Toelichting bij COM(2020)842 - Betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector (wet inzake digitale markten) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2020)842 - Betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector (wet inzake digitale markten). |
---|---|
bron | COM(2020)842 |
datum | 15-12-2020 |
• Motivering en doel van het voorstel
Digitale diensten hebben voor hun gebruikers grote innovatieve voordelen opgeleverd en hebben bijgedragen tot de interne markt door nieuwe zakelijke kansen te creëren en grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken. Tegenwoordig omvatten deze digitale diensten een brede reeks dagelijkse activiteiten, waaronder onlinetussenhandelsdiensten, zoals onlinemarktplaatsen, socialenetwerkdiensten, onlinezoekmachines, besturingssystemen of appstores. Zij bieden de consument meer keuze, vergroten de efficiëntie en het concurrentievermogen van de industrie en maken meer burgerparticipatie in de samenleving mogelijk. Hoewel in de Europese digitale economie meer dan 10 000 onlineplatforms actief zijn – het merendeel kleine en middelgrote ondernemingen – gaat het grootste deel van de totale gegenereerde waarde naar een kleine groep van grote onlineplatforms.
Er zijn grote platforms ontstaan die konden profiteren van sectorale kenmerken, waaronder sterke netwerkeffecten, en die vaak zijn ingebed in hun eigen platformecosystemen. Deze platforms vormen belangrijke structurerende elementen van de hedendaagse digitale economie en fungeren als tussenpersoon voor het merendeel van de transacties tussen eindgebruikers en zakelijke gebruikers. Veel van deze ondernemingen tracken en profileren de eindgebruikers ook verregaand 1 . Enkele grote platforms fungeren steeds vaker als toegangspoort of poortwachter tussen zakelijke gebruikers en eindgebruikers en nemen een stevig verankerde en duurzame positie in, vaak als gevolg van de oprichting van conglomeraatecosystemen rond hun kernplatformdiensten, waardoor de bestaande toetredingsdrempels nog worden versterkt.
Daardoor hebben deze poortwachters een grote impact op digitale markten, hebben zij in aanzienlijke mate zeggenschap over de toegang tot deze markten en zijn zij stevig verankerd, waardoor veel zakelijke gebruikers in sterke mate afhankelijk zijn van deze poortwachters, wat in bepaalde gevallen tot oneerlijk gedrag ten aanzien van deze zakelijke gebruikers leidt. Dit heeft ook negatieve gevolgen voor de betwistbaarheid van de betrokken kernplatformdiensten. Regelgevingsinitiatieven van de lidstaten kunnen deze gevolgen niet volledig verhelpen en kunnen zonder maatregelen op EU-niveau leiden tot een versnippering van de interne markt.
Oneerlijke praktijken en gebrek aan betwistbaarheid leiden tot inefficiënte situaties in de digitale sector zoals hogere prijzen, lagere kwaliteit, minder keuze en minder innovatie ten nadele van de Europese consumenten. Gezien de omvang van de digitale economie (in 2019 goed voor naar schatting 4,5 % tot 15,5 % van het mondiale bbp, met een stijgende trend) en de grote rol, met maatschappelijke en economische implicaties, die onlineplatforms spelen op de digitale markten, is het uiterst belangrijk dat deze problemen worden aangepakt 2 .
Hoewel sommige van deze verschijnselen die specifiek zijn voor de digitale sector en voor kernplatformdiensten, tot op zekere hoogte ook in andere sectoren en op andere markten worden waargenomen, is het toepassingsgebied van het voorstel beperkt tot de digitale sector, aangezien de problemen daar het meest urgent zijn vanuit het oogpunt van de interne markt.
Zwakke betwistbaarheid en oneerlijke praktijken komen bij bepaalde digitale diensten vaker voor en zijn er meer uitgesproken dan bij andere. Dit is met name het geval voor wijdverbreide en algemeen gebruikte digitale diensten en infrastructuurvoorzieningen die meestal een rechtstreekse schakel zijn tussen zakelijke gebruikers en eindgebruikers. Uit ervaring met de handhaving van de Europese mededingingsregels, talrijke verslagen van deskundigen en studies en de resultaten van de openbare raadpleging blijkt dat er een aantal digitale diensten zijn met de volgende kenmerken: i) sterk geconcentreerde meerzijdige platformdiensten, waarbij doorgaans één of zeer weinig grote digitale platforms de commerciële voorwaarden met aanzienlijke autonomie bepalen; ii) een paar grote digitale platforms fungeren als toegangspoorten waardoor zakelijke gebruikers hun klanten bereiken en vice versa; en iii) de macht van deze grote digitale platforms als poortwachter wordt vaak misbruikt in de vorm van oneerlijk gedrag ten aanzien van economisch afhankelijke zakelijke gebruikers en klanten 3 . Het voorstel is daarom verder beperkt tot een aantal “kernplatformdiensten” waarbij de geconstateerde problemen het duidelijkst en opvallendst zijn en waarbij de aanwezigheid van een beperkt aantal grote onlineplatforms die als toegangspoort voor zakelijke gebruikers en eindgebruikers fungeren, heeft geleid of waarschijnlijk zal leiden tot zwakke betwistbaarheid van deze diensten en de markten waarop zij actief zijn. Tot deze kernplatformdiensten worden gerekend: i) onlinetussenhandelsdiensten (onder meer marktplaatsen, appstores en onlinetussenhandelsdiensten in andere sectoren zoals mobiliteit, vervoer of energie), ii) onlinezoekmachines, iii) sociale netwerken, iv) videoplatformdiensten, v) nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten, vi) besturingssystemen, vii) clouddiensten en viii) advertentiediensten, waaronder advertentienetwerken, advertentie-uitwisselingsdiensten en ander advertentietussenhandelsdiensten, indien deze advertentiediensten verband houden met een of meer van de andere bovenvermelde kernplatformdiensten.
Het feit dat een digitale dienst als een kernplatformdienst kan worden aangemerkt, betekent niet dat zich ten aanzien van elke aanbieder van deze kernplatformdiensten problemen met betrekking tot betwistbaarheid en oneerlijke praktijken voordoen. Deze bezorgdheid lijkt evenwel bijzonder groot wanneer de kernplatformdienst door een poortwachter wordt geëxploiteerd. Aanbieders van kernplatforms kunnen als poortwachters worden beschouwd indien zij: i) een aanzienlijke impact hebben op de interne markt, ii) een of meer belangrijke poorten voor toegang tot klanten exploiteren en iii) met hun activiteiten een stevig verankerde en duurzame positie innemen of dit naar verwachting zullen doen.
Deze status van poortwachter kan enerzijds worden vastgesteld aan de hand van duidelijk omschreven en passende kwantitatieve maatstaven, die kunnen dienen als weerlegbare vermoedens om de status van specifieke aanbieders als poortwachter vast te stellen, of anderzijds op basis van een kwalitatieve beoordeling per geval door middel van een marktonderzoek.
De vastgestelde problemen in verband met poortwachters worden momenteel niet (of niet doeltreffend) aangepakt door bestaande EU-wetgeving of nationale wetgeving van de lidstaten. Hoewel in verscheidene lidstaten wetgevingsinitiatieven zijn genomen of worden overwogen, zullen deze niet volstaan om de problemen aan te pakken. Dergelijke initiatieven beperken zich tot het nationale grondgebied, terwijl poortwachters doorgaans grensoverschrijdend werken, vaak op mondiale schaal, en zij hun bedrijfsmodellen vaak wereldwijd uitzetten. Zonder maatregelen op EU-niveau kan bestaande en toekomstige nationale wetgeving leiden tot een grotere versnippering van de regelgeving op het domein van platforms.
Doel van het voorstel is platforms in staat te stellen hun volledige potentieel te ontsluiten door op EU-niveau de meest ernstige gevallen van oneerlijke praktijken en zwakke betwistbaarheid aan te pakken, zodat zowel eindgebruikers als zakelijke gebruikers ten volle de vruchten kunnen plukken van de platformeconomie en de digitale economie in het algemeen, in een betwistbare en eerlijke omgeving.
Dat het belangrijk is om deze problemen in de digitale economie aan te pakken, werd onderstreept in de mededeling van de Commissie “De digitale toekomst van Europa vormgeven” 4 : “uitgaande van de logica van de eengemaakte markt zijn er wellicht aanvullende regels nodig om te zorgen voor concurrentiedruk, billijkheid en innovatie en de mogelijkheid van toetreding tot de markt, alsmede voor publieke belangen die verder gaan dan concurrentie of economische overwegingen”. Hierin werd ook aangekondigd dat de Commissie “ex ante regels verder [zal] onderzoeken om ervoor te zorgen dat markten die worden gekenmerkt door grote poortwachterplatforms met significante netwerkeffecten, eerlijk en toegankelijk blijven voor vernieuwers, bedrijven en nieuwkomers op de markt”.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel bouwt voort op de bestaande P2B-verordening 5 , zonder daarmee in strijd te zijn. De definities die in dit voorstel worden gebruikt, stroken met die verordening, met name de definities van “onlinetussenhandelsdiensten” en “onlinezoekmachines”. Naast het basisbeginsel van transparantie- en billijkheidsregels die van toepassing zijn op alle onlineplatforms, ongeacht hun omvang of positie, zoals geïntroduceerd in de P2B-verordening, worden in dit voorstel duidelijk omschreven verplichtingen vastgesteld ten aanzien van een zeer beperkt aantal grensoverschrijdende aanbieders van kernplatformdiensten die voor zakelijke gebruikers als een belangrijke toegangspoort tot eindgebruikers fungeren. Tot slot kan de transparantie die onlinetussenhandelsdiensten en onlinezoekmachines krachtens de P2B-verordening moeten bieden met betrekking tot praktijken die in het kader van de lijst van verplichtingen illegaal zouden kunnen zijn indien zij er door poortwachters op na worden gehouden, de Commissie tot voordeel strekken bij de handhaving van deze verplichtingen.
Het voorstel is ook volledig in samenhang met het voorstel voor een wet inzake digitale diensten. De wet inzake digitale diensten is een horizontaal initiatief dat gericht is op kwesties als de aansprakelijkheid van onlinetussenpersonen voor inhoud van derden, de veiligheid van gebruikers online of asymmetrische zorgvuldigheidsverplichtingen voor verschillende aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, afhankelijk van de aard van de maatschappelijke risico’s die deze diensten inhouden. Het voorstel voor een wet inzake digitale markten heeft daarentegen betrekking op economische onevenwichtigheden, oneerlijke handelspraktijken door poortwachters en de negatieve gevolgen daarvan, zoals een verzwakte betwistbaarheid van platformmarkten.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel is in overeenstemming met de digitale strategie van de Commissie in die zin dat het bijdraagt tot het waarborgen van een eerlijke en concurrerende digitale economie, een van de drie belangrijkste pijlers van de beleidsoriëntatie en de doelstellingen die zijn aangekondigd in de mededeling “De digitale toekomst van Europa vormgeven”. Het zal een samenhangend, doeltreffend en evenredig kader vormen voor het aanpakken van problemen in de digitale economie die momenteel niet, of niet doeltreffend, kunnen worden aangepakt.
Het voorstel vormt een aanvulling op de bestaande Europese (en nationale) mededingingsregels. Met dit voorstel worden oneerlijke praktijken van poortwachters aangepakt die ofwel buiten de bestaande mededingingsregels van de EU vallen, ofwel niet even doeltreffend door deze regels kunnen worden aangepakt, aangezien de handhaving van de mededingingsregels betrekking heeft op de situatie van specifieke markten, onvermijdelijk past gebeurt nadat de beperkende of onrechtmatige gedragingen zich hebben voorgedaan en er tijdrovende onderzoeksprocedures worden ingesteld om de inbreuk vast te stellen. In het huidige voorstel worden de nadelige structurele gevolgen van oneerlijke praktijken vooraf tot een minimum beperkt, zonder dat de mogelijkheid wordt beperkt om achteraf in het kader van de mededingingsregels van de EU en de lidstaten in te grijpen.
Het voorstel is afgestemd op andere EU-instrumenten, waaronder het EU-Handvest van de grondrechten en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (“EVRM”), de algemene verordening gegevensbescherming 6 en het consumentenrecht van de EU.
Het voorstel vormt een aanvulling op de wetgeving inzake gegevensbescherming. Transparantieverplichtingen met betrekking tot het diepgaand profileren van consumenten zullen bijdragen tot de handhaving van de algemene verordening gegevensbescherming (“AVG”), terwijl verplichte opt-out voor de samenvoeging van gegevens van verschillende kernplatformdiensten een aanvulling vormt op het bestaande beschermingsniveau in het kader van de AVG. In het voorstel wordt verduidelijkt dat het aan de poortwachters is om ervoor te zorgen dat zij bij het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de verordening andere EU-wetgeving volledig naleven, zoals de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer of consumentenbescherming.
Het voorstel is ook in overeenstemming met de gerichte en op maat gesneden ex ante regelgeving voor specifieke sectoren, waaronder de regels die van toepassing zijn op elektronischecommunicatiediensten of short selling, alsook met bestaande initiatieven tegen schadelijke handelspraktijken in de offlinewereld 7 .
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De lidstaten passen uiteenlopende nationale regels toe of overwegen deze toe te passen om de problemen aan te pakken die voortvloeien uit de aanzienlijke afhankelijkheid van zakelijke gebruikers van door poortwachters verleende kernplatformdiensten en de daaruit volgende problemen door hun oneerlijke gedrag ten opzichte van hun zakelijke gebruikers. Die situatie leidt tot versnipperde regelgeving, aangezien de regels tegen oneerlijke afhankelijkheidsrelaties met dergelijke poortwachters en met betrekking tot de betwistbaarheid van dergelijke diensten met name uiteenlopen wat betreft de voorwaarden om in te grijpen en de intensiteit van de interventie, en deze regels de nalevingskosten voor bedrijven die actief zijn op de interne markt verhogen. Zonder maatregelen op EU-niveau zal die versnippering nog toenemen door de goedkeuring van nieuwe initiatieven in verschillende lidstaten, terwijl in andere lidstaten de oneerlijkheid en de verminderde betwistbaarheid van door poortwachters aangeboden kernplatformdiensten niet zal worden aangepakt. Gezien het intrinsieke grensoverschrijdende karakter van de kernplatformdiensten die door poortwachters worden aangeboden, zal de versnippering van de regelgeving de werking van de eengemaakte markt voor digitale diensten en de werking van de digitale markten in het algemeen ernstig ondermijnen. Daarom is harmonisatie op EU-niveau noodzakelijk en vormt artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de relevante rechtsgrondslag voor dit initiatief.
• Subsidiariteit
De doelstellingen van het voorstel kunnen niet door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt, aangezien de problemen grensoverschrijdend van aard zijn en niet beperkt blijven tot afzonderlijke lidstaten of tot een aantal lidstaten. De digitale sector in het algemeen, en de door poortwachters aangeboden kernplatformdiensten in het bijzonder, zijn grensoverschrijdend van aard. Bewijs daarvan is de omvang van de grensoverschrijdende handel en het nog onbenutte potentieel voor toekomstige groei, zoals blijkt uit het patroon en de omvang van de grensoverschrijdende handel via bemiddeling door digitale platforms. Bijna 24 % van de totale onlinehandel in Europa is grensoverschrijdend.
Digitale spelers zijn doorgaans in meerdere lidstaten actief, zo niet in de hele EU, wat vandaag met name het geval is voor diensten zoals onlineadvertenties, online socialenetwerkdiensten, onlinemarktplaatsen, cloudcomputerdiensten, onlinezoekmachines, videoplatformdiensten, nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten en besturingssystemen. Bijgevolg zijn de geconstateerde problemen van belang voor de hele Unie, aangezien zij zich over de grenzen heen voordoen en meerdere lidstaten treffen, en dus niet beperkt blijven tot het grondgebied van één lidstaat 8 . Dat is met name het geval voor kernplatformdiensten die door poortwachters worden verleend of aangeboden.
Zelfs lidstaten die nog geen wetgeving hebben aangenomen om oneerlijke praktijken en verminderde betwistbaarheid van door poortwachters aangeboden kernplatformdiensten aan te pakken, overwegen in toenemende mate nationale maatregelen in die zin. Afwijkende nationale wetgeving binnen de EU kan niet alleen onvoldoende doeltreffend zijn, maar ook leiden tot meer versnippering en hogere nalevingskosten voor grote marktdeelnemers en de zakelijke gebruikers die daarvan afhankelijk zijn. Tegelijkertijd heeft dit ook negatieve gevolgen voor start-ups en kleinere ondernemingen, aangezien het hen belemmert op te schalen en grensoverschrijdend uit te breiden om nieuwe markten te bereiken, betere en gediversifieerde producten tegen meer concurrerende prijzen aan te bieden en in voorkomend geval uit te groeien tot uitdagers van gevestigde spelers in de digitale sector. Door oneerlijke praktijken met betrekking tot door poortwachters geëxploiteerde kernplatformdiensten op Unieniveau aan te pakken, zal de werking van de interne markt worden verbeterd aan de hand van duidelijke gedragsregels die alle belanghebbenden juridische duidelijkheid verschaffen en door middel van een EU-breed interventiekader dat het mogelijk maakt schadelijke praktijken tijdig en doeltreffend aan te pakken. Een van de voorwaarden voor de aanwijzing als poortwachter is dat de aanbieder van kernplatformdiensten een aanzienlijke impact op de interne markt heeft.
• Evenredigheid
Het voorstel moet bijdragen tot de goede werking van de eengemaakte markt voor digitale diensten door ervoor te zorgen dat markten in de hele Unie waar poortwachters aanwezig zijn, betwistbaar en eerlijk zijn. Dit moet in de digitale sector bevorderlijk zijn voor innovatie, hoge kwaliteit van digitale producten en diensten, eerlijke en concurrerende prijzen en vrije keuze voor gebruikers.
In dit verband ligt de nadruk van het voorstel uitsluiten op de digitale diensten die het breedst worden gebruikt door zakelijke gebruikers en eindgebruikers (“kernplatformdiensten”) en met betrekking waartoe, op basis van de huidige omstandigheden, uit het oogpunt van de interne markt de bezorgdheid over zwakke betwistbaarheid en oneerlijke praktijken door poortwachters duidelijker en urgenter is. De toepassing is enkel gericht op kernplatformdiensten waarvoor er sterke aanwijzingen zijn van i) een hoge concentratie, waarbij doorgaans één of zeer weinig grote onlineplatforms de commerciële voorwaarden bepalen met een aanzienlijke mate van autonomie ten opzichte van hun (potentiële) uitdagers, klanten of consumenten; ii) afhankelijkheid van een paar grote online platforms die voor zakelijke gebruikers als toegangspoort fungeren om hun klanten te bereiken en ermee te interageren; en iii) veelvuldig machtsmisbruik door aanbieders van kernplatformdiensten in de vorm van oneerlijk gedrag ten aanzien van economisch afhankelijke zakelijke gebruikers en klanten.
Het voorstel is derhalve alleen van toepassing op aanbieders die voldoen aan duidelijk omschreven criteria op basis waarvan zij als poortwachter kunnen worden beschouwd, zoals hierboven uiteengezet. Het gebruik van kwantitatieve drempels als basis voor een weerlegbaar vermoeden wordt aangevuld met het gebruik van in het voorstel gespecificeerde kwalitatieve criteria. Dit maakt het mogelijk dat aanbieders van kernplatformdiensten die dezelfde of soortgelijke risico’s voor de eerlijkheid en de betwistbaarheid van de markt vertonen, door de Commissie worden aangewezen als poortwachters, en garandeert tegelijkertijd dat de verplichtingen alleen gelden voor de desbetreffende aanbieders van kernplatformdiensten.
De lijst van verplichtingen waarin het voorstel voorziet, is beperkt tot de praktijken i) die bijzonder oneerlijk of schadelijk zijn, ii) die op duidelijke en ondubbelzinnige wijze kunnen worden geïdentificeerd om de nodige rechtszekerheid te bieden aan poortwachters en andere belanghebbenden, en iii) met betrekking waartoe voldoende ervaring bestaat. Het voorstel voorziet in een mogelijk toepassing op maat van sommige verplichtingen door middel van een dialoog tussen de Commissie en de betrokken poortwachters. Daarnaast is het mogelijk om op flexibele wijze de regels ook toe te passen op extra praktijken die vergelijkbaar oneerlijk zijn of die, na een grondig marktonderzoek naar de gevolgen van die praktijken, ook een risico vormen inzake eerlijkheid of betwistbaarheid. Dankzij dit mechanisme wordt overregulering voorkomen en wordt tegelijkertijd vermeden dat er onvoldoende zou worden gereageerd op soortgelijke praktijken van dezelfde poortwachters, aangezien praktijken in de loop van de tijd kunnen veranderen.
De voorgestelde maatregelen zijn evenredig, aangezien zij hun doel bereiken door slechts gericht lasten op te leggen aan ondernemingen in de digitale sector. Het voorstel vereist de medewerking van de ondernemingen die voorwerp zijn van een onderzoek, maar de administratieve kosten zouden evenredig zijn en waarschijnlijk geen aanzienlijke extra kosten met zich meebrengen ten opzichte van de reeds bestaande regelgevingsstructuren voor de toepassing van andere onderdelen van de EU-wetgeving (bv. EU-concentratieverordening; Verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (“SCB-verordening”)). De nalevingskosten voor poortwachters zouden redelijk zijn, aangezien zij grotendeels in de plaats zouden komen van de hoge kosten die grote aanbieders van kernplatformdiensten moeten maken voor de naleving van uiteenlopende regelgevingsmaatregelen die in verschillende lidstaten geleidelijk worden ingevoerd of waarschijnlijk zullen worden ingevoerd. Dergelijke kosten zouden onder meer worden gemaakt voor de aanwerving van extra toezichthouders die het bedrijfsbeleid toetsen aan de nieuwe regels en extra werknemers die contact onderhouden met de Commissie en die reageren op verzoeken om informatie 9 .
• Keuze van het instrument
Enkel met een wetgevingsinstrument kunnen de geconstateerde problemen doeltreffend worden aangepakt. Een verordening is bovendien noodzakelijk, aangezien zij rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten, en in hetzelfde niveau van rechten en plichten voor private partijen voorziet en de coherente en doeltreffende toepassing van regels mogelijk maakt in de intrinsiek grensoverschrijdende online tussenhandel die in de onlineplatformeconomie wordt gegenereerd. Dit is de meest geschikt manier om de vastgestelde problemen van eerlijkheid en betwistbaarheid aan te pakken en de versnippering van de eengemaakte markt voor door poortwachters aangeboden kernplatformdiensten te voorkomen.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Raadpleging van belanghebbenden
De Commissie heeft uitgebreid overleg gepleegd over een groot aantal kwesties inzake onlineplatforms, waaronder de economische macht van zeer grote onlineplatforms met een poortwachtersrol.
Ten eerste heeft de Commissie tussen 2 juni en 8 september 2020 twee afzonderlijke openbare raadplegingen gehouden die betrekking hadden op twee afzonderlijke aanvangseffectbeoordelingen voor i) het wetgevingspakket inzake digitale diensten: regels voor grote onlineplatforms die als poortwachter fungeren 10 ; en voor (ii) het nieuwe mededingingsinstrument 11 .
Ten tweede heeft de Commissie belanghebbenden geraadpleegd over de tussentijdse verslagen van het Waarnemingscentrum voor de onlineplatformeconomie 12 , ter ondersteuning van het huidige initiatief 13 .
Ten derde hebben workshops 14 , conferenties 15 en onderzoek van het GCO input geleverd over de probleemstelling en geholpen om voorlopige beleidsopties vast te stellen. Naast de gebruikte raadplegingsinstrumenten hebben de diensten van de Commissie ook bilateraal overleg gepleegd met belanghebbenden in het kader van de openbare raadplegingen en de feedbackperiode voor de aanvangseffectbeoordelingen.
Tot slot hebben een gestructureerde dialoog met de lidstaten, met name via de deskundigengroep voor e-commerce, en bilaterale en multilaterale uitwisselingen en conferenties bijgedragen tot het ontwerp van de beleidsopties.
In het algemeen bleek uit de openbare raadplegingen dat een optreden tegen oneerlijke praktijken van poortwachters veel steun geniet. De overgrote meerderheid van de respondenten van de openbare raadplegingen en van een afzonderlijke vragenlijst voor de nationale mededingingsautoriteiten was het ermee eens dat er structurele problemen zijn die niet met de bestaande mededingingsregels kunnen worden aangepakt; dezelfde meerderheid was van mening dat de Commissie moet kunnen ingrijpen op markten met poortwachters. Een grote meerderheid van de bedrijven en ondernemersverenigingen, alle maatschappelijke organisaties (waaronder ngo’s en vakbonden) en alle overheidsinstanties steunden dit standpunt 16 . Consumentenorganisaties zoals BEUC hebben ook duidelijk gewezen op de bijzondere bezorgdheden rond onlineplatforms en digitale markten 17 . Deze respondenten waren van mening dat een interventie in antwoord op deze problemen zowel de juiste stimulansen voor innovatie zou creëren als zou bijdragen tot een grotere keuze van de consument en de weg zou vrijmaken voor nieuwe platforms en innovatieve en privacyvriendelijke diensten.
De onlineplatforms waren verdeeld over deze kwestie, waarbij de meerderheid van de grote onlineplatforms en hun representatieve verenigingen de noodzaak van een nieuw poortwachtersinstrument ter discussie stellen. Tegelijk spraken veel kleine en middelgrote platforms, met name die welke zakelijke gebruikers van grote onlineplatforms zijn, hun steun uit voor een nieuw poortwachtersinstrument.
Diegenen die het er oneens mee waren, argumenteerden dat het begrip poortwachter te ruim is, dat in plaats daarvan per geval moet worden beoordeeld en dat de Commissie reeds kan ingrijpen indien een poortwachter niet voldoet aan artikel 102 VWEU. De Commissie was echter van mening dat artikel 102 VWEU niet volstaat om alle problemen in verband met poortwachters aan te pakken, aangezien een poortwachter niet noodzakelijkerwijs een dominante speler is en zijn praktijken mogelijk niet onder artikel 102 VWEU vallen indien er geen aantoonbaar effect op de mededinging op duidelijk afgebakende relevante markten is. Bovendien staat artikel 102 VWEU niet altijd toe dat snel kan worden ingegrepen om deze urgente praktijken zo snel mogelijk en dus zo doeltreffend mogelijk aan te pakken.
De overgrote meerderheid van de respondenten was ook van mening dat specifieke regels voor platforms verbodsbepalingen en verplichtingen voor poortwachters moeten omvatten. Zij suggereerden ook dat oplossingen veeleer procedureel van aard zouden kunnen zijn in plaats van dat er een bepaalde gedragslijn wordt voorgeschreven. De overgrote meerderheid van de belanghebbenden was van mening dat de voorgestelde lijst van problematische praktijken, of de “zwarte lijst”, gericht moet zijn op duidelijk oneerlijke en schadelijke praktijken van poortwachters.
Wat de definitie van poortwachterspositie betreft, waren de standpunten van de belanghebbenden verdeeld. Sommige platforms voerden aan dat het opnemen van verschillende diensten in het aanbod van één platformbedrijf weinig zegt over de kracht van een platform, zoals ook het geval zou zijn voor het vermogen om activa van het ene domein naar het andere over te hevelen. Voorgesteld werd dat de aanwijzing als poortwachter los moet staan van het gebruikte businessmodel, dat de beoordelingen van poortwachters periodiek moeten worden herzien, dat de aanwijzing als poortwachter van toepassing moet zijn op geïdentificeerde activiteiten, en dat sommige regels op sectorbrede basis moeten gelden.
In het algemeen wezen belanghebbenden uit alle categorieën op het belang van een sterke samenhang en rechtszekerheid, en op het belang van transparante, objectieve en gemakkelijk meetbare criteria voor de identificatie van poortwachters. De gebruikers verwezen meestal naar een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve criteria.
De nationale autoriteiten spraken hun steun uit voor een nieuw poortwachtersinstrument en wezen op het belang van een aanpak op EU-niveau om versnippering van de regelgeving te voorkomen, waarbij zij benadrukten hoe belangrijk het is dat de verantwoordelijke nationale regeringsvertegenwoordigers van tevoren bij het wetgevingsproject worden betrokken.
Het maatschappelijk middenveld en de media-uitgevers waren ook grote voorstanders van een nieuw poortwachtersinstrument. Beide riepen op tot een passende mate van transparantie op de markt en tot waarborging van een zekere mate van diversiteit van de media en eerbiediging van de autonomie en keuzevrijheid van de consument.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Voor dit initiatief wordt gesteund op een effectbeoordelingsstudie en diverse externe ondersteunende studies 18 . Tussen 2018 en 2020 zijn verschillende enquêtes, een openbare raadpleging en meerdere studies uitgevoerd door de Commissie en externe contractanten. Het Waarnemingscentrum voor de onlineplatformeconomie heeft met steun van zijn groep van 15 academische deskundigen en op basis van een uitgebreide studie een aantal verslagen en analysedocumenten verstrekt die als input hebben gediend voor het in kaart brengen van de problemen. Het intern economisch onderzoek en de ondersteuning van de beleidsuitwerking door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek werd ook meegenomen in de effectbeoordeling die ten grondslag ligt aan dit initiatief. Daarnaast zijn de lidstaten geraadpleegd via een onlineraadpleging, die als input diende voor een vergadering van de aan dit initiatief gewijde deskundigengroep voor e-commerce. Tot slot heeft de Commissie een aantal conferenties, workshops en bijeenkomsten met academische deskundigen georganiseerd, wier standpunten hebben bijgedragen tot de strategie voor de probleemomschrijving en bewijsgaring. Een aantal standpuntnota’s van de lidstaten over poortwachtersplatforms, alsook talrijke verslagen en studies uit landen buiten de EU, hebben allemaal bijgedragen tot de vormgeving van het instrument 19 .
• Effectbeoordeling
De effectbeoordeling die aan het voorstel ten grondslag ligt, is in overweging genomen door de Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie, die op 10 december 2020 een positief advies heeft uitgebracht. Het advies van de raad, de aanbevelingen en een toelichting over de manier waarop daarmee rekening is gehouden, zijn opgenomen in bijlage 1 bij het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit voorstel. Bijlage 3 biedt een overzicht van de partijen voor wie dit voorstel gevolgen heeft en welke die gevolgen zijn.
De Commissie heeft verschillende beleidsopties onderzocht ter verwezenlijking van de algemene doelstelling van dit initiatief, namelijk het waarborgen van de goede werking van de interne markt door daadwerkelijke concurrentie op digitale markten en met name een betwistbare en eerlijke platformomgeving te bevorderen.
Om de problemen als gevolg van problematisch gedrag door poortwachters aan te pakken, werden drie belangrijke beleidsopties vergeleken: Optie 1 – Vooraf vastgestelde lijst van poortwachters en verplichtingen met directe werking; Optie 2 – Gedeeltelijk flexibel kader voor de aanwijzing en de actualisering van verplichtingen, met inbegrip van een regelgevende dialoog voor de tenuitvoerlegging van sommige verplichtingen; en Optie 3 – Flexibele optie die uitsluitend op kwalitatieve toepassingsdrempels is gebaseerd. Elk van deze opties liet ruimte om op politiek niveau meer gedetailleerde ontwerpkeuzes in overweging te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot de precieze combinatie en het precieze niveau van de te gebruiken kwantitatieve toepassingsdrempels of het precieze toepassingsgebied van de beschikbare rechtsmiddelen in geval van systematische niet-naleving van de verplichtingen door de aangewezen poortwachter.
In alle opties was het de Commissie die als de bevoegde toezichthoudende instantie op EU-niveau zou instaan voor de uitvoering, het toezicht en de handhaving. Aangezien de betrokken bedrijven pan-Europees actief zijn, lijkt een gedecentraliseerd handhavingsmodel geen alternatief te bieden, ook niet gezien het risico van versnippering van de regelgeving dat met het initiatief moet worden aangepakt, en zou een dergelijk model ook niet evenredig zijn, gezien het beperkte aantal poortwachters dat onder het voorgestelde kader zou vallen. Om nationale expertise omtrent de platformeconomie in het model te integreren, gaat het initiatief er echter van uit dat de Commissie, alvorens bepaalde besluiten te nemen (bv. over niet-naleving en boetes), overleg pleegt met een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten – het raadgevend comité digitale markten.
De voorkeursoptie (optie 2) omvat a ) een limitatieve lijst van kernplatformdiensten; b) een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve criteria om aanbieders van kernplatformdiensten als poortwachters aan te wijzen; c) rechtstreeks toepasselijke verplichtingen, waaronder bepaalde verplichtingen in gevallen waarin een regelgevingsdialoog de doeltreffende uitvoering ervan kan vergemakkelijken; en d) de mogelijkheid voor de Commissie om het instrument na een marktonderzoek aan te passen met betrekking tot de verplichtingen van poortwachters, door middel van gedelegeerde handelingen indien nieuwe praktijken worden vastgesteld die even oneerlijk zijn en de betwistbaarheid kunnen aantasten, en in de andere gevallen door middel van voorstellen tot wijziging. Uit marktonderzoek zou ook kunnen blijken dat de lijst van kernplatformdiensten moet worden gewijzigd.
Deze optie werd het meest doeltreffend geacht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van dit initiatief. De optie maakt het mogelijk om tijdig in te grijpen in alle vastgestelde problematische praktijken, terwijl voor sommige praktijken een regelgevende dialoog over uitvoeringsmaatregelen door de aangewezen poortwachter mogelijk is. Ook kunnen op die manier nieuwe oneerlijke praktijken worden aangepakt, waardoor kan worden ingespeeld op marktfalen in de dynamisch veranderende digitale omgeving. Tegelijkertijd stelt het voorstel voor de poortwachters die naar verwachting in de nabije toekomst met hun activiteiten een stevig verankerde en duurzame positie zullen innemen, maar die nog geen dergelijke positie hebben, een evenredige reeks verplichtingen vast die bijzonder relevant zijn om de betwistbaarheid te waarborgen en te versterken.
De voorkeursoptie zal de betwistbaarheid van kernplatformdiensten en de digitale sector in bredere zin vergroten en bedrijven helpen de belemmeringen als gevolg van marktfalen of oneerlijke handelspraktijken door poortwachters te overwinnen. Dit zal bijdragen tot de opkomst van alternatieve platforms, die hoogwaardige, innovatieve producten en diensten tegen betaalbare prijzen zouden kunnen leveren. Dankzij eerlijkere en billijkere voorwaarden voor alle spelers in de digitale sector zouden zij meer voordeel kunnen halen uit het groeipotentieel van de platformeconomie.
De voordelen zullen naar verwachting een groter innovatiepotentieel voor kleinere bedrijven ontsluiten en tot kwaliteitsvollere dienstverlening leiden, waar de consument alleen maar beter bij vaart. De verbeterde betwistbaarheid van kernplatformdiensten als gevolg van de voorkeursoptie kan een consumentensurplus opleveren van naar schatting 13 miljard EUR, d.w.z. een stijging van ongeveer 6 % ten opzichte van het referentiescenario 20 .
De belangrijkste kosten hebben betrekking op nalevingskosten voor poortwachters als gevolg van de nieuwe regels. Andere bedrijven dan poortwachterplatforms kunnen bepaalde administratieve kosten maken om aan informatieverzoeken te voldoen. Het is echter onwaarschijnlijk dat deze laatste kosten een aanzienlijke stijging inhouden van de nalevingskosten die ondernemingen anders zouden moeten maken als gevolg van informatieverzoeken in EU-mededingingszaken of op grond van andere specifieke nationale regels.
De gevolgen van de beleidsopties voor verschillende categorieën belanghebbenden (poortwachters, concurrenten, zakelijke gebruikers, consumenten, regelgevende instanties) worden uitvoerig toegelicht in bijlage 3 bij de effectbeoordeling ter ondersteuning van dit initiatief. In die bijlage wordt ook het effect van elke verplichting per betrokken categorie belanghebbenden beoordeeld. De beoordeling kijkt voor zover mogelijk naar zowel kwantitatieve als kwalitatieve elementen.
Aangezien het zeer onwaarschijnlijk is dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) als poortwachters worden aangewezen en zij dus niet aan de lijst van verplichtingen zouden moeten voldoen, zou dit initiatief voor hen geen extra last met zich meebrengen. Dankzij de nieuwe regels, die een gelijk speelveld zouden creëren en belangrijke toegangs- of expansiedrempels zouden wegnemen, zouden kmo’s (waaronder zakelijke gebruikers en andere aanbieders van kernplatformdiensten) in de hele interne markt kunnen groeien. Verwacht mag worden dat de voorgenomen maatregelen ook zullen leiden tot grotere mededinging tussen platforms voor zakelijke gebruikers. Dit zal naar verwachting leiden tot diensten van hogere kwaliteit tegen concurrerende prijzen, in combinatie met een hogere productiviteit. Zakelijke gebruikers zouden ook meer vertrouwen hebben in online verkoop, aangezien zij beschermd zouden worden tegen oneerlijke praktijken.
Met een uitgebreider handhavingsinstrumentarium zullen bedrijven kunnen floreren op basis van de merites van hun capaciteiten. Dit zal leiden tot economische groei, wat dan weer leidt tot hogere belastinginkomsten voor de nationale overheden. De uitvoering van dit initiatief brengt voor de Commissie slechts lage lasten met zich mee (voornamelijk herschikking van bestaande banen) in vergelijking met de voordelen voor de economie. De nationale autoriteiten zouden enkele kleine administratieve kosten moeten dragen.
Eerlijkheid en grotere betwistbaarheid in de digitale sector zouden leiden tot een hogere productiviteit, wat voor meer economische groei kan zorgen. De bevordering van een grotere betwistbaarheid van kernplatformdiensten en digitale markten is ook van bijzonder belang voor het vergroten van de handels- en investeringsstromen.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Dit voorstel bevat maatregelen die van toepassing zijn op grote aanbieders van kernplatformdiensten die voldoen aan de voorwaarden om als poortwachter te worden aangewezen. Andere aanbieders van kernplatformdiensten en van ondersteunende diensten, zakelijke gebruikers en eindgebruikers zullen profiteren van de duidelijk omschreven en afgebakende verplichtingen die daarin zijn vastgelegd. Het voorstel is ook specifiek bedoeld om de duurzame groei van kernplatformdiensten, en van de platformeconomie in bredere zin, te vergemakkelijken en is volledig technologieneutraal opgezet.
• Grondrechten
Het voorstel is afgestemd op het Handvest van de grondrechten van de EU, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (“EVRM”) en de algemene verordening gegevensbescherming (“AVG”).
De invoering van een dynamische actualisering van oneerlijke praktijken zou gebeuren met volledige eerbiediging van de grondrechten op een eerlijk proces en goed bestuur, zoals vastgelegd in het EVRM, die bindend zijn voor de EU-instellingen.
Wanneer de Commissie handelt binnen het nieuwe kader, zouden haar onderzoeksbevoegdheden onderworpen zijn aan alle rechten op een eerlijk proces, zoals het recht om te worden gehoord, het recht op een met redenen omkleed besluit en toegang tot rechterlijke toetsing, met inbegrip van de mogelijkheid om handhavings- en sanctiemaatregelen aan te vechten. Deze rechten gelden in geval van administratieve procedures 21 .
Bovendien zal het eerlijke, voorspelbare, duurzame en betrouwbare online ondernemingsklimaat waarnaar dit voorstel streeft, bijdragen tot het waarborgen van een passend evenwicht tussen de respectieve vrijheden van ondernemerschap van de aanbieders van diensten en hun zakelijke gebruikers (artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie).
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Om de doelstellingen van dit initiatief optimaal te kunnen verwezenlijken, is het noodzakelijk een aantal acties te financieren, zowel op het niveau van de Commissie, waar een herschikking van 80 VTE wordt beoogd, als op het niveau van de lidstaten via hun actieve deelname aan het raadgevend comité digitale markten, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Voor de uitvoering van het voorstel in de periode 2021-2027 zal in totaal 81,090 miljoen EUR nodig zijn, waarvan 50,640 miljoen EUR voor administratieve kosten en 30,450 miljoen EUR volledig gedekt wordt door toewijzingen in het MFK 2021-27 in het kader van de financiële middelen van het programma voor de eengemaakte markt en het programma Digitaal Europa. De middelen zullen onder meer dienen ter ondersteuning van activiteiten zoals het aanwijzen van aanbieders van kernplatformdiensten, het uitvoeren van marktonderzoeken en het uitvoeren van andere onderzoeks-, handhavings- en toezichtsactiviteiten. De middelen zullen ook worden gebruikt voor een regelmatige herziening van specifieke elementen van de verordening en een evaluatie van de verordening, een permanente evaluatie van de doeltreffendheid en efficiëntie van de uitgevoerde maatregelen, alsmede van de kosten in verband met het onderhoud, de ontwikkeling, de hosting, de exploitatie en de ondersteuning van een centraal informatiesysteem. Een gedetailleerd overzicht van de betrokken kosten is te vinden in het financieel memorandum bij dit initiatief.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Gezien de dynamische aard van de platformeconomie zijn het toezicht op en de evaluatie van het initiatief een belangrijk onderdeel van het voorstel. Het voorstel gaat ook in op expliciete verzoeken van belanghebbenden, zoals de lidstaten, om in een specifieke toezichtsfunctie te voorzien en weerspiegelt het belang dat wordt gehecht aan een beleidsoptie met op zichzelf staand toezicht die in de aanvangseffectbeoordeling is overwogen. Het toezicht zal daarom in twee delen worden opgesplitst: i) voortdurend toezicht, waarbij om de twee jaar verslag zal worden uitgebracht over de recente ontwikkelingen op de markt en waarbij mogelijk ook het EU-waarnemingscentrum voor de onlineplatformeconomie betrokken kan worden, en ii) operationele doelstellingen en specifieke indicatoren om deze ontwikkelingen te meten.
De volgende belangrijke aspecten zullen aan bod komen in het regelmatig en voortdurend toezicht: i) toezicht op kwesties die verband houden met het toepassingsgebied (bv. criteria voor de aanwijzing van poortwachters, ontwikkeling van de aanwijzing van poortwachters, gebruik van de kwalitatieve beoordeling in het aanwijzingsproces); ii) toezicht op oneerlijke praktijken (naleving, handhavingspatronen, ontwikkeling); en iii) toezicht als aanleiding voor een marktonderzoek met als doel nieuwe kernplatformdiensten en praktijken in de digitale sector te onderzoeken.
Bij het toezicht zal ook terdege rekening worden gehouden met de conceptuele werkzaamheden van de deskundigengroep van de onlineplatformeconomie in het kader van haar werkstroom inzake meting en economische indicatoren 22 .
Er zal bovendien toezicht worden gehouden op de doeltreffendheid en efficiëntie van het voorstel aan de hand van vooraf vastgestelde indicatoren om na te gaan of aanvullende regels, onder meer met betrekking tot handhaving, nodig zijn om ervoor te zorgen dat de digitale markten in de hele EU betwistbaar en eerlijk zijn. Bijgevolg zal het effect van de interventie worden beoordeeld in het kader van een evaluatie en zal hierdoor, indien nodig, een herzieningsclausule worden geactiveerd die de Commissie in staat stelt passende maatregelen te nemen, waaronder wetgevingsvoorstellen.
De lidstaten zullen ook alle relevante informatie verstrekken waarover zij beschikken en die de Commissie nodig heeft voor de evaluatie.
• Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk I bevat de algemene bepalingen, zoals het onderwerp, het doel en het toepassingsgebied van de verordening, en gaat in op de harmoniserende gevolgen van de verordening ten aanzien van bepaalde nationale wetgevingen (artikel 1), de definities van de in de verordening gebruikte termen en de doelstellingen van het voorstel (artikel 2).
Hoofdstuk II bevat de bepalingen betreffende de aanwijzing van poortwachters. Meer in het bijzonder worden de voorwaarden vastgesteld waaronder aanbieders van kernplatformdiensten als poortwachters moeten worden aangewezen, hetzij op basis van de kwantitatieve criteria (op basis van een vermoeden waartegen bewijzen van het tegendeel kunnen worden aangevoerd), hetzij na een beoordeling per geval in het kader van een marktonderzoek (artikel 3). Voorts worden ook de voorwaarden vastgesteld waaronder een aanwijzing van een poortwachter kan worden heroverwogen en wordt een verplichting vastgesteld om een dergelijke aanwijzing regelmatig te herzien (artikel 4).
Hoofdstuk III beschrijft de praktijken van poortwachters die de betwistbaarheid beperken en die oneerlijk zijn. De verordening bevat met name verplichtingen met directe werking (artikel 5) en verplichtingen die nader gespecificeerd kunnen worden (artikel 6), waaraan de aangewezen poortwachters moeten voldoen met alle van hun in het desbetreffende aanwijzingsbesluit vermelde kernplatformdiensten. Daarnaast wordt een kader vastgesteld voor een mogelijke dialoog tussen de aangewezen poortwachter en de Commissie over maatregelen die de poortwachter uitvoert of voornemens is uit te voeren om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 6 (artikel 7). Ook worden er voorwaarden vastgesteld waaronder de verplichtingen voor een individuele kernplatformdienst in uitzonderlijke omstandigheden kunnen worden opgeschort (artikel 8) of een vrijstelling kan worden verleend om redenen van algemeen belang (artikel 9). Aanvullende bepalingen in dit hoofdstuk voorzien in een mechanisme voor het bijwerken van de lijst van verplichtingen (artikel 10); een verduidelijking dat de in de verordening vastgestelde verplichtingen van toepassing zijn ongeacht of de desbetreffende praktijk van de aangewezen poortwachter van contractuele, commerciële, technische of andere aard is (artikel 11); een verplichting om elke voorgenomen concentratie in de zin van de EU-concentratieverordening aan te melden (artikel 12); en een verplichting voor de aangewezen poortwachter om door hem op of tussen zijn kernplatformdiensten toepaste technieken voor het profileren van consumenten aan een onafhankelijke audit te onderwerpen (artikel 13).
Hoofdstuk IV bevat regels voor het uitvoeren van marktonderzoeken, met name procedurele vereisten voor het inleiden van een marktonderzoek (artikel 14) en regels voor het uitvoeren van verschillende soorten marktonderzoeken: i) aanwijzing van een poortwachter (artikel 15), ii) onderzoek naar systematische niet-naleving (artikel 16) en iii) onderzoek naar nieuwe kernplatformdiensten en nieuwe praktijken (artikel 17).
Hoofdstuk V bevat de bepalingen betreffende de uitvoering en handhaving van deze verordening. Het voorziet in procedurele vereisten voor het inleiden van een procedure (artikel 18). Vervolgens worden regels vastgesteld met betrekking tot verschillende instrumenten die kunnen worden gebruikt in het kader van marktonderzoeken of procedures uit hoofde van de verordening. Het gaat om het vermogen van de Commissie om inlichtingen in te winnen (artikel 19), te horen en verklaringen af te nemen (artikel 20) en inspecties ter plaatse te verrichten (artikel 21), voorlopige maatregelen te nemen (artikel 22), vrijwillige maatregelen bindend te maken voor poortwachters (artikel 23) en toe te zien op de naleving van de verordening (artikel 24).
In geval van niet-naleving kan de Commissie niet-nalevingsbesluiten nemen (artikel 25) en geldboeten (artikel 26) en dwangsommen opleggen (artikel 27) wanneer poortwachters de verordening niet naleven en wanneer zij onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekken in het kader van het onderzoek. De verordening voorziet ook in een verjaringstermijn voor het opleggen van sancties en voor de tenuitvoerlegging ervan (artikelen 28 en 29).
Verscheidene bepalingen in dit hoofdstuk bevatten door de Commissie te bieden procedurele waarborgen, met name het recht te worden gehoord en toegang tot het dossier (artikel 30) en de geheimhoudingsplicht (artikel 31). De verordening voorziet ook in de raadpleging van het bij deze verordening opgerichte raadgevend comité digitale markten voorafgaand aan de vaststelling van individuele besluiten die gericht zijn tot poortwachters (artikel 32). Tot slot voorziet de verordening in de mogelijkheid dat drie of meer lidstaten de Commissie kunnen verzoeken een marktonderzoek in te stellen overeenkomstig artikel 15 (artikel 33).
Hoofdstuk VI bevat verdere algemene bepalingen, zoals de verplichting om een bepaalde reeks individuele besluiten bekend te maken die op grond van de verordening zijn vastgesteld (artikel 34), een verduidelijking dat het Hof van Justitie van de Europese Unie volledige rechtsmacht heeft met betrekking tot geldboeten en dwangsommen (artikel 35), en de mogelijkheid om uitvoeringshandelingen (artikel 36) en gedelegeerde handelingen (artikel 37) vast te stellen.
Tot slot zijn de resterende bepalingen van dit hoofdstuk de herzieningsclausule (artikel 38) en de specificatie van de inwerkingtreding en data van toepassing van de verordening (artikel 39).