Toelichting bij COM(2020)678 - Standpunt Comité EU-Japan betreffende een economisch partnerschap, inzake de wijziging van de aanhangsels 2-C-1 en 2 van bijlage 2-C betreffende motorvoertuigen en onderdelen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht krachtens de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap, in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit van het Gemengd Comité betreffende de wijziging van de aanhangsels 2-C-1 en 2-C-2 van bijlage 2-C betreffende motorvoertuigen en onderdelen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (“de Overeenkomst”) heeft tot doel de handel en de investeringen tussen de Partijen te liberaliseren en te vergemakkelijken alsmede nauwere economische banden tussen de Partijen te bevorderen. De Overeenkomst is op 1 februari 2019 in werking getreden.

2.2.Het Gemengd Comité

Bij artikel 22.1, lid 1, van de Overeenkomst wordt een Gemengd Comité opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen. Artikel 22.1, lid 4, bepaalt dat met het oog op de goede en doeltreffende werking van de Overeenkomst:

a) “[...] het Gemengd Comité tijdens zijn eerste vergadering zijn reglement van orde vast[stelt],” en

b) “[...] het Gemengd Comité tijdens zijn eerste vergadering het reglement van orde van een panel en de gedragscode voor arbiters als bedoeld in artikel 21.30, en de bemiddelingsprocedure als bedoeld in artikel 21.6, lid 2, vast[stelt].”

Overeenkomstig artikel 22.2, lid 3, worden alle besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité bij consensus vastgesteld.

2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Om rekening te houden met de ontwikkelingen op regelgevingsgebied in Japan en de EU wat de uitvoering van de VN/ECE-reglementen betreft, wordt voorgesteld dat het Gemengd Comité een besluit vaststelt tot wijziging van de aanhangsels 2-C-1 en 2-C-2 van bijlage 2-C bij de Overeenkomst. De wijzigingen betreffen het opnemen van de VN/ECE-Reglementen nrs. 53, 85, 145 en 146 in aanhangsel 2-C-1 en het schrappen van de VN/ECE-Reglementen nrs. 53 en 85 uit aanhangsel 2-C-2.

De beoogde handeling zal voor de Partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 22.2, lid 1, van de Overeenkomst, waarin het volgende wordt bepaald: “Het Gemengd Comité kan besluiten nemen wanneer deze overeenkomst daarin voorziet. Die besluiten zijn bindend voor de partijen. Elke partij neemt de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de besluiten.”

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit voorstel voor een besluit van de Raad heeft betrekking op het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het krachtens de Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité in verband met de wijziging van de aanhangsels 2-C-1 en 2-C-2 van bijlage 2-C bij de Overeenkomst.

Op basis van de beoordeling van de eerste Werkgroep motorvoertuigen en onderdelen zijn de Partijen overeengekomen het Gemengd Comité aan te bevelen een besluit tot wijziging van bovengenoemde aanhangsels vast te stellen, om rekening te houden met de vooruitgang die sinds de ondertekening van de Overeenkomst is geboekt bij de regelgevingsbesprekingen in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE).

De opname van die aanvullende VN-reglementen in de desbetreffende aanhangsels zou de marktdeelnemers meer rechtszekerheid bieden wat het regelgevingskader van de preferentiële handelsbetrekkingen tussen de Partijen betreft.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 22.2 van de Overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Gemengd Comité strekt tot wijziging van de aanhangsels 2-C-1 en 2-C-2 van bijlage 2-C bij de Overeenkomst, is het passend die handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.