Toelichting bij COM(2021)372 - Toetreding van de EU tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 22 juni 2018 1 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om te onderhandelen over de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (“het verdrag”).

Op grond van artikel 24, lid 2, punt a), van het verdrag kunnen de verdragsluitende partijen bij consensus de regionale organisaties voor economische integratie waarvan de vissersvaartuigen in het toepassingsgebied van het verdrag wensen te vissen, uitnodigen toe te treden tot het verdrag.

De Unie heeft in 2018, 2019, 2020 en 2021 verzoeken tot toetreding tot het verdrag ingediend. De Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission, NPFC), die bij het verdrag werd opgericht voor het beheer van de visserij in het verdragsgebied, heeft tijdens haar vierde en vijfde jaarvergadering in 2018 respectievelijk 2019 geen consensus weten te bereiken over de verzoeken van de Unie van 2018 en 2019. Aangezien in 2020 geen jaarvergadering heeft plaatsgevonden als gevolg van de COVID-19-pandemie, heeft de NPFC het verzoek van de Unie van 2020 niet in overweging genomen. Tijdens haar zesde jaarvergadering van 23 tot en met 25 februari 2021 heeft de NPFC het verzoek van de Unie aanvaard en de Unie bij consensus uitgenodigd toe te treden tot het verdrag en de akten van bekrachtiging neer te leggen bij de regering van de Republiek Korea, die als depositaris optreedt.

Door haar toetreding tot het verdrag tracht de Unie tegemoet te komen aan het belang van de lidstaten en van de betrokken vaartuigen van de Unie om toegang te krijgen tot de visbestanden in het toepassingsgebied van het verdrag. De Unie streeft er ook naar de duurzaamheid te waarborgen van de exploitatie, het beheer en de instandhouding van de mariene biologische rijkdommen en het door de NPFC beheerde mariene milieu.

Dit voorstel is een voorstel voor een besluit van de Raad tot toetreding tot het verdrag na goedkeuring door het Europees Parlement.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) zijn: internationale organisaties van landen, waaronder enkele kuststaten, regionale organisaties voor economische integratie, zoals de Europese Unie, en visserijentiteiten die belang hebben bij de visserij in een bepaald gebied. Sommige ROVB’s beheren alle visbestanden in een specifiek gebied, terwijl andere zich toeleggen op bepaalde over grote afstanden trekkende soorten, met name tonijn, in een uitgestrekt geografisch gebied. Sommige ROVB’s hebben uitsluitend een adviserende rol, maar de meeste beschikken over de bevoegdheid om vangst- en visserijinspanningsbeperkingen, technische maatregelen en controleverplichtingen vast te stellen.

In overeenstemming met de mededeling van de Commissie inzake deelneming aan regionale visserijorganisaties (RVO’s) 2 , de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid 3 , en de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 aangaande de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijke visserijbeleid 4 speelt de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, een actieve rol in zes tonijnorganisaties en in elf niet-tonijnorganisaties.

De gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie, “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen” 5 en de conclusies van de Raad van 3 april 2017 over die gezamenlijke mededeling bevorderen maatregelen die de doeltreffendheid van ROVB’s ondersteunen en versterken en die, waar relevant, hun governance verbeteren. Dit is een belangrijk aspect van het optreden van de EU in deze fora.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De toetreding van de Unie tot het verdrag is volledig verenigbaar met de conclusies van de Raad van 23 oktober 2020 betreffende de mededeling van de Commissie over de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 6

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel voor een besluit van de Raad is gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, punt a).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid) 

Niet van toepassing.

Evenredigheid

Niet van toepassing.

Keuze van het instrument

Krachtens artikel 218, lid 6, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is een voorstel van de Commissie nodig voor de vaststelling door de Raad van dit besluit na goedkeuring door het Europees Parlement.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Eind 2017 verzochten de lidstaten en een aantal individuele marktdeelnemers uit de visserijsector van de Unie de Commissie om toetredingsonderhandelingen aan te vangen. De desbetreffende organisaties en belangengroepen werden begin 2018 geraadpleegd om rekening te kunnen houden met hun standpunten tijdens de toekomstige onderhandelingen over de mogelijke toetreding van de Unie tot het verdrag. Het ging daarbij om vertegenwoordigers van de overheidsinstanties van de lidstaten, de EU-visserijsector en ngo’s, evenals EU-burgers en consumenten. Tijdens deze raadpleging drong de EU-visserijsector erop aan dat de EU-instellingen overeenstemming zouden bereiken zodat de EU-vloot zo snel mogelijk met de visserijactiviteiten in het toepassingsgebied van het verdrag zou kunnen beginnen. Volgens hen zou dit het snelst kunnen worden bereikt via een benadering in twee stappen, waarbij de Unie in eerste instantie een samenwerkende niet-verdragsluitende partij (Cooperating Non-Contracting Party, CNCP) wordt, met de uitdrukkelijke bedoeling kort daarna een volwaardig lid van de NPFC te worden. Tijdens de raadpleging werden geen andere opmerkingen ontvangen.

Het mandaat van de Raad bood weliswaar de mogelijkheid om onderhandelingen met de NPFC aan te gaan om de Unie in staat te stellen een CNCP te worden. Het werd echter wenselijk geacht volwaardig lidmaatschap na te streven, aangezien de CNCP-status niet strookt met het niveau en de intensiteit van de voorgenomen betrokkenheid van de Unie bij de NPFC.

Ook belanghebbenden werden nauw betrokken bij de voorbereiding van de toetredingsverzoeken van de Unie en vóór en tijdens de toetredingsonderhandelingen die plaatsvonden tijdens de jaarvergaderingen van de NPFC in 2018, 2019 en 2021.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor de toetreding van de Unie tot het verdrag is de betaling van een jaarlijkse financiële bijdrage aan de NPFC uit begrotingsonderdeel 08.05.02 (verplichte bijdragen aan ROVB’s en andere internationale organisaties) verschuldigd, die wordt geschat op ongeveer 60 000 EUR per jaar. Afhankelijk van de toekomstige visserijactiviteiten van de Unie in het toepassingsgebied kan de bijdrage van de Unie hoger worden. De precieze behoeften zullen deel uitmaken van de bedragen die worden vastgesteld in de betrokken begrotingsonderdelen in de jaarlijkse procedure tot vaststelling van de begroting.

Waarschijnlijk zullen in het kader van begrotingsonderdeel 08.04.02 ook vrijwillige bijdragen aan de begroting van de NPFC worden gedaan, met name ter stimulering van wetenschappelijk onderzoek. Deze bijdragen worden geschat op ongeveer 200 000 EUR per jaar. Tevens voorziet dit begrotingsonderdeel in technische bijstand ter ondersteuning van de verstrekking van wetenschappelijk advies tijdens de NPFC-bijeenkomsten. De kosten hiervan worden op 10 000 EUR per jaar geraamd. De precieze behoeften zullen deel uitmaken van de bedragen die worden vastgesteld in de betrokken begrotingsonderdelen in de jaarlijkse procedure tot vaststelling van de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Niet van toepassing.