Toelichting bij COM(2020)802 - Standpunt EU in de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de bijeenkomsten van de partijen bij de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

De Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (“de overeenkomst”) is de eerste bindende internationale overeenkomst die specifiek gericht is op illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij).

Het voornaamste doel van de overeenkomst is IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen door te voorkomen dat vaartuigen die IOO-visserij verrichten, gebruikmaken van havens en hun vangsten op de markten brengen. Op die manier vermindert de overeenkomst de stimulans voor dergelijke vaartuigen om hun activiteiten voort te zetten, terwijl ook wordt verhinderd dat visserijproducten afkomstig van IOO-visserij op de nationale en internationale markten terechtkomen. De effectieve uitvoering van de overeenkomst draagt uiteindelijk bij tot de instandhouding op lange termijn en een duurzaam gebruik van de levende zeerijkdommen en mariene ecosystemen. De bepalingen van de overeenkomst zijn van toepassing op vissersvaartuigen die een haven willen binnenvaren van een staat die niet hun vlaggenstaat is.

Over de overeenkomst is onderhandeld binnen de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), waarvan de Europese Unie lid is. De overeenkomst is tijdens de 36e zitting van de FAO-conferentie op 22 november 2009 overeenkomstig artikel XIV, lid 1, van het Statuut van de FAO bij Resolutie nr. 12/2009 goedgekeurd. Zij is op 5 juni 2016 in werking getreden en er zijn nu 1 67 partijen bij aangesloten.

De Europese Unie was in 2011 een van de eerste partijen die zich bij de overeenkomst aansloten 2 .

2.2.De bijeenkomst van de partijen

De bijeenkomst van de partijen is het besluitvormingsorgaan in het kader van de overeenkomst, dat om de twee jaar, of zo het daartoe besluit, frequenter bijeenkomt 3 .

Artikel 24, lid 2, van de overeenkomst bepaalt ook dat de FAO vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst een bijeenkomst van de partijen moet organiseren teneinde te evalueren en te beoordelen of de overeenkomst doeltreffend is voor het bereiken van de erin vooropgestelde doelstelling 4 . De partijen moeten vervolgens besluiten of meer van dergelijke bijeenkomsten vereist zijn.

Als de partijen dat noodzakelijk achten of op schriftelijk verzoek van een partij kunnen ook op andere momenten bijzondere bijeenkomsten worden gehouden 5 .

2.3.Door de bijeenkomst van de partijen genomen besluiten

De bijeenkomst van de partijen is bevoegd voor de vaststelling van maatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, en die maatregelen zijn bindend voor de overeenkomstsluitende partijen.

In beginsel nemen de partijen inhoudelijke besluiten bij consensus, maar als de voorzitter vaststelt dat alle inspanningen om tot een consensus te komen zijn uitgeput, wordt het besluit genomen met een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen 6 .

Wijzigingen van het reglement van orde voor de bijeenkomsten van de partijen kunnen bij consensus worden aangenomen. Indien geen consensus kan worden bereikt, moet het besluit worden genomen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, mits die meerderheid meer dan de helft van alle partijen vertegenwoordigt 7 . De Unie heeft inspraak en stemrechten.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Voorgesteld wordt het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de bijeenkomsten van de partijen, vast te stellen volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad zullen de leidende beginselen en de richtsnoeren voor het standpunt van de Unie voor meerdere jaren worden vastgelegd, waarna het standpunt voor elke bijeenkomst wordt aangepast via non-papers van de Commissie, die in de Raadsgroep worden besproken.

Dit is de aanpak die momenteel ook bij de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) wordt gevolgd met betrekking tot het standpunt dat namens de Unie in die vergaderingen moet worden ingenomen.

In dit besluit zijn de beginselen en richtsnoeren van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 8 , opgenomen en wordt uitgegaan van het bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 tot stand gebrachte communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. Er wordt ook rekening gehouden met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het GVB moet garanderen 9 , Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 10 , Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen 11 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 12 .

In dit besluit wordt ook rekening gehouden met de internationale verbintenissen van de EU in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (Unclos), de Overeenkomst van de Verenigde Naties betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (VN-visbestandenovereenkomst), de Overeenkomst om te bevorderen dat vissersvaartuigen op de volle zee de internationale maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden naleven van 24 november 1993 van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO-Nalevingsovereenkomst) en andere desbetreffende multilaterale en bilaterale overeenkomsten.

Dit besluit weerspiegelt de doelstellingen van de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het GVB 13 en de bijbehorende conclusies van de Raad, de conclusies van de Raad over de oceanen en zeeën 14 en de conclusies van de Raad 15 over de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie over “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen” 16 , onder meer met betrekking tot samenwerking met derde landen voor de uitvoering van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen. In het besluit wordt ook rekening gehouden met de IOO-visserijaspecten van de strategie van de Europese Unie voor maritieme veiligheid 17 en het herziene actieplan ter uitvoering daarvan 18 .

Ten slotte is het besluit geïnspireerd op de verklaring van de Commissie in haar mededeling over de Green Deal 19 dat zij een nultolerantiebeleid zou voeren ten aanzien van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij. Die doelstelling werd vervolgens opnieuw bevestigd in de mededelingen van de Commissie over de “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030” 20 en over “een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” 21 .

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat ook handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 22 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De bijeenkomst van de partijen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

De door de bijeenkomst van de partijen vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen van de bijeenkomst van de partijen zullen volkenrechtelijk bindend zijn en kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten:

·Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 23 ;

·Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 24 ;

·Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 25 ;

·Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen 26 ;

·Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 27 .

De beoogde handelingen strekken echter niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.