Toelichting bij COM(2022)362 - Specifieke bepalingen voor de samenwerkingsprogramma’s 2014-2020 mbt “Europese territoriale samenwerking”, naar aanleiding van de verstoring van de programma-uitvoering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel voorziet in gerichte wijzigingen van het rechtskader voor de periode 2014-2020 dat is vastgesteld voor samenwerkingsprogramma’s in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) 1 , in reactie op, ten eerste, Ruslands niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie tegen Oekraïne en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de Europese Unie en een aantal van haar oostelijke regio’s in het bijzonder, en, ten tweede, de ruimere gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de EU als geheel.

Ten eerste wordt de uitvoering van dertien programma’s voor grensoverschrijdende en twee programma’s voor transnationale samenwerking tussen negen lidstaten en Oekraïne en de Republiek Moldavië enerzijds en Rusland en Belarus anderzijds om verschillende redenen ernstig verstoord als gevolg van Ruslands niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie alsook de betrokkenheid van Belarus hierbij. Wat de programma’s voor samenwerking met Oekraïne betreft, bestaat de verstoring uit de gevolgen van de Russische invasie voor de uitvoering van programma’s en projecten door actoren in Oekraïne. Bovendien hebben de grote stromen van ontheemden zowel binnen Oekraïne als vanuit Oekraïne naar de Republiek Moldavië er in het bijzonder toe geleid dat overheidsinstanties en individuen zich moeten concentreren op humanitaire acties en onmiddellijke bijstand, in plaats van de verdere uitvoering van samenwerkingsprojecten.

Wat de programma’s voor samenwerking met Rusland en Belarus betreft, is de verstoring te wijten aan de noodzakelijke opschorting begin maart van de financieringsovereenkomsten tussen de EU en Rusland en Belarus als gevolg van de Russische invasie van Oekraïne. Hierdoor werd de uitvoering van programma’s en projecten met autoriteiten en begunstigden uit deze twee landen opgeschort. Deze opschorting is in overeenstemming met het verbod op het verlenen van financiële steun aan Russische overheidsinstanties dat de Raad op 8 april 2022 heeft ingesteld 2 .

Ten tweede heeft de EU, en met name een aantal van haar oostelijke regio’s, nog steeds te maken met een grote stroom ontheemden uit Oekraïne. Het is dan ook logisch en noodzakelijk om de reeks flexibele maatregelen die reeds zijn ingevoerd voor cohesiebeleidsprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de lidstaten, uit te breiden tot de programma’s voor rechtstreekse samenwerking met Oekraïne en de Republiek Moldavië, om hen in staat te stellen deze buitengewone situatie het hoofd te bieden.

Ten derde heeft de COVID-19-pandemie langer geduurd dan verwacht. De directe en indirecte gevolgen van de pandemie blijven in alle lidstaten bestaan, waardoor langdurige overheidssteun noodzakelijk is voor het herstel van de zwaarst getroffen territoriale gebieden en economische sectoren. Dit heeft geleid tot een zeer hoge druk op de begrotingen van de lidstaten, waardoor verdere uitzonderlijke maatregelen in deze omstandigheden noodzakelijk zijn.

De twee pakketten maatregelen in het kader van het investeringsinitiatief Coronavirusrespons (CRII) en CRII+, die in het voorjaar van 2020 zijn goedgekeurd bij respectievelijk Verordening (EU) 2020/460 3 en Verordening (EU) 2020/558 4 , hebben een aantal belangrijke wijzigingen ingevoerd die een doeltreffendere respons mogelijk maakten en uitzonderlijke extra flexibiliteit boden om op de ongekende situatie te reageren. Door gerichte wijzigingen van de verordening inzake grensoverschrijdende samenwerking 5 (cross-border cooperation, “CBC”) in het kader van het ENI zijn deze maatregelen ook van toepassing geworden op samenwerkingsprogramma’s in het kader van het ENI.

Bijgevolg moet de steun uit de fondsen snel worden ingezet om de druk op de nationale begrotingen te verlichten. Daarom moet, als tijdelijke en uitzonderlijke maatregel en onverminderd de regels die onder normale omstandigheden van toepassing moeten zijn, de mogelijkheid om de medefinanciering uit de EU-begroting van 90 % naar 100 % te verhogen, worden uitgebreid tot de vijf in het kader van het ENI gefinancierde programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking met de Republiek Moldavië en Oekraïne voor de boekjaren die ingaan op respectievelijk 1 juli 2021, 1 juli 2022 en 1 juli 2023, zodat er geen behoefte meer is aan nationale medefinanciering.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is in overeenstemming met het algemene rechtskader dat voor het ENI is vastgesteld en bevat gerichte bepalingen ter vervanging van een aantal bepalingen in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014 van de Commissie 6 , die niet meer kan worden gewijzigd omdat de onderliggende Verordening (EU) nr. 232/2014 sinds 31 december 2020 niet meer van kracht is. Het voorstel vormt ook een aanvulling op de voorgaande bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/879 van de Commissie 7 ingevoerde wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014. Tot slot voert het bepalingen in die zijn geïnspireerd op een aantal bepalingen van Verordening (EU) 2022/562 8 , wat zorgt voor samenhang in de aanpak van grensoverschrijdende programma’s die door verschillende instrumenten worden ondersteund.

Het voorstel is ook in overeenstemming met het algemene rechtskader voor transnationale samenwerking uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1299/2013 9 en is beperkt tot gerichte en uitzonderlijke afwijkingen daarvan.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel beperkt zich tot gerichte en uitzonderlijke aanpassingen van het bestaande rechtskader dat is opgezet bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014 en Verordening (EU) nr. 1299/2013, en is verenigbaar met andere beleidsterreinen van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 178, artikel 209, lid 1, en artikel 212, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Artikel 209, lid 1, en artikel 212, lid 2, VWEU vormen de rechtsgrondslag voor het ENI en artikel 178 VWEU vormt de rechtsgrondslag voor Europese territoriale samenwerking.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is erop gericht het de lidstaten en de regio’s gemakkelijker te maken om middelen van het ENI en het cohesiebeleid te gebruiken ter ondersteuning van maatregelen om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van Rusland aan te pakken, een afwijking mogelijk te maken van de normale, thans geldende medefinancieringsregels, teneinde de nodige flexibiliteit te bieden om bestaande investeringsmiddelen ter beschikking te stellen om de directe en indirecte gevolgen van de Russische invasie van Oekraïne en de ongekende volksgezondheidscrisis in de context van de COVID-19-pandemie aan te pakken, en de rechtszekerheid te bevorderen voor andere aspecten waarmee de programma-autoriteiten te maken hebben.

Evenredigheid

Het voorstel is een uitzonderlijke en gerichte wijziging die niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstelling te verwezenlijken: het gebruik van de middelen van het ENI en het cohesiebeleid vergemakkelijken ter ondersteuning van maatregelen om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie door Rusland en de daaruit voortvloeiende verstoring van de programma-uitvoering aanpakken.

Keuze van het instrument

Een verordening is het geschikte instrument om het gebruik van de middelen van het ENI en het cohesiebeleid te vergemakkelijken ter ondersteuning van maatregelen om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie door Rusland aan te pakken, om de mogelijkheid van 100 % medefinanciering uit te breiden om deze ongekende omstandigheden het hoofd te bieden, en om de nodige rechtszekerheid te bieden.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

N.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel komt er na uitwisselingen op hoog niveau met de lidstaten en de programma-autoriteiten. Een openbare raadpleging is niet vereist, aangezien er geen effectbeoordeling nodig is.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

N.v.t.

Effectbeoordeling

Ter voorbereiding van het voorstel voor Verordening (EU) nr. 232/2014 is een effectbeoordeling uitgevoerd. Deze huidige gerichte wijzigingen als reactie op kritieke situaties vereisen geen afzonderlijke effectbeoordeling.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

N.v.t.

Grondrechten

N.v.t.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft alleen betrekking op programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het ENI (“ENI-CBC-programma’s”) uit de periode 2014-2020 en wijzigt de bestaande budgettaire verbintenissen niet. Het zal een versnelde programma-uitvoering vergemakkelijken en de lasten voor de begunstigden en de nationale begrotingen verlichten in de landen die het zwaarst door de oorlog zijn getroffen (Oekraïne, de Republiek Moldavië en de lidstaten die deelnemen aan grensoverschrijdende samenwerking met deze landen). Aangezien de financiële uitvoering van ENI-CBC-programma’s plaatsvindt via voorfinancieringsbetalingen van maximaal 100 % van de vastgelegde EU-middelen (ENI en EFRO) en de Commissie het grootste deel van de voorfinanciering reeds aan de programma’s heeft betaald, zal de voorgestelde maatregel geen gevolgen hebben voor de betalingskredieten in 2022 of in 2023, aangezien 2023 het laatste jaar is waarin uitgaven voor projecten voor financiering in aanmerking komen.

De voorgestelde wijziging vereist geen wijzigingen in de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen volgens bijlage I bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad, en verandert de totale betalingsbehoeften gedurende de periode 2022-2024 niet.

De voorgestelde wijziging brengt geen extra administratieve uitgaven voor de Commissie met zich mee.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In het kader van de algemene rapportagemechanismen van Verordening (EU) nr. 232/2014 en Verordening (EU) nr. 1303/2013 zal worden toegezien op en gerapporteerd over de uitvoering van de maatregelen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

Voorgesteld wordt gerichte bepalingen vast te stellen die een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 897/2014 vervangen en afwijken van een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 1299/2013 wanneer er sprake is van een nieuwe situatie van verstoring van de programma-uitvoering, als volgt:

·De verschillende soorten verstoringen van programma-uitvoering worden gedefinieerd (artikel 2);

·Om een medefinanciering van 100 % voor ENI-CBC-programma’s toe te passen, voorzien de artikelen 3 en 4 in de mogelijkheid om de verplichting tot medefinanciering (artikel 12 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014) op te heffen, en in een vereenvoudigde procedure (artikel 16 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014);

·Om te voorzien in de mogelijkheid om uitgaven met terugwerkende kracht subsidiabel te maken vanaf het begin van de Russische invasie (artikel 48 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014) voor projecten voor de aanpak van migratieproblemen in ENI-CBC-programma’s, stelt artikel 5 deze subsidiabiliteit met ingang van 24 februari 2022 vast;

·Om vaart te zetten achter de noodzakelijke wijzigingen in reeds goedgekeurde projecten (artikel 26, lid 3, punt e), van Verordening (EU) nr. 897/2014) en tijdens de uitvoering ervan, met inbegrip van grote infrastructuurprojecten (artikel 38, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014), stelt artikel 6 de door de beheersautoriteiten van het programma te ondernemen passende acties vast;

·Om de door de beheersautoriteit uit te voeren verificaties flexibeler te maken (artikel 26, leden 5 en 6, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014), beperkt artikel 7 bepaalde wettelijke verplichtingen, met name met betrekking tot verificaties ter plaatse;

·Aangezien de daadwerkelijke grensoverschrijdende gevolgen van projecten (artikelen 39 en 45 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014) een essentiële voorwaarde zijn voor deze programma’s, voorzien de artikelen 8 en 9 in flexibiliteit ten aanzien van de resterende projectpartners in lidstaten die hun deel van de gezamenlijke projecten correct en te goeder trouw hebben uitgevoerd;

·Om de hoofdbegunstigden ook flexibiliteit te bieden met betrekking tot hun wettelijke verplichtingen jegens de programma-autoriteiten namens het volledige projectpartnerschap (artikel 46 van Verordening (EU) nr. 897/2014), stelt artikel 10 de nodige aanpassingen vast;

·Om de selectie van nieuwe projecten en de toekenning van subsidies voor deze projecten te versnellen, vereenvoudigt artikel 11 de procedure ter bevestiging van projecten in het kader van directe gunning (artikel 41 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014);

·Om financiële overdrachten te vereenvoudigen en rechtstreekse overdrachten mogelijk te maken zonder dat betalingen via hoofdbegunstigden verlopen (artikel 63 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014), stelt artikel 12 de nodige aanpassingen vast;

·Om de aan het begin van de programma-uitvoering gekozen methode voor de omrekening in euro (artikel 67 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014) te wijzigen en deze aan te passen aan de onvoorziene koersschommelingen, voert artikel 13 de mogelijkheid in om opnieuw het tijdstip van de omrekening te kunnen kiezen;

·Als gevolg van een verstoring van de programma-uitvoering kan het normale systeem van de terugvorderingen, verrekeningen en terugbetalingen (artikelen 74 tot en met 76 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014) mogelijk worden onderbroken of niet meer worden uitgevoerd. Artikel 14 stelt de noodzakelijke aanpassingen van de regelgevingsstappen vast die door de beheersautoriteiten moeten worden uitgevoerd;

·Twee transnationale samenwerkingsprogramma’s die onder Verordening (EU) nr. 1299/2013 vallen, betreffen samenwerking met Oekraïne en de Republiek Moldavië (“het transnationaal programma voor de Donau”) en Rusland en Belarus (“het Interreg-programma voor het Oostzeegebied”); de relevante bepalingen van het cohesiebeleid moeten ingevolge de Russische invasie van Oekraïne worden gewijzigd om deze programma’s doeltreffend te laten functioneren. De meeste bij de artikelen 3 tot en met 14 ingevoerde aanpassingen kunnen alleen worden toegepast door af te wijken van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 1299/2013. Artikel 15 stelt derhalve de nodige aanpassingen voor deze twee programma’s vast.

Deze gerichte maatregelen moeten onmiddellijk in werking treden, zodat zij zo spoedig mogelijk van kracht worden (artikel 16).