Toelichting bij COM(2020)833 - Standpunt dat namens de EU in het Gemengd Comité bij art. 164 van het terugtredingsakkoord van het VK uit de EU, moet worden ingenomen over de aanwezigheid van de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

De Commissie stelt voor dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan het standpunt dat moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ("het terugtrekkingsakkoord") over een besluit van dat Comité over praktische werkafspraken in verband met de uitoefening van de in artikel 12, lid 2, van het Protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bij het terugtrekkingsakkoord ("het protocol") bedoelde rechten.

2. Achtergrond van het voorstel


Artikel 12, lid 1, van het protocol stelt de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk voor de uitvoering en toepassing van de bepalingen van het recht van de Unie die krachtens het protocol van toepassing zijn geworden. Overeenkomstig artikel 12, lid 2, hebben vertegenwoordigers van de Unie het recht aanwezig te zijn tijdens alle activiteiten van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de uitvoering en toepassing van bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden, alsmede tijdens activiteiten in verband met de uitvoering en toepassing van artikel 5, en verstrekt het Verenigd Koninkrijk, op verzoek, alle relevante informatie met betrekking tot dergelijke activiteiten. Het Verenigd Koninkrijk is verplicht die aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Unie te faciliteren, hun de gevraagde informatie te verstrekken en door de vertegenwoordigers van de Unie gevraagde controlemaatregelen uit te voeren.

Die aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Unie uit hoofde van artikel 12 van het protocol moet ervoor zorgen dat de Unie werkelijk toezicht kan houden op de toepassing en uitvoering, door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, van het recht van de Unie dat ten aanzien van Noord-Ierland van toepassing is geworden. Artikel 12, lid 4, van het protocol bepaalt uitdrukkelijk dat de instellingen en organen van de Unie, waaronder in het bijzonder het Hof van Justitie van de Europese Unie, dezelfde bevoegdheden hebben als die welke hun door het recht van de Unie zijn verleend.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Praktische werkafspraken voor de uitoefening van de in artikel 12, lid 2, van het protocol bedoelde rechten


Om ervoor te zorgen dat de bij artikel 12, lid 2, van het protocol verleende rechten doel treffen, moet het Gemengd Comité een besluit nemen over praktische werkafspraken met betrekking tot:

–de voorrechten en immuniteiten van de vertegenwoordigers van de Unie die deze rechten van de Unie uitoefenen;

–de modaliteiten voor het opvragen van informatie;

–algemene elektronische toegang tot de IT-systemen van het Verenigd Koninkrijk die relevant zijn voor de uitvoering van het protocol; en

–de modaliteiten voor het aanvragen van controlemaatregelen.

De uitoefening van de in artikel 12, lid 2, bedoelde rechten beperkt zich nadrukkelijk niet tot het grondgebied van Noord-Ierland, maar heeft betrekking op alle activiteiten van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk in het kader van de uitvoering van het protocol, ongeacht waar.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord.

Het door het Gemengd Comité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 166 van het akkoord bindend zijn voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

Het besluit over 'aanwezigheid van de Unie' stipuleert de voorwaarden voor de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord, dat is gesloten op basis van artikel 50 VEU. Aangezien het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland een handelsovereenkomst tussen de EU en het VK met betrekking tot Noord-Ierland is, is de rechtsgrondslag ook artikel 207 VWEU.

De materiële rechtsgrondslagen voor het voorgestelde besluit zijn derhalve artikel 50 VWEU en artikel 207 VWEU.

4.3.    Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit wordt gevormd door artikel 50 VWEU en artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.


5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Gemengd Comité betrekking heeft op de uitvoering van de materiële bepalingen van het protocol, is het aangewezen dit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.