Toelichting bij COM(2020)626 - Standpunt EU in het kader van het Verdrag inzake de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan over de aanvraag van het VK tot toetreding tot dat verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de instantie die krachtens het Verdrag inzake de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan 1 (“het NASCO-verdrag”) is opgericht, moet worden ingenomen in verband met de toetreding – op eigen titel tijdens de overgangsperiode – van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“het Verenigd Koninkrijk”) tot dat verdrag.

2. Achtergrond van het voorstel

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Europese Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

De Unie en het Verenigd Koninkrijk hebben op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderhandeld over een terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord 2 is op 1 februari 2020 in werking getreden nadat het op 17 oktober 2019 was goedgekeurd, samen met de politieke verklaring waarin het kader wordt geschetst voor de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 127, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord voorziet in een overgangsperiode gedurende welke het recht van de Unie op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing blijft (“de overgangsperiode”). De overgangsperiode loopt af op 31 december 2020. Krachtens artikel 129, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord is het Verenigd Koninkrijk tijdens de overgangsperiode gebonden door de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale overeenkomsten die zijn gesloten door de Unie, door lidstaten die namens de Unie optreden, of door de Unie en haar lidstaten samen. In artikel 129, lid 3, van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat het Verenigd Koninkrijk zich overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tijdens de overgangsperiode moet onthouden van acties en initiatieven die de belangen van de Unie zouden kunnen schaden, met name in het kader van internationale organisaties, agentschappen, conferenties of fora waarbij het Verenigd Koninkrijk op eigen titel partij is.

De Unie heeft haar internationale partners ingelicht over de in het terugtrekkingsakkoord vervatte specifieke regelingen. In het akkoord is bepaald dat het Verenigd Koninkrijk gedurende een overgangsperiode als een lidstaat wordt behandeld voor de toepassing van de door de Unie gesloten internationale overeenkomsten.

Het NASCO-verdrag is momenteel van toepassing op het Verenigd Koninkrijk omdat de Unie verdragsluitende partij bij dat verdrag is. Daar komt verandering in op de datum waarop het Verenigd Koninkrijk niet langer onder het NASCO-verdrag valt als lidstaat van de Unie.

Het hoofddoel van het NASCO-verdrag is “via overleg en samenwerking bij te dragen tot de instandhouding, het herstel, de vergroting en het rationele beheer van de zalmbestanden, rekening houdend met de beste wetenschappelijke gegevens die ter beschikking staan”. Het NASCO-verdrag is op 1 oktober 1983 in werking getreden. De Raad van de Europese Unie is depositaris voor het NASCO-verdrag.

In zijn brief van 28 februari 2019 heeft het Verenigd Koninkrijk bij de voorzitter van de NASCO-raad een aanvraag ingediend, waarin het om goedkeuring van zijn toetreding tot het NASCO-verdrag heeft verzocht. Op 11 maart 2019 heeft het secretariaat van de NASCO alle partijen bij het verdrag, waaronder de Europese Commissie, daarvan in kennis gesteld. Overeenkomstig artikel 17 van het NASCO-verdrag is voor de toetreding van het Verenigd Koninkrijk een voorafgaande goedkeuring door de NASCO-raad vereist om als geldig te kunnen worden beschouwd.

Het Verenigd Koninkrijk heeft verduidelijkt dat het zijn aanvraag heeft ingediend als onderdeel van een noodplanning voor als een terugtrekkingsakkoord uitblijft. In zijn aanvraag stelde het Verenigd Koninkrijk dat het, als het terugtrekkingsakkoord wordt ondertekend, geratificeerd en goedgekeurd, van de neerlegging van zijn toetredingsinstrument zal afzien om op eigen titel lid van de NASCO te worden, met ingang van het ogenblik van zijn terugtrekking uit de Europese Unie.

Op 27 mei 2019 stelde de Raad Besluit (EU) 2019/937 3 betreffende het namens de Europese Unie in het kader van het NASCO-verdrag in te nemen standpunt over de aanvraag van het Verenigd Koninkrijk tot toetreding tot dat verdrag vast. Dat besluit sprak zich uit vóór toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NASCO-verdrag, op voorwaarde dat die goedkeuring wordt gegeven met ingang van het ogenblik waarop het recht van de Unie ophoudt van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk.

Overeenkomstig artikel 129, lid 4, van het terugtrekkingsakkoord kan het Verenigd Koninkrijk tijdens de overgangsperiode onderhandelen over internationale overeenkomsten die het in eigen hoedanigheid sluit op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, alsook die overeenkomsten ondertekenen en bekrachtigen, mits die overeenkomsten niet in werking treden of van toepassing zijn tijdens de overgangsperiode, tenzij de Unie daartoe machtiging verleent. Besluit (EU) 2020/135 van de Raad 4 bevat de voorwaarden en procedure voor het geven van dergelijke machtigingen.

Bij brief van 3 april 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Commissie in kennis gesteld van zijn voornemen om kenbaar te maken dat het ermee instemt zich in eigen hoedanigheid te laten binden door het NASCO-verdrag.

Op 9 juli 2020 heeft het secretariaat een e-mail van de Raad van de Europese Unie (de depositaris voor het NASCO-verdrag) ontvangen, waarbij een verzoek van het Verenigd Koninkrijk om toe te treden tot het NASCO-verdrag en een brief aan de voorzitter van de NASCO waren gevoegd. Deze e-mail is op 24 juli 2020 rondgestuurd. In de brief aan de voorzitter staat dat het Verenigd Koninkrijk voornemens is tot het verdrag toe te treden op een manier die in overeenstemming is met zijn verplichtingen uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord.

Uitvoeringsbesluit XXX van de Raad 5 machtigt het Verenigd Koninkrijk om kenbaar te maken dat het ermee instemt zich in eigen hoedanigheid te laten binden door het NASCO-verdrag, omdat aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2020/135 is voldaan.


2.1.Organisatie voor de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan

De Organisatie voor de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan is een internationale organisatie die krachtens het NASCO-verdrag is opgericht. Bij de oprichting ervan is rechtstreeks rekening gehouden met de specifieke bepalingen inzake anadrome visbestanden van artikel 66 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (“Unclos”) 6 .

Het verdrag geldt voor de wildezalmbestanden die tot buiten de visserijrechtsgebieden van de kuststaten van de Atlantische Oceaan ten noorden van 36 graden noorderbreedte trekken, en wel voor hun hele trekroute.

Bijgevolg is de NASCO verantwoordelijk voor de regulering van de visserij op wilde zalm in het hele noordelijke deel van de Atlantische Oceaan. Zij behandelt ook kwesties met betrekking tot de instandhouding van wildezalmbestanden. In een bredere context overweegt de NASCO ook verdere maatregelen die van toepassing zijn in de wateren onder de jurisdictie van de verdragsluitende partijen en die nodig zijn om het voortbestaan van de wilde Atlantische zalm te garanderen.

De NASCO bezit rechtspersoonlijkheid en beschikt in haar betrekkingen met andere internationale organisaties en op het grondgebied van de verdragsluitende partijen over de rechtsbevoegdheid die nodig is voor de uitvoering van haar taken en de verwezenlijking van haar doelstellingen.

2.2.De NASCO

De NASCO bestaat uit een raad, drie regionale commissies (de Commissie voor Noord-Amerika, de Commissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan en de Commissie voor West-Groenland) en een secretariaat. De raad bestaat uit vertegenwoordigers van alle verdragsluitende partijen bij het verdrag: Canada, Denemarken (voor de Faeröer en Groenland), de Europese Unie, Noorwegen, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika. Frankrijk neemt (met betrekking tot Saint-Pierre en Miquelon) als waarnemer deel aan de vergaderingen van de NASCO.

De Europese Unie is partij bij het NASCO-verdrag omdat dat verdrag handelt over aangelegenheden die vallen binnen het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waarvoor de Unie exclusief bevoegd is. De lidstaten vallen krachtens het recht van de Unie onder het NASCO-verdrag.

De Europese Unie is volwaardig lid van zowel de Commissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan als de Commissie voor West-Groenland. In de Commissie voor Noord-Amerika heeft de Europese Unie het recht om voorstellen voor regelgevende maatregelen inzake wildezalmbestanden van oorsprong uit het grondgebied van de Unie in te dienen en daarover te stemmen. In dat verband wordt de Unie, voor zover het de behandeling van dergelijke voorstellen betreft, geacht lid van die commissie te zijn.

2.3.Beoogde handeling van de NASCO

Het NASCO-verdrag staat open voor toetreding, onder voorbehoud van goedkeuring door de NASCO-raad, door elke staat die in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan jurisdictie over de visserij uitoefent of staat van oorsprong voor zalmbestanden is.

In zijn brief van 28 februari 2019 heeft het Verenigd Koninkrijk bij de voorzitter van de NASCO-raad een aanvraag ingediend waarin het om goedkeuring van zijn toetreding tot het NASCO-verdrag heeft verzocht. Op 11 maart 2019 heeft het secretariaat van de NASCO alle partijen bij het verdrag, waaronder de Europese Commissie, van dat verzoek in kennis gesteld. Overeenkomstig artikel 17 van het NASCO-verdrag is voor de toetreding van het Verenigd Koninkrijk een voorafgaande goedkeuring door de NASCO-raad vereist om als geldig te kunnen worden beschouwd.

De besluiten van de NASCO-raad moeten worden genomen met een drievierdemeerderheid van de stemmen van de aanwezige leden die een positieve of negatieve stem uitbrengen. Er kan alleen worden gestemd indien twee derde van de leden van de raad aanwezig is.

De goedkeurings- of toetredingsinstrumenten worden neergelegd bij de depositaris. Voor elke partij die na de neerlegging van de vereiste bekrachtigings-, goedkeurings- of toetredingsinstrumenten tot het NASCO-verdrag toetreedt, treedt dat verdrag in werking op de datum van neerlegging van het toetredingsinstrument.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit besluit van de Raad heeft tot doel de Commissie in staat te stellen om namens de Unie de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NASCO-verdrag goed te keuren.

Een van de hoofddoelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 7 , is er borg voor te staan dat de visserijactiviteiten uit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam zijn, dat ze worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen om voordelen op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid te realiseren en de visbestanden boven een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, en dat ze bijdragen tot het aanbod van levensmiddelen.

Het is in het belang van de Unie dat het Verenigd Koninkrijk meewerkt aan het beheer van de zalmbestanden, met volledige inachtneming van de bepalingen van het Unclos en de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 4 augustus 1995 over de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden 8 (“UNFSA”) of enige andere internationale overeenkomst of norm in het internationale recht.

Op grond van artikel 66 van het Unclos hebben staten waarvan de rivieren de plaats van oorsprong van anadrome bestanden vormen, een primair belang bij die bestanden en zijn zij voor die bestanden verantwoordelijk. De staat van oorsprong van anadrome bestanden moet voor de instandhouding van die bestanden zorgen door het nemen van passende regelgevende maatregelen voor de visserij in alle wateren die landwaarts gelegen zijn van de buitengrenzen van zijn exclusieve economische zone. Wanneer anadrome bestanden naar of door wateren trekken die landwaarts gelegen zijn van de buitengrenzen van de exclusieve economische zone van een andere staat dan de staat van oorsprong, moet die andere staat met de staat van oorsprong samenwerken voor de instandhouding en het beheer van die bestanden.

De staat van oorsprong van anadrome bestanden en andere staten die op die bestanden vissen, moeten regelingen treffen voor de uitvoering van artikel 66 van het Unclos. Deze samenwerking kan tot stand worden gebracht in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer.

Het Verenigd Koninkrijk heeft, als staat van oorsprong en als staat die jurisdictie over de visserij uitoefent, rechtmatige belangen in het NASCO-verdragsgebied voor zover de wateren van de exclusieve economische zone van het Verenigd Koninkrijk en de aangrenzende volle zee binnen het NASCO-verdragsgebied vallen.

Door de toetreding tot het NASCO-verdrag zal het Verenigd Koninkrijk kunnen meewerken aan de beheers- en instandhoudingsmaatregelen voor de zalmbestanden, naar behoren rekening houdend met de rechten, belangen en plichten van andere landen en de Europese Unie, en zal het ervoor kunnen zorgen dat de visserijactiviteiten zo worden verricht dat de bestanden op duurzame wijze worden geëxploiteerd.

In het licht van de rechtmatige belangen van het Verenigd Koninkrijk bij de visserij in het NASCO-verdragsgebied, de verplichting van het Verenigd Koninkrijk om mee te werken aan visserijbeheer en de noodzaak om het bindende karakter van de besluiten van de NASCO bij de toetreding van het Verenigd Koninkrijk te verzekeren, beveelt de Commissie aan dat de aanvraag van het Verenigd Koninkrijk wordt goedgekeurd.

Voorgesteld wordt dat de Commissie wordt gemachtigd om de voorzitter van de NASCO-raad in kennis te stellen van het standpunt van de Unie ten gunste van de toetreding van het Verenigd Koninkrijk vanaf het ogenblik waarop het recht van de Unie ophoudt van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, en om dienovereenkomstig te stemmen in de NASCO-raad wanneer over het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk wordt gestemd.

Besluit (EU) 2019/937 moet worden ingetrokken zodat de Unie vóór het einde van de overgangsperiode haar goedkeuring voor de toetreding kan geven.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 9 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het NASCO-verdrag staat open voor toetreding, onder voorbehoud van goedkeuring door de NASCO-raad, door elke staat die in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan jurisdictie over de visserij uitoefent of staat van oorsprong voor zalmbestanden is.

De besluiten van de NASCO-raad moeten worden genomen met een drievierdemeerderheid van de stemmen van de aanwezige leden die een positieve of negatieve stem uitbrengen. Er kan alleen worden gestemd indien twee derde van de leden van de NASCO-raad aanwezig is.

De toetreding geschiedt door neerlegging van een toetredingsinstrument bij de depositaris en wordt van kracht op de datum van ontvangst van dat instrument.

De depositaris stelt alle ondertekenaars en toetredende partijen in kennis van de neergelegde goedkeurings- of toetredingsinstrumenten en deelt mee op welke datum dit verdrag voor welke partijen in werking treedt.

Zodra de toetreding van het Verenigd Koninkrijk van kracht is, is die bindend uit hoofde van het internationaal recht overeenkomstig artikel 17, lid 3, van het NASCO-verdrag en kan die beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het NASCO-verdrag. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de handeling verschillende doelstellingen heeft of uit verschillende componenten bestaat, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstellingen of componenten slechts ondergeschikt zijn, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.