroting
Van
over-
drachten
Van
bestemmings-
ontvangsten
Totaal
1
2
3
4
5=2+3+4
6=5/1
7
8
9
10=7+8+9
11
12
13
14=11+12+13
Europees Parlement
2 382
1 699
284
52
2 035
85 %
274
0
31
305
24
15
2
41
Europese Raad en Raad
682
484
53
24
562
82 %
53
0
15
67
45
7
0
53
Commissie
165 573
142 633
1 152
10 934
154 719
93 %
682
470
9 001
10 154
592
86
22
700
Hof van Justitie
452
399
18
1
418
93 %
25
0
1
25
6
3
0
8
Rekenkamer
155
138
7
0
144
93 %
7
0
0
7
3
1
0
3
Europees Economisch en Sociaal Comité
151
128
7
3
138
91 %
8
0
1
9
3
2
0
4
Comité van de Regio’s
110
88
8
1
97
88 %
11
0
2
13
0
1
0
1
Europese Ombudsman
12
10
0
0
11
90 %
0
0
0
0
1
0
0
1
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
19
13
2
0
15
81 %
2
0
0
2
1
0
–
2
Europese Dienst voor extern optreden
1 143
610
135
210
956
84 %
84
0
93
177
0
10
0
11
Totaal
170 679
146 203
1 667
11 225
159 096
93 %
1 145
470
9 144
10 759
675
125
25
825
6.UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN
De ontvangsten en uitgaven van de agentschappen, zoals hieronder weergegeven in de verslagen 6.1 en 6.2, worden niet geconsolideerd in de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.
In de begrotingsuitvoeringsverslagen van de EU zijn de eventuele subsidies die uit de EU-begroting aan de agentschappen zijn betaald, opgenomen als vastleggings- en betalingskredieten.
De onderstaande verslagen voor de agentschappen geven een overzicht van alle agentschappen, zowel gedecentraliseerde (of “klassieke”) als uitvoerende agentschappen, en van hun ontvangsten (6.1) en uitgaven (6.2).
Andere bronnen van inkomsten en daarmee verrichte uitgaven worden niet in de begrotingsrekeningen van de EU opgenomen. Elk agentschap presenteert zijn eigen stel jaarrekeningen.
6.1.BEGROTINGSONTVANGSTEN
miljoen EUR
Agentschap
Financiering uit MFK-subrubriek
Definitief goedgekeurde begroting
Ontvangsten
Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen
3
138
140
Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators
1a
16
16
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie
1a
6
6
Communautair Bureau voor plantenrassen
n.v.t.
18
18
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding
3
11
11
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur
1a, 3, 4
51
51
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk
1a
16
16
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken
3
103
103
Europese Bankautoriteit
1a
45
46
Europees Grens- en kustwachtagentschap
3
333
350
Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding
3
59
59
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding
1a
19
19
Europees Agentschap voor chemische stoffen
1a, 2
116
112
Europees Milieuagentschap
2
52
52
Europees Bureau voor visserijcontrole
2
17
17
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
3
80
80
Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)
1a
36
768
Europees Instituut voor gendergelijkheid
3
8
8
Europees Instituut voor innovatie en technologie
1a
416
416
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen
1a
27
27
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
1a
79
97
Europees Geneesmiddelenbureau
3
347
340
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving
3
16
18
Europese Onderzoeksraad
1a
52
52
Europese Autoriteit voor effecten en markten
1a
45
47
Europese Stichting voor opleiding
4
21
21
Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken
3
39
40
Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging
1a
16
17
Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving
3
138
143
Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving
3
9
17
Spoorwegbureau van de Europese Unie
1a
28
29
Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart
1a
196
171
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
3
22
23
Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie
n.v.t.
252
259
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen
1a
49
49
Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden
1a
21
22
Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy
1a
576
729
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken
1a
29
29
Uitvoerend Agentschap onderzoek
5
76
76
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
5
47
37
Totaal
3 626
4 533
Soort ontvangsten
Definitief goedgekeurde begroting
Ontvangen bedragen
Subsidie van de Commissie
1 459
1 471
Inkomsten uit heffingen
726
732
Overige inkomsten
1 441
2 331
Totaal
3 626
4 533
6.2.VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
Agentschap
Totaal beschikbare kredieten
Gedane vastleggingen
Totaal beschikbare kredieten
Gedane betalingen
Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen
355
178
219
133
Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators
16
16
19
16
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie
6
6
6
5
Communautair Bureau voor plantenrassen
20
19
19
16
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding
11
11
13
11
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur
51
51
56
49
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk
16
15
21
17
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken
109
94
118
96
Europese Bankautoriteit
48
45
54
46
Europees Grens- en kustwachtagentschap
357
346
446
318
Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding
59
59
70
58
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding
18
18
20
19
Europees Agentschap voor chemische stoffen
115
112
130
110
Europees Milieuagentschap
73
60
92
59
Europees Bureau voor visserijcontrole
17
17
20
17
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
81
81
88
79
Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)
1 164
325
1 211
560
Europees Instituut voor gendergelijkheid
8
8
10
8
Europees Instituut voor innovatie en technologie
558
481
425
415
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen
27
27
31
27
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
111
105
121
98
Europees Geneesmiddelenbureau
375
362
412
345
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving
18
17
19
17
Europese Onderzoeksraad
52
52
54
51
Europese Autoriteit voor effecten en markten
48
47
53
47
Europese Stichting voor opleiding
21
21
21
20
Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken
39
39
44
40
Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging
17
16
18
13
Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving
155
150
169
144
Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving
17
12
21
14
Spoorwegbureau van de Europese Unie
30
30
32
29
Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart
256
189
267
163
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
24
23
29
23
Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie
455
249
477
240
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen
49
-48
52
47
Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden
23
22
26
21
Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy
730
728
761
739
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken
29
29
30
29
Uitvoerend Agentschap onderzoek
76
76
82
75
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
46
43
49
42
Totaal
5 678
4 225
5 806
4 253
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
Soort uitgave
Totaal beschikbare kredieten
Gedane vastleggingen
Totaal beschikbare kredieten
Gedane betalingen
Personeelskosten
1 269
1 251
1 288
1 246
Administratieve
430
414
502
387
Operationeel
3 979
2 561
4 016
2 621
Totaal
5 678
4 225
5 806
4 253
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST
Actuariële veronderstellingen
Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.
Actuariële winsten en verliezen
Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Zij ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.
Administratieve kredieten
Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).
Goedgekeurde begroting
De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra de begrotingsautoriteit ermee heeft ingestemd.
Gewijzigde begroting
Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.
Bij de lidstaten op te vragen bedragen
Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.
Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)
De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en het internecontrolekader. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen moet de „gedelegeerd ordonnateur“ aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.
Kredieten
De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de „gesplitste“ kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.
Bestemmingsontvangsten
Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films.
Voor verkoop beschikbare financiële activa
Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).
Begrotingsonderdeel
De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.
Annulering van kredieten
Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.
Overdracht van kredieten
Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.
Vastlegging
Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.
Vastleggingskredieten
Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.
Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten
De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.
Vrijmaking
Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.
Regeling met toegezegde uitkeringen
Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.
Derivaten
Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.
Direct beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.
Disconteringsvoet
Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.
Effectieve rentevoet
De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt verdisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.
Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).
Financiële correctie
Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onterechte of onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van ten onrechte verrichte betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.
Een „bevestigde“ financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een „vastgestelde“ financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.
De financiële correctie is „uitgevoerd“ wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.
Indirect beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.
Onderbrekingen en opschortingen
Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat naliet ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.
Onregelmatigheid
Onder onregelmatigheid wordt verstaan, iedere handeling die niet in overeenstemming is met de EU-regels en de financiële belangen van de EU kan schaden, voortkomend uit vergissingen begaan door begunstigden die geldmiddelen aanvragen of door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Is de onregelmatigheid opzettelijk, dan is er sprake van fraude.
Vervallen kredieten
Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet. Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten „n+3“-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar „n+3“ opnieuw worden opgevoerd.
Nog betaalbaar te stellen vastleggingen
Ook wel Reste à Liquider (RAL) genoemd: de bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.
Eigen middelen
De belangrijkste financieringsbron voor de instellingen en organen van de EU, zoals omschreven in de eigenmiddelenverordening nr. 609/2014. De eigen middelen bestaan uit op het bni gebaseerde middelen, btw-middelen en de traditionele eigen middelen.
Betalingskredieten
Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.
Voor
financiering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt teruggestort.
Preventieve maatregel
Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.
Reste à liquider (RAL — nog betaalbaar te stellen vastleggingen)
De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.
Gedeeld beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de EU-uitgaven valt onder deze wijze van uitvoering.
Traditionele eigen middelen
Inkomsten van de EU die deel uitmaken van de „eigen middelen“ waarmee de activiteiten van de EU worden gefinancierd. De traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in Verordening 609/2014 en omvatten douanerechten en suikerheffingen.
Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)
Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, hoofdstukken, artikelen en posten plaatsvinden en het vereiste niveau van goedkeuring.
LIJST VAN AFKORTINGEN
AAR
Jaarlijks activiteitenverslag
AMIF
Fonds voor asiel, migratie en integratie
ATM
Luchtverkeersbeheer
BB
Betalingsbalans
Bbp
Bruto binnenlands product
Bni
Bruto nationaal inkomen
BTW
Belasting over de toegevoegde waarde
BUFI-fonds
Fonds voor geldboeten
CCS LGF
Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren
CEF
Connecting Europe Facility
CEF DI
Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility
CF
Cohesiefonds
CIP
Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie
Commissie
Europese Commissie
Cosme
Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen
COSO
COSO Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission
EAR
Boekhoudregel van de Europese Unie
EaSI
Werkgelegenheid en sociale innovatie
EBWO
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
ECB
Europese Centrale Bank
ECOFIN
Raad Economische en Financiële Zaken
EDEO
Europese Dienst voor extern optreden
EDIF
Garantiefaciliteit in het kader van de Westelijke Balkan
EER
Europese Economische Ruimte
EFDO
Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling
EFRO
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
EFSE
Europees Fonds voor Zuidoost-Europa
EFSF
Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit
EFSI
Europees Fonds voor strategische investeringen
EFSM
Europees financieel stabilisatiemechanisme
EGKS i.l.
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie
EGNOS
Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie
EIB
Europese Investeringsbank
EIF
Europees Investeringsfonds
ElectriFI
Elektrificatiefinancieringsinitiatief
ELFPO
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
ELGF
Europees Landbouwgarantiefonds
ELM
EMFF
Mandaat voor externe leningen (External Lending Mandate)
European Maritime and Fisheries Fund
EMB
Eigenmiddelenbesluit
EMU
Economische en monetaire unie
ENEF
Fonds voor bedrijfsuitbreiding
ENIF
Fonds voor bedrijfsinnovatie
ENPI
Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument
EOF
Europees Ontwikkelingsfonds
EP
Europees Parlement
EP-lid
Lid van het Europees Parlement
ERI
ESA
EIB-veerkrachtinitiatief
Europees Ruimte-Agentschap
ERK
Europese Rekenkamer
ESF
Europees Sociaal Fonds
ESIF
Europese structuur- en investeringsfondsen
ESM
Europees Stabiliteitsmechanisme
ETF
Europese technologie-startersregeling 1998
EU
Europese Unie
EUMETSAT
Eumetsat Europese Organisatie voor de Exploitatie van Meteorologische Satellieten
Euratom
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
EVA
Europese Vrijhandelsassociatie
FIFO
First-in, First-out
FR
Financieel Reglement van de EU
FSDA
Financiële staten — Bespreking en analyse
GLB
Gemeenschappelijk landbouwbeleid
GNSS
Global Navigation Satellite Systems (wereldwijde satellietnavigatiesystemen).
GO
Gemeenschappelijke ondernemingen
H2020
Horizon 2020
IIW
Venster infrastructuur en innovatie
IMF
Internationaal Monetair Fonds
IPSAS
International Public Sector Accounting Standards (internationale boekhoudnormen voor de overheid)
IT
Informatietechnologie
ITER
Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor
JRC
Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek
KMO/MKB
Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf
KP7
Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling
LGTT
Garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten
MFB
Macrofinanciële bijstand
MFK
Meerjarig financieel kader
MKMO
Micro-, kleine of middelgrote onderneming
MPOO
Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap
O & BKA
Ontmanteling en Beheer van kernafval
OTO
Onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie
PBI
Projectobligatie-initiatief
PF4EE
Instrumenten voor particuliere financiering van energie-efficiëntie
PGF
Deelnemersgarantiefonds
PPP
Publiek-privaat partnerschap
PSEO
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
RAL
Nog betaalbaar te stellen vastleggingen
RSFF
Financieringsfaciliteit met risicodeling
S&P
Standard & Poor's Financial Services LLC
SANAD
MENA fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen
SAPARD
Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling.
SEMED
Southern and Eastern Mediterranean Micro, Small and Middle sized Entreprises Financial Inclusion Programme
SIUGI
Instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het KMO-initiatief
SMEW
KMO/MKB Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf SMEW Kmo-venster
Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt. Krachtens het evenredigheidsbeginsel mogen de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verdergaan dan wat nodig is om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken (artikel 5 VEU).
(2) Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2013/C 373/01). (3) Verordening (EU, Euratom) nr. 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 2012/966 (PB L 193 van 30 juli 2018, blz. 1). (4) Zie artikel 317 VWEU. (5) Zie voor nadere informatie de mededeling aan de Commissie van voorzitter Juncker en eerste vicevoorzitter Timmermans: Governance in the European Commission, C(2017) 6915 final van 11 oktober 2017, URL: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/c_2017_6915_final_en.pdf . (6) De term “de Europese Commissie” wordt daarom gebruikt ter aanduiding zowel van de instelling gevormd door de leden van de Commissie — het College — als van de administratie geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen). (7)
Zie het Besluit van de Commissie van 21 november 2018 inzake de Corporate Management Board, C (2018) 7706 final.
Sinds medio 2019 is (overeenkomstig het herziene artikel 12 van de interne regels) het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gedeeld gedelegeerd aan vijf diensten (DEVCO, ECHO, EAC, EACEA en JRC).
De pensioenregeling is een notioneel (virtueel) fonds met toegezegde uitkeringen, waarbij de toekomstige pensioenen worden gefinancierd uit de bijdragen van personeelsleden. Alhoewel de bijdragen niet in een echt fonds worden belegd, wordt verondersteld dat het bedrag dat in een dergelijk fonds zou zijn ingebracht, is belegd in langlopende obligaties van de lidstaten en wordt dat bedrag vertaald in de pensioenverplichting opgenomen in de jaarrekening van de Europese Unie. De lidstaten garanderen gezamenlijk de betaling van de prestaties overeenkomstig artikel 83 van het Statuut en artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie COM(2018) 829 voor een gedetailleerde beschrijving van het stelsel).