Toelichting bij COM(2022)325 - Extra flexibiliteit om de gevolgen van de militaire agressie van Rusland op te vangen FAST (Flexible Assistance for Territories) - CARE

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne confronteert de Europese Unie met een reeks onverwachte uitdagingen, net nu de Unie en haar lidstaten zich inzetten voor het herstel van onze economieën en samenlevingen na de COVID‑19-pandemie.

Sinds de ongeprovoceerde Russische invasie van Oekraïne op 24 februari heeft de Unie meer dan 6,2 miljoen Oekraïense onderdanen op de vlucht voor de Russische agressie opgevangen. De EU heeft snel gereageerd en de lidstaten en de regio’s bij de opvang van de vluchtelingen geholpen door alle beschikbare middelen te mobiliseren. Gezien het stijgende aantal vluchtelingen is het echter duidelijk dat meer maatregelen nodig zijn. De buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad in mei 2022 heeft de Commissie verzocht om “nieuwe initiatieven in het kader van het meerjarig financieel kader te presenteren” ter ondersteuning van de inspanningen om bescherming te bieden aan miljoenen vluchtelingen voor de oorlog in Oekraïne.

De Commissie heeft niet alleen steun aan de lidstaten verleend om de stroom ontheemden op te vangen, maar ook nauwlettend toezicht gehouden op de gevolgen van de ongeprovoceerde Russische invasie van Oekraïne voor de uitvoering van het cohesiebeleid. Er is met name gewezen op de gevolgen voor infrastructuurprojecten, zowel wat de beschikbaarheid en de kosten van grondstoffen als de beschikbaarheid van arbeidskrachten betreft. Het Europees Parlement, de Raad en de regio’s hebben allemaal hun bezorgdheid geuit over het effect dat deze problemen kunnen hebben op de voltooiing van de programma’s voor de periode 2014‑2020 en het opstarten van de nieuwe programma’s voor de periode 2021‑2027.

Sinds 24 februari heeft de Commissie al een aantal voorstellen in het kader van CARE (maatregelen voor vluchtelingen in Europa uit hoofde van het cohesiebeleid) ingediend om ervoor te zorgen dat alle beschikbare middelen uit hoofde van het cohesiebeleid 2014‑2020 en het Europees Fonds voor de meest behoeftigen snel worden ingezet om de onmiddellijke problemen van de lidstaten — en vooral van verscheidene van hun oostelijke regio’s — als gevolg van de vluchtelingenstroom voor de Russische agressie aan te pakken.

Deze wijzigingen bieden de mogelijkheid om beschikbare middelen vrij te maken om de onmiddellijke gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne aan te pakken, zonder dat de inspanningen van de lidstaten met het oog op een groen, digitaal en veerkrachtig economisch herstel van de COVID‑19-pandemie in het gedrang komen.

Dankzij de mogelijkheid het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) conform de regels van het andere fonds te gebruiken voor concrete acties om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van Rusland aan te pakken, kunnen de beschikbare middelen voor bestaande behoeften worden gebruikt zonder dat een overdracht nodig is. Bovendien komen deze concrete acties voor financiering in aanmerking vanaf de datum van de invasie, zodat alle gerelateerde behoeften kunnen worden gedekt. Er zijn ook nieuwe eenheidskosten ingevoerd en de rapportageverplichtingen voor de deelnemers zijn vereenvoudigd om de administratieve lasten voor zowel de begunstigden als de overheden van de lidstaten te verminderen bij de aanpak van migratieproblemen. Tot slot is de mogelijkheid om voor deze maatregelen van maximaal 100 % medefinanciering gebruik te maken uitgebreid tot het boekjaar dat eindigt op 30 juni 2022, om de druk op de overheidsfinanciën van de lidstaten te helpen verlichten. De aanzienlijke verhoging van voorfinanciering uit React-EU-middelen verschaft de lidstaten bovendien de nodige liquiditeit om aan de dringendste behoeften te voldoen.

De gevolgen van de Russische militaire agressie zijn groter geworden en de impact ervan is toegenomen. Als gevolg daarvan worden de lidstaten geconfronteerd met een aanhoudende aanzienlijke stroom vluchtelingen voor de Russische agressie. Tegelijkertijd hebben sommige lidstaten te kampen met een tekort aan arbeidskrachten en schaarse grondstoffen in bepaalde sectoren. Deze situatie komt bovenop de gevolgen van de COVID‑19-pandemie, met name de verstoring van waardeketens, die een uitdaging vormt voor overheidsbegrotingen die op het herstel van de economie gericht waren, maar ook investeringen (met name in infrastructuur) dreigt te vertragen.

Hoewel de reeds genomen maatregelen een belangrijke rol hebben gespeeld door de lidstaten en de regio’s te helpen de onmiddellijke gevolgen van de oorlog aan te pakken, is het duidelijk dat de veranderende situatie extra maatregelen vereist. Vooral dankzij meer flexibiliteit kunnen de resterende middelen voor de periode 2014‑2020 optimaal worden benut en vertraagde projecten gemakkelijker tussen de programma’s voor 2014‑2020 en 2021‑2027 worden gefaseerd.

Bijgevolg moet voor meer flexibiliteit worden gezorgd met het oog op snellere en omvangrijkere steun uit de fondsen om de druk op de nationale begrotingen te verlichten en de uitvoering van concrete acties te vergemakkelijken om zowel migratieproblemen als verstoringen van de markt in belangrijke economische sectoren aan te pakken.

Voor concrete acties om migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aan te pakken, is het derhalve passend om — als onderdeel van die omvangrijkere steun, bij wijze van uitzondering en onverminderd de regels die in normale omstandigheden van toepassing zijn — af te wijken van de vereisten in verband met de locatie van de concrete actie in een lidstaat, aangezien de vluchtelingen meer dan eens naar een andere locatie kunnen verhuizen. Gezien de voortzetting van de Russische agressie is het bovendien gerechtvaardigd de nieuw vastgestelde eenheidskosten om te voorzien in de basisbehoeften en ondersteuning van wie tijdelijke bescherming of andere passende bescherming uit hoofde van het nationale recht overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad 1 en Richtlijn 2001/55/EG van de Raad 2 in alle lidstaten geniet, in de tijd te verlengen en te verhogen.

Voorts wordt voorgesteld de resterende middelen uit het Cohesiefonds voor 2014‑2020 te gebruiken om concrete acties te ondersteunen die onder het toepassingsgebied van het EFRO of het ESF vallen, overeenkomstig de regels die op die fondsen van toepassing zijn. Dit impliceert dat de bij Verordening (EU) 2022/562 van het Europees Parlement en de Raad 3 ingevoerde flexibiliteit bij het gebruik van middelen van het EFRO en het ESF tot het Cohesiefonds wordt uitgebreid. Aangezien concrete acties om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van Rusland aan te pakken, met ingang van 24 februari 2022 voor financiering in aanmerking komen, moet ook de mogelijkheid worden geboden om uitgaven voor dergelijke concrete acties te declareren wanneer ze reeds fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd. Deze mogelijkheden moeten ook worden uitgebreid tot het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) gezien de gevolgen van de oorlog voor de visserij en aquacultuur.

In dezelfde geest en met het oog op minder administratieve lasten voor lidstaten die zich voortdurend aan de veranderende behoeften aanpassen, moeten overdrachten tussen thematische doelstellingen binnen een prioriteit en binnen een fonds en regiocategorie mogelijk worden gemaakt zonder dat een besluit van de Commissie tot wijziging van het programma vereist is. Daarnaast wordt voorgesteld het maximum van de flexibiliteit tussen prioriteiten te verhogen voor de berekening van het eindsaldo van de bijdrage uit de fondsen. Voorts moet in de mogelijkheid worden voorzien dat prioriteiten ter bevordering van de sociaaleconomische integratie van onderdanen van derde landen — met inbegrip van prioriteiten die gewijd zijn aan concrete acties om migratieproblemen als gevolg van de Russische agressie aan te pakken — in beide programmeringsperioden van een medefinancieringspercentage tot 100 % kunnen profiteren om de lidstaten te helpen ontheemden zowel nu als in de toekomst bij te staan.

Om de fasering van projecten tussen programmeringsperioden eenvoudiger te maken, moet ook in gerichte flexibiliteit tijdens de programmeringsperiode 2021‑2027 worden voorzien.

Om alle lidstaten te helpen de gevolgen van de oorlog met hun programma’s voor 2021‑2027 op te vangen, moet snel steun uit het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling “Investeren in werkgelegenheid en groei” worden gemobiliseerd door het voorfinancieringspercentage te verhogen.

Daarnaast moet tot medio 2024 in een medefinancieringspercentage tot 100 % worden voorzien voor prioriteiten ter bevordering van de sociaaleconomische integratie van onderdanen van derde landen in het kader van de programma’s 2021‑2027. Dit medefinancieringspercentage moet worden geëvalueerd op basis van de wijze waarop het is toegepast.

Ten slotte moet het maximum voor de mogelijkheid om concrete acties te faseren van de programma’s 2014‑2020 naar die van de programmeringsperiode 2021‑2027 worden verlaagd om deze mogelijkheid uit te breiden tot meer concrete acties die met vertraging te kampen hebben. Bovendien moet de tweede fase van concrete acties in het kader van de programma’s voor 2021‑2027 voor financiering in aanmerking komen conform de regels voor 2014‑2020. De beheerautoriteiten moeten rechtstreeks steun aan dergelijke concrete acties kunnen verlenen, mits aan een beperkt aantal belangrijke voorwaarden is voldaan. Een dergelijke faseringsflexibiliteit doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten om aan de vereisten inzake thematische concentratie en de klimaatdoelstellingen te voldoen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is met het algemene rechtskader voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI) en het cohesiebeleid verenigbaar en beperkt zich tot gerichte en uitzonderlijke wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) 2021/1060. Het voorstel vormt ook een aanvulling op de eerdere wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bij de verordeningen van 6 april 2022 en 12 april 2022 en op alle andere maatregelen om de huidige ongekende situatie aan te pakken.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel beperkt zich tot gerichte en uitzonderlijke wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) 2021/1060 en is verenigbaar met andere beleidsterreinen van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 177 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel wijzigt de bestaande EU-wetgeving en wil een flexibeler gebruik van de middelen van het cohesiebeleid door de lidstaten en de regio’s mogelijk maken ter ondersteuning van maatregelen om migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie door Rusland aan te pakken, zowel in de programma’s 2014 2020 als 2021 2027. De lidstaten alleen kunnen deze problemen niet doeltreffend genoeg aanpakken en de problemen kunnen beter op het niveau van de Unie worden aangepakt.

Evenredigheid

Het voorstel is beperkt tot wat nodig is en wil ervoor zorgen dat alle beschikbare middelen van het cohesiebeleid maatregelen kunnen ondersteunen om migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van Rusland aan te pakken. De voorgestelde flexibiliteit gaat niet verder dan wat nodig is om de middelen van de programma’s uit hoofde van de ESI-fondsen voor de periode 2014‑2020 ten volle te benutten en om een vlottere fasering van concrete acties naar de programma’s voor de periode 2021‑2027 mogelijk te maken.

Keuze van het instrument

Een verordening tot wijziging van de bestaande verordeningen is het geschikte instrument om gemakkelijker van de middelen van het cohesiebeleid gebruik te maken ter ondersteuning van maatregelen om migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van Rusland aan te pakken, en om meer concrete acties met lagere totale kosten te kunnen faseren als gevolg van deze ongekende omstandigheden.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

n.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel volgt op uitwisselingen op hoog niveau met andere instellingen en lidstaten. Een openbare raadpleging is niet vereist, aangezien er geen effectbeoordeling nodig is.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

n.v.t.

Effectbeoordeling

Er is een effectbeoordeling uitgevoerd ter voorbereiding van de voorstellen voor Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) 2021/1060. Deze huidige gerichte wijziging als reactie op een kritieke situatie vereist geen afzonderlijke effectbeoordeling.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

n.v.t.

Grondrechten

n.v.t.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft betrekking op programma’s van het cohesiebeleid uit de periode 2014‑2020 en de periode 2021‑2027 en houdt geen wijziging in van de bestaande budgettaire vastleggingen.

Voor de periode 2021‑2027 wordt de voorfinanciering voor programma’s die steun ontvangen uit het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling “Investeren in groei en werkgelegenheid”, in 2022 en 2023 verhoogd. Dit zal leiden tot de frontloading van betalingskredieten naar 2022 en 2023 en heeft geen gevolgen voor de begroting voor de periode 2021‑2027.

De aanvullende voorfinanciering van 1,74 miljard EUR voor 2023 was niet opgenomen in de ontwerpbegroting. De Commissie overweegt daarom voor te stellen de extra betalingsbehoeften te dekken via een nota van wijzigingen bij de ontwerpbegroting 2023, rekening houdend met de herziene prognoses van de lidstaten.

De voorgestelde wijziging vereist geen wijzigingen van de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen volgens bijlage I bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad, en verandert de totale betalingsbehoeften gedurende de programmeringsperioden niet.

De Commissie zal nauwlettend toezien op het effect van de voorgestelde wijziging op de betalingskredieten in 2022 en 2023, rekening houdend met de algemene uitvoering van de begroting, de herziene prognoses van de lidstaten en eventuele nieuwe behoeften of prioriteiten.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In het kader van de algemene rapportagemechanismen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) 2021/1060 zal worden toegezien op en gerapporteerd over de uitvoering van de maatregelen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

n.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Voorgesteld wordt de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) 2021/1060 te wijzigen om:


·af te wijken van de locatievereisten binnen een lidstaat voor concrete acties om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van Rusland aan te pakken, aangezien oorlogsvluchtelingen meer dan eens naar een andere plaats kunnen verhuizen (wijziging van artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1303/2013);

·de mogelijkheid in te voeren uitgaven te declareren voor dergelijke concrete acties die al fysiek voltooid of volledig uitgevoerd zijn (wijziging van artikel 65 van Verordening (EU) nr. 1303/2013);

·— met een kennisgeving aan de Commissie van de door het toezichtcomité goedgekeurde herziene financiële tabellen en zonder een besluit van de Commissie tot wijziging van het programma — de toepassing van een medefinancieringspercentage tot 100 % mogelijk te maken voor een afzonderlijke prioritaire as die is vastgesteld om de sociaaleconomische integratie van onderdanen van derde landen te bevorderen — met inbegrip van prioritaire assen die gewijd zijn aan concrete acties om migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aan te pakken (artikel 120, nieuw lid 9, van Verordening (EU) nr. 1303/2013);

·voor extra flexibiliteit tussen de fondsen te zorgen, waardoor het met name mogelijk wordt middelen uit het Cohesiefonds voor 2014‑2020 te gebruiken voor concrete acties om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van Rusland aan te pakken, en conform het toepassingsgebied en de fondsspecifieke voorschriften van het EFRO en het ESF, mits een financiële toewijzing van minstens 30 % van de begroting van de prioritaire as wordt toegekend aan begunstigden die lokale overheden en in plaatselijke gemeenschappen actieve maatschappelijke organisaties zijn, om ervoor te zorgen dat dit type begunstigden een passend deel van de middelen ontvangt gezien hun actieve rol bij de opvang en integratie van vluchtelingen (wijziging van artikel 98, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013);

·het gebruik mogelijk te maken van gefundeerde ramingen die beperkt zijn tot het totale aantal ondersteunde personen en het aantal kinderen jonger dan 18 jaar, wanneer gegevens over deelnemers moeten worden gerapporteerd in het kader van de afzonderlijke prioritaire as ter ondersteuning van concrete acties om migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aan te pakken (wijziging van artikel 98, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013);

·de onlangs vastgestelde eenheidskosten ter ondersteuning van maatregelen om migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aan te pakken, te verhogen tot 100 EUR per week voor elke volledige of gedeeltelijke week waarin de persoon zich in de betrokken lidstaat bevindt, gedurende maximaal 26 weken vanaf de datum van aankomst van de persoon in de Unie (wijziging van artikel 68 quater van Verordening (EU) nr. 1303/2013);

·de flexibiliteit voor betalingen van het eindsaldo voor elke prioriteit per fonds en per regiocategorie in het laatste boekjaar te verhogen van 10 % tot 15 % (wijziging van artikel 130, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013);

·overschrijvingen van toewijzingen in programma’s mogelijk te maken tussen thematische doelstellingen binnen dezelfde prioriteit en hetzelfde fonds en dezelfde regiocategorie zonder een besluit van de Commissie tot wijziging van het programma (wijziging van artikel 30 en artikel 96, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1303/2013);

·het voorfinancieringspercentage voor programma’s uit het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling “Investeren in werkgelegenheid en groei” te verhogen met 0,5 % in 2022 en 0,5 % in 2023 van de totale steun uit de fondsen zoals vastgesteld in het besluit tot goedkeuring van het programma in alle lidstaten (wijziging van artikel 90, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060);

·de toepassing van een medefinancieringspercentage tot 100 % tot 30 juni 2024 mogelijk te maken voor een afzonderlijke prioriteit binnen een programma ter ondersteuning van concrete acties ter bevordering van de sociaaleconomische integratie van onderdanen van derde landen. Ten minste 30 % van de steun binnen de prioriteit moet worden toegekend aan begunstigden die lokale overheden en in plaatselijke gemeenschappen actieve maatschappelijke organisaties zijn, om ervoor te zorgen dat dit type begunstigden een passend deel van deze middelen ontvangt gezien hun actieve rol bij de opvang en integratie van vluchtelingen. Het totale in het kader van dergelijke prioriteiten in een lidstaat geprogrammeerde bedrag mag niet meer bedragen dan 5 % van de initiële nationale toewijzing van die lidstaat uit het EFRO en het ESF+ samen. Het medefinancieringspercentage tot 100 % zal uiterlijk op 30 juni 2024 worden geëvalueerd (wijziging van artikel 112 van Verordening (EU) 2021/1060);

·ervoor te zorgen dat ook in het kader van het programma 2021‑2027 concrete acties voor financiering in aanmerking komen waarvan de totale kosten meer dan 1 000 000 EUR bedragen en die voor steun uit de programma’s 2014‑2020 zijn geselecteerd en vóór 29 juni 2022 van start zijn gegaan, en om rechtstreekse steun door de beheerautoriteit mogelijk te maken, mits aan een beperkt aantal essentiële voorwaarden is voldaan (nieuw artikel 118 bis van Verordening (EU) 2021/1060);

·specifieke interventiegebieden toe te voegen voor gefaseerde concrete acties die anders in 2021‑2027 niet voor steun in aanmerking zouden komen (wijziging van tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) 2021/1060).