Toelichting bij COM(2021)27 - Standpunt EU in het Handelscomité mbt de wijziging van bijlage XII (“Overheidsopdrachten”), aanhangsel 1, bij de Handelsovereenkomst met Colombia, Peru en Ecuador, anderzijds

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Handelscomité dat is opgericht bij de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia, Peru en Ecuador, anderzijds (“de Handelsovereenkomst”), en met name artikel 191.

In artikel 191 van de Handelsovereenkomst zijn de procedures vastgelegd waarmee een Partij het toepassingsgebied van titel VI van de Handelsovereenkomst wat haar betreft kan wijzigen of rectificeren.

In bijlage XII (“Overheidsopdrachten”), aanhangsel 1, sectie A, subsectie 1 (“Centrale-overheidsdiensten”), bij de Handelsovereenkomst worden de centrale-overheidsdiensten van Colombia vermeld waarvan de aanbestedingen onder titel VI vallen.

Op de op 17 oktober 2019 te Bogota gehouden bijeenkomst van het subcomité Overheidsopdrachten heeft Colombia de Europese Unie meegedeeld voornemens te zijn de lijst van aanbestedende diensten op centraal niveau te actualiseren door daaraan zes agentschappen op uitvoerend niveau toe te voegen die na 2011 zijn opgericht. Ten tijde van het afronden van de onderhandelingen over de Handelsovereenkomst tussen de Unie en Colombia in 2010 werden de bevoegdheden waarover deze agentschappen momenteel beschikken uitgeoefend door aanbestedende diensten op ministerieel niveau. Die agentschappen komen momenteel niet voor op de lijst van aanbestedende diensten op centraal niveau in Colombia.

De Unie en Colombia stemmen in met wijziging van bijlage XII, aanhangsel 1, sectie A, subsectie 1, bij de Handelsovereenkomst. De Unie en Colombia zijn het erover eens dat voor die actualisering geen compenserende aanpassingen nodig zijn, aangezien het een kleine aanpassing als bedoeld in artikel 191, lid 2, van de Handelsovereenkomst betreft.

Het besluit om bijlage XII, aanhangsel 1, sectie A, subsectie 1, bij de Handelsovereenkomst te wijzigen, kan ingevolge artikel 14, lid 3, juncto artikel 12, lid 4, van de Handelsovereenkomst worden vastgesteld in het Handelscomité dat is opgericht bij de Handelsovereenkomst tussen de Unie en Colombia (“het betrokken overeenkomstsluitende Andesland”), aangezien het besluit uitsluitend betrekking heeft op de bilaterale betrekkingen tussen de Partijen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Handelsovereenkomst

De Handelsovereenkomst heeft tot doel de markten open te stellen en de stabiliteit van de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia, Ecuador en Peru, anderzijds, te vergroten.

Een van de kerndoelstellingen van de Handelsovereenkomst is het daadwerkelijk en wederzijds openstellen van de markten voor overheidsopdrachten. De doelstellingen van titel VI (Overheidsopdrachten) van de Handelsovereenkomst zijn tweeledig: het vaststellen van aanbestedingsprocedures waarmee moet worden gewaarborgd dat overheidsopdrachten op transparante, efficiënte en niet-discriminerende wijze worden gegund, en het wederzijds openstellen van de markten voor overheidsopdrachten voor inschrijvers, goederen en diensten van de andere Partij. In het licht hiervan hebben de Unie en Colombia bilaterale onderhandelingen gevoerd over de wederzijdse toegang tot elkaars aanbestedingen als omschreven in het kader van het toepassingsgebied van het hoofdstuk inzake overheidsopdrachten. Daarin wordt bepaald op welke afzonderlijke aanbestedingen de bij de onderhandelingen overeengekomen formele en materiële voorschriften van toepassing zijn.

De Unie en Colombia zijn het erover eens dat de lijst van aanbestedende diensten op centraal niveau van Colombia moet worden geactualiseerd door daaraan de zes agentschappen toe te voegen die in dit besluit worden vermeld.

Dienovereenkomstig stemmen de Unie en Colombia in met wijziging van bijlage XII, aanhangsel 1, sectie A, subsectie 1, bij de Handelsovereenkomst zonder compenserende aanpassingen, aangezien het een kleine aanpassing als bedoeld in artikel 191, lid 2, van de Handelsovereenkomst betreft.

2.2.Het Handelscomité

Het krachtens artikel 12 van de Handelsovereenkomst opgerichte Handelscomité ziet toe op en faciliteert de uitvoering van deze overeenkomst en de juiste toepassing van de bepalingen ervan; evalueert de resultaten van deze overeenkomst, in het bijzonder de ontwikkeling van de economische en handelsbetrekkingen tussen de Partijen; houdt toezicht op de werkzaamheden van alle gespecialiseerde organen die krachtens deze overeenkomst worden opgericht en doet aanbevelingen over noodzakelijke acties; beoordeelt en neemt besluiten over elk onderwerp dat de gespecialiseerde organen naar hem doorverwijzen, en stelt naast zijn eigen reglement van orde ook zijn vergaderrooster en agenda vast. Het Handelscomité besluit bij consensus. De vastgestelde besluiten zijn bindend voor de Partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. In de gevallen als bedoeld in artikel 12, lid 4, van de Handelsovereenkomst worden de besluiten vastgesteld door de Unie en het desbetreffende overeenkomstsluitende Andesland en hebben deze besluiten uitsluitend rechtsgevolgen voor die Partijen, mits de rechten en verplichtingen van een ander overeenkomstsluitend Andesland hierbij onverlet blijven (artikel 14, lid 3).

2.3.De beoogde handeling van het Handelscomité

Op de op 17 oktober 2019 te Bogota gehouden zesde bijeenkomst van het subcomité Overheidsopdrachten heeft Colombia de Europese Unie meegedeeld voornemens te zijn de lijst van aanbestedende diensten op centraal niveau te actualiseren door daaraan zes agentschappen op uitvoerend niveau toe te voegen die na 2011 zijn opgericht.

De beoogde handeling strekt ertoe bijlage XII (“Overheidsopdrachten”), aanhangsel 1, sectie A, subsectie 1 (“Centrale-overheidsdiensten”), bij de Handelsovereenkomst te wijzigen, waarin wordt vastgesteld welke centrale-overheidsdiensten van Colombia onder titel VI vallen.

Met de voorgestelde wijziging zal de lijst van aanbestedende diensten op centraal niveau worden geactualiseerd doordat daaraan zes agentschappen op uitvoerend niveau worden toegevoegd die na 2011 zijn opgericht.

De beoogde handeling zal voor de Partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 14, lid 2, van de Handelsovereenkomst, waarin wordt bepaald: “De besluiten van het Handelscomité zijn bindend voor de Partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.”

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De Raad wordt verzocht om vaststelling van het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen over een ontwerpbesluit van het Handelscomité Europese Unie-Colombia-Peru tot wijziging van bijlage XII (“Overheidsopdrachten”), aanhangsel 1, sectie A, subsectie 1 (“Centrale-overheidsdiensten”), bij de Handelsovereenkomst, waarin wordt vastgesteld welke centrale-overheidsdiensten van Colombia onder titel VI vallen.

Het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijziging komt overeen met het ontwerpbesluit van het Handelscomité dat aan dit besluit is gehecht.

Met deze wijziging wordt beoogd de lijst van aanbestedende diensten op centraal niveau te actualiseren door daaraan zes agentschappen op uitvoerend niveau toe te voegen die na 2011 zijn opgericht. Ten tijde van het afronden van de onderhandelingen over de Handelsovereenkomst tussen de Unie en Colombia in 2010 werden de bevoegdheden waarover deze agentschappen momenteel beschikken uitgeoefend door aanbestedende diensten op ministerieel niveau. Die agentschappen komen momenteel niet voor op de lijst van aanbestedende diensten op centraal niveau in het toepassingsgebied van Colombia.

Artikel 191 (“Wijzigingen en rectificaties van het toepassingsgebied”) van de Handelsovereenkomst voorziet in de mogelijkheid om het toepassingsgebied van titel VI inzake overheidsopdrachten te wijzigen. Overeenkomstig artikel 191, lid 4, is het Handelscomité bevoegd in te stemmen met een dergelijke door de Partijen voorgestelde wijziging van de desbetreffende bijlage, d.w.z. bijlage XII (“Overheidsopdrachten”) bij de Handelsovereenkomst.

Aangezien het besluit uitsluitend rechtsgevolgen heeft voor de Unie en Colombia, kan het overeenkomstig artikel 14, lid 3, van de Handelsovereenkomst door de Unie en Colombia in het Handelscomité worden vastgesteld, nu het besluit uitsluitend betrekking heeft op de bilaterale betrekkingen tussen beide Partijen.

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Handelscomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds.

Het door het Handelscomité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen overeenkomstig artikel 14, lid 2, van de Handelsovereenkomst. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Handelsovereenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling, d.w.z. de uitbreiding van het toepassingsgebied van aanbestedingen uit hoofde van titel VI van de Handelsovereenkomst, hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU, en met name lid 4.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de Raad strekt tot wijziging van bijlage XII (“Overheidsopdrachten”), aanhangsel 1, sectie A, subsectie 1 (“Centrale-overheidsdiensten”), bij de Handelsovereenkomst, is het passend die handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.