Toelichting bij COM(2021)581 - Wijziging van Richtlijn Solvency II wat betreft evenredigheid, toezicht, rapportage, langetermijngarantiemaatregelen, macroprudentiële instrumenten, duurzaamheidsrisico’s - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)581 - Wijziging van Richtlijn Solvency II wat betreft evenredigheid, toezicht, rapportage, langetermijngarantiemaatregelen, ... |
---|---|
bron | COM(2021)581 |
datum | 22-09-2021 |
• Motivering en doel van het voorstel
Het economische en sociale belang van verzekeringen 1 rechtvaardigt een optreden van de overheid in de vorm van prudentieel toezicht. Verzekeraars bieden bescherming tegen toekomstige gebeurtenissen die tot verlies kunnen leiden, en kanaliseren de spaargelden van huishoudens naar de financiële markten en de reële economie. Richtlijn 2009/138/EG 2 (Solvabiliteit II) bevat prudentiële regels voor de verzekeringssector en heeft tot doel een interne markt voor verzekeringsdiensten mogelijk te maken en tegelijkertijd verzekeringnemers te beschermen.
De Europese Commissie heeft een wettelijk mandaat om een grondige evaluatie uit te voeren van de kernonderdelen van de Solvabiliteit II-richtlijn, met name de risicogebaseerde kapitaalvereisten en de regels voor de waardering van langetermijnverplichtingen, en conclusies te trekken uit de eerste 5 jaar ervaring met het kader. Deze ervaring heeft ook geleerd dat de evenredigheid van Solvabiliteit II kan worden verbeterd en dat er geen specifieke bepalingen op EU-niveau zijn om de opbouw van systeemrisico’s aan te pakken, voor crisisparaatheid te zorgen of verzekeraars zo nodig af te wikkelen.
Bovendien moet het kader stroken met de politieke prioriteiten van de EU. De verzekeringssector moet met name een rol spelen bij de financiering van het economisch herstel na COVID-19, bij de voltooiing van de kapitaalmarktenunie (KMU) 3 en bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal 4 . Meer in het bijzonder zal de sector een belangrijke rol spelen bij de “re-equitisation” in het bedrijfsleven en de financiering van de transitie naar duurzaamheid.
Ook de andere Europese instellingen beschouwen de evaluatie als een cruciaal initiatief ter ondersteuning van de doelstellingen van de KMU. In het verslag van het Europees Parlement over de verdere ontwikkeling van de KMU 5 wordt de Commissie verzocht na te gaan of de kapitaalvereisten voor investeringen in bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), langetermijninvesteringen ontmoedigen. In de conclusies van de Raad 6 over het KMU-actieplan wordt de Commissie verzocht de rol van verzekeraars als langetermijnbeleggers te versterken en manieren te onderzoeken om langlopende beleggingen in ondernemingen en met name kmo’s te stimuleren zonder de financiële stabiliteit of de beleggersbescherming in gevaar te brengen.
Tegen deze achtergrond heeft de Commissie de volgende doelstellingen voor de evaluatie vastgesteld:
·verzekeraars stimuleren om bij te dragen aan de op lange termijn duurzame financiering van de economie;
·de risicogevoeligheid verbeteren;
·buitensporige volatiliteit op korte termijn in de solvabiliteitsposities van verzekeraars beperken;
·de kwaliteit, consistentie en coördinatie van het verzekeringstoezicht in de hele EU verbeteren en de bescherming van verzekeringnemers en begunstigden verbeteren, ook wanneer hun verzekeraar faalt;
·beter inspelen op de potentiële toename van systeemrisico’s in de verzekeringssector.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel bouwt voort op en versterkt het in Richtlijn 2009/138/EG vervatte prudentiële kader voor verzekeringsondernemingen, zoals nader toegelicht in punt 5. De Solvabiliteit II-richtlijn vormt, samen met Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 7 , de hoeksteen van het prudentiële kader van de EU voor de verzekeringssector. In een samen met dit voorstel aangenomen mededeling 8 wordt de wisselwerking tussen dit voorstel en de komende wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 nader toegelicht.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Dit voorstel wordt aangenomen als onderdeel van één pakket, samen met een wetgevingsvoorstel over de afwikkeling van verzekeringsondernemingen; dit pakket heeft tot doel de werking van en het vertrouwen in de eengemaakte verzekeringsmarkt te versterken. De voorstellen in het pakket houden nauw verband met elkaar, aangezien dit voorstel een wijziging behelst van de regels inzake toezicht voordat een verzekeringsmaatschappij faalt, terwijl de nieuwe standaardiseringsregels inzake afwikkeling gericht zijn op de procedures en bevoegdheden na een dergelijk falen.
Dit voorstel draagt bij tot de voltooiing van de kapitaalmarktenunie door wijzigingen in de regels voor de waardering van de verplichtingen van verzekeraars. De desbetreffende wijzigingen maken met name ongepast procyclisch gedrag minder waarschijnlijk en vormen een betere afspiegeling van het langetermijnkarakter van het verzekeringsbedrijf. Deze wijzigingen zullen vergezeld gaan van aanvullende maatregelen in het kader van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 om ervoor te zorgen dat de berekening van de risicomarge en de voor de activaklasse langetermijnbeleggingen in eigen vermogen geldende criteria passend zijn.
In dit stadium ontplooit de Commissie diverse initiatieven om de particuliere financiering van de overgang naar een koolstofneutrale economie te verhogen en ervoor te zorgen dat klimaat- en milieurisico’s door het financiële stelsel worden beheerd. Daartoe heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage door ondernemingen 9 goedgekeurd om de niet-financiële rapportagevereisten voor duurzaamheid te verduidelijken en het toepassingsgebied tot onder meer middelgrote verzekeringsondernemingen uit te breiden. Om overlapping te voorkomen, heeft dit voorstel geen betrekking op duurzaamheidsgerelateerde openbaarmakingsvereisten.
Door een verplichting in te voeren om een analyse van klimaatveranderingsscenario’s uit te voeren, draagt het voorstel bij tot de strategie voor de financiering van de transitie naar een duurzame economie 10 , die beoogt de fundamenten voor duurzame investeringen te versterken, duurzaamheidsoverwegingen volledig in het financiële stelsel te integreren en deze te beheren.
De Commissie zal ook de nodige aandacht besteden aan de noodzaak om inconsistentie tussen dit voorstel en komende wijzigingen van de regels voor de banksector te voorkomen.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De Solvabiliteit II-richtlijn voorziet in een alomvattend regelgevingskader voor de toegang tot en de uitoefening van het verzekeringsbedrijf binnen de EU. De rechtsgrond van de huidige richtlijn zijn artikel 53, lid 1, en artikel 62 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; Een optreden van de Unie overeenkomstig deze artikelen is nodig om de huidige regels verder op elkaar af te stemmen of nieuwe gestandaardiseerde regels in te voeren.
• Subsidiariteit
Volgens het subsidiariteitsbeginsel is een optreden van de Unie alleen toegestaan als de beoogde doelstellingen niet door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt. Er is al lang sprake van regulering van het verzekeringswezen op Europees niveau, omdat alleen maatregelen van de Unie een gemeenschappelijk regelgevingskader kunnen vaststellen voor verzekeraars die profiteren van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten. Dit voorstel is dus, net als de wetgeving die het beoogt te wijzigen, volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
• Evenredigheid
Dit voorstel strekt tot wijziging van een aantal bepalingen van de Solvabiliteit II-richtlijn, met name die betreffende kapitaalvereisten, waardering van verzekeringsverplichtingen jegens verzekeringnemers en grensoverschrijdend toezicht. Ook worden de nodige verduidelijkingen en wijzigingen aangebracht in bepalingen ter uitvoering van het evenredigheidsbeginsel. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk en evenredig om de werking van het regelgevingskader voor verzekeraars te verbeteren en de doelstellingen van Solvabiliteit II te bereiken.
• Keuze van het instrument
Dit voorstel strekt tot wijziging van de bestaande Solvabiliteit II-richtlijn en daarom is het gekozen instrument een wijzigingsrichtlijn.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
De bijlage bij de bijbehorende effectbeoordeling bevat een evaluatie van het Solvabiliteit II-kader. De voornaamste conclusies zijn dat het kader over het algemeen doeltreffend en coherent is, de behoeften en problemen blijft aanpakken en de beoogde toegevoegde waarde biedt. Niettemin wordt ook gewezen op een aantal problemen bij de tenuitvoerlegging van de beginselen en vereisten ervan en bij het toezichtsconvergentieproces. Voorts houdt het kader niet ten volle rekening met het nieuwe financiële en economische klimaat, met name wat de lage rentevoeten betreft.
Daarnaast is er nog steeds sprake van buitensporige volatiliteit op korte termijn, ondanks de bestaande instrumenten om dergelijke effecten te verzachten. De kapitaalvereisten moeten worden verbeterd om te zorgen voor risicogevoeligheid en passende behandeling van langetermijnbeleggingen. Bovendien houden zij geen rekening met het duurzame karakter van de activa van verzekeraars. Sommige kenmerken van de rapportage- en openbaarmakingsbepalingen kunnen worden verbeterd en meer in het algemeen is de toepassing van het evenredigheidsbeginsel onvoldoende geweest om de regeldruk voor kleinere verzekeraars doeltreffend te verminderen.
De evaluatie wijst ook op tekortkomingen in regelgeving en toezicht op het gebied van de bescherming van verzekeringnemers. Er zijn mogelijkheden om de toezichtsprocessen verder op elkaar af te stemmen en de samenwerking tussen de toezichthouders in het geval van grensoverschrijdende activiteiten te verbeteren. Bovendien beschikken toezichthoudende autoriteiten slechts over beperkte instrumenten om de potentiële opbouw van systeemrisico’s in de verzekeringssector aan te pakken en passend macroprudentieel toezicht te verrichten.
• Raadpleging van belanghebbenden
De Commissie heeft met het oog op deze herziening verschillende raadplegingsactiviteiten uitgevoerd. Op 29 januari 2020 heeft zij een openbare conferentie over de herziening gehouden, met vertegenwoordigers van de verzekeringssector, verzekeringsmaatschappijen, overheidsinstanties, het maatschappelijk middenveld en het Europees Parlement.
De Commissie heeft van 1 juli 2020 tot en met 21 oktober 2020 tot en met 21 oktober 2020 ook een openbare raadpleging gehouden, waarbij 73 reacties werden ontvangen van verschillende belanghebbenden uit de verzekeringssector (56 %), het maatschappelijk middenveld (14 %) en overheidsinstanties (11 %). Op 1 februari 2021 heeft de Commissie een samenvattend verslag over de bij deze raadpleging ontvangen feedback gepubliceerd 11 . Tevens heeft de Commissie diverse aspecten van de herziening besproken tijdens verschillende vergaderingen van een groep van deskundigen uit de lidstaten.
Deze raadplegingsactiviteiten vormen een aanvulling op de drie raadplegingen die de EIOPA tussen juli 2019 en januari 2020 heeft gehouden.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Na een formeel verzoek om advies 12 van de Commissie in februari 2019 heeft de EIOPA op 17 december 2020 een advies 13 uitgebracht over de herziening van Solvabiliteit II, samen met een achtergrondanalyse en een effectbeoordeling. De adviezen van de EIOPA zijn meegenomen in de effectbeoordeling van de Commissie en de ontwikkeling van dit voorstel. In bijlage 10 bij de begeleidende effectbeoordeling worden de aanvullende bronnen genoemd die bij de voorbereiding van dit voorstel in aanmerking zijn genomen.
• Effectbeoordeling
Dit voorstel wordt aangevuld door een effectbeoordeling 14 . De effectbeoordeling werd op 19 maart 2021 ingediend bij de Raad voor regelgevingstoetsing en kreeg op 23 april 2021 een positief advies 15 . Hoewel de Raad voor regelgevingstoetsing zich lovend uitsprak over de omvattende en goed gestructureerde effectbeoordeling, beval hij aan de probleemanalyse en het verhaal verder te ontwikkelen, onder meer met betrekking tot de evenredigheid. De effectbeoordeling is dienovereenkomstig gewijzigd.
In de effectbeoordeling wordt een aantal voorkeursbeleidsopties genoemd die de vijf belangrijkste problemen aanpakken:
i) belemmeringen voor langetermijnbeleggingen in aandelen en ontoereikende weerspiegeling van duurzaamheidsrisico’s;
ii) ontoereikende weerspiegeling van het klimaat van lage rentevoeten en, mogelijk, buitensporig hoge volatiliteit van de solvabiliteitsposities;
iii) complexiteit voor kleine en minder risicovolle verzekeraars;
iv) recente gevallen van falende verzekeraars die grensoverschrijdend actief zijn, waarbij bleek dat het toezicht tekortkomingen vertoonde en dat de bescherming van verzekeringnemers in de EU na dergelijk falen uiteenloopt;
v) instrumenten ter voorkoming van systeemrisico’s kunnen ontoereikend blijken.
De belangrijkste afweging bij het aanpakken van deze problemen houdt verband met het algemene kwantitatieve effect van de herziening. Een aanzienlijke verhoging van de kapitaalvereisten zou de bijdrage van verzekeraars aan het groene en duurzame herstel belemmeren. Tegelijkertijd zou een aanzienlijke verlaging de bescherming van verzekeringnemers en de financiële stabiliteit in gevaar brengen.
Als gevolg van een geleidelijke invoering van de wijzigingen inzake rentetarieven zouden de voorkeursbeleidsopties in feite resulteren in een aanzienlijke kapitaalverlichting, die wordt geraamd op maximaal 90 000 000 000 EUR op korte termijn. Aan het eind van de overgangsperiode zullen de voorkeursbeleidsopties in vergelijking met de huidige situatie naar raming resulteren in een min of meer stabiel of licht verhoogd kapitaal boven de vereisten (afhankelijk van de marktomstandigheden).
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
De voorgestelde richtlijn maakt de regelgeving gezonder en vereenvoudigt het kader als volgt:
·meer kleine ondernemingen worden van Solvabiliteit II uitgesloten;
·er worden automatisch evenredigere regels beschikbaar gesteld voor “ondernemingen met een laag risicoprofiel” en, na goedkeuring door de toezichthouder, voor andere verzekeraars;
·de kwantificering van immateriële risico’s wordt vereenvoudigd;
·er wordt voor gezorgd dat de vereiste openbaarmakingen niet verder gaan dan wat nodig is voor de ontvangers.
Wat de digitale paraatheid betreft, zijn de bepalingen van de Solvabiliteit II-richtlijn al technologieneutraal. Bovendien zouden de bestaande bevoegdheden voor de Commissie en de EIOPA verdere aanpassingen mogelijk maken, met name op het gebied van toezichtrapportage en openbaarmakingen.
• Grondrechten
Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht, met name de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16) en de consumentenbescherming (artikel 38).
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De Commissie zal de vooruitgang bij de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen monitoren op basis van de niet-uitputtende lijst van indicatoren in deel 8 van de begeleidende effectbeoordeling.
Over vijf jaar zal de Commissie de volgende evaluatie van de Solvabiliteit II-richtlijn uitvoeren, inclusief de wijzigingen van dit voorstel, in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie.
Dit voorstel vereist geen uitvoeringsplan.
• Toelichtende stukken
Er worden geen toelichtende stukken nodig geacht.
• Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 van het voorstel wijzigt Richtlijn 2009/138/EG.
Evenredigheid
Punt 2 wijzigt artikel 4 om de drempels voor uitsluiting van het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/138/EG op grond van de omvang te verhogen, zodat meer kleine ondernemingen kunnen worden uitgesloten.
Punt 12 verduidelijkt in artikel 29 de toepasselijkheid van het evenredigheidsbeginsel op gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, met name door de invoering van het nieuwe begrip ondernemingen met een laag risicoprofiel.
Punt 13 voert de nieuwe artikelen 29 bis tot en met 29 sexies in. Artikel 29 bis stelt criteria vast voor de identificatie van ondernemingen met een laag risicoprofiel, die in gedelegeerde handelingen kunnen worden aangevuld. Artikel 29 ter stelt de procedure vast voor de indeling als ondernemingen met een laag risicoprofiel.
Artikel 29 quater vermeldt de evenredigheidsmaatregelen die “automatisch” beschikbaar zijn voor ondernemingen met een laag risicoprofiel, en stelt de regels vast in geval van wijziging van het risicoprofiel. Artikel 29 quinquies beschrijft hoe ondernemingen zonder laag risicoprofiel toestemming kunnen krijgen om van evenredigheidsmaatregelen gebruik te maken. Artikel 29 sexies bevat rapportageverplichtingen voor ondernemingen met een laag risicoprofiel.
Punt 63 voert het nieuwe artikel 213 bis in, waarin de criteria worden vastgesteld voor de identificatie van groepen met een laag risicoprofiel, alsook de regels voor het gebruik van evenredigheidsmaatregelen door deze verzekeringsgroepen.
Punt 21 voert een nieuw lid 2 bis in artikel 41 in om ondernemingen met een laag risicoprofiel in staat te stellen één persoon aan te wijzen om meerdere sleutelfuncties te vervullen. Dit punt voorziet ook in evenredigheidsmaatregelen met betrekking tot governanceregels; in geval van ondernemingen met een laag risicoprofiel moeten de in artikel 41, lid 3, genoemde interne beleidslijnen slechts om de drie jaar worden geactualiseerd in plaats van jaarlijks.
Artikel 45 wordt gewijzigd om ondernemingen met een laag risicoprofiel, verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives die aan bepaalde criteria voldoen, toe te staan de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit om de twee jaar in plaats van ten minste jaarlijks te verrichten.
Wijzigingen in artikel 77 zouden het mogelijk maken een prudente deterministische waardering te gebruiken van de beste schatting van levensverzekeringsverplichtingen met opties en garanties die niet als materieel worden beschouwd, in plaats van stochastische waarderingstechnieken.
Het nieuwe artikel 109 voert vereenvoudigingen in de standaardformule in wanneer een risicomodule of -ondermodule niet materieel is, mits aan bepaalde specifieke criteria wordt voldaan.
Inhoudsopgave
- Kwaliteit van het toezicht
- Rapportage
- Langetermijngarantiemaatregelen
- Wijzigingen in verband met de Europese Green Deal
- Groepstoezicht
- Toezicht op grensoverschrijdende verzekeringsactiviteiten
- De wijziging van artikel 153 zorgt ervoor dat een toezichthoudende autoriteit van een lidstaat van ontvangst tijdig toegang tot informatie krijgt.
- Bij Richtlijn 2014/51/EU ingevoerde overgangsmaatregelen
- Kleine aanpassingen en verbeteringen
De wijziging van artikel 25 zorgt ervoor dat elke weigering van een vergunning, inclusief de reden daarvoor, aan de EIOPA wordt gemeld en wordt geregistreerd in een databank die door de toezichthoudende autoriteiten kan worden geraadpleegd. De wijziging van artikel 26 voert de mogelijkheid in van gezamenlijke beoordeling van een vergunningsaanvraag op verzoek van een van de toezichthoudende autoriteiten die door de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst moeten worden geraadpleegd.
De wijzigingen van de artikelen 30, 36 en 42 beogen het toezicht op de naleving van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten te verbeteren ten aanzien van leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of personen met andere sleutelfuncties bij de verzekerings- of herverzekeringsonderneming. Artikel 42, lid 4, verleent de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid om te verlangen dat een lid van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of persoon met een sleutelfunctie uit zijn functie wordt gezet.
De wijzigingen in artikel 35 en het nieuwe artikel 35 bis passen de rapportagevereisten voor ondernemingen met een laag risicoprofiel aan, met name om de toegang tot vrijstellingen en beperkingen inzake rapportage voor deze entiteiten te vergemakkelijken.
In het nieuwe lid 5 bis in artikel 35 en het nieuwe artikel 256 ter over het periodiek toezichtsverslag van ondernemingen en groepen worden de beginselen en de frequentie van dit beschrijvende verslag vastgelegd. Het nieuwe artikel 35 ter stelt de rapportagetermijnen vast en voorziet in de mogelijkheid om deze te wijzigen wanneer buitengewone omstandigheden dit rechtvaardigen.
De punten 26 en 83 wijzigen respectievelijk artikel 51 en artikel 256 ten aanzien van de structuur van het rapport over de solvabiliteit en financiële positie van ondernemingen en groepen, waarbij de inhoud ervan wordt opgesplitst in een deel dat is gericht tot verzekeringnemers en een deel dat gericht is tot andere belanghebbenden.
De punten 27 en 84 voeren via de nieuwe artikelen 51 bis en 256 quater een auditverplichting in voor de prudentiële balans, de groepsbalans en/of het rapport over de solvabiliteit en financiële positie.
Punt 28 voert in artikel 52 de verplichting voor toezichthouders in om bij de EIOPA statistieken in te dienen over het gebruik van evenredigheidsmaatregelen en vereenvoudigingen op hun markt.
Punt 47 wijzigt artikel 112 zodanig dat ondernemingen een intern model moeten gebruiken om regelmatig aan de toezichthouders een raming van het met de standaardformule berekende solvabiliteitskapitaalvereiste te rapporteren.
Punt 37 vervangt artikel 77 bis betreffende de regels voor de extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur. De wijzigingen vereisen dat bij de extrapolatie indien beschikbaar rekening wordt gehouden met informatie van de financiële markten voor looptijden wanneer de termijnstructuur wordt geëxtrapoleerd. De resulterende nieuwe extrapolatiemethode wordt lineair ingevoerd over een periode die loopt tot 2032; tijdens deze periode moeten verzekeraars het effect van de nieuwe extrapolatiemethode zonder geleidelijke invoering bekendmaken.
Punt 38 wijzigt artikel 77 quinquies betreffende de volatiliteitsaanpassing. Voor nieuwe gevallen van toepassing van de volatiliteitsaanpassing zal toestemming van de toezichthouder vereist zijn. Voorts wordt in de volatiliteitsaanpassing rekening gehouden met een hoger percentage van 85 % van de voor risico aangepaste spread. Om het risico te beperken dat de volatiliteitsaanpassing meer compenseert dan de verliezen op beleggingen als gevolg van een toename in kredietspreads, wordt een ondernemingsspecifieke “kredietspreadgevoeligheidsratio” ingevoerd. Tot slot wordt de landencomponent van de volatiliteitsaanpassing vervangen door een macrovolatiliteitsaanpassing voor lidstaten die de euro als munt hebben, om de gevolgen van spreadcrises op nationaal niveau te beperken en klifeffecten te vermijden.
Deze wijzigingen worden aangevuld door punt 48, dat in artikel 122 waarborgen invoert wanneer een intern model rekening houdt met het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing (“dynamische volatiliteitsaanpassing”).
Punt 44 wijzigt artikel 106, lid 3, om mogelijk te maken dat bij de symmetrische aanpassing van het aandelenrisico de kapitaaleisen met maximaal 17 % in plaats van 10 % worden verhoogd of verlaagd.
Punt 51 wijzigt artikel 138 om ervoor te zorgen dat de EIOPA in plaats van nationale toezichthoudende autoriteiten het ESRB raadpleegt voordat zij vaststelt dat sprake is van een uitzonderlijke ongunstige omstandigheid.
Punt 90 vervangt artikel 304, lid 2, betreffende de ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd, waarvan het gebruik niet meer mag worden goedgekeurd, door een grandfatheringbepaling.
De punten 95 en 96 wijzigen respectievelijk artikel 308 quater over de overgangsmaatregel ten aanzien van de risicovrije rentevoeten en artikel 308 quinquies over de overgangsmaatregel ten aanzien van technische voorzieningen. Nieuwe goedkeuringen van het gebruik van die overgangsmaatregelen zijn beperkt tot een gesloten lijst van omstandigheden. Voorts moeten ondernemingen die deze maatregelen gebruiken, de redenen voor het gebruik bekendmaken alsook een beoordeling van de afhankelijkheid van de maatregelen en maatregelen om die afhankelijkheid te verminderen.
De punten 39, 40 en 46 brengen respectievelijk de artikelen 77 sexies, 86 en 111 betreffende de bevoegdheidsdelegaties voor gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen in overeenstemming met de hierboven beschreven wijzigingen. Daarnaast voert punt 40 een nieuwe bevoegdheidsdelegatie in voor gedelegeerde handelingen inzake toelaatbaarheidscriteria voor activa in het kader van de matchingopslag
Macroprudentiële instrumenten
Punt 24 neemt macro-economische overwegingen en analyses op in artikel 45 over de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit door verzekeraars. Verzekeraars zullen het effect moeten beoordelen van plausibele macro-economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de financiële markten, waaronder ongunstige economische scenario’s, op hun specifieke risicoprofiel, zakelijke beslissingen en solvabiliteitsbehoeften, en hoe hun activiteiten de marktfactoren beïnvloeden. De toezichthoudende autoriteiten zullen input moeten geven aan specifieke ondernemingen, met name met betrekking tot macroprudentiële risico’s en uit hun analyse voortvloeiende punten van zorg.
Punt 49 neemt macro-economische overwegingen op in artikel 132 inzake het “prudent person”-beginsel voor beleggingen. Verzekeraars zullen ertoe worden verplicht plausibele macro-economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de financiële markten in hun beleggingsstrategie te integreren en te beoordelen in hoeverre hun beleggingen het systeemrisico kunnen vergroten. De toezichthoudende autoriteiten zullen input moeten geven aan specifieke ondernemingen ten aanzien van bijzondere macroprudentiële punten van zorg.
Punt 54 voert de nieuwe artikelen 144 bis tot en met 144 quinquies in. Artikel 144 bis voert vereisten inzake liquiditeitsbeheer en planning in om ervoor te zorgen dat aan de financiële verplichtingen jegens verzekeringnemers kan worden voldaan. Verzekeraars zullen met name liquiditeitsrisico-indicatoren moeten ontwikkelen om het liquiditeitsrisico te monitoren.
Artikel 144 ter stelt toezichthoudende autoriteiten in staat om in te grijpen wanneer zwakke punten in de liquiditeit door een verzekeraar niet op passende wijze worden aangepakt. Daarnaast zullen toezichthoudende autoriteiten in uitzonderlijke situaties en als laatste redmiddel de mogelijkheid hebben om aan individuele ondernemingen of de gehele markt tijdelijke bevriezing van terugbetalingsopties bij levensverzekeringsovereenkomsten op te leggen.
Artikel 144 quater voert toezichtbevoegdheden in om de solvabiliteitspositie van specifieke ondernemingen te vrijwaren in uitzonderlijke situaties zoals ongunstige economische of marktgebeurtenissen die een groot deel of het geheel van de verzekeringsmarkt treffen. Op grond van risicogebaseerde criteria en specifieke waarborgen kunnen uitkeringen aan aandeelhouders en andere achtergestelde kredietverstrekkers van een bepaalde onderneming worden opgeschort of beperkt voordat daadwerkelijk wordt afgeweken van het solvabiliteitskapitaalvereiste.
Punt 25 voert het nieuwe artikel 45 bis inzake klimaatscenarioanalyse in. Verzekeraars zullen elke materiële blootstelling aan klimaatveranderingsrisico’s moeten identificeren en, waar nodig, het effect van langetermijnklimaatveranderingsscenario’s op hun bedrijf moeten beoordelen. Verzekeraars die als ondernemingen met een laag risicoprofiel gelden, zijn van scenarioanalyses vrijgesteld.
Punt 91 voert het nieuwe artikel 304 bis in met twee taken voor de EIOPA inzake duurzaamheidsrisico’s. De EIOPA heeft de taak om uiterlijk in 2023 een specifieke prudentiële behandeling te onderzoeken van blootstellingen die verband houden met activa of activiteiten die wezenlijk verband houden met ecologische en/of sociale doelstellingen, en het toepassingsgebied en de kalibratie van parameters van de standaardformule met betrekking tot het natuurrampenrisico regelmatig te herzien.
Artikel 212 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gewijzigd om de identificatie te vergemakkelijken van ondernemingen die een groep vormen, met name met betrekking tot groepen die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2013/34/EU betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen vallen, en horizontale groepen. Voorts wordt de definitie van verzekeringsholding op soortgelijke wijze verduidelijkt als de wijzigingen in de definitie van financiële holding in Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen.
Artikel 213 wordt gewijzigd om verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings rechtstreeks binnen het toepassingsgebied van het prudentiële kader van de EU te brengen. Het nieuwe lid 3 bis vereist een passende interne governance- en ondernemingsstructuur voor groepen waarvan de moederonderneming een holding is, om effectief groepstoezicht mogelijk te maken. De leden 3 ter en 3 quater worden ingevoegd om te zorgen voor passende handhavingsbevoegdheden, waaronder, als laatste redmiddel, de bevoegdheid om de groep te verplichten tot herstructurering.
Punt 64 wijzigt artikel 214 om te verduidelijken wanneer een onderneming van het toepassingsgebied van het groepstoezicht kan worden uitgesloten, wanneer van het groepstoezicht kan worden afgezien of wanneer het groepstoezicht op het niveau van een intermediaire moederonderneming kan worden uitgeoefend.
De artikelen 244, 245 en 265 worden gewijzigd om de lijst van indicatoren uit te breiden op basis waarvan een groepstoezichthouder significante intragroeptransacties en risicoconcentraties kan vaststellen, en om de reikwijdte van de rapportage van intragroeptransacties te verduidelijken.
Punt 86 voert in artikel 258 bis een minimumpakket van bevoegdheden in die kunnen worden toegepast op verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings.
Punt 87 wijzigt artikel 262 door de doelstellingen en de noodzakelijke bevoegdheden te verduidelijken wanneer “andere methoden” worden toegepast voor het toezicht op groepen waarvan de uiteindelijke moederondernemingen hun hoofdkantoor buiten de EER hebben.
Er wordt een nieuw artikel 229 bis ingevoegd om de mogelijkheid te bieden een vereenvoudigde aanpak te hanteren voor de integratie van niet-materiële verbonden ondernemingen in de berekening van de groepssolvabiliteit, mits de toezichthouder daarvoor toestemming geeft. Er worden materialiteitsdrempels ingevoerd.
De artikelen 220, 222, 228, 230, 233 en 234 en artikel 308 ter, lid 17, worden gewijzigd en er wordt een nieuw artikel 233 bis ingevoegd om de volgende verduidelijkingen te verschaffen met betrekking tot de regels voor de berekening van de groepssolvabiliteit:
·het soort ondernemingen dat volgens methode 2 kan worden opgenomen;
·hoe het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep moet worden berekend in geval van een combinatie van methoden;
·hoe ondernemingen uit andere financiële sectoren, zoals kredietinstellingen, in de berekening van de groepssolvabiliteit moeten worden opgenomen;
·hoe het eigen vermogen van de groep moet worden beoordeeld, met name het begrip “niet bezwaard”, de behandeling van overgangsmaatregelen voor technische voorzieningen en de risicovrije rentevoet, en de behandeling van eigenvermogensbestanddelen die niet effectief ter beschikking mogen worden gesteld om het solvabiliteitskapitaalvereiste te dekken;
·in geval van toepassing van methode 1 of een combinatie van methoden, hoe de ondergrens voor het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste moet worden berekend.
Voorts wordt een herzien “minimum geconsolideerd groepssolvabiliteitskapitaalvereiste” ingevoerd dat de regels inzake het minimumkapitaalvereiste op individueel niveau weerspiegelt.
De artikelen 246 en 257 worden gewijzigd om de overeenkomstige toepassing op groepsniveau van de governanceregels voor individuele ondernemingen te verduidelijken. Die wijzigingen omvatten de rol van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de moederonderneming en vereisen dat groepen ervoor zorgen dat de schriftelijke beleidslijnen van de groep stroken met die van verbonden ondernemingen. Tot slot verduidelijken zij dat de personen die belast zijn met andere sleutelfuncties binnen verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings, deskundig en betrouwbaar moeten zijn.
Daarnaast worden de artikelen 246 bis en 246 ter ingevoegd om te specificeren hoe de nieuwe macroprudentiële regels op het niveau van verzekeringsgroepen van toepassing zijn.
De bepalingen inzake vergunningverlening in artikel 18 worden gewijzigd door aanvragers te verplichten informatie te verstrekken over eerdere weigeringen of intrekkingen van een vergunning in andere lidstaten, en toezichthoudende autoriteiten te verplichten daarmee rekening te houden bij de beoordeling van aanvragen. In de context van het vergunningsverleningsproces zorgen wijzigingen in artikel 23 ervoor dat toezichthoudende autoriteiten ook worden geïnformeerd over voorgenomen grensoverschrijdende activiteiten.
Punt 15 voert in artikel 33 bis minimumvoorschriften in met betrekking tot de uitwisseling van informatie tussen de toezichthoudende autoriteiten in de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst over de verzekeraars en hun werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst.
Wijzigingen in de artikelen 149 en 152 verduidelijken dat verzekeringsondernemingen materiële wijzigingen en nieuwe risico’s in verband met lopende grensoverschrijdende verzekeringsactiviteiten moeten melden. De toezichthoudende autoriteiten moeten dergelijke informatie uitwisselen.
Punt 58 versterkt in artikel 152 ter de rol van de EIOPA in complexe grensoverschrijdende gevallen waarin de betrokken toezichthoudende autoriteiten er niet in slagen in een samenwerkingsplatform tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.
De wijziging van artikel 153 zorgt ervoor dat een toezichthoudende autoriteit van een lidstaat van ontvangst tijdig toegang tot informatie krijgt.
Artikel 159 bis verleent aan de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst de bevoegdheid om aan de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst informatie over de solvabiliteitspositie van de onderneming te vragen en, in geval van ernstige bezorgdheid, te vragen om een gezamenlijke inspectie ter plaatse uit te voeren. De EIOPA krijgt een rol bij het oplossen van meningsverschillen tussen toezichthoudende autoriteiten.
Punt 94, b), vervangt een verlopen overgangsmaatregel in de context van blootstellingen aan centrale overheden of centrale banken van lidstaten die in de binnenlandse valuta van een andere lidstaat luiden en worden gefinancierd. Volgens een nieuwe grandfatheringbepaling kunnen blootstellingen van dit type die vóór 2020 zijn aangegaan, dezelfde behandeling genieten als blootstellingen aan centrale overheden of centrale banken van lidstaten die in hun eigen nationale valuta luiden en worden gefinancierd. De nieuwe grandfatheringbepaling zal, in tegenstelling tot de vorige overgangsmaatregel, niet verlopen.
Verschillende punten brengen in Richtlijn 2009/138/EG kleine aanpassingen en verbeteringen aan, met name om definities en verwijzingen binnen en buiten de wetgeving in overeenstemming te brengen met in andere punten aangebrachte wijzigingen en om achterhaalde verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk te schrappen.