Toelichting bij COM(2021)346 - Algemene productveiligheid - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)346 - Algemene productveiligheid. |
---|---|
bron | COM(2021)346 |
datum | 30-06-2021 |
•
Motivering en doel van het voorstel
•
Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU
Inhoudsopgave
, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•
Rechtsgrondslag
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
•
Evenredigheid
•
Keuze van het instrument
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
•
Raadpleging van belanghebbenden
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
•
Effectbeoordeling
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
• Grondrechten
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
•
Artikelsgewijze toelichting
inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de RaadVERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
HOOFDSTUK II
Veiligheidsvoorschriften
HOOFDSTUK III
Verplichtingen van marktdeelnemers
Afdeling 1
Afdeling 2
HOOFDSTUK IV
Onlinemarktplaatsen
HOOFDSTUK V
Markttoezicht en uitvoering
HOOFDSTUK VI
Systeem voor snelle waarschuwingen Safety Gate
HOOFDSTUK VII
Rol van de Commissie en coördinatie van de handhaving
HOOFDSTUK VIII
Recht op voorlichting en remedies
HOOFDSTUK IX
Internationale samenwerking
HOOFDSTUK X
Financiële bepalingen
HOOFDSTUK XI
Slotbepalingen
FINANCIEEL MEMORANDUM
TOELICHTING
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
• Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel voor een verordening inzake de veiligheid van consumentenproducten is in overeenstemming met de Nieuwe consumentenagenda uit 2020 1 en is gericht op: i) het actualiseren en moderniseren van het algemene kader voor de veiligheid van voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten; ii) het behouden van de functie als vangnet voor consumenten; iii) het aanpassen van de bepalingen aan de uitdagingen die voortvloeien uit nieuwe technologieën en onlineverkoop, en iv) het waarborgen van een gelijk speelveld voor ondernemingen. Hoewel het voorstel Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid 2 (“RAPV”) vervangt, blijft deze van toepassing op industriële niet-voedingsproducten voor consumenten. In de voorgestelde verordening wordt ook gezorgd voor continuïteit ten opzichte van de RAPV door middel van: i) de eis dat consumentenproducten “veilig” zijn; ii) bepaalde verplichtingen voor marktdeelnemers, en iii) bepalingen voor de ontwikkeling van normen die het algemene veiligheidsvereiste ondersteunen. Hierin worden bovendien de voorschriften voor markttoezicht op producten die buiten de harmonisatiewetgeving van de EU vallen (“niet-geharmoniseerde producten”), afgestemd op de voorschriften voor producten die hier wel onder vallen (“geharmoniseerde producten”), zoals uiteengezet is in Verordening (EU) 2019/1020. Het doel van de voorgestelde verordening is daarom enerzijds om de huidige voorschriften uit Richtlijn 2001/95/EG te actualiseren en zo een vangnet voor alle producten te waarborgen, en anderzijds om te garanderen dat het stelsel consistenter is voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten.
Al in 2011 werd de herziening van de RAPV en van Verordening (EG) nr. 765/2008 3 in de Akte voor de interne markt 4 aangemerkt als kernactie “ter verbetering van de veiligheid van in de EU verhandelde producten, door meer coherentie te brengen in de regels inzake productveiligheid en markttoezicht en door te zorgen voor betere handhaving daarvan”. Deze herziening werd in 2013 voorgesteld als onderdeel van een pakket met daarin de herziening van beide rechtsinstrumenten, met als doel om één wetgevingskader voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten in te voeren. Een aantal overlappingen van voorschriften inzake markttoezicht en van verplichtingen van marktdeelnemers uit diverse stukken EU-wetgeving (RAPV, Verordening (EG) nr. 765/2008 en sectorspecifieke harmonisatiewetgeving) werd geacht tot verwarring te hebben geleid bij de marktdeelnemers en de nationale autoriteiten, waardoor de doeltreffendheid van het markttoezicht in de EU aanzienlijk werd gehinderd. Het voorgestelde pakket bleef steken in de onderhandelingen over de vaststelling ervan en werd ingetrokken. Intussen nam de Commissie in 2017, als vervolg op de mededeling De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen 5 uit 2015, een voorstel aan om Verordening (EG) nr. 765/2008 te herzien en zo de conformiteit van producten met de harmonisatiewetgeving van de EU inzake producten en de handhaving hiervan te verbeteren als onderdeel van het “goederenpakket”, een pakket initiatieven voor een beter functionerende eengemaakte markt voor goederen. Naar aanleiding hiervan werd in 2019 Verordening (EU) 2019/1020 6 vastgesteld.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Verordening (EU) 2019/1020 7
Verordening (EU) 2019/1020 bevat regels en procedures voor de naleving en de handhaving van de harmonisatiewetgeving van de EU inzake producten. Met het voorstel wordt getracht betere samenwerking tussen nationale markttoezichtautoriteiten mogelijk te maken. Om dit te bereiken, worden in het voorstel de procedures van het mechanisme voor wederzijdse bijstand tussen deze autoriteiten opgehelderd en moeten fabrikanten van buiten de EU voor sommige productgroepen een natuurlijke persoon of rechtspersoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor conformiteitsinformatie. Het voorstel heeft betrekking op markttoezicht op niet-voedingsproducten (“industriële producten”), die met inachtneming van harmonisatiemaatregelen van de EU op de eengemaakte markt moeten worden gebracht. Met uitzondering van hoofdstuk VII is het uitsluitend van toepassing op geharmoniseerde producten.
Om de samenhang en consistentie tussen de stelsels voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten te waarborgen, worden in dit voorstel een aantal bepalingen uit Verordening (EU) 2019/1020 overgenomen en aangepast, zoals de hoofdstukken IV, V en VI over markttoezicht en artikel 4.
Besluit nr. 768/2008/EG 8
In Besluit nr. 768/2008/EG zijn gemeenschappelijke beginselen en procedures vastgesteld die moeten worden opgevolgd voor EU-wetgeving tot harmonisering van voorwaarden voor het verhandelen van producten in de EU en de EER. Het bevat referentiebepalingen die moeten worden opgenomen bij het herzien van productwetgeving. Daardoor is het een model voor toekomstige wetgeving inzake productharmonisatie.
Om de consistentie tussen de wetgeving voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten te waarborgen, worden in dit voorstel enkele bepalingen uit Besluit nr. 768/2008/EG overgenomen, zoals de voorschriften inzake traceerbaarheid en de verplichtingen van marktdeelnemers.
Verordening (EU) 1025/2012 9
Verordening (EU) nr. 1025/2012 biedt een rechtsgrond om Europese normen te gebruiken voor producten en diensten, technische ICT-specificaties te identificeren en het Europese normalisatieproces te financieren. Bovendien bevat deze verordening een verplichting op het gebied van transparantie en deelname voor Europese normalisatieorganisaties (CEN, Cenelec, ETSI) en nationale normalisatie-instellingen.
Om de consistentie met het algemene stelsel voor normalisatie uit Verordening (EU) nr. 1025/2012 te waarborgen, bevat dit voorstel een aantal wijzigingen van die verordening om deze af te stemmen op de specifieke kenmerken van de voorgestelde verordening, met name het feit dat het op grond van de voorgestelde verordening noodzakelijk is om specifieke veiligheidsvoorschriften vast te stellen en het feit dat de normen die uit hoofde van de voorgestelde verordening worden vastgesteld, niet kunnen worden gelijkgesteld aan geharmoniseerde normen en daarom worden aangeduid als “Europese normen”.
Richtlijn (EU) 2019/771 10
Met Richtlijn (EU) 2019/771 zijn regels ingevoerd inzake de conformiteit van goederen, de remedies in geval van conformiteitsgebrek en wijzen waarop die remedies kunnen worden uitgeoefend.
Het voorstel bevat specifieke remedies voor gevaarlijke producten die zijn teruggeroepen. In deze situatie is het gerechtvaardigd om voorschriften te hebben die gedeeltelijk afwijken en gemakkelijker in werking te stellen zijn, voornamelijk omdat de consument niet hoeft aan te tonen dat het product niet conform is. Deze voorschriften gelden uitsluitend als de producten worden teruggeroepen. Daarom vormen deze geen wijziging van Richtlijn (EU) 2019/771, maar bieden zij slechts aanvullende bescherming in geval van terugroepen.
Verordening (EU) 2019/881 11
Met de cyberbeveiligingsverordening wordt een kader voor cyberbeveiligingscertificering op EU-niveau gecreëerd voor ICT-producten, -diensten en -processen. Deze bevat echter geen wettelijke minimumvoorschriften inzake cyberbeveiliging voor ICT-producten. In dit voorstel wordt verduidelijkt dat cyberbeveiligingsrisico’s die van invloed zijn op de veiligheid van consumenten, onder het begrip veiligheid uit de voorgestelde verordening vallen.
• Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU
De volgende lopende of geplande initiatieven op EU-niveau zijn belangrijk voor de productveiligheid:
Het doel van de wet inzake digitale diensten, die de Commissie op 15 december 2020 heeft vastgesteld 12 , is het reguleren van de verantwoordelijkheden van aanbieders van onlinetussenhandelsdiensten, met inbegrip van onlineplatformen zoals sociale media en marktplaatsen, met betrekking tot door hun gebruikers geleverde illegale inhoud, goederen of diensten. Dat voorstel bevat een aantal zorgvuldigheidsverplichtingen voor onlineplatformen die relevant zijn voor de voorgestelde verordening, waaronder de invoering van het beginsel van “traceerbaarheid van handelaren” en een verplichting om de productveiligheidswetgeving in aanmerking te nemen bij het organiseren van de interface (artikel 22). De wet inzake digitale diensten is van toepassing op alle soorten illegale inhoud, zoals gedefinieerd in het nationale of EU-recht, met inbegrip van het online verkopen van gevaarlijke producten. Daar de wet inzake digitale diensten een algemeen wetgevingsinstrument is, bevat deze geen specifieke bepalingen voor dergelijke soorten inhoud. In de wet inzake digitale diensten is ook het kader voor de kennisgevings- en actieprocedure vastgelegd (artikel 14). De voorgestelde verordening bevat bepaalde verplichtingen voor onlinemarktplaatsen op het gebied van productveiligheid.
In het wetgevingsvoorstel betreffende artificiële intelligentie (AI) worden geharmoniseerde regels vastgesteld voor het in de handel brengen, de inbedrijfstelling en het gebruik van artificiële-intelligentiesystemen in de EU. Met de regels moet worden gewaarborgd dat de openbare belangen, met name op het gebied van gezondheid en veiligheid, en de grondrechten en fundamentele vrijheden in hoge mate worden beschermd. Het wetgevingsvoorstel bevat specifieke voorschriften waaraan AI-systemen met een hoog risico moeten voldoen, evenals verplichtingen voor aanbieders en gebruikers van dergelijke systemen.
In dit voorstel wordt rekening gehouden met deze bepalingen en wordt een vangnet geboden voor producten en risico’s voor de gezondheid en veiligheid van de consument die niet onder het toepassingsgebied van het AI-voorstel vallen.
In de in oktober 2020 vastgestelde strategie voor chemische stoffen 13 wordt gewezen op het feit dat het al wijdverbreide gebruik van chemische stoffen, onder andere in consumentenproducten, verder zal toenemen en dat het noodzakelijk is om het gebruik van de schadelijkste chemische stoffen in consumentenproducten te verbieden om de veiligheid ervan te waarborgen. Met de REACH-verordening 14 zijn verplichtingen voor de industrie vastgesteld om de risico’s van chemische stoffen te beoordelen en te beheren en de gebruikers passende veiligheidsinformatie te verschaffen. Die verordening bevat ook beperkingen om de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen onaanvaardbare risico’s van chemische stoffen. Dit voorstel biedt een vangnet voor chemische risico’s in producten die niet onder specifieke wetgeving vallen.
Het doel van het in maart 2020 vastgestelde Actieplan voor een circulaire economie 15 is het verminderen van de hoeveelheid afval door middel van hergebruik, reparatie, herproductie en hoogwaardige recycling – in het bijzonder met betrekking tot secundaire grondstoffen waarin gevaarlijke stoffen kunnen blijven bestaan – en hierin wordt vermeld dat de veiligheid van producten als belangrijkste doel moet worden beschouwd. In dit voorstel wordt erkend dat de duurzaamste actie (d.w.z. de actie met de minste belasting voor het milieu) de voorkeur moet krijgen als marktdeelnemers of autoriteiten moeten kiezen uit verschillende corrigerende maatregelen, tenzij dit tot een lager veiligheidsniveau leidt.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor de voorgestelde verordening is artikel 114, VWEU, met inachtneming van artikel 169 16 . De doelstelling is het garanderen van productveiligheid en het verbeteren van de werking van de interne markt. Tegelijkertijd is de verordening gericht op het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming, door bij te dragen tot de bescherming van de gezondheid en veiligheid van Europese consumenten en de bevordering van hun recht op voorlichting 17 .
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
In het voorstel wordt het algemene productveiligheidsvereiste in de EU geharmoniseerd. Om de volgende redenen kunnen afzonderlijke lidstaten de veiligheid van producten op de eengemaakte markt niet in voldoende mate waarborgen:
–Er is vrij verkeer van producten in de eengemaakte markt. Als er in een bepaald land een gevaarlijk product wordt geïdentificeerd, is het erg waarschijnlijk dat hetzelfde product ook in andere lidstaten te vinden is, niet in de laatste plaats vanwege de exponentiële groei van onlineverkoop.
–Verschillende regels voor productveiligheid op nationaal niveau kunnen ervoor zorgen dat de kosten voor ondernemingen om de wetgeving inzake productveiligheid na te leven ongelijk zijn, waardoor het gelijke speelveld op de interne markt kan worden verstoord.
–Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, moet de EU bijdragen tot de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument. Als er in verschillende landen verschillende regels zijn, worden consumenten niet in de hele EU op dezelfde wijze beschermd tegen gevaarlijke producten.
–Om doeltreffend te zijn, moet het markttoezicht in de hele EU uniform zijn. Als het markttoezicht in sommige delen van de EU “softer” is, ontstaan er zwakke plekken. Deze zijn een bedreiging voor het algemeen belang, zorgen voor oneerlijke marktomstandigheden en werken “forumshoppen” in de hand 18 .
De meerwaarde van actie op EU-niveau met betrekking tot de productveiligheid van niet-geharmoniseerde producten is als volgt:
–Met gemeenschappelijke regels en normen voor productveiligheid op EU-niveau hoeven ondernemingen niet langer aan heterogene nationale voorschriften te voldoen. Dit resulteert in kostenbesparingen, verminderde administratieve lasten en een minder complex juridisch stelsel voor ondernemingen. Bovendien maakt dit vrij verkeer van goederen in de EU mogelijk en kunnen lidstaten hierdoor nauwer samenwerken.
–Met gemeenschappelijke EU-regels ontstaan er schaalvoordelen voor markttoezicht, die vooral van belang zijn gezien de exponentiële groei van onlineverkoop, waardoor de grensoverschrijdende verkoop en de rechtstreekse invoer van buiten de EU toeneemt. Door gezamenlijke markttoezichtacties en de uitwisseling van informatie tussen EU-landen worden de kosten voor markttoezicht bovendien gedeeld.
–Dankzij actie op EU-niveau wordt de werking van de eengemaakte markt verbeterd. Met gemeenschappelijke regels inzake productveiligheid en markttoezicht in de hele EU worden ondernemingen gelijker behandeld, waardoor de kans minder groot is dat het gelijke speelveld op de eengemaakte EU-markt wordt verstoord.
–Dankzij EU-acties kan informatie sneller en efficiënter worden verspreid, in het bijzonder via Safety Gate/Rapex, waardoor er in de hele EU snel kan worden opgetreden tegen gevaarlijke producten en een gelijk speelveld wordt gewaarborgd.
–Op internationaal niveau heeft de EU dankzij de gemeenschappelijke bepalingen uit de RAPV een sterkere positie voor het bilateraal en multilateraal bevorderen van een hoog veiligheidsniveau, waarmee het toenemende verkeer van goederen uit derde landen via onlineverkoop wordt aangepakt.
• Evenredigheid
In het voorstel wordt een zorgvuldig evenwicht tot stand gebracht tussen de autonomie van EU-landen bij het bepalen van het niveau van de consumentenbescherming en het markttoezicht dat zij noodzakelijk achten, enerzijds, en de noodzaak om productveiligheidskwesties die centraal moeten worden afgehandeld, aan te pakken, anderzijds. Zoals wordt benadrukt in hoofdstuk 7 van de effectbeoordeling, blijven de uitdagingen aanzienlijk, omdat er veel onveilige consumentenproducten aanwezig zijn op de EU-markt. De kosten en de regeldruk die dit voorstel met zich meebrengt, zijn zo laag mogelijk gehouden. De totale kosten voor ondernemingen in de EU-27 in het eerste jaar dat deze verordening wordt uitgevoerd, worden geraamd op 0,02 % van de omzet van fabrikanten, groothandels en detailhandels van niet-geharmoniseerde producten in de EU. De maatregelen die in dit voorstel zijn opgenomen, gaan niet verder dan nodig is om de vastgestelde problemen op te lossen en de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. De verwachte kosten voor de Commissie en de lidstaten worden aanvaardbaar geacht en zullen worden gecompenseerd door de kosten die ondernemingen zullen besparen en door de voordelen die ondernemingen, consumenten en lidstaten zullen ondervinden.
• Keuze van het instrument
Een verordening is het enige instrument dat geschikt is voor het verwezenlijken van de doelstelling om de handhaving en de naleving van de EU-wetgeving inzake productveiligheid te verbeteren, waarbij de coherente uitvoering van het juridische kader wordt gewaarborgd. Met een richtlijn zouden de doelstellingen niet in voldoende mate worden bereikt, aangezien er na omzetting nog altijd grenzen tussen de rechtsgebieden zijn, waardoor bevoegdheidsconflicten zouden kunnen ontstaan. Door te kiezen voor een verordening en niet voor een richtlijn is de doelstelling van het waarborgen van coherentie met het wetgevingskader voor markttoezicht voor geharmoniseerde producten ook eenvoudiger te verwezenlijken, omdat het geldende rechtsinstrument op dat gebied ook een verordening is (Verordening (EU) 2019/1020). Ten slotte wordt de regeldruk met deze keuze ook verder verlaagd doordat de voorschriften inzake productveiligheid in de hele EU consistent worden toegepast.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
In dit voorstel voor een verordening wordt voortgebouwd op de evaluatie van de richtlijn inzake algemene productveiligheid, die als “back-to-back”-evaluatie is uitgevoerd met de effectbeoordeling die bij het voorstel is gevoegd. De RAPV heeft twee doelstellingen. De eerste is het verbeteren van de werking van de eengemaakte markt door de invoering van een gemeenschappelijk wetgevingskader om verschillen tussen lidstaten te voorkomen die zich zonder EU-wetgeving hadden kunnen voordoen. Tegelijkertijd wordt met de RAPV beoogd een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen door de invoering van een algemeen productveiligheidsvereiste en andere maatregelen. Deze doelstellingen zijn met elkaar verbonden: met het geharmoniseerde veiligheidsvereiste voor consumentenproducten uit de RAPV worden verschillen voorkomen die zouden leiden tot handelsbelemmeringen en de verstoring van het gelijke speelveld binnen de eengemaakte markt.
De conclusie van de evaluatie luidde dat de RAPV ontegenzeggelijk de hoeksteen van consumentenveiligheid en de werking van de eengemaakte markt vormt. De doelstellingen ervan blijven volledig relevant en de meerwaarde ervan voor de EU kan niet worden ontkend. Voor de consumentenbescherming blijft de rol van de RAPV als vangnet essentieel, omdat de richtlijn een rechtsgrondslag biedt om te waarborgen dat consumenten geen gevaarlijke producten in handen krijgen. Het instellen van het systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke niet-voedingsproducten uit hoofde van de RAPV is een succes gebleken. Uit de evaluatie zijn echter ook een aantal factoren naar voren gekomen die in twijfel trekken in hoeverre sommige bepalingen van de RAPV nog bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.
Allereerst is de doeltreffendheid van de RAPV afgenomen door de toename van e-commerce. De RAPV is van toepassing op alle consumentenproducten, ongeacht of deze in fysieke winkels of online worden verkocht. Het feit dat de RAPV geen uitdrukkelijke bepalingen bevat die gericht zijn op de specifieke kenmerken van onlineverkoop, met name de nieuwe actoren in de onlinetoeleveringsketen, heeft echter negatieve gevolgen voor de veiligheid van EU-consumenten en het gelijke speelveld voor EU-ondernemingen die zich hieraan houden.
Door de snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën ontstaan er ook vragen over de reikwijdte van sommige belangrijke concepten uit de RAPV. Met het ontstaan van nieuwe risico’s in verband met connectiviteit, de toepasselijkheid van de richtlijn op software-updates en -downloads en de zich ontwikkelende functies van op artificiële intelligentie gebaseerde producten is het de vraag of de RAPV duidelijk genoeg is om ondernemingen rechtszekerheid te bieden en consumenten te beschermen.
Uit de evaluatie bleek ook dat het juridische kader van de EU intern niet coherent genoeg was, doordat er verschillende voorschriften bestaan voor markttoezicht op geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten.
Ten slotte is uit de evaluatie duidelijk geworden dat het noodzakelijk is om sommige bepalingen te verfijnen en zo de doeltreffendheid van de RAPV te verbeteren. Er zijn voornamelijk wetswijzigingen of nadere maatregelen nodig om de doeltreffendheid van het terugroepen van producten te verbeteren. Bovendien is er behoefte aan een mechanisme voor het beslechten van geschillen tussen lidstaten die betrekking hebben op risicobeoordelingen. Door het traceerbaarheidssysteem uit de richtlijn en de beperkte middelen van markttoezichtautoriteiten is het moeilijk om de veiligheid van producten doeltreffend te controleren. Dit probleem moet daarom worden aangepakt om de bescherming van consumenten en de werking van de eengemaakte markt te waarborgen. Verder handhaven de lidstaten de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten op dit moment niet op geharmoniseerde wijze en is hiervoor een oplossing nodig.
• Raadpleging van belanghebbenden
Bij het voorbereiden van dit voorstel heeft de Commissie belanghebbenden geraadpleegd via een openbare raadpleging over de aanvangseffectbeoordeling en de routekaart, een openbare publieksraadpleging, workshops van belanghebbenden, ad-hocbijdragen en gerichte raadplegingen van lidstaten en andere belanghebbenden. De resultaten van de raadplegingsactiviteiten zijn opgenomen in de gehele effectbeoordeling en komen tot uiting in dit voorstel. De belangrijkste punten die tijdens de raadplegingen ter sprake zijn gekomen, zijn:
Het behouden van het vangnet: de algemene feedback onder alle groepen belanghebbenden was dat de RAPV nuttige wetgeving is en dat het vangnet ervan moet worden behouden. Een ruime meerderheid van de respondenten gaf echter aan dat de huidige veiligheidsvoorschriften van voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten die door de RAPV worden bestreken, op specifieke gebieden kunnen worden verbeterd om de consument zo beter te beschermen (71 % van de antwoorden in de openbare publieksraadpleging).
Het aanpakken van de uitdagingen die voortvloeien uit nieuwe technologieën: hoewel alle belanghebbenden erkenden dat nieuwe technologieën veel uitdagingen met zich meebrengen, opperden zij uiteenlopende manieren om deze aan te pakken. In de raadplegingen pleitten consumentenvertegenwoordigers en autoriteiten van verschillende lidstaten ervoor de definitie van “veiligheid” uit te breiden met (cyber)beveiligingsrisico’s die van invloed zijn op de veiligheid. In de raadpleging over de routekaart/aanvangseffectbeoordeling waren technologiebedrijven echter terughoudender met het opnemen van nieuwe technologieën en nieuwe risico’s die daarmee verband houden in de RAPV. Zij hebben liever dat de RAPV technologieneutraal blijft en dat risico’s in verband met nieuwe technologieën door andere, specifiekere wetgeving worden bestreken. Desondanks bevat het voorstel voor een verordening dergelijke aspecten om ervoor te zorgen dat de risico’s die voortvloeien uit nieuwe technologieën onder het toepassingsgebied van het vangnet vallen, voor het geval deze niet door specifiekere EU-wetgeving worden bestreken 19 .
Het aanpakken van veiligheidskwesties in verband met online verkochte producten: het probleem van producten die rechtstreeks of via onlineplatformen van buiten de EU komen, kwam herhaaldelijk aan bod in de raadplegingen. Ondernemingen en hun vertegenwoordigers benadrukten het belang van een gelijk speelveld en gaven aan dat veel detailhandelaren in de EU op dit moment worden benadeeld door oneerlijke concurrentie van in derde landen gevestigde marktdeelnemers. De autoriteiten van lidstaten onderstreepten dat het moeilijk is om producten die afkomstig zijn uit derde landen, te controleren en om handhavingsmaatregelen te nemen tegen marktdeelnemers buiten de EU. De meningen van de belanghebbenden over de verplichtingen van onlinemarktplaatsen liepen uiteen:
–Onlinemarktplaatsen die feedback over de routekaart gaven, zeiden dat zij het zouden accepteren als sommige verplichtingen uit de momenteel vrijwillige productveiligheidsbelofte bindend zouden worden, maar dat zij geen voorstander van verdere verplichtingen waren 20 . Detailhandelaren voerden aan dat onlinemarktplaatsen een belangrijke rol spelen in de toeleveringsketen en dat zij daarom overeenkomstige verantwoordelijkheden zouden moeten hebben.
–Consumentenvertegenwoordigers en autoriteiten van lidstaten waren voorstander van het vergroten van de verantwoordelijkheden in de hele toeleveringsketen.
Het verbeteren van de voorschriften inzake markttoezicht en de handhaving ervan: wat betreft markttoezicht en handhaving waren belanghebbenden uit alle groepen voorstander van de afstemming van de voorwaarden inzake markttoezicht op geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten. Dit is opgenomen in het voorstel. Met betrekking tot de invoering van een “verantwoordelijke” in de herziene RAPV was een ruime meerderheid van de respondenten in de openbare publieksraadpleging van mening dat producten die door de RAPV worden bestreken, uitsluitend op de EU-markt mogen worden gebracht als een in de EU gevestigde marktdeelnemer verantwoordelijk is voor productveiligheidsdoeleinden (70 % van de respondenten was voor).
Het herzien van het normalisatieproces: een meerderheid van de belanghebbenden was vóór het vereenvoudigen van het normalisatieproces voor de ontwikkeling van nieuwe normen op grond van de RAPV en nu op grond van deze verordening. Dit is opgenomen in dit voorstel.
Het opnemen van op voedsel lijkende producten in het toepassingsgebied van de herziene RAPV: de meeste belanghebbenden waren vóór het opnemen van de wetgeving voor op voedsel lijkende producten in de herziene RAPV. Een ruime meerderheid van de respondenten van de openbare publieksraadpleging gaf aan dat producten die op levensmiddelen lijken, moeten worden opgenomen in het rechtsinstrument voor algemene productveiligheid (69 % van de respondenten was vóór). In de raadpleging over de aanvangseffectbeoordeling waren de respondenten vóór het opnemen van dit onderdeel in de risicobeoordeling voor productveiligheid. Deze aanpak is weergegeven in het voorstel. Er was geen steun voor een volledig verbod op op voedsel lijkende producten.
Het verbeteren van het kader voor het terugroepen van producten: belanghebbenden hebben herhaaldelijk benadrukt dat het bij het terugroepen van producten cruciaal is om direct contact op te nemen met betrokken consumenten indien dit mogelijk is, bijvoorbeeld omdat het product is geregistreerd, online is gekocht of met een klantenkaart is aangeschaft. Verschillende belanghebbenden gaven aan dat consumenten de mogelijkheid zouden moeten hebben om ervoor te kiezen uitsluitend veiligheidsmeldingen te ontvangen (bij de registratie van een product of de aanmelding bij een klantenprogramma). Er bestond een brede consensus dat bepaalde belangrijke elementen en basisregels, die voor alle terugroepberichten gelden, genormaliseerd en verplicht moeten worden, wat het geval is in de voorgestelde verordening. Verschillende belanghebbenden uitten de noodzaak om de deelname aan terugroepacties minder lastig en aantrekkelijker te maken voor consumenten.
Het verbeteren van de traceerbaarheid in de hele toeleveringsketen: een ruime meerderheid van de belanghebbenden vond dat het systeem voor de traceerbaarheid van producten in de RAPV moet worden versterkt (82 % vóór in de openbare publieksraadpleging). Verder werd de rol van onlinemarktplaatsen bij het verbeteren van de traceerbaarheid van producten benadrukt, waarbij de respondenten voornamelijk aanvoerden dat marktplaatsen voordat zij een product opnemen, moeten controleren of er informatie over traceerbaarheid beschikbaar is.
Het aanpakken van namaakproducten: organisaties van merkeigenaren benadrukten dat de RAPV moet worden aangepast om onveilige namaakproducten aan te pakken. Deze kwestie is naar behoren in aanmerking genomen, maar niet opgenomen in dit voorstel, omdat namaakproducten al worden aangepakt door EU-wetgeving en onveilige producten door de RAPV en dit voorstel worden bestreken, ongeacht of ze authentiek zijn. Hoewel namaakproducten veiligheidsrisico’s met zich kunnen meebrengen, moet de veiligheid van een bepaald product worden geanalyseerd op basis van een risicobeoordeling.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
De voorbereiding van dit voorstel is gebaseerd op advies van deskundigen en een aantal onderzoeken. Dit zijn onder andere onderzoeken die zijn gericht op de uitvoering van de RAPV, ter ondersteuning van de evaluatie en de effectbeoordeling, en op de doeltreffendheid van het terugroepen van producten.
De Commissie heeft ook expertise en opvattingen bijeengebracht via gerichte raadplegingen en betrokkenheidsactiviteiten, waaronder een aantal workshops, conferenties, interviews met deskundigen en autoriteiten, en het advies van de Subgroep kunstmatige intelligentie, verbonden producten en andere nieuwe uitdagingen inzake productveiligheid van het Consumer Safety Network. De Commissie heeft talloze bilaterale vergaderingen gehouden en een analyse uitgevoerd van ad-hocstandpuntennota’s van consumentenorganisaties, vertegenwoordigers van de industrie en de academische wereld.
• Effectbeoordeling
Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling (SWD(2021) 169, SWD(2021) 168). Deze is getoetst door de Raad voor regelgeving en heeft een positieve beoordeling gekregen (SEC 280 (avis du RSB)).
In het kader van dit initiatief heeft de Commissie verschillende beleidsalternatieven uit de effectbeoordeling bestudeerd. De geanalyseerde beleidsalternatieven omvatten zowel niet-wetgevende als wetgevende acties om de verschillende specifieke doelstellingen uit de effectbeoordeling aan te pakken: i) waarborgen dat het juridische kader van de EU algemene veiligheidsvoorschriften bevat voor alle consumentenproducten en -risico’s, waaronder producten en risico’s in verband met nieuwe technologieën; ii) productveiligheidsuitdagingen in de kanalen voor onlineverkoop aanpakken; iii) het terugroepen van producten doeltreffender en efficiënter maken om te waarborgen dat consumenten geen gevaarlijke producten in handen krijgen; iv) het markttoezicht verbeteren en de voorschriften voor markttoezicht op geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde consumentenproducten beter afstemmen, en v) veiligheidskwesties in verband met op voedsel lijkende producten aanpakken.
Er zijn een aantal opties beoordeeld. Ten eerste heeft de Commissie overwogen hoe zij op de specifieke doelstellingen kon reageren zonder de RAPV te herzien (optie 1). Er zijn verschillende niet-wetgevende maatregelen in overweging genomen, met name: i) het afgeven van richtsnoeren over de toepasselijkheid van de RAPV op nieuwe technologieën en op het terugroepen van producten, en ii) het onderzoeken van de uitbreiding van de vrijwillige maatregelen in het kader van de productveiligheidsbelofte voor onlineverkoop. Uit de verschillende raadplegingen bleek echter dat de vastgestelde tekortkomingen niet zouden worden opgelost met dergelijke juridisch niet-bindende maatregelen.
De Commissie heeft verschillende wetgevende opties voor het aanpakken van de specifieke doelstellingen overwogen: een gerichte wetgevingsherziening van de RAPV (optie 2) die is gericht op een beperkt aantal wijzigingen en een volledige herziening van de RAPV waarin een alomvattende actie voor alle doelstellingen wordt voorgesteld (optie 3). Uit de effectbeoordeling blijkt dat de vastgestelde tekortkomingen beter worden aangepakt met optie 3, die ambitieuzer is dan optie 2, en dat deze optie ook beter voldoet aan de specifieke doelstellingen die moeten worden aangepakt, waarbij de economische gevolgen beperkt blijven. Als optie 4 werd overwogen om instrumenten voor markttoezicht volledig te integreren, zoals is voorgesteld in het pakket over productveiligheid en markttoezicht uit 2013, om te analyseren of deze optie na de recente vaststelling van Verordening (EU) 2019/1020 nog steeds gegrond zou zijn. Uit de effectbeoordeling bleek dat optie 4, hoewel deze inhoudelijk vergelijkbaar is met optie 3, hogere kosten voor EU-ondernemingen met zich mee zou kunnen brengen. Daarom koos de Commissie voor optie 3 (de volledige herziening van de RAPV met inbegrip van de wijziging in een verordening) als de beste beleidsvorm voor het huidige voorstel, omdat de beleidsdoelstellingen hierin het best worden aangepakt en de kosten voor ondernemingen en markttoezichtautoriteiten tegelijkertijd beperkt blijven.
Er zijn ook verschillende opties overwogen in verband met de veiligheid van op voedsel lijkende producten. Het betrof: i) het behouden van een afzonderlijk stelsel voor deze producten onder een afzonderlijke richtlijn (door het herzien van Richtlijn 87/357/EEG); ii) het integreren van de specifieke bepalingen uit de huidige Richtlijn 87/357/EEG in de nieuwe RAPV met een specifiek juridisch stelsel, en iii) het afzien van gerichte bepalingen voor op voedsel lijkende producten en het gebruiken van de algemene bepalingen om de veiligheid van dergelijke producten per geval te waarborgen op basis van de risicobeoordeling. Voor de eerste twee opties heeft de Commissie ook overwogen om richtsnoeren op te stellen om te voorkomen dat de lidstaten deze op verschillende manieren interpreteren. Uit de raadpleging van de lidstaten bleek echter dat de verschillen in de interpretatie van de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten zo groot waren, dat de voorschriften juridisch moesten worden herzien om een gelijke toepassing te waarborgen. De Commissie koos als beste beleidsoptie het stopzetten van het specifieke stelsel voor op voedsel lijkende producten en het beoordelen van de veiligheid ervan op basis van dezelfde risicobeoordeling als voor andere niet-geharmoniseerde consumentenproducten (waarbij het feit dat het product op voedsel lijkt, in aanmerking wordt genomen bij de risicobeoordeling van het desbetreffende product).
De voorkeursoptie omvat: a) verduidelijking over de manier waarop deze wetgeving van toepassing is op risico’s die voortvloeien uit nieuwe technologieën en onlineverkoop, b) bepalingen ter verbetering van de doeltreffendheid van het terugroepen van producten, c) een betere afstemming met de voorschriften voor markttoezicht op geharmoniseerde producten en betere verantwoordelijkheden van marktdeelnemers en onlinemarktplaatsen op het gebied van productveiligheid, d) de vereenvoudiging van normalisatieprocedures, en e) de opname van de bepalingen van de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten. De verwachte gevolgen van deze optie zijn als volgt.
Op economisch gebied brengt de voorkeursoptie naar verwachting grote voordelen voor de consument en de maatschappij met zich mee. De geraamde schade voor de consument zou in het eerste jaar dat de voorkeursoptie wordt uitgevoerd met circa 1,0 miljard EUR afnemen en in de volgende tien jaar met circa 5,5 miljard EUR. Met deze optie zou de schade voor de consument in verband met het ondoeltreffend terugroepen van producten bovendien met meer dan 400 miljoen EUR per jaar afnemen. Door het aantal onveilige producten terug te brengen, zouden met de voorgestelde maatregelen ook de huidige schade die EU-consumenten en de maatschappij lijden door toedoen van te voorkomen productgerelateerde ongevallen (momenteel geraamd op 11,5 miljard EUR per jaar), en de huidige gezondheidszorgkosten voor productgerelateerd letsel (momenteel geraamd op 6,7 miljard EUR per jaar) worden verlaagd. De precieze gevolgen kunnen vanwege het ontbreken van gegevens over schade voor het ramen van tendensen niet worden gekwantificeerd. De kosten die worden bespaard door de verschillen tussen de uitvoering door de lidstaten en de juridische versnippering terug te brengen, worden geraamd op 59 miljoen EUR per jaar voor ondernemingen en 0,7 miljoen EUR per jaar voor markttoezichtautoriteiten.
De totale kosten voor ondernemingen in de EU (die actief zijn als fabrikant, groothandel en detailhandel van niet-geharmoniseerde producten) worden geraamd op 196,6 miljoen EUR, wat gelijkstaat aan 0,02 % van hun omzet in het eerste jaar van de uitvoering. In de jaren die volgen, zouden de terugkerende kosten voor EU-ondernemingen 177,8 miljoen EUR bedragen. Deze kosten houden verband met de toegenomen verplichtingen voor ondernemingen, vooral voor onlineverkoop, de verkoop van nieuwe technologieproducten en het terugroepen van onveilige producten, en met het afstemmen van de voorschriften voor markttoezicht op die voor geharmoniseerde producten. De markttoezichtautoriteiten in de lidstaten zouden op grond van dit voorstel nog eens circa 6,7 miljoen EUR per jaar aan terugkerende kosten hebben, vanwege hun toegenomen bevoegdheden voor het markttoezicht op onveilige producten, en slechts relatief beperkte eenmalige aanpassings- en uitvoeringskosten.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Met dit voorstel wordt de herziening van twee bestaande wetgevingsinstrumenten beoogd: de richtlijn algemene productveiligheid en de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten. Om de wetgeving te vereenvoudigen, stelt de Commissie voor om de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten in te trekken en de veiligheid van op voedsel lijkende producten te beoordelen op grond van het huidige voorstel voor een nieuwe verordening inzake algemene productveiligheid.
Bovendien heeft de Commissie een aantal gebieden vastgesteld waar de administratieve lasten en de daaraan gerelateerde kosten kunnen worden verlaagd.
Allereerst zouden met dit voorstel de regelgevingskosten en de regeldruk voor ondernemingen worden verlaagd, omdat er dankzij de juridisch bindende ophelderingen en de keuze voor een verordening als instrument minder onzekerheid over de regelgeving is en de wetgeving inzake productveiligheid beter wordt uitgevoerd dan nu in het kader van de RAPV. Door de algemene voorschriften inzake markttoezicht en veiligheid voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten op elkaar af te stemmen, zijn er minder uitvoeringsverschillen en wordt de traceerbaarheid van de toeleveringsketen verbeterd. Er zullen voor alle ondernemingen kostenbesparingen zijn en in het bijzonder voor de 42 % van de ondernemingen die aangaf extra kosten te hebben in verband met de ongelijke uitvoering van de RAPV. De kostenbesparingen voor ondernemingen dankzij de meer geharmoniseerde uitvoering worden geraamd op ongeveer 59 miljoen EUR per jaar (er wordt 34 miljoen EUR bespaard door kleine en middelgrote ondernemingen in de EU en 26 miljoen EUR door grote ondernemingen in de EU).
Ten tweede zorgt dit voorstel voor meer efficiëntie op het gebied van markttoezicht en handhaving in de lidstaten. Dit is te danken aan het afstemmen van de voorschriften voor markttoezicht tussen geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten, beter afgestemde handhavingsbevoegdheden, een betere afschrikkende werking en een nieuw arbitragemechanisme. Op deze manier brengt het voorstel voor alle markttoezichtautoriteiten in de lidstaten kostenbesparingen met zich mee, en in het bijzonder voor de 16 % van hen die aangaf extra kosten te hebben vanwege de verschillende juridische kaders voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten. Deze kostenbesparingen voor lidstaten worden voor de hele EU geraamd op 0,7 miljoen EUR per jaar.
Ten slotte zullen de administratieve lasten voor lidstaten en de Commissie worden verlaagd dankzij de voorgestelde vereenvoudiging van het normalisatieproces. Dankzij deze vereenvoudiging kunnen normalisatiewerkzaamheden sneller worden uitgevoerd, waardoor de rechtszekerheid groter wordt en ondernemingen eenvoudiger kunnen voldoen aan het algemene productveiligheidsvereiste.
In dit voorstel worden micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen niet vrijgesteld van de verplichtingen. Op grond van de EU-wetgeving inzake productveiligheid zijn “lichtere” stelsels voor kleine en middelgrote ondernemingen niet toegestaan, omdat alle consumentenproducten ongeacht de kenmerken van hun toeleveringsketen veilig moeten zijn om te voldoen aan de algemene doelstelling van productveiligheid en consumentenbescherming. De Commissie raamt de totale nalevingskosten van dit voorstel voor kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in het eerste jaar van de uitvoering op 111,1 miljoen EUR (eenmalige en terugkerende kosten). In de jaren die volgen, zouden de terugkerende kosten voor kleine en middelgrote EU-ondernemingen circa 100 miljoen EUR bedragen. De kosten die worden bespaard door de verschillen tussen de uitvoering van de lidstaten en de juridische versnippering terug te brengen, worden voor kleine en middelgrote EU-ondernemingen geraamd op 34 miljoen EUR.
Dit voorstel heeft praktische gevolgen voor zowel de marktdeelnemers die producten verwerken die door de RAPV worden bestreken, als voor markttoezichtautoriteiten in de lidstaten.
Ondernemingen moeten aan de aanvullende eisen voor traceerbaarheid en transparantie voldoen. Voor ondernemingen die daadwerkelijk onveilige producten op de markt hebben gebracht, gelden extra voorschriften voor het terugroepen van producten. Onlinemarktplaatsen moeten er ook voor zorgen dat zij interne mechanismen opzetten om hun nieuwe verplichtingen inzake productveiligheid na te leven. Bovendien moeten ondernemingen die van buiten de EU op de eengemaakte markt producten verkopen, regelingen treffen om te waarborgen dat er een verantwoordelijke marktdeelnemer is voor de producten die in de EU worden verkocht.
Mogelijk hebben de markttoezichtautoriteiten van lidstaten meer middelen nodig voor de uitbreiding van de verantwoordelijkheden inzake markttoezicht en de nieuwe bevoegdheden die zij zouden krijgen. Zo krijgen nationale autoriteiten dankzij de nieuwe instrumenten voor onlinemarkttoezicht meer mogelijkheden en kunnen hiervoor meer middelen en vaardigheden vereist zijn. Nu deze nieuwe bevoegdheden echter grotendeels zijn afgestemd op de bestaande voorschriften voor markttoezicht op geharmoniseerde producten op grond van Verordening (EU) 2019/1020, zijn de markttoezichtautoriteiten hier vaak al bekend mee, vooral in de lidstaten waar geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten onder de verantwoordelijkheid van dezelfde markttoezichtautoriteiten vallen. De praktische gevolgen voor lidstaten zijn daarom voornamelijk betere synergieën en een beter gebruik van bestaande structuren en middelen dan nieuwe behoeften. De uitbreiding van de dekking naar risico’s uit nieuwe technologieën (bijvoorbeeld cyberbeveiligingsrisico’s die van invloed zijn op de veiligheid) zullen er naar verwachting voor zorgen dat er meer professioneel personeel en externe expertise nodig zijn in de lidstaten om de veiligheid van nieuwe technologieproducten te controleren.
De sectoren die het meest worden getroffen, zijn de onlineverkoop en producenten van bepaalde nieuwe technologieën. Dankzij de geharmoniseerde EU-voorschriften zou dit echter geen grote invloed op hun concurrentievermogen moeten hebben.
Dit voorstel is zowel in de digitale als in de fysieke wereld doeltreffend en hierin wordt rekening gehouden met digitale ontwikkelingen en met name met de ontwikkeling van producten voor onlineverkoop en nieuwe technologieën. Het aanpakken van de digitale uitdagingen voor productveiligheid is een van de belangrijkste doelstellingen van dit voorstel. Hierin worden de voorschriften voor markttoezicht op onlineverkoop verbeterd en worden verplichtingen inzake productveiligheid voor onlinemarktplaatsen en onlinedetailhandelaren vastgesteld om de veiligheid van online verkochte producten te vergroten. In dit voorstel worden ook nieuwe veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit nieuwe technologieën aangepakt en wordt de toepassing van de voorschriften inzake productveiligheid op software toegelicht. Dit voorstel is volledig in overeenstemming met het huidige digitale beleid van de EU en in het bijzonder met het voorstel voor de wet inzake digitale diensten en de wetgevingswerkzaamheden inzake kunstmatige intelligentie en het internet der dingen. Dit initiatief wordt ondersteund door bestaande ICT-oplossingen, met name het systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke niet-voedingsproducten van de EU (“Safety Gate”) en de daaraan gerelateerde Business Gateway.
• Grondrechten
Met dit voorstel wordt getracht de gezondheid en veiligheid van Europese consumenten beter te beschermen en hun recht op voorlichting te bevorderen. Dankzij duidelijkere verplichtingen en betere handhaving op het gebied van productveiligheid, zal dit voorstel naar verwachting positieve gevolgen hebben voor de consumenten- en milieubescherming en een hoger niveau hiervan waarborgen, in overeenstemming met de artikelen 37 en 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
In het voorstel zijn extra voorschriften voor ondernemingen vastgesteld met het oog op het algemene EU-belang van een betere consumentenbescherming. De nalevingskosten die hieruit voortkomen, zijn naar verwachting relatief laag in vergelijking met de omzet van de ondernemingen. Deze voorschriften zijn als zodanig niet van invloed op de fundamentele vrijheid van ondernemerschap en de evenredigheid ervan uit hoofde van artikel 52 van het Handvest.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Volgens de voorgestelde verordening moet de Commissie de samenwerking tussen markttoezichtautoriteiten, met inbegrip van gecoördineerde markttoezichtactiviteiten, het nieuwe arbitragemechanisme en collegiale toetsing ondersteunen en faciliteren. Bovendien zijn dankzij dit voorstel een betere samenwerking en uitwisseling van informatie met internationale partners van de EU op het gebied van productveiligheid mogelijk. Ten slotte voorziet dit voorstel in de vaststelling van uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen (in verband met traceerbaarheid en het terugroepen van producten) en een mogelijk hogere normalisatie-activiteit dankzij een vereenvoudigde normalisatieprocedure. Dit brengt extra werk voor de Commissie met zich mee, naar schatting vier extra voltijdse ambtenaren (drie beheerders en een assistent). Deze middelen zullen worden vrijgemaakt door een andere verdeling en een andere inzet van de bestaande personeelstaken.
De Commissie financiert ook elektronische interfaces, te weten de webpagina Safety Gate, de Safety Gate-portal (waarop meldingen van gevaarlijke producten worden gedaan) en de Safety Business Gateway waarop meldingen van marktdeelnemers aan markttoezichtautoriteiten worden verzameld.
De aanvullende kosten voor deze coördinatie-activiteiten en elektronische interfaces kunnen worden gedekt door het programma voor de eengemaakte markt onder het huidige meerjarige financiële kader 2021-2027. In vervolgprogramma’s onder toekomstige meerjarige financiële kaders kunnen vergelijkbare financieringsmogelijkheden worden opgenomen. De details worden uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De uitvoering van het voorstel gaat gepaard met controles op basis van vooraf gedefinieerde essentiële handhavingsindicatoren. De Commissie voert een onderzoek uit om gemeenschappelijke haalbare en relevante handhavingsindicatoren op het gebied van productveiligheid vast te stellen, die moeten worden overeengekomen met de lidstaten.
Naast de gebruikelijke controle en verslaglegging, wordt er voorgesteld om de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de EU van deze wetgeving te evalueren nadat de lidstaten deze vijf jaar hebben uitgevoerd.
De Commissie ondersteunt de uitvoering van het voorstel met coördinerende acties, zowel in het kader van het Consumer Safety Network (follow-up van de uitvoering, de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten enz.) als met gecoördineerde markttoezichtactiviteiten.
• Artikelsgewijze toelichting
De voorgestelde verordening telt 11 hoofdstukken en 47 artikelen.
Hoofdstuk I – Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk worden het toepassingsgebied en de belangrijkste termen uit de voorgestelde verordening uiteengezet. Het bevat een “vangnet” voor alle producten die onder het toepassingsgebied vallen, door middel van eisen om de veiligheid van consumentenproducten en daarmee de veiligheid van consumenten te waarborgen. Het bevat regels over de toepassing van deze verordening op de niet-geharmoniseerde wetgeving. Hierin worden de definities uit Richtlijn 2001/95/EG geactualiseerd, voornamelijk om het andere toepassingsgebied van de definitie van het product in aanmerking te nemen, en wordt er een specifieke definitie van het begrip “onlinemarktplaats” ingevoerd.
Hoofdstuk II – Veiligheidsvoorschriften
In dit hoofdstuk wordt het algemene veiligheidsvereiste ingevoerd, wordt het belang bevestigd van in het Publicatieblad van de EU bekendgemaakte normen als een blijk van een vermoeden van veiligheid en worden de aspecten voor het beoordelen van de veiligheid van producten geactualiseerd zodat op voedsel lijkende producten in aanmerking worden genomen bij de risico-evaluatie, naar aanleiding van het intrekken van Richtlijn 87/357/EEG. Onder de nieuwe aspecten voor het beoordelen van de productveiligheid vallen ook de mogelijke risico’s in verband met producten die zijn gebaseerd op nieuwe technologieën.
Hoofdstuk III – Verplichtingen van marktdeelnemers
Afdeling 1
In dit deel worden de verplichtingen van de marktdeelnemers uiteengezet, met uitzondering van de marktdeelnemers die onder Verordening (EU) 2019/1020 vallen. Dit om te voorkomen dat de verplichtingen uit dit hoofdstuk in strijd zijn met vergelijkbare verplichtingen uit de geharmoniseerde wetgeving. Naast de algemenere verplichtingen van marktdeelnemers om de veiligheid van producten te waarborgen, wordt in dit hoofdstuk het begrip substantiële wijziging geïntroduceerd, in welk geval de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het product overgaat op de persoon die de wijziging aanbrengt. Bovendien wordt hierin de definitie van de verantwoordelijke persoon uit artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020 uitgebreid met niet-geharmoniseerde producten. Deze voorwaarde is noodzakelijk om bij het op de markt aanbieden van producten de kwesties in verband met rechtstreekse invoer uit derde landen aan te pakken. Dit hoofdstuk bevat ook de basisbepalingen over traceerbaarheid, die voornamelijk afkomstig zijn uit Besluit nr. 768/2008/EG, en de mogelijkheid om voor producten die een ernstig risico voor de gezondheid en veiligheid van de mens kunnen vormen, met een gedelegeerde handeling een strikter traceerbaarheidssysteem vast te stellen.
Afdeling 2
Dit deel bevat de verplichtingen van marktdeelnemers die ook gelden voor marktdeelnemers die onder Verordening (EU) 2019/1020 vallen. Dit zijn verplichtingen die niet overeenkomen met de geharmoniseerde sectoren, waardoor de toepassing ervan op deze sector geen strijdigheden zou veroorzaken. Het gaat om de verplichting van marktdeelnemers in geval van verkoop op afstand en in geval van ongevallen met een product.
Hoofdstuk IV – Onlinemarktplaatsen
In dit hoofdstuk wordt de rol van onlinemarktplaatsen bestudeerd en worden specifieke verplichtingen van deze marktplaatsen vastgelegd.
Hoofdstuk V – Markttoezicht en uitvoering
In dit hoofdstuk worden de hoofdstukken IV, V en VI van Verordening (EU) 2019/1020 over markttoezicht volledig overgenomen en aangepast. Het doel is om voor zover mogelijk één stelsel voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten op te zetten.
Hoofdstuk VI – Systeem voor snelle waarschuwingen Safety Gate
In dit hoofdstuk wordt het beginsel van het uitwisselen van informatie in het geval van een gevaarlijk product uiteengezet en wordt de naam Rapex gewijzigd in Safety Gate, waarbij de kenmerken van het systeem behouden blijven. In het voorstel worden specifiekere termijnen toegevoegd. De relatie tussen Safety Gate en het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (ICSMS) wordt duidelijker gemaakt. Bovendien wordt in het hoofdstuk toegelicht dat de autoriteiten van lidstaten kunnen besluiten om de taak van verbindingsbureau toe te vertrouwen aan het nationale contactpunt voor Safety Gate.
Hoofdstuk VII – Rol van de Commissie en coördinatie van de handhaving
Dit hoofdstuk geeft de Commissie de mogelijkheid om door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast te stellen in geval van een ernstig risico dat niet op afdoende wijze met de door de betrokken lidstaat of lidstaten genomen maatregelen of door een andere in de Uniewetgeving vastgestelde procedure kan worden beheerst. Deze mogelijkheid bestaat al in de RAPV: in de voorgestelde verordening is het toepassingsgebied preciezer afgebakend. Verder wordt in hoofdstuk V een vrijwillig arbitragemechanisme geïntroduceerd waarin lidstaten in geval van uiteenlopende risicobeoordelingen vragen met betrekking tot de identificatie of het niveau van een risico in verband met een product aan de Commissie kunnen voorleggen. Op deze manier is het mogelijk om op EU-niveau uniformer op te treden tegen gevaarlijke producten.
Hoofdstuk VIII – Recht op voorlichting en remedies
Dit hoofdstuk bevat bepalingen over informatie voor consumenten. Hierin wordt de verplichting voor de Commissie en de lidstaten om informatie in verband met de risico’s van producten voor de gezondheid en veiligheid aan de consument beschikbaar te stellen, bevestigd. Ook bevat dit hoofdstuk de verplichting voor lidstaten om consumenten de gelegenheid te bieden om klachten in te dienen bij de bevoegde nationale autoriteiten. Het toepassingsgebied van de reeds bestaande Safety Gate-portal wordt hierin bevestigd en verder uitgebreid door een nieuw deel toe te voegen waar consumenten rechtstreeks door marktdeelnemers afgegeven waarschuwingen en teruggeroepen producten kunnen raadplegen. Met nieuwe bepalingen wordt getracht de doeltreffendheid van het terugroepen van producten te verbeteren, waardoor wordt gewaarborgd dat er volledigere en uitgebreidere informatie aan de consument wordt verschaft en consumenten betere rechtsmiddelen tot hun beschikking hebben.
Hoofdstuk IX – Internationale samenwerking
Dit hoofdstuk vormt de rechtsgrondslag voor de Commissie om samenwerkingsvormen op te zetten voor het verbeteren van de productveiligheid. Dit zijn onder andere gemeenschappelijke handhavingsactiviteiten, technische ondersteuning, de uitwisseling van ambtenaren en de uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten en in het bijzonder informatie uit de Safety Gate. Op dit gebied wordt met de bepaling volledige deelname aan Safety Gate of de uitwisseling van geselecteerde informatie toegestaan.
Hoofdstuk X – Financiële bepalingen
In de voorgestelde verordening wordt vastgesteld dat de Commissie activiteiten in alle kwesties die onder haar toepassingsgebied vallen, financiert.
De voorgestelde verordening bevat algemene bepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de EU.
Hoofdstuk XI – Slotbepalingen
Dit hoofdstuk bevat voornamelijk een systeem voor sancties: hoewel wordt erkend dat het vaststellen van sancties een nationale bevoegdheid is, bevat dit hoofdstuk richtsnoeren voor sancties en in het bijzonder de criteria voor het vaststellen van sancties, de soorten inbreuken die moeten worden bestraft, criteria voor plafonds en de mogelijkheid om dwangsommen op te leggen.