Toelichting bij COM(2021)547 - Wijziging van Richtlijn 2014/53/EU betreffende de harmonisatie van nationale wetgeving inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)547 - Wijziging van Richtlijn 2014/53/EU betreffende de harmonisatie van nationale wetgeving inzake het op de markt aanbieden van ... |
---|---|
bron | COM(2021)547 |
datum | 23-09-2021 |
• Motivering en doel van het voorstel
Sinds 2009 tracht de Commissie de versnippering van de markt voor oplaadinterfaces voor mobiele telefoons en soortgelijke apparaten te beperken. Dergelijke initiatieven hebben echter alleen geleid tot vrijwillige regelingen die juridisch niet bindend zijn en dus geen zekerheid bieden van een consistente en uniforme toepassing.
In juni 2009 hebben de grote fabrikanten van mobiele telefoons op verzoek van de Commissie een memorandum van overeenstemming (MVO) ondertekend betreffende de harmonisatie van opladers voor in de EU verkochte mobiele telefoons die geschikt zijn voor dataverkeer 1 . De partijen bij het MVO kwamen overeen een universele specificatie op basis van de USB 2.0 Micro B-interface te ontwikkelen, die volledige laadcompatibiliteit met de in de handel te brengen mobiele telefoons mogelijk zou maken.
Dankzij het MVO is de versnippering van de markt afgenomen en is er een bijna wereldwijde afstemming tot stand gekomen. De uitvoering van het MVO heeft geleid tot een effectieve vermindering van het aantal oplaadoplossingen voor mobiele telefoons van dertig naar slechts drie. Op grond van het MVO was het echter ook toegestaan eigen oplaadinterfaces te gebruiken, wat één grote fabrikant van mobiele telefoons is blijven doen (en nog steeds doet), waardoor volledige interoperabiliteit niet kan worden behaald. Bovendien is in het MVO nooit aandacht besteed aan de milieueffecten van het aanhoudende gebruik van deze verschillende oplaadinterfaces en oplaadprotocollen.
Zonder EU-optreden zal deze versnippering van de markt voor oplaadinterfaces en oplaadprotocollen naar verwachting voortduren en zullen de milieueffecten niet worden aangepakt.
Sinds het MVO na twee verlengingen in 2014 afliep, probeert de Europese Commissie de partijen ertoe te bewegen een nieuwe vrijwillige overeenkomst te sluiten. Na verschillende overlegrondes tussen de betrokken fabrikanten en gedachtewisselingen met de Commissie heeft de sector in maart 2018 een nieuw MVO voorgesteld over een toekomstige universele oplaadoplossing voor smartphones. De Commissie achtte het nieuwe MVO echter niet bevredigend, aangezien het niet in overeenstemming is met de harmonisatiedoelstellingen van de EU, die erop gericht zijn de versnippering van oplaadoplossingen (zowel de oplaadinterfaces als de oplaadprotocollen) voor mobiele telefoons en soortgelijke radioapparatuur te beperken. Het voorgestelde nieuwe MVO laat het gebruik van eigen oplossingen (merkgebonden verbindingssystemen) nog steeds toe, hetgeen de Commissie niet langer gerechtvaardigd acht in het licht van de technische voordelen van de USB Type-C-interface.
In dit verband heeft de Commissie in 2018 een effectbeoordeling uitgevoerd voor een mogelijk voorstel dat gericht is op de invoering van een universele oplossing voor het opladen van mobiele telefoons (en eventueel andere soortgelijke categorieën of klassen radioapparatuur). Hoewel dit initiatief oorspronkelijk gericht was op het vergroten van het gebruiksgemak voor de consument, werd in de effectbeoordeling geconcludeerd dat het opleggen van een universele oplaadinterface en een universeel oplaadprotocol voor de radioapparatuur (smartphones, maar mogelijk ook tablets, camera’s, lezers enz.) en tegelijk het aanmoedigen of opleggen van ontbundeling (d.w.z. de levering van de radioapparatuur zonder de oplader aan de eindgebruiker) de consumenten ten goede zouden komen en de hoeveelheden elektronisch afval (e-afval) zouden verminderen. Een andere conclusie van de effectbeoordeling luidde dat alleen de harmonisatie van de oplaadinterface (d.w.z. de oplaadpoort in het geval van radioapparatuur die via kabel wordt opgeladen) onvoldoende is om een volledige oplaadinteroperabiliteit te bewerkstelligen. Er bestaan immers momenteel verschillende oplaadprotocollen, die niet allemaal dezelfde laadprestaties garanderen wanneer een oplader van een ander merk wordt gebruikt. Daarnaast werd in de effectbeoordeling geconcludeerd dat de mogelijkheid om meerdere soorten radioapparatuur met een enkele universele oplader op te laden het algemene gebruiksgemak van de consument waarschijnlijk zal verhogen. Een andere conclusie van de effectbeoordeling was dat eventuele doorbraken op het gebied van draadloos opladen (d.w.z. andere, meer algemene oplaadtechnologie dan opladen via kabel) de beweegredenen voor een universele connectoroplossing zouden kunnen ondermijnen omdat zij de relevantie van oplaadoplossingen met kabel in het algemeen aanzienlijk kunnen verminderen. In het licht van deze conclusies heeft de Commissie, met het oog op een degelijke wetenschappelijke onderbouwing van haar voorstel, in oktober 2020 twee aanvullende studies uitgevoerd: een over de ontbundeling van mobiele telefoons en soortgelijke draagbare elektronische toestellen en een over draadloze oplaadtechnologieën.
In januari 2020 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen 2 waarin het oproept tot de spoedige vaststelling van een norm voor een universele oplader voor mobiele telefoons om verdere versnippering van de interne markt te voorkomen. In de resolutie wordt de Commissie met name verzocht om, indien nodig, een wetgevingsmaatregel vast te stellen om een universele oplader in te voeren. Het Europees Parlement drong er bij de Commissie ook op aan ervoor te zorgen dat consumenten niet langer worden verplicht met elk nieuw radioapparaat nieuwe opladers te kopen en dat ontbundelingsmaatregelen (die bestaan uit het aanbieden van radioapparatuur zonder oplader aan de eindgebruiker) samen met een universele oplaadoplossing worden ingevoerd, zodat de doelstellingen van terugdringing van de jaarlijkse productie van opladers en dus minder elektronisch afval (e-afval) worden behaald.
In het aangepast werkprogramma van de Commissie voor 2020 3 staat specifiek vermeld dat er een nieuw voorstel zal komen voor universele laders voor mobiele telefoons en soortgelijke categorieën of klassen radioapparatuur.
Volgens de drie ondersteunende studies moet, om het uiteindelijke doel van een universele oplader en een doeltreffende en betekenisvolle ontbundeling te verwezenlijken, radioapparatuur zijn voorzien van een geharmoniseerde oplaadinterface (d.w.z. de oplaadpoort in het geval van radioapparatuur die via kabel wordt opgeladen), moet er een minimale oplaadinteroperabiliteit zijn door middel van een geharmoniseerd oplaadprotocol, en moet gedetailleerde informatie over de oplaadeisen van de radioapparatuur worden verstrekt.
Het ontwerp van radioapparatuur wordt geregeld in Richtlijn 2014/53/EU 4 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur. Anderzijds vallen de kenmerken van de externe stroomvoorziening binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/125/EG betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten 5 .
Dit voorstel heeft tot doel versnippering van de markt wat betreft oplaadinterfaces en oplaadprotocollen te voorkomen, het gebruiksgemak van de consument te vergroten en e-afval te verminderen. Het voorstel zal met name:
— de oplaadinterface voor mobiele telefoons en soortgelijke categorieën of klassen radioapparatuur (tablets, digitale camera’s, koptelefoons en headsets, draagbare videogameconsoles en draagbare luidsprekers) die via kabel worden opgeladen, harmoniseren zodat zij kunnen worden opgeladen via een universele oplaadpoort;
— waarborgen dat dergelijke toestellen, wanneer zij snel opladen ondersteunen, ten minste hetzelfde oplaadprotocol gebruiken;
— bij nieuwe technologische ontwikkelingen toekomstige harmonisatie op dit gebied mogelijk maken, met inbegrip van harmonisatie van andere soorten oplaadinterfaces dan opladen via kabel;
— voorschriften invoeren om ervoor te zorgen dat eindgebruikers niet verplicht zijn telkens een nieuwe oplader te kopen wanneer zij een nieuwe mobiele telefoon of soortgelijke radioapparatuur aanschaffen, en
— voorschriften invoeren om ervoor te zorgen dat eindgebruikers bij de aankoop van een mobiele telefoon of soortgelijke radioapparatuur de nodige informatie ontvangen over de laadprestaties ervan en de oplader die ermee compatibel is.
a) de harmonisatie van de oplaadinterface van de radioapparatuur;
Inhoudsopgave
- b) steun voor het relevante oplaadprotocol op de radioapparatuur en het informeren van de consument over de laadprestaties, en
- Er is een effectbeoordeling uitgevoerd om beleidsopties te onderzoeken voor:
- Tussen mei 2019 en april 2021 zijn de volgende raadplegingsactiviteiten gehouden om mogelijke herzieningspunten en de effecten van de voorgestelde beleidsoptie op verschillende gebieden te beoordelen:
- Het voorstel strekt tot wijziging van Richtlijn 2014/53/EU, die in artikel 47 reeds het volgende bepaalt:
- De belangrijkste wijzigingen die met het voorstel aan Richtlijn 2014/53/EU moeten worden aangebracht, zijn de volgende:
- 1) In artikel 3 (waarin de essentiële eisen zijn vastgesteld) wordt een nieuw lid toegevoegd en er wordt een nieuwe bijlage toegevoegd:
b) steun voor het relevante oplaadprotocol op de radioapparatuur en het informeren van de consument over de laadprestaties, en
c) het in ieder geval op de markt aanbieden van ontbundelde oplossingen.
Beleidsoptie | (A) Harmonisatie van de connector op het toestel | (B) Steun voor het relevante oplaadprotocol op het toestel en het informeren van de consument over de laadprestaties | (C) Het in ieder geval op de markt aanbieden van ontbundelde 6 oplossingen |
Optie 0 | Geen maatregelen | Geen maatregelen | Geen maatregelen |
Optie 1 | Verplicht | Geen maatregelen | Geen maatregelen |
Optie 2 | Geen maatregelen | Verplicht | Geen maatregelen |
Optie 3 | Geen maatregelen | Verplicht | Verplicht |
Optie 4 | Verplicht | Verplicht | Geen maatregelen |
Optie 5 | Verplicht | Verplicht | Verplicht |
Voor alle opties zijn er subopties met een beperkt toepassingsgebied (d.w.z. alleen mobiele telefoons) of een breder toepassingsgebied (d.w.z. ook bepaalde toestellen met oplaadkenmerken die vergelijkbaar zijn met die van een mobiele telefoon). De voorkeursoptie is optie 5 met een breed toepassingsgebied, aangezien deze het beste compromis tussen alle doelstellingen is en een win-winsituatie voor de meeste belanghebbenden en het milieu mogelijk maakt.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel beoogt de opname van aanvullende eisen voor mobiele telefoons en soortgelijke categorieën of klassen radioapparatuur in Richtlijn 2014/53/EU, waarin een regelgevingskader is vastgesteld voor het op de markt aanbieden en de ingebruikneming in de Unie van radioapparatuur en garanties voor de goede werking van de interne markt voor die apparatuur worden geboden.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel houdt verband met het actieplan van de Commissie voor de circulaire economie, waarin initiatieven worden aangekondigd voor de gehele levenscyclus van een product. Zo zijn er initiatieven die betrekking hebben op het ontwerp van producten, processen van de circulaire economie bevorderen, duurzame consumptie stimuleren en ervoor zorgen dat de gebruikte hulpbronnen zo lang mogelijk in de economie van de EU blijven.
Een wetgevingsvoorstel betreffende universele opladers voor mobiele telefoons en soortgelijke categorieën of klassen radioapparatuur is opgenomen in de tweede prioriteit van het werkprogramma van de Commissie voor 2020 (“Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”).
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het voorstel heeft dezelfde rechtsgrondslag als de wetgevingshandeling die wordt gewijzigd, namelijk artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
De Unie en de lidstaten zijn samen bevoegd voor de interne markt.
Een van de doelstellingen van Richtlijn 2014/53/EU is de goede werking van de interne markt te waarborgen. In artikel 3, lid 3, punt a), van de richtlijn, dat van toepassing is indien een desbetreffende gedelegeerde handeling van de Commissie wordt vastgesteld, wordt verwezen naar universele laders.
In overweging 12 van de richtlijn is bepaald dat interoperabiliteit tussen radioapparatuur en accessoires zoals opladers het gebruik van radioapparatuur vereenvoudigt en de hoeveelheid onnodig afval en de kosten vermindert.
Een gebrek aan harmonisatie op dit gebied zal leiden tot aanzienlijke verschillen tussen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of praktijken van de lidstaten inzake de interoperabiliteit van mobiele telefoons en soortgelijke categorieën of klassen radioapparatuur met een universele oplader en inzake ontbundeling.
Maatregelen die op nationaal niveau worden genomen om de problemen aan te pakken, kunnen leiden tot belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen. Bovendien zijn de maatregelen op nationaal niveau beperkt tot het grondgebied van de betrokken lidsta(a)t(en). Gezien de toenemende internationalisering van de handel stijgt het aantal grensoverschrijdende gevallen voortdurend. Met een gecoördineerd optreden op EU‑niveau zullen de overeengekomen doelstellingen veel efficiënter worden verwezenlijkt en zal met name het markttoezicht doeltreffender worden. Daarom is het passend op EU‑niveau maatregelen te treffen.
• Evenredigheid
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de voorgestelde wijzigingen niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.
De nieuwe of gewijzigde eisen leiden niet tot onnodige lasten en kosten voor de bedrijfstak (in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen) of voor overheidsinstanties. Uit analyse blijkt dat in het geval van negatieve effecten de voorkeursoptie de meest evenredige reactie biedt.
• Keuze van het instrument
De desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2014/53/EU kunnen worden gewijzigd door middel van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2014/53/EU. De lidstaten moeten de wijzigingsrichtlijn via nationale rechtsinstrumenten omzetten.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Raadpleging van belanghebbenden
Tussen mei 2019 en april 2021 zijn de volgende raadplegingsactiviteiten gehouden om mogelijke herzieningspunten en de effecten van de voorgestelde beleidsoptie op verschillende gebieden te beoordelen:
–een aanvangseffectbeoordeling (2018‑2019), die gericht was op burgers, consumentenorganisaties, niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), verenigingen van fabrikanten en individuele fabrikanten;
–een openbare raadpleging (2019), die gericht was op lidstaten, burgers, consumentenorganisaties, ngo’s, verenigingen van fabrikanten en individuele fabrikanten;
–twee consumentenonderzoeken (2019 en 2021), die gericht waren op burgers;
–een belanghebbendenonderzoek (2020‑2021), dat gericht was op lidstaten, burgers, consumentenorganisaties en fabrikanten;
–gerichte interviews (2021), die gericht waren op consumentenverenigingen, milieuverenigingen, markttoezichtautoriteiten, ngo’s, verenigingen van fabrikanten en fabrikanten;
–bijeenkomsten van deskundigengroepen, die gericht waren op consumentenorganisaties, lidstaten, markttoezichtautoriteiten, ngo’s, verenigingen van fabrikanten en fabrikanten.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
De Commissie heeft een effectbeoordeling laten uitvoeren, ondersteund door drie studies, voor een mogelijk wetgevingsvoorstel dat: een einde maakt aan de versnippering en het gebruiksgemak van de consument vergroot; e-afval vermindert; vooruitstrevend is en de stand van zaken met betrekking tot toekomstige oplaadtechnologieën (bv. draadloos) monitort, met als doel versnippering te voorkomen, zonder innovatie in de weg te staan. De drie ondersteunende studies zijn: een effectbeoordeling betreffende een universele oplossing voor het opladen van mobiele telefoons en eventueel andere kleine en middelgrote draagbare toestellen (“de eerste studie”) 7 ; een beoordeling van de staat van draadloze oplaadtechnologieën voor mobiele telefoons en soortgelijke toestellen (“de tweede studie”), en een effectbeoordeling betreffende de ontbundeling van opladers (“de derde studie”).
• Effectbeoordeling
Uit de eerste ondersteunende studie blijkt dat het memorandum van overeenstemming van 2009 doeltreffend was voor het harmoniseren van oplaadoplossingen (zowel de oplaadinterface als de oplaadprotocollen) en het vergroten van het gebruiksgemak van de consument. Het heeft echter geen volledige harmonisatie van de oplaadoplossingen teweeggebracht. Bovendien heeft er geen noemenswaardige ontbundeling plaatsgevonden: slechts enkele fabrikanten in de Unie bieden de consumenten de mogelijkheid om een telefoon zonder oplader te kopen. De verwachte voordelen voor het milieu bleven dan ook beperkt.
Uit de eerste studie blijkt ook dat de meeste EU‑burgers die aan de openbare raadpleging van de Commissie over opladers van mobiele telefoons deelnamen, ontevreden (41 %) tot zeer ontevreden (22 %) waren over de huidige situatie met betrekking tot opladers voor mobiele telefoons en hun interoperabiliteit, en dat 76 % het ermee eens tot helemaal het ermee eens was dat de huidige situatie leidt tot ongemak voor gebruikers van mobiele telefoons. Respondenten bleken ook voorstander te zijn van een universele oplader. 63 % was voorstander van de uitoefening door de Unie van haar regelgevende bevoegdheid om een opladingsnorm op te leggen, terwijl 31 % van mening was dat de Unie een sectorbrede overeenkomst moet bevorderen. Slechts 6 % van de ondervraagde burgers suggereerde dat de Unie zich moet onthouden van elke vorm van tussenkomst. Overheidsinstanties, ngo’s en consumentenorganisaties spraken ook hun steun uit voor een universele oplaadoplossing.
Uit de eerste studie bleekt ook dat het gebruik van grondstoffen voor de productie van opladers gevolgen heeft voor het milieu en aan het einde van de levensduur van het product e-afval genereert. Volgens een raming in de studie waren opladers voor mobiele telefoons in 2018 verantwoordelijk voor ongeveer 11 000 ton e‑afval en ongeveer 600 kt CO2 aan daarmee samenhangende emissies gedurende de volledige levenscyclus. Deze cijfers zullen naar verwachting de komende jaren stijgen, voornamelijk als gevolg van de tendens naar zwaardere snelopladers.
In de studie wordt verwezen naar een andere belangrijke technologische ontwikkeling: het opladen zonder elektrisch contact of draadloos opladen. Deze technologie berust op een oplaadinterface zonder specifieke oplaadpoort (in tegenstelling tot radioapparatuur, die via een kabelverbinding wordt opgeladen). Sinds de invoering van draadloos oplaadbare smartphones is het aantal consumenten die voor een dergelijke technologie kiezen, gestaag toegenomen. Tussen 2016 en 2018 is de verkoop verzesvoudigd tot ongeveer 44 miljoen eenheden, ofwel ongeveer 28 % van de verkoop in 2018 8 . Deze technologie wordt op dit moment echter niet gezien als een vervanging voor het opladen via kabel vanwege het rendement van dergelijke opladers. Bovendien is, gezien de huidige co‑existentie van draadloos opladen en conventioneel opladen via kabel, het potentieel voor de vermindering van e-afval beperkt, aangezien voor draadloze opladers intensiever wordt gebruikgemaakt van grondstoffen dan voor opladers met kabel.
In de eerste studie werd ook onderzocht in welke mate een initiatief inzake universele opladers de huidige tendens van vrijwillige ontbundeling (d.w.z. dat marktdeelnemers telefoons zonder oplader aanbieden) kan ondersteunen, zodat klanten kunnen kiezen en milieuvoordelen kunnen worden gewaarborgd. De conclusie luidde dat een dergelijk initiatief, samen met andere maatregelen om ontbundeling te stimuleren, kan bijdragen aan de milieudoelstellingen van de EU. Hoe hoger de mate van ontbundeling, hoe groter de voordelen voor de consument en het milieu in termen van gebruiksgemak en kostenbesparingen.
Volgens de tweede studie is draadloos opladen een technologie die nog altijd aan het ontwikkelen is en die een geringe versnippering van oplaadinterfaces en een goede interoperabiliteit van oplaadoplossingen kent, en zou het dan ook voorbarig zijn om bindende eisen voor die technologie in te voeren. Naarmate de technologie zich ontwikkelt en in meer producten wordt geïntegreerd, kan de versnippering echter toenemen door het gebruik van verschillende oplaadinterfaces en oplaadprotocollen.
Volgens de derde studie gaan de ontbundelingsopties gepaard met zeer duidelijke en voor de hand liggende compromissen, waarbij met name een afweging wordt gemaakt tussen de milieuvoordelen enerzijds en de financiële kosten en minder gebruiksgemak van de consument anderzijds. De meeste respondenten van het belanghebbendenonderzoek (overheden, maatschappelijke organisaties en particulieren) gaven de voorkeur aan de optie om fabrikanten en distributeurs te verplichten klanten de keuze te bieden om bij aankoop van een nieuwe mobiele telefoon al dan niet een nieuwe externe stroomvoorziening (EPS) en/of kabel te kopen. Zes van de tien respondenten uit de sector waren echter van mening dat elke fabrikant of distributeur van mobiele telefoons vrij moet kunnen kiezen hoe hij/zij zijn/haar telefoons en opladers verkoopt (m.a.w. wat er in de doos zit).
Uit de derde studie bleek dat sommige fabrikanten (die 30‑40 % van het marktaandeel vertegenwoordigen) hadden aangekondigd om na oktober 2020 bij bepaalde nieuwe modellen geen EPS (en andere accessoires) meer in de doos mee te leveren. Andere fabrikanten onderzoeken hun opties, en het lijkt zeer waarschijnlijk dat ook nog minstens enkele andere fabrikanten in de nabije toekomst ontbundelde oplossingen zullen gaan aanbieden. De fabrikanten die zwaar hebben geïnvesteerd in eigen oplaadtechnologie lijken echter minder geneigd om ontbundelde oplossingen aan te bieden, aangezien de hoge laadprestaties van hun bundel telefoon + EPS een belangrijk onderdeel van hun marketingstrategie vormen. Fabrikanten die deze oplossingen hebben ontwikkeld, hebben echter niet aangetoond dat die hoge laadprestaties het gevolg zijn van de ontwikkeling en niet van het feit dat hun oplossing het efficiënte gebruik van andere opladers blokkeert of beperkt.
Een geharmoniseerde oplaadinterface op de radioapparatuur (d.w.z. de oplaadpoort in het geval van radioapparatuur die via kabel wordt opgeladen), een minimale oplaadinteroperabiliteit door middel van een geharmoniseerd oplaadprotocol, en de verstrekking van nadere informatie over de oplaadeisen van de radioapparatuur zijn dan ook absolute voorwaarden voor een ingrijpende, betekenisvolle ontbundeling.
Er is een effectbeoordeling uitgevoerd van de beleidsopties die de drie (3) verschillende maatregelen combineren: a) de harmonisatie van de oplaadinterface van de radioapparatuur; b) steun voor het relevante oplaadprotocol op de radioapparatuur en het informeren van de consument over de laadprestaties, en c) het in ieder geval op de markt aanbieden van ontbundelde oplossingen.
Voor alle opties zijn er subopties met een beperkt toepassingsgebied (d.w.z. alleen mobiele telefoons) of een breder toepassingsgebied (d.w.z. bepaalde toestellen met oplaadkenmerken die vergelijkbaar zijn met die van een mobiele telefoon). De voorkeursoptie is optie 5 met een breed toepassingsgebied, aangezien deze de beste afweging tussen alle doelstellingen is en een win-winsituatie voor de meeste belanghebbenden en het milieu mogelijk maakt.
Optie 5 zal naar verwachting milieuvoordelen opleveren doordat de broeikasgasemissies jaarlijks met ongeveer 180 kt CO2e, het grondstofgebruik met ongeveer 2 600 ton per jaar en e‑afval met 980 ton per jaar zullen worden verminderd. Het aandeel van de ontbundeling van de EPS is hierin het grootst omdat er minder hulpbronnen moeten worden ontgonnen en minder opladers moeten worden geproduceerd, vervoerd, gebruikt en verwijderd.
Op het gebied van gebruiksgemak van de consument zal de voorkeursoptie zorgen voor interoperabiliteit door middel van een universele interface en universele laadprestaties, waardoor er minder op zichzelf staande EPS’en en kabels zullen worden verkocht en het hergebruik ervan wordt bevorderd. Wat de harmonisatie van de oplaadinterface betreft, volstaat het verplichten van een USB Type‑C-oplaadpoort in de radioapparatuur om het ongemak aan te pakken waarmee consumenten die hun toestel niet kunnen opladen omdat er geen compatibele oplader tot hun beschikking is, worden geconfronteerd. Dit zal ook leiden tot een vermindering van de consumentenuitgaven voor deze goederen met ongeveer 250 miljoen EUR per jaar.
De voorkeursoptie zal naar verwachting de omzet van de marktdeelnemers met in totaal 105 miljoen EUR per jaar doen toenemen. De omzetvoordelen voor detailhandelaren en distributeurs (457 miljoen EUR per jaar), door het feit dat opladers niet in de doos worden meegeleverd en dus vaker apart worden gekocht, zijn groter dan de negatieve gevolgen van de invoering van de universele connector voor de omzet van de fabrikanten van de toestellen (352 miljoen EUR per jaar) en voor de winst van EPS-fabrikanten.
De rechtstreekse kosten voor fabrikanten die de universele connector niet gebruiken en hun apparatuur opnieuw moeten ontwerpen, zullen dankzij de overgangsperiode beperkt blijven en worden daarom verwaarloosbaar geacht. De rechtstreekse kosten voor fabrikanten die momenteel eigen snellaadprotocollen gebruiken die niet met de universele oplossing compatibel zijn, worden geraamd op 30 miljoen EUR. De indirecte kosten zijn moeilijk te ramen omdat de fabrikanten niet bereid zijn dergelijke informatie bekend te maken en zullen alleen voortvloeien uit het verlies van royalty’s voor fabrikanten die voor hun producten de universele connector nog niet gebruiken.
Voordeel (jaarlijks) | Kosten (jaarlijks) | |
Broeikasgasemissies | 180 kt CO2e | |
Gebruik van grondstoffen | 2 600 ton | |
e-afval | 980 ton | |
Consumentenuitgaven | 250 miljoen EUR | |
Omzet voor detailhandelaren en distributeurs | 457 miljoen EUR | |
Omzet voor wereldwijde fabrikanten | 352 miljoen EUR | |
Herontwerp van apparatuur met het oog op de invoering van een universele connector | Opgenomen in de voorgaande kosten. Beperkt door de overgangsperiode, aangezien steeds meer fabrikanten — zelfs in de uitgangssituatie — naar de universele connector zullen toewerken. | |
Invoering van een universeel oplaadprotocol | Opgenomen in de voorgaande kosten. | |
Invoering van ontbundelingsoplossing | Opgenomen in de voorgaande kosten. | |
Verlies van royalty’s | Kan niet worden geraamd. |
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Op grond van Richtlijn 2014/53/EU moeten fabrikanten er al voor zorgen dat in de Unie in de handel gebrachte radioapparatuur wordt ontworpen en vervaardigd in overeenstemming met de in die richtlijn vermelde essentiële eisen en dat zij vergezeld gaat van informatie (bv. over de veiligheid, het beoogde gebruik van radioapparatuur en gebruiksbeperkingen). De nieuwe eisen zijn slechts van toepassing op bepaalde categorieën of klassen radioapparatuur en zullen daarom naar verwachting geen extra lasten met zich meebrengen.
De wijzigingen zijn niet ingrijpend en wijzigen het huidige rechtskader voor radioapparatuur niet significant.
• Grondrechten
Het harmoniseren van de interface voor mobiele telefoons en andere soortgelijke toestellen die via kabel worden opgeladen, zodat die kunnen worden opgeladen met behulp van een universele oplaadpoort en een universeel oplaadprotocol, en het ontbundelen van deze toestellen van de bijbehorende opladers zullen de milieubescherming (artikel 37 van het Handvest) en de consumentenbescherming (artikel 38 van het Handvest) ten goede komen.
Volgens een raming waren opladers voor mobiele telefoons in 2018 verantwoordelijk voor ongeveer 11 000 ton e‑afval en ongeveer 600 kt CO2e aan daarmee samenhangende emissies gedurende de volledige levenscyclus. Deze cijfers zullen naar verwachting de komende jaren enigszins stijgen, voornamelijk door de tendens naar zwaardere snelopladers.
Het voorstel zal aldus milieuafval verminderen en het gebruiksgemak van de consument waarborgen.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Het voorstel strekt tot wijziging van Richtlijn 2014/53/EU, die in artikel 47 reeds het volgende bepaalt:
– de Commissie evalueert de werking van deze richtlijn en brengt daarover uiterlijk twee jaar na de datum waarop de richtlijn van toepassing wordt en vervolgens om de vijf jaar verslag uit, en
–de lidstaten dienen uiterlijk één jaar na de datum van toepassing van de richtlijn en vervolgens om de twee jaar bij de Commissie een verslag in over de toepassing van de richtlijn.
Artikel 2 van het voorstel bepaalt dat de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de omzetting van de wijzigingen.
• Europese Economische Ruimte
De voorgestelde handeling is relevant voor de EER en moet dus ook voor de EER gelden.
• Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 van het voorstel wijzigt een aantal bepalingen van Richtlijn 2014/53/EU.
De belangrijkste wijzigingen die met het voorstel aan Richtlijn 2014/53/EU moeten worden aangebracht, zijn de volgende:
1) In artikel 3 (waarin de essentiële eisen zijn vastgesteld) wordt een nieuw lid toegevoegd en er wordt een nieuwe bijlage toegevoegd:
Nieuw lid 4 (artikel 3): krachtens dit lid moet elk in de bij dit voorstel toegevoegde nieuwe bijlage (deel I) opgenomen radioapparaat voldoen aan de in die nieuwe bijlage beschreven oplaadinterface en oplaadprotocol. Hetzelfde lid verleent de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen de inhoud van de nieuwe bijlage te wijzigen, waardoor in de toekomst, indien nodig, ook andere soorten oplaadtechnologieën dan opladen via kabel kunnen worden geregeld.
Nieuwe bijlage (deel I): krachtens de bijlage moeten mobiele telefoons en soortgelijke radioapparatuur die via kabel kunnen worden opgeladen, zijn uitgerust met een USB Type‑C-poort en, indien zij bovendien bij een spanning van meer dan 5 volt, een stroomsterkte van meer dan 3 ampère of een vermogen van meer dan 15 watt moeten worden opgeladen, met het oplaadprotocol USB Power Delivery.
2) Er wordt een nieuw artikel 3 bis ingevoegd over de levering van bepaalde categorieën of klassen radioapparatuur zonder opladers.
3) Krachtens dit nieuwe artikel moeten marktdeelnemers die radioapparatuur samen met een oplader aan eindgebruikers leveren, dezelfde radioapparatuur ook zonder oplader aan de eindgebruiker bieden.
4) Artikel 10, lid 8, wordt gewijzigd om een nieuw informatievereiste toe te voegen.
5) Meer in het bijzonder moet in het geval van radioapparatuur waarop de nieuwe eisen van het voorstel van toepassing zijn, informatie worden verstrekt over de laadprestaties ervan en over de stroomvoorziening van de oplader die met die radioapparatuur kan worden gebruikt. Wat die informatie moet inhouden, is gespecificeerd in de nieuwe bijlage (deel II) en de Commissie is bevoegd om door middel van gedelegeerde handelingen de inhoud van die nieuwe bijlage (deel II) te wijzigen.
6) Artikel 17, waarin de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn vastgesteld om aan te tonen dat aan de essentiële eisen van artikel 3 van Richtlijn 2014/53/EU is voldaan, wordt gewijzigd om in lid 2 van dat artikel verwijzingen in te voegen naar de nieuwe (essentiële) eisen die worden voorgesteld in artikel 3 van Richtlijn 2014/53/EU.
7) De fabrikant zal dus altijd de keuze hebben om de interne productcontroleprocedure te volgen om aan te tonen dat aan die nieuwe (essentiële) eisen is voldaan.
8) De artikelen 40 en 43 worden gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met de door het voorstel toegevoegde nieuwe eisen.
9) Op die manier zullen de lidstaten de bevoegdheid hebben om maatregelen te nemen tegen producten die niet aan de nieuwe eisen voldoen.
10) Artikel 44, dat betrekking heeft op gedelegeerde bevoegdheden, wordt gewijzigd om verwijzingen toe te voegen naar de gedelegeerde bevoegdheden die via het voorstel aan de Commissie worden toegekend.
Artikel 2 verplicht de lidstaten de wijzigingen uiterlijk op [PB: gelieve als datum 12 maanden na vaststelling in te voegen] om te zetten en deze toe te passen met ingang van [PB: gelieve als datum 12 maanden na afloop van de omzettingsperiode in te voegen].
De bij dit voorstel in te voeren eisen zijn niet van toepassing op radioapparatuur die vóór die datum van toepassing van deze richtlijn in de Unie in de handel is gebracht.