Toelichting bij COM(2020)374 - Standpunt EU in het Handelscomité dat is opgericht krachtens de tussentijdse partnerschapsovereenkomst met de Stille-Oceaanstaten mbt vaststelling van het reglement van orde

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Handelscomité EU-Stille Oceaan dat is opgericht bij de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Stille-Oceaanstaten, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Handelscomité en het reglement van orde van de speciale comités.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Stille-Oceaanstaten, anderzijds

Op 30 juli 2009 heeft de EU de tussentijdse partnerschapsovereenkomst ondertekend 1 die een kader vaststelt voor een economische partnerschapsovereenkomst (hierna de “Overeenkomst” genoemd) tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Stille-Oceaanstaten, anderzijds.

De Overeenkomst wordt sinds 20 december 2009 door Papoea-Nieuw-Guinea, sinds 28 juli 2014 door Fiji, sinds 31 december 2018 door Samoa en sinds 17 mei 2020 door de Salomonseilanden voorlopig toegepast.

De Overeenkomst heeft het volgende ten doel:

a) de Stille-Oceaanstaten in staat stellen gebruik te maken van de door de EU aangeboden verbeterde markttoegang;

b) een duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de Stille-Oceaanstaten in de wereldeconomie bevorderen;

c) een vrijhandelszone tussen de partijen tot stand brengen die berust op gemeenschappelijke belangen, door de geleidelijke liberalisering van de handel op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke WTO-regels en het beginsel van asymmetrie, met inachtneming, wat het niveau van en het tijdschema voor verbintenissen betreft, van de specifieke behoeften en de capaciteitsbeperkingen van de Stille-Oceaanstaten;

d) passende regelingen voor de beslechting van geschillen vaststellen; en

e) passende institutionele regelingen vaststellen.

2.2.Het Handelscomité EU-Stille Oceaan

Het Handelscomité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de EU en van de Stille-Oceaanstaten (Fiji, Papoea-Nieuw-Guinea, Samoa en de Salomonseilanden), stelt zijn reglement van orde vast en wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EU-partij en een vertegenwoordiger van de Stille-Oceaanstaten. De twee medevoorzitters zitten de vergaderingen beurtelings voor. De persoon die een vergadering voorzit wordt voor de toepassing van de Overeenkomst als de “medevoorzitter die het voorzitterschap bekleedt” aangemerkt totdat de volgende vergadering aanvangt en de rol van medevoorzitter die het voorzitterschap bekleedt door de andere partij wordt vervuld.

Het Handelscomité behandelt alle aangelegenheden die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst. In het kader van de uitoefening van zijn taken kan het Handelscomité a) alle speciale, voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst noodzakelijke comités en organen oprichten en daar toezicht op houden, b) op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen, c) alle onder de Overeenkomst vallende aangelegenheden bespreken en in het kader van de uitoefening van zijn taken passende maatregelen nemen, en d) besluiten nemen of aanbevelingen doen in gevallen waarin hierin door de Overeenkomst wordt voorzien.

Het Handelscomité EU-Stille Oceaan delegeert in het kader van de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst specifieke beslissingsbevoegdheden aan de in de desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst genoemde speciale comités, in het bijzonder aan het speciaal comité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels.

2.3.De beoogde handeling van het Handelscomité EU-Stille Oceaan

In het laatste kwartaal van 2020 zal het Handelscomité EU-Stille Oceaan tijdens zijn achtste vergadering een besluit aannemen tot vaststelling van het reglement van orde van het Handelscomité EU-Stille Oceaan en van de speciale comités (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling heeft ten doel de voor de partijen bindende regels vast te stellen met betrekking tot de organisatie en de werking van het Handelscomité EU-Stille Oceaan en de daarmee samenhangende substructuren zoals gespecificeerd in de bepalingen van de Overeenkomst (artikel 68).

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Artikel 68 bepaalt dat het Handelscomité EU-Stille Oceaan zijn reglement van orde vaststelt.

Het voorgestelde besluit van de Raad stelt het standpunt van de Unie vast dat moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Handelscomité EU-Stille Oceaan en van de speciale comités, waarmee aan de verplichtingen van de EU uit hoofde van de bepalingen van de tussentijdse Overeenkomst wordt voldaan.

Dat standpunt wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Handelscomité EU-Stille Oceaan dat aan het ontwerpbesluit van de Raad is gehecht. In de bijlage bij het besluit van het Handelscomité EU-Stille Oceaan zijn de vereisten vastgelegd voor de rol en de naam van het Handelscomité EU-Stille Oceaan, de samenstelling en het voorzitterschap, het secretariaat, de vergaderingen, de delegaties, de documenten, de correspondentie, de agenda voor de vergaderingen, de uitnodiging van deskundigen, de notulen, de besluiten en aanbevelingen, de transparantie, de talen, de uitgaven, de speciale comités of organen en de wijzigingen van het reglement van orde.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.    Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”.

4.1.2.    Toepassing op het onderhavige geval

Het Handelscomité is een orgaan dat is opgericht bij de economische partnerschapsovereenkomst.

De door het Handelscomité EU-Stille Oceaan vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 68 van de Overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.    Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.    Toepassing op het onderhavige geval

De materiële rechtsgrondslag voor het besluit van de EU van 15 februari 2011 tot sluiting van de Overeenkomst is artikel 207 VWEU. Voorts hebben de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek. Derhalve betreft het onderwerp van de beoogde handeling een gebied waarop de Unie exclusieve externe bevoegdheid heeft krachtens artikel 3, lid 2, VWEU.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Handelscomité EU-Stille Oceaan strekt tot uitvoering van de economische partnerschapsovereenkomst, is het passend dat besluit na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.