Toelichting bij COM(2020)468 - Toekenning van tijdelijke steun aan Letland om het risico op werkloosheid door de COVID-19-uitbraak te beperken - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2020)468 - Toekenning van tijdelijke steun aan Letland om het risico op werkloosheid door de COVID-19-uitbraak te beperken. |
---|---|
bron | COM(2020)468 |
datum | 24-08-2020 |
• Motivering en doel van het voorstel
In Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (“SURE-verordening”) is het rechtskader vastgesteld waarbinnen de Unie aan een lidstaat die een ernstige economische verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden als gevolg van de COVID-19-uitbraak, financiële bijstand kan verlenen. Steun in het kader van SURE dient voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, alsook, in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek.
Op 7 augustus 2020 heeft Letland de Unie om financiële bijstand op grond van de SURE-verordening verzocht. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de SURE-verordening heeft de Commissie de Letse autoriteiten geraadpleegd over de plotse en sterke stijging van de werkelijke en geplande uitgaven die rechtstreeks verband houden met een regeling voor de compensatie van inactieve werknemers, en de daarmee verband houdende uitgaven - de inactiviteitstoelage en de kinderbonus -, een regeling voor loonsubsidies ten behoeve van de exportsector, loonondersteunende betalingen voor medisch personeel en werknemers in de culturele sector, alsook gezondheidsgerelateerde uitgaven voor persoonlijke beschermingsmiddelen en ziekte-uitkeringen als gevolg van de COVID-19-pandemie. Met name gaat het om:
een regeling voor de compensatie van inactieve werknemers. De regeling betaalt de lonen van tijdelijk werkloze werknemers van ondernemingen in de particuliere sector. De regeling dekt 50 % tot 75 % van het salaris van werknemers, afhankelijk van de grootte van het bedrijf, met een maximum van 700 EUR per werknemer per maand. Aan de regeling voor de compensatie van inactieve werknemers zijn de inactiviteitstoelageregeling en de kinderbonus verbonden. De inactiviteitstoelageregeling voorziet in een minimumuitkering aan tijdelijk werkloze werknemers of zelfstandigen die niet in aanmerking komen voor steun uit de regeling voor de compensatie van inactieve werknemers om redenen die geen verband houden met de werknemer, of die daaruit minder dan 180 EUR ontvangen. De uitkering zorgt ervoor dat een minimumniveau van steun wordt verstrekt, zodat alle werknemers of zelfstandigen een uitkering van ten minste 180 EUR per maand ontvangen. De kinderbonusregeling verleent extra steun aan tijdelijk werkloze werknemers die kinderen ten laste hebben;
een regeling voor loonsubsidies ten behoeve van de toerisme- en de exportsector, die een voortzetting is van de regeling voor inactieve werknemers, maar dan specifiek gericht op de toerisme- en de exportsector. Bij deze maatregel moet de ontvanger aantonen dat de middelen zullen worden gebruikt om salariskosten te dekken;
twee soorten loonondersteunende betalingen, voor medisch personeel en werknemers in de culturele sector. Bij de loonondersteunende betalingen gaat het om subsidies aan de medische en de culturele sector ter ondersteuning van het betalen van lonen terwijl werknemers tijdelijk werkloos zijn. Bij beide regelingen moeten de subsidies worden gebruikt om salariskosten te dekken;
gezondheidsgerelateerde uitgaven voor persoonlijke beschermingsmiddelen en andere medische benodigdheden om de gezondheid en veiligheid van werknemers in de publieke sector, met name gezondheidswerkers, te waarborgen;
COVID-19-gerelateerde ziekte-uitkeringen, waarbij de overheid de uitkering bij ziekteverlof heeft betaald voor mensen die niet konden werken omdat zij in zelfisolatie of zelfquarantaine moesten gaan. Normaliter zou een deel van de ziekte-uitkering door de werkgever moeten worden betaald, terwijl bij deze regeling alle kosten door de staat werden betaald.
Letland heeft de Commissie de nodige informatie verschaft.
Rekening houdend met de beschikbare gegevens, stelt de Commissie de Raad voor om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij op grond van de SURE-verordening ten behoeve van de bovengenoemde maatregelen financiële bijstand aan Letland wordt verleend.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorliggende voorstel is volledig verenigbaar met Verordening (EU) 2020/672 van de Raad, op grond waarvan het voorstel wordt gedaan.
Dit voorstel vormt een aanvulling op een ander wetgevingsinstrument van de Unie om steun te verlenen aan lidstaten in noodsituaties, namelijk Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”). Op 30 maart is Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld; bij die verordening wordt het toepassingsgebied van het bovengenoemde instrument uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises en wordt bepaald welke specifieke acties in aanmerking komen voor financiering.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel maakt deel uit van een reeks maatregelen die zijn genomen in respons op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief, en vormt een aanvulling op andere instrumenten die de werkgelegenheid ondersteunen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)/InvestEU. Aangezien dit instrument gebruik maakt van het opnemen en verstrekken van leningen om de lidstaten in dit specifieke geval van de COVID-19-uitbraak te ondersteunen, fungeert dit voorstel als tweede verdedigingslinie voor de financiering van regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen, die banen en dus ook werknemers en zelfstandigen helpen te beschermen tegen het risico van werkloosheid.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor dit instrument is Verordening (EU) 2020/672 van de Raad.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel komt er na een verzoek van een lidstaat en is een blijk van Europese solidariteit, doordat financiële bijstand van de Unie in de vorm van tijdelijke leningen wordt verstrekt aan een lidstaat die zwaar door de COVID-19-uitbraak wordt getroffen. Deze financiële bijstand vormt een tweede verdedigingslinie voor een overheid die wordt geconfronteerd met een tijdelijke toename van de overheidsuitgaven voor werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen om banen te beschermen, en dus ook om werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid en inkomstenverlies.
Deze steun helpt de getroffen bevolking en draagt bij tot het beperken van de directe maatschappelijke en economische gevolgen van de COVID-19-crisis.
• Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Raadpleging van belanghebbenden
Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de Raad. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.
• Effectbeoordeling
Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan en deze vervolgens kunnen gebruiken om zelf leningen te verstrekken aan de lidstaten die financiële bijstand vragen in het kader van het SURE-instrument.
Naast de garanties van de lidstaten worden ook andere waarborgen in het systeem ingebouwd om de financiële soliditeit van de regeling te garanderen:
·een strikte en conservatieve benadering van financieel beheer;
·een leningenportefeuille die zodanig is opgebouwd dat het concentratierisico, het jaarlijkse risico en de buitensporige blootstelling aan risico’s van individuele lidstaten beperkt blijven en die er tegelijkertijd voor zorgt dat voldoende middelen kunnen worden toegekend aan de meest behoeftige lidstaten; en
·de mogelijkheid om schulden door te rollen.