Toelichting bij COM(2023)173 - Evaluatie van de werking van Verordening (EU) 2022/1369 inzake gecoördineerde reductie van de gasvraag - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)173 - Evaluatie van de werking van Verordening (EU) 2022/1369 inzake gecoördineerde reductie van de gasvraag. |
---|---|
bron | COM(2023)173 |
datum | 20-03-2023 |
In de loop van 2022 gebruikte Rusland de gaslevering als politiek wapen. In dit verband heeft de EU in augustus 2022 een noodverordening (Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad) aangenomen om de gasvraag op een gecoördineerde manier met 15 % te reduceren en zo de leveringszekerheid te waarborgen.
Overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad moeten de lidstaten naar beste vermogen de gasvraag met 15 % reduceren, wat verplicht wordt wanneer een Unie-alarm wordt afgekondigd. Daarnaast actualiseren de lidstaten hun noodplannen, zoals beschreven in artikel 8 van de verordening, om de uitgevoerde maatregelen weer te geven en brengen zij tweemaandelijks verslag uit aan Eurostat over de bereikte vraagreductie. Overeenkomstig artikel 9 moet de Commissie een evaluatie uitvoeren op basis waarvan zij kan voorstellen de geldigheidsduur van de verordening te verlengen. In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie SWD/2023/63 geeft de Commissie een analyse van de reductie van de gasvraag sinds augustus 2022, een op scenario's gebaseerde analyse van de prognoses voor de opslagvulling bij verschillende mogelijke verlengingen van de vraagreductie en een diepgaand onderzoek naar reducties in het verleden en opwaartse en neerwaartse risico's voor 2023-2024.
De kwestie is besproken met de Groep coördinatie gas1, die bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en Europese verenigingen die leveranciers, infrastructuurbeheerders, handelaren en de belangrijkste afnemers van gas vertegenwoordigen. De leden van de Groep coördinatie gas hebben tijdens haar vergadering van 16 februari te kennen gegeven dat het belangrijk is de vraag verder terug te dringen als een bijzonder kosteneffectieve maatregel om de leveringszekerheid in stand te houden en te versterken.
II. Genomen maatregelen en bereikte vraagreductie
Sinds de vaststelling van Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad is de EU erin geslaagd alternatieven te vinden voor Russisch gas2 en haar gasvraag van augustus 2022 tot en met januari 2023 met 19 % te reduceren vergeleken met het gemiddelde van de voorbije vijf jaar in diezelfde periode, wat neerkomt op 41,5 miljard kubieke meter. Tabel 2 (Zie bijlage) toont aan dat de vraagreductie per maand en per lidstaat verschilt vanwege de verschillende nationale omstandigheden. In geval van een EU-alarm zijn de vrijstellingen van de verplichte vraagreductie, zoals bepaald in artikel 5 van Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad, ook in overeenstemming met deze verschillende nationale omstandigheden.
De huidige opslagniveaus zijn relatief hoog voor deze tijd van het jaar, de gasprijzen zijn gestaag gedaald sinds de pieken in augustus (maar liggen nog steeds aanzienlijk hoger dan het langetermijngemiddelde), en de leveringszekerheid is voor de rest van deze winter 2022/2023 gewaarborgd. In afdeling III zal echter worden toegelicht dat de EU-gasmarkt krap blijft en dat de lidstaten zonder reductie van de gasvraag na 31 maart waarschijnlijk niet vóór 31 oktober aan hun opslagverplichting van 90 % zullen kunnen voldoen, waardoor de leveringszekerheid in de winter 2023/2024 in gevaar komt, met mogelijke gastekorten of een terugkeer van zeer hoge gasprijzen.
Figuur 1 illustreert het gasverbruik in de EU van augustus 2022 tot januari 2023 (groene lijn; “werkelijk”) in vergelijking met het gemiddelde van dezelfde periode in de afgelopen 5 jaar (blauwe lijn; “referentie”) en de streefwaarde van de 15%-reductie (rode lijn; “streefwaarde”) zoals bepaald voor augustus 2022 tot maart 2023, en zoals zij volgens dit voorstel zou gelden voor de andere maanden. Uit figuur 1 blijkt ook dat het gasverbruik in de winter aanzienlijk hoger is dan in de zomer. De vraag in het tweede en derde kwartaal is namelijk ongeveer de helft van de vraag in het eerste en vierde kwartaal.
Figuur 1: referentieverbruik, streefverbruik (d.w.z. referentie -15 %) en werkelijk verbruik (aug. 2022 – jan. 2023); EU-27 (miljard kubieke meter)
Bron: Berekeningen van ENER/CET op basis van Eurostat-reeks NRG_CB_GASM, subreeks IC_CAL_MG in mcm op 7 maart 2023, 11:00 uur.
Sectoren
Voor een grondige analyse van de gasvraagreductie is het noodzakelijk dat de sectorale gasvraag regelmatig wordt gepubliceerd. Momenteel rapporteert Eurostat het gasverbruik per vraagsector3 alleen op jaarbasis, met een vertraging van een jaar. Een betrouwbare uitsplitsing van de gasbesparingen per sector of een uitsplitsing in structurele versus niet-structurele reducties op basis van een officiële dataset die de gehele EU bestrijkt is daarom niet mogelijk.
Volgens de Commissie4, die gebruikmaakt van aanvullende gegevens, waren in de periode augustus-december 2022 huishoudens verantwoordelijk voor ongeveer 50 %, de industrie voor 43 % en de elektriciteitssector voor slechts 7 % van de totale reductie van de gasvraag, als gevolg van de geringe beschikbaarheid van waterkracht en nucleaire capaciteit5. De industrie was verantwoordelijk voor het grootste deel van de vraagreductie in de zomer en de herfst, terwijl de huishoudens verantwoordelijk waren voor het grootste deel van de vraagreductie (en het verbruik) in de winter. Naar schatting is ongeveer een zesde van de totale reductie toe te schrijven aan de temperatuur, dat wil zeggen aan een mildere (vroege) winter dan in de referentieperiode; dit komt overeen met 5 miljard kubieke meter van de totale reductie van 30 miljard kubieke meter tussen augustus en december.
De in de noodplannen vermelde maatregelen van de lidstaten
Overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EU) nr. 2022/1369 van de Raad stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de uitgevoerde vraagreductiemaatregelen door middel van een actualisering van hun noodplannen. De meeste lidstaten hebben de Commissie in kennis gesteld van hun geactualiseerde noodplannen.
Volgens de geactualiseerde plannen omvatten de kortetermijnmaatregelen twee belangrijke soorten maatregelen: (1) voorlichtingscampagnes over gasbesparing en (2) maatregelen ter beperking van verwarming en koeling.
- De meeste lidstaten hebben voorlichtingscampagnes uitgevoerd. In sommige gevallen maken de campagnes ook mensen bewust van bestaande subsidieregelingen voor energie-efficiëntie, die meestal gericht zijn op huishoudens en kleine en middelgrote bedrijven.
- Temperatuurbeperking: de meeste plannen omvatten beperkingen voor verwarming en koeling in openbare gebouwen; sommige lidstaten passen deze beperking ook toe op kantoren en winkels.
- Verschillende lidstaten hebben verlichtingsbeperkingen opgelegd, meestal voor openbare gebouwen en monumenten, maar in sommige gevallen ook voor etalages.
Voor de middellange termijn hebben de lidstaten kennis gegeven van maatregelen voor brandstofomschakeling, subsidies voor energierenovatie van gebouwen of de vervanging van inefficiënte apparaten. Als maatregelen op lange termijn verlenen de lidstaten vaak directe steun aan klanten in de vorm van subsidies of belastingverlagingen om het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, warmtepompen of energie-efficiëntie te vergemakkelijken (ook via bijvoorbeeld audits).
III. Vooruitzichten voor de eerstvolgende winter
Hoewel de EU de vraag tussen augustus 2022 en januari 2023 met succes heeft teruggedrongen en alternatieven heeft gevonden voor de invoer van Russische gas, wordt in dit deel nagegaan of dit volstaat om een leveringsrisico in de winter 2023/2024 te voorkomen indien Verordening (EU) 2022/1369 op 31 maart 2023 verstrijkt. Tabel 1 toont de opslagniveaus voor oktober 2023 en maart 2024 met verschillende mogelijke verlengingen van de vraagreductie, op basis van de meest recente beschikbare marktinformatie en -gegevens6. Figuur 2 geeft de opslagniveaus weer voor de 4 scenario's. Uit Tabel 1 blijkt dat in geval van geen of een beperkte reductie van de gasvraag na 1 april (scenario A of B), de lidstaten waarschijnlijk niet zullen voldoen aan de opslagverplichting van 90 % tegen 31 oktober 2023, zoals bepaald in Verordening (EU) 2022/1032, en dat bijgevolg de voorzieningszekerheid voor de winter 2023-24 niet kan worden gewaarborgd. Als de reductie van de gasvraag met 15 % na 1 april minstens tot 31 oktober aanhoudt, zal waarschijnlijk wel worden voldaan aan de opslagverplichting van 90 % (scenario's C en D). Een verlenging van de reductie van de gasvraag tot 31 maart 2024 zal de risico's met betrekking tot de leveringszekerheid voor de winter 2024/2025 afdoende beperken.
Volgens het verslag van 12 december 20227 van het Internationaal Energieagentschap (“IEA”) zou zich in 2023 een leveringskloof kunnen voordoen tenzij aanvullende maatregelen worden genomen om gas te besparen.
Tabel 1: Maandelijkse opslagniveaus afhankelijk van de verlenging van de vraagreductie
Mogelijke scenario’s Opslag (miljard m3) eind: | okt. 2023 | mrt. 2024 |
A: Geen verlenging | 69 | 0 |
B: Verlenging van augustus 2023 tot maart 2024 | 80 | 28 |
C: Verlenging van april 2023 tot oktober 2023 | 95 | 9 |
D: Verlenging met één jaar van april 2023 tot maart 2024 | 95 | 43 |
Bron: Berekeningen van ENER/CET.
- Scenario A: Geen verlenging: Zonder reductie van de vraag zouden de opslagniveaus eind oktober 2023 slechts 69 miljard kubieke meter bedragen, wat aanzienlijk lager is dan de opslagverplichting van 90 % (89,4 miljard kubieke meter). Verder zouden de voorraden in februari 2024 volledig uitgeput zijn, wat de voorzieningszekerheid voor de winter 2024/2025 ernstig in gevaar zou kunnen brengen.
- Scenario B: Verlenging met acht maanden van augustus 2023 tot maart 2024: In dit scenario zouden de opslagplaatsen te langzaam worden gevuld en zouden de voorraden tegen eind oktober 2023 slechts 80 miljard kubieke meter bedragen, wat aanzienlijk minder is dan de opslagverplichting van 90 % (89,4 miljard kubieke meter). Daarnaast zouden de opslagniveaus tegen het einde van de komende winter dalen tot minder dan 30 % (28 miljard kubieke meter) (28 % eind maart 2024), wat de voorzieningszekerheid ernstig in gevaar zou brengen en het moeilijk zou maken om de opslagfaciliteiten voor de daaropvolgende winter 2024/2025 voldoende te vullen.
- Scenario C: Verlenging met zeven maanden van april 2023 tot oktober 2023: In dit scenario zouden de opslagfaciliteiten tegen het einde van deze zomer voor 95 % (namelijk met 95 miljard kubieke meter) voldoende zijn gevuld, waarmee tegen eind oktober 2023 de opslagverplichting van 90 % (89,4 miljard kubieke meter) wordt gehaald. Omdat de vraag in de winter (zelfs al is deze normaal) twee keer zo hoog is als in de zomer, zouden de voorraden tegen het einde van de eerstvolgende winter (9 miljard kubieke meter eind maart 2024) echter bijna volledig zijn uitgeput. Dit leidt tot ernstige bezorgdheid over de voorzieningszekerheid en maakt het zeer moeilijk om de opslagfaciliteiten vóór de volgende winter 2024/2025 voldoende te vullen.
- Scenario D: Verlenging met één jaar van april 2023 tot maart 2024 Met een verdere reductie van de vraag zouden de opslagniveaus tegen eind oktober 2023 95 miljard kubieke meter bedragen, waarmee de opslagverplichting van 90 % (89,4 miljard kubieke meter) wordt gehaald. De opslagniveaus zouden tegen eind maart 2024 ongeveer 43 miljard kubieke meter bedragen.
Figuur 2: Maandelijkse opslagniveaus afhankelijk van de verlenging van de vraagreductie
Bron: berekeningen van ENER/CET.
Ter aanvulling van de voorgaande analyse in figuur 1 en tabel 1 zijn er bovendien een aantal factoren en risico's voor dit jaar en de volgende winter die het gasverbruik kunnen doen toenemen8. Tot de risico’s behoren onder meer een mogelijke opleving van de mondiale vraag naar lng (beperkt omdat de EU de premiummarkt blijft9), een opleving van de vraag naar industrieel gas en een ommekeer in de overschakeling van gas naar steenkool (beide onder invloed van lagere gasprijzen in 2023), weersomstandigheden die van invloed zouden kunnen zijn op de vraag naar verwarming in de winter10,, en een lage productie van kernenergie en waterkracht (als gevolg van droogte), alsook verdere verstoringen van de gasvoorziening. De Franse nucleaire capaciteit is momenteel lager dan de beschikbare capaciteit in 2022, de lage waterstanden in Italië zijn gelijk aan die van 2022, wat wijst op een eveneens lage energieopwekking door waterkracht, en de lage gasprijzen hebben in de eerste weken van 2023 reeds geleid tot een overschakeling van steenkool naar gas (zie afdeling IV.3 van het SWD/2023/63). Als deze risico's doorzetten, zullen zij de mondiale en Europese gasmarkt beperken en dit kan gevolgen hebben voor het vullen van de ondergrondse gasopslagfaciliteiten, wat noodzakelijk is voor de winter van 2023-2024, de gasprijzen en de volatiliteit van deze prijzen.
IV. Vooruitzichten
Ondanks de aanzienlijke verbeteringen sinds augustus 2022 blijft de situatie op de mondiale gasmarkt in 2023 krap. Verschillende factoren (het weer, de resterende Russische invoer, de beschikbaarheid van alternatieve elektriciteitsbronnen en verdere krapte op de mondiale lng-markten) zouden het vulseizoen van de opslagfaciliteiten in 2023 kunnen belemmeren. Belangrijk is dat er in 2023, in tegenstelling tot het voorgaande vulseizoen, niet kan worden gerekend op de 60 miljard kubieke meter Russisch leidinggas die in 2022 nog in de EU werd ingevoerd. Om de risico's voor de leveringszekerheid en de bijbehorende marktgevolgen te beperken, moet de vraag verder worden teruggedrongen. Om te beslissen of en hoe een dergelijke reductie van de vraag naar gas in de Unie kan worden gewaarborgd, zijn de volgende punten van bijzonder belang:
1. Het mondiale aardgasaanbod blijft krap. Het aandeel van Russisch leidinggas in de totale EU-invoer is gedaald van 49 % vóór januari 2022 tot minder dan 10 % in januari 2023. Tijdens het vulseizoen in 2022 lag de invoer via Russische pijpleidingen aanzienlijk hoger dan in 2023 wordt verwacht. In het licht van deze beperkte Russische leveringen is een reductie van de vraag derhalve noodzakelijk.
2. De vraagreductie zou de prijsvolatiliteit terugdringen. De ergste economische gevolgen in 2022 zijn afgewend, maar de mondiale gasmarkten in 2023 blijven zeer beperkt. In 2022 hebben de gasprijzen historische hoogten bereikt, met een hoogste prijs van meer dan 320 EUR/MWh op 26 augustus; momenteel kost gas minder dan 45 EUR/MWh. De gasprijzen bedragen echter nog steeds tweemaal de historische norm. Tijdens de vergadering van de Groep coördinatie gas van 16 februari 2023 erkenden de vertegenwoordigers van de lidstaten en de gasorganisaties de fundamentele rol van vraagreductie om de druk op een krappe markt te verminderen en de volatiliteit van de gasprijs binnen de perken te houden.
3. De geest van solidariteit die heerste bij de vaststelling en toepassing van Verordening (EU) 2022/1369 moet worden voortgezet. Het bij Verordening (EU) 2017/1938 vastgestelde rechtskader voor de gasleveringszekerheid volstaat nog altijd niet om verstoringen van een grote gasleverancier van meer dan 30 dagen aan te pakken. Langdurige verstoringen zouden nog steeds kunnen leiden tot ongecoördineerde acties van de lidstaten die de voorzieningszekerheid van naburige lidstaten in gevaar zouden kunnen brengen en de industrie, de consumenten en de werking van de interne markt in de Unie extra zouden kunnen belasten. Hoewel sommige lidstaten meer aan verstoringen zijn blootgesteld dan andere, zullen alle lidstaten economisch te lijden hebben van gastekorten of problemen bij de gasvoorziening.
4. Zoals uiteengezet in de mededeling “Gas besparen voor een veilige winter” van 20 juli 2022, is het voor de burgers en de industrie van alle lidstaten goedkoper om de vraag op een proactieve, evenredige, aantoonbaar beheersbare manier verder te reduceren in plaats van zich later geconfronteerd te zien met ongecoördineerde inperkingsmaatregelen.
5. Een vraagreductie met 15 % is in overeenstemming met de opslagverplichting van 90 %: de scenario's C en D tonen aan dat een ambitieniveau van een reductie met 15 % vanaf 1 april 2023 passend en noodzakelijk is en de EU in staat stelt om eind oktober aan de opslagverplichting van 90 % te voldoen, rekening houdend met de mogelijkheid dat zich gematigde risico's voordoen (bv. minder lng-aanvoer, lage waterkrachtniveaus of enigszins kouder dan gemiddeld weer).
6. Voortzetting van de gasvraagreductie is noodzakelijk om marktdeelnemers zekerheid te bieden. De huidige verordening loop af op 31 maart 2023, aan het einde van het winterseizoen. Het voortzetten van de inspanningen om de vraag te reduceren vanaf 1 april schept duidelijkheid en voorkomt dat de stimulansen van het ene op het andere moment worden stopgezet.
7. Alleen een verlenging van de reductie van de gasvraag met twaalf maanden waarborgt dat de opslag gedurende de zomer voldoende wordt gevuld om komende winter te voldoen aan de opslagverordening en de voorzieningszekerheid, zoals uiteengezet in afdeling III. Daarentegen zou een verlenging met een reductieperiode van augustus tot maart onvoldoende tijd laten om de opslagfaciliteiten tot het passende niveau van 90 % te vullen en zou tegen het einde van de komende winter tot ernstige problemen op het gebied van voorzieningszekerheid leiden. Koud weer alleen al zou ervoor zorgen dat de voorraden tegen 31 maart 2024 bijna volledig uitgeput zijn. Bij een verlenging van april tot oktober zouden de voorraden op 31 maart 2024 bijna volledig uitgeput zijn, zelfs zonder lage temperaturen en zonder dat andere risico’s werkelijkheid worden. Met andere woorden, verlengingen van minder dan twaalf maanden zouden kunnen leiden tot paniekaankopen, lidstaten die elkaar overbieden (zonder dat dit leidt tot meer gasleveringen aan de EU-markt), hoge prijzen en mogelijke tekorten. Een meer gedetailleerde analyse is te vinden in afdeling VI van SWD/2023/63.
8. Een langere periode biedt meer flexibiliteit om de vraagreductie optimaal over de tijd te spreiden. Dit zou met name de mogelijkheid van prijspieken verminderen en derhalve de kosten van gasaankopen voor de lidstaten voor dezelfde volumes beperken. Derhalve biedt een verlenging met een reductieperiode van twaalf maanden meer flexibiliteit om rekening te houden met de verschillende kenmerken van de lidstaten. Sommige lidstaten vinden het namelijk gemakkelijker om de vraag in de zomer te reduceren (frontloading), terwijl andere lidstaten het gemakkelijker om de vraag in de winter te reduceren (backloading). Bovendien zou een reductieperiode van twaalf maanden flexibiliteit tussen sectoren mogelijk maken: aangezien de vraag van de huishoudens in de zomer laag is, zou een verlenging van april tot oktober de industrie en de minder flexibele elektriciteitssector, die afhankelijk is van de beschikbaarheid van alternatieve energiebronnen, onevenredig zwaar belasten.
9. Wegens de tweemaandelijkse monitoring en het gebrek aan een meer sectorale rapportage tijdens de uitvoeringsperiode augustus 2022 tot maart 2023 zijn de aard en de sectorale verdeling van deze vraagreducties niet volledig duidelijk. Dit maakte het voor de Commissie en de lidstaten moeilijker om de kwetsbaarheden en mogelijke besparingen per sector (elektriciteit, industrie, bewoners en diensten) vast te stellen en zo kosteneffectievere maatregelen te bepalen.
V. BIJLAGE
Tabel 2 geeft een overzicht van de maandelijkse reducties van de gasvraag ten opzichte van de referentieperiode. Hieruit blijkt dat met vrijwillige maatregelen ter reductie van de vraag tussen augustus 2022 en januari 2023 de reductiedoelstelling van 15 % is gehaald. De EU-reductie van 19,2 % komt overeen met ongeveer 41,5 miljard kubieke meter, vergeleken met een streefwaarde van 15 % van ongeveer 32,5 kubieke meter voor deze zes maanden en een doelstelling van ongeveer 45,3 kubieke meter voor augustus 2022 tot maart 2023.
Tabel 2: Reductie van de gasvraag augustus 2022 tot januari 2023
Lidstaat | augustus | september | oktober | november | december | januari | augustus-januari |
EU-27 | -13,5 % | -14,0 % | -24,4 % | -25,0 % | -12,4 % | -22,2 % | -19,2 % |
Oostenrijk | -26,7 % | -11,3 % | -24,0 % | -16,9 % | -13,6 % | -23,9 % | -19,2 % |
België | -1,0 % | -6,0 % | -20,5 % | -29,7 % | -9,8 % | -18,3 % | -16,0 % |
Bulgarije | -14,9 % | -17,8 % | -32,7 % | -21,2 % | -21,8 % | -29,4 % | -23,9 % |
Kroatië | -21,7 % | -23,1 % | -20,0 % | -25,6 % | -27,6 % | -24,2 % | -24,1 % |
Cyprus | |||||||
Tsjechië | -15,0 % | -9,1 % | -22,9 % | -18,8 % | -10,9 % | -24,0 % | -17,7 % |
Denemarken | -21,7 % | -23,3 % | -31,1 % | -33,4 % | -13,7 % | -26,5 % | -24,9 % |
Estland | -37,1 % | -31,7 % | -46,9 % | -32,3 % | -32,4 % | -38,0 % | -36,2 % |
Finland | -35,7 % | -57,4 % | -62,6 % | -58,3 % | -65,1 % | -63,1 % | -58.5 % |
Frankrijk | 1,6 % | -2,5 % | -27,8 % | -29,3 % | -8,3 % | -19,2 % | -17,1 % |
Duitsland | -28,0 % | -14,7 % | -28,6 % | -28,3 % | -4,7 % | -18,6 % | -19,4 % |
Griekenland | 4,5 % | -26,3 % | -42,0 % | -23,0 % | -12,6 % | -36,7 % | -22,7 % |
Hongarije | -18,7 % | 5,0 % | -33,9 % | -19,8 % | -17,5 % | -27,4 % | -21,0 % |
Ierland | 11,3 % | 2,1 % | -8,8 % | -10,3 % | 9,5 % | -4,3 % | -0,3 % |
Italië | -5,2 % | -14,0 % | -19,8 % | -22,7 % | -18,5 % | -22,7 % | -18,6 % |
Letland | -42,6 % | -52,7 % | -72,7 % | -15,2 % | 0,9 % | -37,0 % | -31,8 % |
Litouwen | -43,6 % | -45,0 % | -50,8 % | -46,0 % | -11,9 % | -51,5 % | -40,5 % |
Luxemburg | -36,4 % | -26,1 % | -35,5 % | -33,2 % | -17,5 % | -25,0 % | -27,7 % |
Malta | 4,6 % | -1,1 % | -11,2 % | 43,6 % | 27,0 % | 21,9 % | +12,1 % |
Nederland | -29,7 % | -32,6 % | -33,3 % | -35,1 % | -17,5 % | -32,2 % | -29,5 % |
Polen | -26,7 % | -25,4 % | -23,7 % | -8,3 % | -5,3 % | -12,0 % | -14,9 % |
Portugal | -10,7 % | -17,0 % | -12,0 % | -8,9 % | -18,6 % | -34,9 % | -17,1 % |
Roemenië | -25,2 % | -20,7 % | -27,5 % | -21,8 % | -15,9 % | -21,0 % | -21,2 % |
Slowakije* | 10,6 % | 5,5 % | 2,1 % | -2,7 % | 23,6 % | -7,8 % | +4,6 % |
Slovenië | -13,7 % | -10,9 % | -22,2 % | -11,7 % | -12,4 % | -14,7 % | -14,2 % |
Spanje | 2,6 % | 0,7 % | -6,2 % | -21,8 % | -24,4 % | -23,9 % | -13,7 % |
Zweden | -27,3 % | -35,7 % | -41,8 % | -51,0 % | -38,0 % | -41,9 % | -40,2 % |
Opmerking: Verandering in gasverbruik 2022 vgl. gemiddelde 2017-2021 Cyprus gebruikt geen aardgas.
Bron: Berekeningen van ENER/CET op basis van Eurostat-reeks NRG_CB_GASM, subreeks IC_CAL_MG in mcm op 7 maart 2023, 11:00 uur.
*Eurostat-gegevens over Slowakije worden momenteel geëvalueerd.
1 Register van deskundigengroepen van de Commissie en andere adviesorganen (europa.eu)
2 In 2022 zijn de Russische gasleveringen aan de EU met 47 % gedaald van 152 miljard kubieke meter in 2021 tot 80 miljard kubieke meter. Zij zijn voornamelijk vervangen door de Verenigde Staten, die hun uitvoer verhoogden van 21 miljard kubieke meter naar 50 miljard kubieke meter, en het Verenigd Koninkrijk, dat zijn leveringen verhoogde van 6 naar 24 miljard kubieke meter. Verdere stijgingen van de gasleveringen aan de EU waren afkomstig van Noorwegen (+10 miljard kubieke meter), Azerbeidzjan (+3 miljard kubieke meter), Qatar (+2 miljard kubieke meter) en Trinidad en Tobago (+1 miljard kubieke meter).
3 Energieproductie is de enige sector waarvoor officiële Eurostat-gegevens beschikbaar zijn; reductie van 2,1 % tussen augustus 2022 en januari 2023 op basis van Eurostat-reeks NRG_CB_GASM, subreeks TI_EHG_MAP in TJ (GCV) op 7 maart 2023, 11:00 uur.
4 DG Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek
5 Hoewel er verschillende referentieperioden worden gebruikt, blijkt uit voorlopige analyses van Bruegel (2023) en het IEA (2023), met behulp van aanvullende gegevens, dat er sprake is van vergelijkbare groottes.
6 Aannamen:
- Opslagniveaus op 7 maart 2023 (58,5 miljard kubieke meter aan het eind van de dag op 5 maart).
- Aanvoer van niet-Russisch gas via pijpleidingen gelijk aan het gemiddelde van de laatste zeven maanden van 2022.
- Lng-levering gelijk aan het gemiddelde van de laatste zeven maanden van 2022, plus 15 miljard kubieke meter/ jaar (1,25 miljard kubieke meter/maand) vanaf april 2023.
- Geen gas uit Rusland via pijpleidingen.
- Gemiddelde vraag van de referentieperiode, met toepassing van de genoemde procentuele reducties.
- Uitvoer naar Zwitserland vanaf 2021 (laatste beschikbare gegevens; 2,2 miljard kubieke meter per jaar, waarvan 1/3 in de zomer en 2/3 in de winter).
- Uitvoer naar Oekraïne en Moldavië van 0,5 miljard kubieke meter per maand.
7 IEA (2022): How to Avoid Gas Shortages in the European Union in 2023. A practical set of actions to close a potential supply-demand gap, www.iea.org/reports">How to Avoid Gas Shortages in the European Union in 2023 – Analysis - IEA
8 IEA (2022): Hoe kunnen gastekorten in de Europese Unie in 2023 worden vermeden? A practical set of actions to close a potential supply-demand gap, www.iea.org/reports">How to Avoid Gas Shortages in the European Union in 2023 – Analysis - IEA
9 Andere partijen op de wereldmarkt concurreren niet boven een bepaald niveau van aardgasprijzen omdat zij op andere brandstoffen overschakelen.
10 Volgens het ENTSB-G (Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas) zou een zeer koude winter – waarbij de kans dat die zich voordoet, 5 % is – de vraag met 24 miljard kubieke meter doen toenemen. Zie figuur 1 (uitgaande van een vraagreductie van 15 %) in ENTSB-G's wintervooruitzichten inzake levering 2022/2023, beschikbaar op: https://entsog.eu/sites/default/files/2022-10/SO0038-22_Winter%20Supply%20Outlook_2022-23_2.pdf. Dit is in overeenstemming met de berekeningen van ENER/CET van 28 miljard kubieke meter aanvullende vraag voor het hele jaar in het geval dat de vraagreductie van 15 % niet wordt toegepast op de gemiddelde vraag van de afgelopen 5 jaar, maar op de hoogste vraag van de periode 2014-2021 voor elke maand (er zijn geen maandelijkse gegevens beschikbaar voor eerdere jaren).
NL NL