Toelichting bij COM(2022)54 - Wijziging van verordening 2022/109 wat betreft vangstmogelijkheden voor bepaalde vispopulaties in EU wateren en EU vissersboten in niet-EU wateren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overleg met het Verenigd Koninkrijk over vangstmogelijkheden in het kader van artikel 498 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst 1 .

Als ondertekenaren van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en gezien hun mogelijk uiteenlopende beleidsoverwegingen en -oriëntaties hebben zowel de Unie als het Verenigd Koninkrijk hun respectieve rol vervuld door de andere partij te raadplegen over de vaststelling van vangstmogelijkheden voor gedeelde bestanden voor 2022 overeenkomstig artikel 498 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

De Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk geraadpleegd overeenkomstig:

·artikel 498, lid 2, artikel 498, lid 4, punten a) tot en met d), en artikel 498, lid 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

·de in de artikelen 2, 3, 28 en 33 van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB-verordening) 2 vastgestelde doelstellingen en beginselen;

·de artikelen 4 en 5 van de meerjarenplannen voor de westelijke wateren 3 en de Noordzee 4 (MAP’s); en

·het besluit van de Raad tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het overleg met het VK om tot een overeenkomst te komen over de vangstmogelijkheden voor gedeelde bestanden voor 2022 5 .

Overeenkomstig artikel 494, lid 3, punt c), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst heeft de Unie haar standpunt gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke advies zoals verstrekt door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES).

De Commissie heeft het overleg in volledige coördinatie met de Raad gevoerd. Het Europees Parlement is in voorkomend geval op de hoogte gehouden.

Op 21 december 2021 heeft de Unie met het Verenigd Koninkrijk overeenstemming bereikt over de vaststelling van een groot aantal totale toegestane vangsten (TAC’s) voor 2022 (in bijlage 35 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst vermelde bestanden). Het beginselakkoord is vastgelegd in het schriftelijk verslag voor 2022, dat op 21 december 2021 door de Raad is goedgekeurd en op dezelfde dag door het delegatiehoofd van het Verenigd Koninkrijk en door de vertegenwoordiger van de Commissie namens de Unie is ondertekend, overeenkomstig artikel 498, lid 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en in overeenstemming met het besluit van de Raad van 22 oktober 2021.

Daarom moeten TAC’s die met de in het schriftelijk verslag voor 2022 overeengekomen vangstmogelijkheden overeenstemmen, in de rechtsorde van de Unie worden opgenomen. Deze vangstmogelijkheden voor 2022 zullen visserijactiviteiten op een ecologisch duurzame manier op de lange termijn mogelijk maken, die worden beheerd op een wijze die strookt met de doelstellingen van: i) het realiseren van voordelen op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid; en ii) het bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden, met inbegrip van de bevordering van een gelijk speelveld voor marktdeelnemers van de Unie wanneer de bestanden worden gedeeld met het Verenigd Koninkrijk.

1.

Vangstmogelijkheden voor autonome bestanden van de Unie voor 2022


Het voorstel voorziet ook in de behoefte om vangstmogelijkheden voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in ICES-deelgebied 8 (Golf van Biskaje) vast te stellen voor 2022, nadat de ICES het wetenschappelijk advies voor dit bestand heeft uitgebracht.

Bij Verordening (EU) 2022/109 6 is een voorlopige TAC voor ansjovis in ICES-deelgebied 8 vastgesteld voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2022, totdat het wetenschappelijk advies van de ICES voor 2022 beschikbaar wordt. Op 17 december 2021 heeft de ICES het wetenschappelijk advies voor het bestand voor 2022 uitgebracht. De TAC voor dat bestand voor 2022 moet overeenkomstig dat advies worden vastgesteld op 33 000 ton.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen en regels van het GVB en met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de andere beleidsgebieden van de Unie, en met name met het milieubeleid.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De verplichting van de Unie om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, vloeit voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van de GVB-verordening.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het GVB een gemeenschappelijk beleid is. Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is het aan de Raad om de maatregelen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden vast te stellen.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Tijdens het overleg met het Verenigd Koninkrijk over de vangstmogelijkheden heeft de Commissie de belanghebbenden (met name vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties en van organisaties van de visserijsector) geïnformeerd en geraadpleegd. De Commissie heeft ook contact onderhouden met de nationale overheden via intensieve coördinatie. De Commissie heeft de adviesraden periodiek geïnformeerd over de voortgang van het overleg.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel is gebaseerd op het wetenschappelijk advies van de ICES.

Effectbeoordeling

Voor bestanden die met het Verenigd Koninkrijk worden gedeeld, wordt met dit voorstel hoofdzakelijk uitvoering gegeven aan internationaal overeengekomen maatregelen. Alle elementen die relevant zijn voor de beoordeling van de mogelijke gevolgen van de vangstmogelijkheden, worden in aanmerking genomen bij het voorbereiden en voeren van internationale onderhandelingen waarin vangstmogelijkheden van de Unie worden overeengekomen met derde partijen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Overeenkomstig artikel 498 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst stemmen de door de Unie met het Verenigd Koninkrijk overeengekomen en in het schriftelijk verslag voor 2022 gedocumenteerde TAC’s overeen met de in de bijlagen 35 en 36 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst vastgestelde quota-aandelen van de Unie. De algemene aanpak van de Commissie bij de vaststelling van die TAC’s is gebaseerd op het ICES-advies voor 2022 en is in overeenstemming met de doelstellingen van artikel 494, leden 1 en 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en met de in artikel 494, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde beginselen.

Overeenkomstig de belangrijkste doelstelling van het GVB (instandhouding) zoals vastgelegd in artikel 2, lid 2, van de GVB-verordening en artikel 3, lid 1, van de meerjarenplannen voor de westelijke wateren en de Noordzee is de Unie met het Verenigd Koninkrijk TAC’s overeengekomen voor bestanden met een FMDO-advies (advies met vangstmogelijkhedenniveaus die de visserijdruk weerspiegelen die de maximale duurzame opbrengst (MDO) oplevert).

Het overleg heeft ertoe geleid dat voor vier bestanden met een MDO-beoordeling en een nulvangstadvies de TAC’s niet zijn vastgesteld overeenkomstig het ICES-advies voor een nul-TAC. Voor drie demersale bestanden zijn met het Verenigd Koninkrijk TAC’s overeengekomen op bijvangstniveaus (kabeljauw Keltische Zee, kabeljauw gebied ten westen van Schotland, en wijting Ierse Zee), en voor een demersaal bestand (haring Keltische Zee) is met het Verenigd Koninkrijk een TAC als een monitoring-TAC vastgesteld naar aanleiding van het advies van de ICES over het niveau van een dergelijke TAC.

Kabeljauw Keltische Zee is een doelbestand in het meerjarenplan voor de westelijke wateren. De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn een TAC van 644 ton (- 20 % ten opzichte van het niveau van 2021) voor onvermijdelijke bijvangsten in de gemengde demersale visserij overeengekomen, wat een toename van de biomassa met ten minste 82 % betekent en waarmee onder de hoogste waarde van de FMDO wordt gebleven. Hoewel met het Verenigd Koninkrijk geen nieuwe (technische) herstelmaatregelen zijn overeengekomen, heeft de Commissie onlangs nieuwe vistuigmaatregelen en bijvangstdrempels vastgesteld 7 om de bijvangsten van kabeljauw in de Keltische Zee en aangrenzende wateren te verminderen. Deze nieuwe maatregelen zullen van toepassing zijn tot en met 31 december 2022.

Kabeljauw in het gebied ten westen van Schotland is een bijvangstbestand in het meerjarenplan voor de westelijke wateren. Met het Verenigd Koninkrijk is een TAC overeengekomen op basis van een verlenging, zoals gevraagd door het Verenigd Koninkrijk, boven de door de ICES bepaalde FMDO en boven de volgens de ICES-adviesregel vastgestelde hoogste waarde van de FMDO. Dit zal leiden tot een toename van de omvang van het bestand met 45 % ten opzichte van het biomassaniveau van 2021. Dit is een van de twee bestanden waarvoor de Raad het standpunt van de Unie op 6 december 2021 heeft aangepast.

Wijting Ierse Zee is een bijvangstbestand in het meerjarenplan voor de westelijke wateren. Met het Verenigd Koninkrijk is een TAC overeengekomen op basis van een verlenging, zoals gevraagd door het Verenigd Koninkrijk, boven de door de ICES bepaalde FMDO en boven de volgens de ICES-adviesregel vastgestelde hoogste waarde van de FMDO. Dit zal leiden tot een toename van de omvang van het bestand met ten minste 23 % ten opzichte van het biomassaniveau van 2021. Dit is een van de twee bestanden waarvoor de Raad het mandaat op 6 december 2021 heeft aangepast.

Het voorstel bevat 32 TAC’s voor bestanden met een voorzorgsadvies. De Unie heeft overeenstemming gezocht met het Verenigd Koninkrijk over deze TAC’s, rekening houdend met het desbetreffende hoofdadvies van de ICES en de in artikel 2, lid 2, van de GVB-verordening bedoelde voorzorgsbenadering. De meeste van deze TAC’s zijn met het Verenigd Koninkrijk overeengekomen in lijn met of onder de niveaus van het ICES-advies. Een aantal TAC’s (blauwe leng [internationale wateren van 1, 2; Noordzee, Skagerrak], schol [7hjk], Noordse garnaal [Noordzee] en doornhaai [westelijke wateren]) zijn met het Verenigd Koninkrijk overeengekomen op niveaus die verstikkingssituaties voorkomen en rekening houden met de specifieke kenmerken van gemengde visserijen. Aan de TAC voor Noordse garnaal (Noordzee) is een voetnoot toegevoegd die zegt dat de TAC enkel voor bijvangsten geldt, omdat het ICES-advies suggereert dat deze visserij niet gericht zou mogen zijn. Met het Verenigd Koninkrijk is een monitoring-TAC overeengekomen voor haring in het gebied ten westen van Schotland (HER/5B6ANB) en voor de zuster-TAC ten westen van Ierland (HER/6AS7BC), die het biomassaniveau in 2022 op + 21 % brengt ten opzichte van het biomassaniveau van 2021.

Voor een beperkt aantal bestanden (kabeljauw Rockall, gebied ten westen van Schotland, Ierse Zee en Keltische Zee; wijting Ierse Zee; witte koolvis 6 en 7) zijn met het Verenigd Koninkrijk TAC’s overeengekomen op een niveau boven dat welk de Unie heeft voorgesteld om tot een algeheel resultaat te komen dat noodzakelijk en wenselijk wordt geacht in termen van duurzaamheid en sociaal-economische overwegingen, inclusief de noodzaak om een gelijk speelveld te bevorderen.

TAC’s die meer dan 20 % afwijken van het eerder vastgestelde TAC-niveau

Ten tijde van de vaststelling van de meerjarenplannen voor de westelijke wateren en de Noordzee heeft de Commissie verklaard dat wanneer zij TAC’s voorstelt die meer dan 20 % afwijken van het eerder vastgestelde TAC-niveau, deze gevallen in de toelichting bij het voorstel van de Commissie apart worden vermeld en in voorkomend geval uitleg wordt gegeven over de TAC-verschillen. In het kader van de met het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden geeft de Commissie dergelijke toelichtingen bij de belangrijkste variaties van de TAC’s die in dit voorstel zijn opgenomen.

TAC-codeNaamTAC 2021 (t)TAC 2022 (t) 8Procentuele verandering (afgerond)Motivering
ANF/2AC4-CZeeduivel (Noordzee)11 9729 014- 25 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
ARU/567Grote zilversmelt (westelijke wateren)3 72911 626+ 212 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.

Als gevolg van een herziening van de beoordeling is dit bestand geüpgraded naar een bestand met een analytische beoordeling (van categorie 3 naar 1), wat tot een herzien wetenschappelijk advies voor een hogere TAC heeft geleid.
HAD/6B1214Schelvis (Rockall)8 3755 825- 30 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.

In wetenschappelijk advies werd een verlaging van de TAC aanbevolen vanwege de daling van de abundantie-index en de toepassing van de voorzorgsbuffer.
JAX/4BC7DHorsmakrelen (zuidelijk deel van de Noordzee en oostelijk Kanaal)14 0148 969- 36 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
L/W/2AC4-CTongschar en witje (Noordzee)5 4284 287- 21 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
NEP/2AC4-CLangoustine (Noordzee)19 07724 268+ 27 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
NEP/5BC6Langoustine (gebied ten westen van Schotland)14 94511 862- 21 %
Vastgesteld door het Verenigd Koninkrijk.
NOP/2A3A4Kever (Noordzee)128 30059 728- 53 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
PLE/7DESchol (het Kanaal)11 9209 138- 23 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
PLE/7HJKSchol (7hjk)67114+ 70 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
PRA/2AC4-CNoordse garnaal (Noordzee)660990

(uitsluitend voor bijvangsten)
+ 50 %
Wijziging van de bijvangst-TAC om verstikking te voorkomen, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
SOL/07DTong (oostelijk deel van het Kanaal)3 2482 380- 27 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
SOL/24-CTong (Noordzee)21 36115 330- 28 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
SOL/7HJKTong (7hjk)280213- 24 %
Op basis van wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.
SPR/7DESprot (het Kanaal)1 446550 (van 1 januari tot en met 30 juni)- 62 %
Wijziging van het TAC-jaar (naar 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar). Daarom stemmen deze vangstmogelijkheden overeen met een speciale zesmaandse TAC voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2022.

WHG/56-14Wijting (gebied ten westen van Schotland)9371 800+ 92 %
Verhoging toestaan tot onder nieuw wetenschappelijk advies, in overleg met het Verenigd Koninkrijk.


2.

Jaarflexibiliteit


De Unie is met het Verenigd Koninkrijk overeengekomen dat de jaarflexibiliteit niet van toepassing is op de volgende bestanden: blauwe leng in de internationale wateren van de ICES 1 en 2 (BLI/12INT-), blauwe leng Noordzee (BLI/24-), blauwe leng in het Skagerrak (BLI/03/A-), kabeljauw gebied ten westen van Schotland (COD/5BE6A), kabeljauw Keltische Zee (COD/7XAD34), doornhaai westelijke wateren (DGS/15X14), haring HER/7G-K en wijting Ierse Zee (WHG/07A).

3.

Teruggooivrijstellingen


Indien er verschillen bestaan tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk wat betreft de vrijstellingen van de aanlandingsverplichting, heeft het Verenigd Koninkrijk bevestigd dat het in 2022 gebruik zou maken van de teruggooivrijstellingen van de Unie. Aangezien wij momenteel wachten op een antwoord van het Verenigd Koninkrijk op onze opmerkingen en verzoeken om verduidelijking naar aanleiding van de kennisgeving op 17 november 2021 van een herziene vrijstellingsregeling in de wateren van het Verenigd Koninkrijk, kan de Unie in dit stadium niet zeggen van welke vrijstellingen de vloot van de Unie gebruik zou kunnen maken wanneer hij actief is in de wateren van het Verenigd Koninkrijk.

4.

TAC-verlagingen


De vangstmogelijkheden voor bestanden van soorten die onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) 1380/2013 vallen, houden rekening met het feit dat teruggooi in beginsel niet meer is toegestaan. De hoeveelheden die, bij wijze van uitzondering, tijdens het uitvoeren van de aanlandingsverplichting nog steeds mogen worden teruggegooid, moeten in mindering worden gebracht op die adviescijfers voor de totale vangsten.

5.

Quotumruil


De Unie heeft getracht de quotumruil met het Verenigd Koninkrijk te vergemakkelijken met het oog op de instelling van een quotumruilmechanisme door het Gespecialiseerd Comité voor de visserij. Het is dienstig de procedure voor zulke ruil vast te stellen.

6.

Zeebaars


Noordelijke zeebaars is een niet-quotumbestand dat met het Verenigd Koninkrijk wordt gedeeld. Met dit voorstel stelt de Commissie voor vangstbeperkingsmaatregelen voor 2022 voor dit bestand vast te stellen, zoals overeengekomen in het kader van het overleg met het Verenigd Koninkrijk.

7.

Zandspieringen


Artikel 15 van Verordening (EU) 2022/109 van de Raad verlengt de seizoenssluitingen voor de visserij op zandspieringen met bepaalde gesleepte vistuigen in de ICES-sectoren 2a en 3a en ICES-deelgebied 4 voor 2022. Aangezien de voorlopige TAC voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2022 nu wordt vervangen door een definitieve TAC voor het hele jaar, moet de toepasselijke sluitingsperiode, naast de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2022, ook de periode van 1 augustus tot en met 31 december 2022 bestrijken. Artikel 11 bis moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

8.

Verboden soorten


Om bepaalde soorten tegen bevissing te beschermen, zijn de Unie en het Verenigd Koninkrijk in het schriftelijk verslag voor 2022 overeengekomen de bestaande lijst van verboden soorten in bijlage 2 bij het schriftelijk verslag voor 2021 te behouden.