Toelichting bij COM(2021)183 - Standpunt EU in de Raad voor de handelsaspecten van de intellectuele eigendom van de Wereldhandelsorganisatie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)183 - Standpunt EU in de Raad voor de handelsaspecten van de intellectuele eigendom van de Wereldhandelsorganisatie. |
---|---|
bron | COM(2021)183 |
datum | 13-04-2021 |
Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Raad voor de handelsaspecten van de intellectuele eigendom van de Wereldhandelsorganisatie (“Trips-Raad”) in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit betreffende het verzoek om verlenging van de overgangsperiode uit hoofde van artikel 66, lid 1, van de Trips-Overeenkomst voor leden die tot de minst ontwikkelde landen behoren.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1.De Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom
De Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (“de Trips-Overeenkomst”) heeft onder meer tot doel te voorzien in passende normen en beginselen betreffende het bestaan, de reikwijdte en de gebruikmaking van met de handel verband houdende rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom, doeltreffende en passende middelen voor de handhaving ervan en doeltreffende en snelle procedures om op multilateraal vlak geschillen tussen regeringen te voorkomen en te beslechten. De Trips-Overeenkomst heeft betrekking op de volgende intellectuele-eigendomsrechten: auteursrechten en naburige rechten, handelsmerken, geografische aanduidingen, met inbegrip van oorsprongsbenamingen, industriële ontwerpen, octrooien, met inbegrip van de bescherming van nieuwe plantenrassen, ontwerpen van geïntegreerde schakelingen en niet openbaar gemaakte informatie. De Trips-Overeenkomst is op 1 januari 1995 in werking getreden.
De Europese Unie is partij bij de Trips-Overeenkomst 1 .
2.2.De Trips-Raad
De Trips-Raad ziet toe op de werking van de Trips-Overeenkomst. Tijdens zijn gewone zittingen fungeert de Trips-Raad als forum voor besprekingen over de handelsgerelateerde aspecten van de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten die onder de Trips-Overeenkomst vallen. De Trips-Raad functioneert onder de algemene richtsnoeren van de Algemene Raad van de WTO. Hij staat open voor alle WTO-leden en voor waarnemers die door de leden zijn goedgekeurd. De Trips-Raad neemt besluiten bij consensus. Op grond van artikel 33 van het reglement van orde van de Trips-Raad 2 wordt, wanneer een besluit niet bij consensus in de Trips-Raad kan worden genomen, de kwestie voor besluit aan de Algemene Raad voorgelegd. Overeenkomstig artikel IX van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (“de Overeenkomst van Marrakesh”) beschikt de Europese Unie over een aantal stemmen dat gelijk is aan dat van haar lidstaten die lid zijn van de WTO.
2.3.De beoogde handeling van de Trips-Raad
De Trips-Raad zal tijdens zijn formele zitting van 8 en 9 juni 2021 een besluit nemen over het verzoek om de overgangsperiode uit hoofde van artikel 66, lid 1, van de Trips-Overeenkomst voor leden die minst ontwikkeld land zijn (“MOL-leden”) met ingang van 1 juli 2021 te verlengen (“de beoogde handeling”).
Vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Marrakesh op 1 januari 1995 werden leden die tot de minst ontwikkelde landen behoren (“MOL-leden”) vrijgesteld van Trips-verplichtingen, met uitzondering van de artikelen 3, 4 en 5, voor een periode van tien jaar uit hoofde van artikel 66, lid 1, van de Trips-Overeenkomst. Dit artikel voorziet ook in de mogelijkheid van verdere verlengingen van deze periode op een naar behoren met redenen omkleed verzoek van een lid dat minst ontwikkeld land is. In 2005 en 2013 werd deze vrijstelling naar aanleiding van specifieke verzoeken van MOL-leden reeds tweemaal verlengd, de tweede keer tot 1 juli 2021.
Op 1 oktober 2020 heeft Tsjaad namens de MOL-groep formeel een verzoek tot verlenging van de overgangsperiode ingediend 3 . De MOL-groep heeft verzocht om verlenging van de overgangsperiode voor zolang het lid in de categorie van minst ontwikkelde landen blijft en voor een periode van twaalf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van een besluit van de Algemene Vergadering van de VN om het lid uit te sluiten van de categorie minst ontwikkelde landen.
De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 66, lid 1, van de Trips-Overeenkomst, waarin het volgende wordt bepaald: “Gezien de bijzondere behoeften en behoeften van de Leden die minst ontwikkeld land zijn, hun economische, financiële en administratieve beperkingen en hun behoefte aan flexibiliteit om een levensvatbare technologische basis te creëren, zijn deze Leden niet verplicht de bepalingen van deze overeenkomst, met uitzondering van de artikelen 3, 4 en 5, toe te passen gedurende een periode van 10 jaar vanaf de in artikel 65, lid 1, bedoelde toepassingsdatum. De Raad voor Trips verleent, op met redenen omkleed verzoek van een Lid dat minst ontwikkeld land is, een verlenging van deze periode”.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
In antwoord op het verzoek van de MOL-leden beveelt de Commissie de Raad van de Europese Unie aan het volgende standpunt van de Unie vast te stellen: Van MOL-leden mag gedurende een beperkte periode van ten hoogste tien jaar, of tot de datum waarop zij geen MOL meer zijn, indien deze datum eerder valt, niet worden verlangd dat zij de bepalingen van de Trips-Overeenkomst, andere dan de artikelen 3, 4 en 5, toepassen.
Een verlenging van de overgangsperiode zonder tijdsbeperking – zoals voorgesteld door de MOL’s – zou echter niet stroken met de doelstelling om de MOL-leden, als leden van het multilaterale handelsstelsel, geleidelijk in het internationale stelsel van intellectuele eigendom op te nemen op basis van de minimumvereisten van de Trips-Overeenkomst.
Indien de WTO-leden de verlenging van de overgangsperiode uit hoofde van artikel 66, lid 1, van de Trips-Overeenkomst zonder tijdsbeperking steunen, mag de Unie het bereiken van een consensus niet in de weg staan.
Een bepaald niveau van bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten is ook in MOL-leden nodig, omdat intellectuele-eigendomsrechten een katalysator zijn voor innovatie en een belangrijk instrument voor duurzame ontwikkeling. Bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten vormen ook een stimulans voor technologiehouders om de verspreiding van kennis te bevorderen en inkomende investeringen naar MOL-leden aan te trekken. Een bepaald niveau van bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in MOL-leden vormt ook een stimulans voor bedrijven uit de EU om hun nieuwe technologieën naar MOL-leden te brengen zonder te vrezen voor diefstal van intellectuele eigendom of andere vormen van misbruik. Een verlenging van de overgangsperiode zonder tijdsbeperking zou voor MOL-leden onvoldoende aansporing inhouden om op dit gebied inspanningen te leveren en zou een averechts effect kunnen hebben op hun concurrentievermogen in het wereldhandelssysteem. Een nieuwe verlenging van de overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging van de Trips-Overeenkomst, met uitzondering van de artikelen 3, 4 en 5, is echter gerechtvaardigd. De MOL-leden vormen het meest kwetsbare deel van de internationale handelsgemeenschap en kennen beperkingen zoals een laag inkomen per hoofd van de bevolking, een laag niveau van menselijke ontwikkeling en economische en structurele belemmeringen voor groei. De COVID-19-pandemie heeft de uitdagingen voor de MOL-leden nog vergroot. Daarom hebben de MOL-leden beleidsruimte en flexibiliteit nodig om hun ontwikkelingsproblemen aan te pakken en een levensvatbare technologische basis te creëren.
Het is ook belangrijk er zo mogelijk in te voorzien dat eventuele wijzigingen in de wetten, voorschriften en praktijken van de MOL-leden tijdens de aanvullende overgangsperiode niet mogen leiden tot minder consistentie met de bepalingen van de Trips-Overeenkomst. Deze eis zou de MOL-leden ertoe aanzetten een aantal bepalingen van de Trips-Overeenkomst geleidelijk ten uitvoer te leggen en een verlaging van het niveau van bescherming en handhaving van intellectuele eigendom voorkomen. Bij de beslissing over de begunstigden van de technische en financiële samenwerking waarin artikel 67 van de Trips-Overeenkomst voorziet om de tenuitvoerlegging van de Trips-Overeenkomst te vergemakkelijken, zal rekening worden gehouden met de inspanningen van MOL-leden om bepalingen van de Trips-Overeenkomst ten uitvoer te leggen, met prioritaire aandacht voor die gebieden die van het meest directe nut zijn.
Het tweede deel van het verzoek van de MOL-leden, namelijk het verzoek om een extra periode van twaalf jaar vanaf de datum waarop een MOL-lid de categorie van minst ontwikkelde landen ontgroeit, lijkt verder te gaan dan het toepassingsgebied van artikel 66, lid 1, van de Trips-Overeenkomst, aangezien dat artikel alleen van toepassing is op de verlenging van de overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging van een aantal bepalingen van de Trips-Overeenkomst door MOL-leden. Het verzoek lijkt neer te komen op een vrijstelling van de relevante bepalingen van de Trips-Overeenkomst, waarover de Trips-Raad geen besluit kan nemen. Daarom kan het verzoek om een vrijstelling voor niet-MOL’s in het kader van een besluit van de Trips-Raad op grond van artikel 66, lid 1, van de Trips-Overeenkomst niet worden gesteund.
Er zij op gewezen dat het verzoek om een extra periode van twaalf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop een MOL-lid de categorie van minst ontwikkelde landen ontgroeit, ook is opgenomen in de mededeling 4 over een soepele overgang ten gunste van landen die de categorie van minst ontwikkelde landen ontgroeien, die op 17 november 2020 door de delegatie van Tsjaad namens de MOL-groep bij de Algemene Raad is ingediend en in behandeling is bij de Algemene Raad.
Het initiatief is volledig in overeenstemming met het bestaande beleid van de Europese Unie. Soortgelijke besluiten zijn al eerder goedgekeurd. De Europese Unie steunde de verlenging tot en met 1 juli 2021 van de op 11 juni 2013 door de WTO-leden overeengekomen overgangsperiode voor MOL-leden om de Trips-Overeenkomst, anders dan de artikelen 3, 4 en 5, niet toe te passen 5 .
De MOL-leden hebben ook een specifieke ontheffing gekregen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de Trips-Overeenkomst inzake farmaceutische producten. Deze ontheffing zou aanvankelijk aflopen op 1 januari 2016 op basis van de Verklaring van Doha inzake de Trips-Overeenkomst en de volksgezondheid, die op 14 november 2001 werd aangenomen. In 2015 heeft Bangladesh namens de MOL-groep verzocht om ontheffing van de verplichtingen van de Trips-Overeenkomst met betrekking tot farmaceutische producten voor MOL-leden zolang zij MOL blijven. De EU steunde dit verzoek van de groep MOL’s met het oog op de Verklaring van Doha inzake de Trips-Overeenkomst en de volksgezondheid en het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 30 augustus 2003 over de uitvoering van punt 6 van de Verklaring van Doha. Uiteindelijk werd de ontheffing verlengd tot en met 1 januari 2033 of tot de datum waarop een MOL-lid ophoudt een MOL te zijn, indien deze datum eerder valt.
Het standpunt van de EU ten aanzien van de beoogde handeling is volledig in overeenstemming met het EU-standpunt met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de Trips-Overeenkomst inzake geneesmiddelen.
4. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 6 .
4.2.Toepassing op het onderhavige geval
De Trips-Raad is een lichaam dat is opgericht bij de Overeenkomst van Marrakesh en bijlage 1C ervan, die de Trips-Overeenkomst betreft.
De door de Trips-Raad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 66, lid 1, van de Trips-Overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.3.Materiële rechtsgrondslag
Inhoudsopgave
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijk handelspolitiek. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, VWEU.
4.4.Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.