Toelichting bij COM(2021)166 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 tot toekenning van tijdelijke steun aan Griekenland om het risico op werkloosheid door de COVID-19-uitbraak te beperken - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)166 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 tot toekenning van tijdelijke steun aan Griekenland om het risico op ... |
---|---|
bron | COM(2021)166 |
datum | 29-03-2021 |
• Motivering en doel van het voorstel
Bij Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (“SURE-verordening”) is het rechtskader vastgesteld waarbinnen de Unie financiële bijstand kan verlenen aan een lidstaat die een ernstige economische verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden als gevolg van de COVID-19-uitbraak. Steun in het kader van SURE dient voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, alsook, in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek.
Op 25 september 2020 heeft de Raad financiële bijstand aan Griekenland toegekend als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.
Op 9 maart 2021 heeft Griekenland bij de Unie een nieuw verzoek om financiële bijstand op grond van de SURE-verordening ingediend.
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de SURE-verordening heeft de Commissie de Griekse autoriteiten geraadpleegd om de plotse en sterke stijging te verifiëren van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met arbeidsmarktmaatregelen van Griekenland als gevolg van de COVID-19-pandemie. De gestegen uitgaven waarvoor om aanvullende financiële bijstand wordt verzocht, hebben met name betrekking op bestaande maatregelen die zijn genoemd in Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 van de Raad:
(a)een bijzondere uitkering voor werknemers in de particuliere sector van wie het arbeidscontract is geschorst. Die maatregel moet de werkgelegenheid beschermen in ondernemingen die hun activiteiten stopzetten op last van de overheid of die behoren tot economische sectoren die zwaar door de COVID-19-uitbraak zijn getroffen. Daarbij gaat het om een bijzondere maandelijkse uitkering van 534 EUR voor werknemers van wie de arbeidscontracten zijn geschorst. De maatregel, die sinds half maart 2020 van kracht is, is verlengd tot en met 31 maart 2021 voor reguliere werknemers en tot en met 31 oktober 2021 voor seizoenwerkers. In de komende maanden kunnen verdere verlengingen van toepassing zijn op een afnemend aantal in aanmerking komende economische sectoren. Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te komen, is dat de werkgever hetzelfde aantal werknemers (dat wil zeggen dezelfde werknemers) behoudt voor een periode die gelijk is aan de periode waarin het arbeidscontract was geschorst.
(b)De financiering door de overheid van de socialezekerheidsdekking van werknemers die de in punt a) bedoelde bijzondere uitkering ontvangen. Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te komen, is dat de werkgever hetzelfde aantal werknemers (dat wil zeggen dezelfde werknemers) behoudt voor een periode die gelijk is aan de periode waarin het arbeidscontract was geschorst.
Griekenland heeft de Commissie de nodige informatie verschaft.
Rekening houdende met het beschikbare bewijsmateriaal stelt de Commissie de Raad voor om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij op grond van de SURE-verordening ten behoeve van de bovengenoemde maatregelen financiële bijstand aan Griekenland wordt verleend.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel is volledig verenigbaar met Verordening (EU) 2020/672 van de Raad, op grond waarvan het voorstel wordt gedaan.
Dit voorstel vormt een aanvulling op een ander wetgevingsinstrument van de Unie om steun te verlenen aan lidstaten in noodsituaties, namelijk Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”). Op 30 maart is Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld; bij die verordening wordt het toepassingsgebied van het bovengenoemde instrument uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises en wordt bepaald welke specifieke acties in aanmerking komen voor financiering.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel maakt deel uit van een reeks maatregelen die zijn genomen in respons op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief, en vormt een aanvulling op andere instrumenten die de werkgelegenheid ondersteunen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)/InvestEU. Aangezien dit instrument gebruikmaakt van het opnemen en verstrekken van leningen om de lidstaten in dit specifieke geval van de COVID-19-uitbraak te ondersteunen, fungeert dit voorstel als tweede verdedigingslinie voor de financiering van regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen, die banen en dus ook werknemers en zelfstandigen helpen te beschermen tegen het risico van werkloosheid.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor dit instrument is Verordening (EU) 2020/672 van de Raad.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel komt er na een verzoek van een lidstaat en is een blijk van Europese solidariteit, doordat financiële bijstand van de Unie in de vorm van tijdelijke leningen wordt verstrekt aan een lidstaat die zwaar door de COVID-19-uitbraak wordt getroffen. Deze financiële bijstand vormt een tweede verdedigingslinie voor een overheid die wordt geconfronteerd met een tijdelijke toename van de overheidsuitgaven voor werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen om banen te beschermen, en dus ook om werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid en inkomstenverlies.
Deze steun helpt de getroffen bevolking en draagt bij tot het beperken van de directe maatschappelijke en economische gevolgen van de COVID-19-crisis.
• Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Raadpleging van belanghebbenden
Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de Raad. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.
• Effectbeoordeling
Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan en deze vervolgens kunnen gebruiken om zelf leningen te verstrekken aan de lidstaten die financiële bijstand vragen in het kader van het SURE-instrument.
Naast de garanties van de lidstaten worden ook andere waarborgen in het systeem ingebouwd om de financiële soliditeit van de regeling te garanderen:
·een strikte en conservatieve benadering van financieel beheer;
·een leningenportefeuille die zodanig is opgebouwd dat het concentratierisico, het jaarlijkse risico en de buitensporige blootstelling aan risico’s van individuele lidstaten beperkt blijven en die er tegelijkertijd voor zorgt dat voldoende middelen kunnen worden toegekend aan de meest behoeftige lidstaten; alsmede
·de mogelijkheid om schulden door te rollen.