Toelichting bij COM(2023)205 - Succesfactoren voor digitaal onderwijs en digitale opleiding - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)205 - Succesfactoren voor digitaal onderwijs en digitale opleiding. |
---|---|
bron | COM(2023)205 |
datum | 18-04-2023 |
Onderwijs en opleiding zijn essentieel voor de persoonlijke ontwikkeling, de sociale cohesie, het concurrentievermogen en innovatie. Zij vormen ook een kritieke bouwsteen voor een rechtvaardiger, veerkrachtiger en duurzamer Europa. Dit komt tot uitdrukking in de resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030)1, waarin de groene en de digitale transitie als strategische prioriteiten zijn aangeduid.
Digitaal onderwijs speelt hierin op dit moment een centrale rol. De COVID-19-pandemie heeft duidelijk gemaakt dat de digitale paraatheid van de onderwijs- en opleidingsstelsels, wat de veerkracht, kwaliteit, inclusiviteit, toegankelijkheid en veiligheid betreft, moet worden verbeterd. Om dit te bereiken bevat het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-20272 van de Europese Commissie twee strategische prioriteiten: de ontwikkeling van een hoogwaardig digitaal onderwijsecosysteem stimuleren en de digitale vaardigheden en competenties voor de digitale transformatie uitbreiden.
De lidstaten waren ingenomen met het actieplan in de conclusies van de Raad over digitaal onderwijs in de kennismaatschappijen van Europa3. Zij onderkenden de noodzaak van nauwere samenwerking en verzochten de Commissie een strategische reflectie op gang te brengen over de succesfactoren voor digitaal onderwijs. Nadat voorzitter Von der Leyen in 2021 aankondigde dat digitaal onderwijs en digitale vaardigheden “de aandacht van de leiders” en “een gestructureerde dialoog op topniveau” vereisten, heeft de Commissie in 2022 met alle lidstaten een gestructureerde dialoog over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden gevoerd.
In hun herstel- en veerkrachtplannen hebben de lidstaten 130 miljard EUR uitgetrokken voor maatregelen om de digitale transformatie te ondersteunen, oftewel 26 % van de totale toewijzing van de plannen. Hiervan is 16,5 miljard EUR bestemd voor het verbeteren van de connectiviteit en bijna 23 miljard EUR voor digitaal onderwijs en de ontwikkeling van digitale vaardigheden4. Nu komt het aan op de uitvoering.
Om tegemoet te komen aan de behoefte aan een goed functionerend digitaal onderwijsecosysteem (met een goede infrastructuur, connectiviteit, organisatie en capaciteit), bouwt het huidige voorstel voort op de in het actieplan en de conclusies van de Raad genoemde succesfactoren voor digitaal onderwijs en op de uitkomsten van de gestructureerde dialoog. Het bevat aanbevelingen aan de lidstaten over de wijze waarop toegankelijk, hoogwaardig en inclusief digitaal onderwijs voor iedereen kan worden verwezenlijkt. Het voorstel is gericht op formeel onderwijs en formele opleiding en de investeringen, capaciteitsopbouw en samenwerking die nodig zijn om het potentieel van digitale technologieën te benutten om het lesgeven, leren en beoordelen te versterken en de leerresultaten van alle lerenden te verbeteren. Daarbij ligt de nadruk op een zinvolle integratie van digitale technologieën in scholen en universiteiten in de pedagogische en organisatorische methoden in het onderwijs van alle vakken.
Succesvol digitaal onderwijs gaat over het creëren van meer en betere leer- en onderwijsmogelijkheden voor iedereen in het digitale tijdperk. Digitale oplossingen hebben de onderwijs- en opleidingsstelsels van de EU de afgelopen jaren toegankelijker gemaakt. In een wereld die zich snel ontwikkelt en steeds minder zeker wordt, is het echter noodzakelijk de doeltreffendheid en efficiëntie van het onderwijs te blijven verbeteren en de diversificatie van het lesgeven en leren te ondersteunen, onder meer door middel van bestaande en opkomende digitale oplossingen. Onze samenlevingen zijn weliswaar aan het veranderen, maar onderwijs blijft een fundamenteel mensenrecht en de universele toegang daartoe moet worden gewaarborgd en uitgebreid tot de digitale wereld.
Gebruikersgerichte digitale tools kunnen innovatieve oplossingen voor het onderwijs opleveren en leerkrachten ondersteunen doordat hun administratieve lasten wordt verminderd. Daarnaast helpen zij de werkzaamheden van leerkrachten en de onderwijsstelsels aan te passen aan disruptieve technologieën zoals generatieve artificiële intelligentie en andere opkomende technologieën die snel ingang vinden in de omgeving van lerenden, met alle kansen en risico’s van dien. Generatieve AI-tools creëren nieuwe leermogelijkheden en kunnen studenten helpen hun leertempo en zelfwerkzaamheid te verbeteren, maar roepen tegelijkertijd nieuwe vragen op, bijvoorbeeld over beoordeling of auteurschap. Succesvol digitaal onderwijs is daarom een voorwaarde voor lerenden om de vaardigheden te verwerven die zij nodig hebben om te gedijen in de wereld van vandaag.
Dit voorstel maakt deel uit van de initiatieven van de Commissie en de lidstaten om te zorgen voor een digitale transformatie waarin de mens centraal staat. Het is in overeenstemming met de doelstellingen van het actieplan voor digitaal onderwijs5, het beleidsprogramma voor het digitale decennium, de Europese verklaring over digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium6 en de Europese strategie voor een beter internet voor kinderen7. In het actieplan voor digitaal onderwijs, het beleidsprogramma voor het digitale decennium, de Europese vaardighedenagenda8, het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten9 en de strategieën van de Unie van gelijkheid zijn ambitieuze doelstellingen op EU-niveau vastgesteld om actie op het gebied van digitale transformatie aan te moedigen en te zorgen voor duurzame groei en innovatie in de EU. Het voorstel houdt ook rekening met de lopende werkzaamheden op het gebied van de digitale transitie in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en is afgestemd op de resultaten van het verslag van de Conferentie over de toekomst van Europa.
Het voorstel is gebaseerd op de eerste strategische prioriteit (bevordering van een goed presterend digitaal onderwijsecosysteem) van het actieplan voor digitaal onderwijs en vormt een aanvulling op het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de verbetering van het aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding.
• Met de voorgestelde aanbeveling van de Raad aan te pakken uitdagingen
De ervaringen sinds de COVID-19-crisis en de gestructureerde dialoog hebben aangetoond dat de lidstaten over een scala aan investeringen en beleidsmaatregelen ter ondersteuning van digitaal onderwijs en digitale vaardigheden beschikken. De meeste lidstaten hebben strategieën met betrekking tot de digitale transformatie van onderwijs en opleiding en het aanbieden van digitale vaardigheden, maar deze zijn niet altijd specifiek, gedetailleerd of uitgebreid genoeg. Uit een analyse van het beleid in de EU-lidstaten blijkt dat er een gebrek is aan strategisch overzicht van de verschillende sectorale en territoriale niveaus van de beleidsaanpak. Er zijn verschillende gemeenschappelijke uitdagingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd bij de ontwikkeling van goed presterende ecosystemen voor digitaal onderwijs en digitale opleiding:
- het ontbreken van een systemische overheidsbrede aanpak van het beleid en de uitdagingen op het gebied van digitaal onderwijs met een doeltreffende coördinatie op en tussen de verschillende overheidsniveaus;
- het ontbreken van een strategische focus van de investeringen in infrastructuur, uitrusting en inhoud voor digitaal onderwijs en digitale opleiding, onder andere op sociaal-economische en territoriale verschillen;
- onvoldoende digitale opleiding van leerkrachten en personeel voor de inzet en een optimaal gebruik van technologie bij het lesgeven en het leren;
- onvoldoende monitoring en evaluatie van het beleid voor digitaal onderwijs en digitale opleiding en de effecten van dit beleid.
Governance van het beleid inzake digitaal onderwijs en digitale opleiding
- Er is weliswaar sprake van vooruitgang en uitstekende voorbeelden van innovatie, maar de inspanningen hebben nog niet geleid tot een systemische digitale transformatie in onderwijs en opleiding. Er zijn met name nog twee belangrijke uitdagingen.
- Ten eerste is voor de invoering van digitale technologieën in onderwijs- en opleidingsstelsels een overheidsbrede aanpak nodig, waarbij wordt gezorgd voor samenwerking en coördinatie tussen verschillende overheidsdiensten. Voor een doeltreffende digitalisering van een school moet bijvoorbeeld nauwe afstemming plaatsvinden tussen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor infrastructuur om connectiviteit te waarborgen, voor financiën om de investeringen te financieren, en voor onderwijs om de leerplannen aan te passen en de leerkrachten te ondersteunen. In lidstaten met een hoge mate van regionale of lokale autonomie is het bovendien van cruciaal belang dat coördinatie tussen de verschillende overheidsniveaus plaatsvindt. Uit de gestructureerde dialoog is gebleken dat deze coördinatie complex en uitdagend is, waardoor veel lidstaten meerdere sectorale strategieën hebben die onafhankelijk van elkaar worden uitgevoerd. Het risico bestaat dat er ofwel silostructuren ofwel overlappingen ontstaan, waardoor mogelijkheden voor synergieën worden gemist en niet het optimale effect wordt bereikt. Het ontbreken van een dergelijke overheidsbrede aanpak is aangemerkt als de belangrijkste uitdaging voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid inzake digitaal onderwijs en digitale vaardigheden.
- Ten tweede hangt de ontwikkeling van zinvolle digitale oplossingen en de wijdverbreide toepassing ervan sterk af van de betrokkenheid en de eigen inbreng van veel relevante belanghebbenden. Dit betekent dat een nauwe dialoog moet worden gevoerd tussen beleidsmakers, beroepsbeoefenaars, aanbieders van digitale oplossingen, sociale partners, bedrijven, ouders en lerenden. Uit de gestructureerde dialoog bleek dat veel landen wel over formele platforms voor raadpleging van belanghebbenden beschikken, maar dat nauwere samenwerking zich nog in de beginfase bevindt, met name wat betreft de interactie tussen onderwijsinstellingen, leerkrachten en het bedrijfsleven, met inbegrip van technologieleveranciers en werkgevers. De lidstaten tonen steeds meer belangstelling voor publiek-private partnerschappen, onder meer met de sector onderwijstechnologie (EdTech), om het digitale onderwijsecosysteem verder uit te breiden en te versterken, waarbij rekening wordt gehouden met belangrijke aspecten zoals de bescherming van persoonsgegevens.
Investeringen in digitale infrastructuur voor onderwijs en opleiding
De connectiviteit van scholen blijft tussen en binnen de EU-landen uiteenlopen en snel internet op scholen is nog steeds zeldzaam10, met name in landelijke en afgelegen gebieden waar de connectiviteit achterblijft11. Volgens de recentste gegevens ging slechts 11 % van de leerlingen in de EU in het basisonderwijs, 17 % in het lager secundair onderwijs en 18 % in het hoger secundair onderwijs naar een school met een internetsnelheid van meer dan 100 Mbps, wat ver verwijderd is van de EU-doelstelling dat alle scholen in 2025 een snelle breedbandverbinding (van ten minste 1 Gbps) zouden moeten hebben12. Wat schoolapparatuur betreft, varieerde het percentage leerlingen dat naar een school ging waar meer dan 90 % van de digitale apparatuur operationeel was, tussen 61 % in het basisonderwijs en 73 % in het hoger secundair onderwijs13. Leerkrachten noemden onvoldoende aanbod van digitale apparatuur (met name tablets en laptops) als grootste belemmering voor het gebruik van digitale technologieën bij het lesgeven en leren14. Instellingen voor hoger onderwijs beschikken over het algemeen over betere verbindingen en apparatuur, maar de integratie en toepassing van doeltreffende praktijken op het gebied van digitaal onderwijs verloopt nog steeds traag.
Hoewel de COVID-19-pandemie het gebruik van technologie bij het lesgeven en leren een sterke impuls heeft gegeven, zijn daardoor ook de ongelijkheden in onderwijs en opleiding duidelijker geworden en verergerd. De sociaal-economische achtergrond van lerenden blijft de sterkste bepalende factor voor de onderwijsresultaten. Dit blijkt ook bij het aanbod van digitaal onderwijs: kansarme lerenden, bijvoorbeeld mensen met een lage opleiding of laag inkomen of met een Roma- of migrantenachtergrond, hebben thuis minder vaak toegang tot een computer15 en beginnen later digitale apparatuur te gebruiken dan hun meer bevoorrechte leeftijdsgenoten16. Het gebrek aan toegankelijke en ondersteunende digitale technologieën creëert grote belemmeringen voor personen met een handicap, wat hen verhindert zelfstandig en onafhankelijk in een formele onderwijsomgeving te studeren.
De gestructureerde dialoog over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden en de nationale herstel- en veerkrachtplannen bevestigen het belang dat de lidstaten hechten aan het beschikbaar stellen van doeltreffende en rechtvaardige digitale infrastructuur voor onderwijsinstellingen. De lidstaten geven prioriteit aan connectiviteit en digitale apparatuur, platforms en inhoud bij de hervormingen en investeringen op dit gebied.
In een speciaal verslag van de Europese Rekenkamer dat binnenkort verschijnt zal de doeltreffendheid van de EU-steun voor de digitalisering van scholen nader worden onderbouwd17.
Andere punten van zorg hebben betrekking op het onderhoud van de apparatuur en de uitdaging om het snelle tempo van de technologische veranderingen op het gebied van onderwijs- en leerinhoud, -benaderingen en -tools bij te houden. Landen met uiteenlopende digitale tools en platforms maken zich steeds meer zorgen over de interoperabiliteit tussen verschillende systemen en diensten. De lidstaten zoeken ook naar manieren om de beschikbaarheid van en de toegang tot hoogwaardige digitale onderwijsinhoud in hun eigen taal te vergroten. Daarnaast zijn onderwijsinstellingen op alle niveaus bezorgd over het nakomen van de verplichtingen op het gebied van gegevensbescherming, het waarborgen van de privacy van lerenden en het voorkomen van cyberdreigingen.
Digitale opleiding van leerkrachten en personeel
Leerkrachten zijn belangrijke partners en zijn doorslaggevend voor een succesvolle invoering van digitale technologieën in onderwijs en opleiding; zij moeten nauw worden betrokken en geraadpleegd bij de mainstreaming ervan. Uit tal van studies blijkt dat leerkrachten vaker digitale technologieën gebruiken in hun lessen als hun school planning en samenwerking bij het gebruik van technologie in het onderwijs aanmoedigt18. Leerkrachten bevinden zich in een unieke positie om toekomstige generaties volgens de hoogste normen op te leiden. Zij moeten gericht worden ondersteund om digitalisering met vertrouwen en op de best mogelijke manier in hun leerplan te integreren, zodat zij hun leerlingen kunnen helpen en inclusief en toegankelijk leren kunnen vergemakkelijken. Sommige scholen hebben ICT-coördinatoren die leerkrachten ondersteunen bij alle administratieve ICT-taken, zodat die zich op hun kerntaken kunnen concentreren. Een systematische langetermijnaanpak voor de integratie van technologie in schoolactiviteiten is momenteel echter eerder uitzondering dan de norm. Zo ging vóór de COVID-19-pandemie slechts ongeveer een derde van de leerlingen naar scholen die schriftelijk hebben vastgelegd hoe ze digitale technologieën voor pedagogische doeleinden gebruiken19. Veel onderwijs- en opleidingsinstellingen hebben onvoldoende capaciteit om een institutionele strategie voor digitaal onderwijs te ontwikkelen en uit te voeren waarin rekening wordt gehouden met de behoeften van de leerkrachten en de lerenden. In sommige lidstaten zijn initiatieven genomen om leidinggevenden van onderwijsinstellingen beter in staat te stellen het voortouw te nemen bij de digitale transformatie; deze zijn echter niet wijdverbreid.
Een van de belangrijkste factoren die van invloed waren op de kwaliteit van de leerervaring tijdens de COVID-19-lockdowns, was de digitale competentie van leerkrachten20. Gemiddeld gaf in de EU echter minder dan de helft van de leerkrachten (49,1 %) aan dat ICT deel uitmaakte van hun formele onderwijs of opleiding21, en slechts 39 % voelde zich goed voorbereid om digitale technologieën te gebruiken voor hun lessen22. Hoewel leerkrachten en onderwijsactoren moeten worden toegerust met de nodige digitale pedagogische vaardigheden23, is het van essentieel belang dat zowel de autoriteiten als de belanghebbenden een op vertrouwen gebaseerde benadering hanteren, waarbij leerkrachten zelfbewuster worden en de nodige ondersteuning krijgen om technologie zo goed mogelijk in te zetten bij het lesgeven en leren.
De hoge mate van autonomie van instellingen voor hoger onderwijs die doorgaans initiële lerarenopleidingen aanbieden, heeft in verschillende landen geleid tot vertraging bij de invoering van digitale pedagogische vaardigheden in de leerplannen van lerarenopleidingen. Bovendien betekent het feit dat de lerarenpopulatie in de meeste EU-landen aan het vergrijzen is, dat uitdagingen op het gebied van digitale onderwijsmethoden niet alleen via initiële opleiding kunnen worden aangepakt. Uit de gestructureerde dialoog is gebleken dat veel lidstaten hun aanbod aan mogelijkheden voor permanente professionele ontwikkeling voor leerkrachten en onderwijsactoren met betrekking tot digitale onderwijsmethoden onlangs hebben uitgebreid. Verschillende lidstaten wijzen er echter op dat het moeilijk is om leerkrachten zo ver te krijgen deel te nemen, en de sociale partners benadrukken dat leerkrachten vaak onvoldoende tijd hebben voor permanente professionele ontwikkeling. Hoewel de deelname aan permanente professionele ontwikkeling in de meeste lidstaten wordt gemonitord, is er minder aandacht voor de beoordeling van het eigenlijke effect op de vaardigheden van leerkrachten. Dit kan leiden tot een mogelijke discrepantie tussen het opleidingsaanbod en de behoeften van de leerkrachten.
Monitoring en evaluatie van het beleid en impact
De meeste lidstaten beschikken over strategieën om onderwijs- en opleidingsinstellingen te helpen bij het gebruik van digitale technologieën, maar deze zijn niet altijd specifiek, gedetailleerd of uitgebreid genoeg. Slechts weinig lidstaten monitoren of evalueren bovendien regelmatig de uitvoering ervan of voeren herzieningen uit naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van technologie en de daarmee verband houdende leerbehoeften24. Bovendien zijn de kaders die de stand van zaken met betrekking tot de succesfactoren voor digitaal onderwijs monitoren, slechts in een klein aantal lidstaten goed ontwikkeld. In veel gevallen wordt een versnipperde of ad-hocaanpak van de monitoring toegepast. Een bijzonder punt van zorg, dat van invloed is op de algemene effectbeoordeling van investeringen, is het gebrek aan informatie over het gebruik van apparatuur en het ontbreken van systemen om de digitale infrastructuur van onderwijsinstellingen te monitoren en te volgen.
Op EU-niveau blijft de beschikbaarheid van gegevens en bewijsmateriaal een grote uitdaging. Grootschalige internationale studies worden slechts met zeer lange tussenpozen gepubliceerd, waardoor het moeilijk is gelijke tred te houden met het snel evoluerende digitale onderwijsdomein, en ze bevatten niet alle gegevens die nodig zijn om beleids- en ondersteuningsinstrumenten te ontwerpen.
• Doelstellingen van de voorgestelde aanbeveling van de Raad
Dit voorstel heeft tot doel de nodige structurele hervormingen en investeringen in de lidstaten te bevorderen om de digitale transformatie van onderwijs en opleiding stapsgewijs mogelijk te maken en het bijbrengen van vaardigheden mogelijk te maken, met behulp van:
- een coherente strategie die specifiek gericht is op digitaal onderwijs en digitale vaardigheden; verbetering van de beleidsfeedback door betere monitoring en evaluatie van het beleid voor digitaal onderwijs en digitale opleiding en snellere integratie van deze resultaten in de vorm van beleidsaanpassingen;
- een overheidsbrede aanpak van digitaal onderwijs en digitale opleiding en versterkte samenwerking en coördinatie met en tussen belanghebbenden, onder meer met de private sector;
- de ontwikkeling en versterking van partnerschappen met leerkrachten, waarbij wordt gezorgd voor toegang tot digitale opleiding voor alle leerkrachten, onderwijsactoren en personeel alsmede steun voor de opbouw van digitale capaciteit voor alle onderwijs- en opleidingsinstellingen;
- rechtvaardige en impactgerichte investeringen in hoogwaardig, toegankelijk, inclusief en veilig digitaal onderwijs en digitale opleiding.
• Internationale dimensie
Het voorstel is gebaseerd op werkzaamheden op internationaal niveau en vormt daarop een aanvulling. Het draagt bij tot de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN voor 203025, met name SDG 4 inzake hoogwaardig onderwijs.
Het initiatief is in overeenstemming met de lopende werkzaamheden in het kader van de routekaart voor digitale samenwerking van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en sluit aan bij de oproep tot actie inzake digitaal onderwijs van de wereldtop over de hervorming van het onderwijs.
Het voorstel draagt ook bij tot de doelstellingen van de strategie “Global Gateway” van de EU om duurzame en betrouwbare verbindingen tot stand te brengen die werken voor de mens en de planeet.
Het initiatief erkent het belang van grensoverschrijdend werken, met name met de uitbreidings- en nabuurschapspartnerlanden van de EU, waaronder de landen van de Westelijke Balkan, om ervoor te zorgen dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten en dat iedereen recht heeft op hoogwaardig en inclusief onderwijs.
• Instrumenten om de uitvoering te ondersteunen
De Commissie is voornemens een groep op hoog niveau inzake digitaal onderwijs en digitale vaardigheden op te richten om de informele coördinatie tussen de nationale coördinatoren in het kader van de gestructureerde dialoog formeel verder te zetten. Hierdoor wordt expertise uit de onderwijs- en de digitale wereld bijeengebracht die kan worden gebruikt om richtsnoeren of andere instrumenten te ontwikkelen om de verdere evolutie van digitaal onderwijs te faciliteren.
Inhoudsopgave
- de werkgroep Digitaal onderwijs: leren, lesgeven en beoordelen;
- EU-instrumenten, zoals het instrument voor technische ondersteuning, en EU-financiering, zoals Erasmus+, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het programma Digitaal Europa, Horizon Europa en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) – Europa in de wereld;
- bestaande EU-instrumenten, -platforms en -gemeenschappen (de Europese hub voor digitaal onderwijs, het Europees Salto-onderzoekscentrum Digitaal, het Europees platform voor schoolonderwijs, met inbegrip van eTwinning, Selfie, SELFIEforTEACHERS, het elektronisch platform voor volwasseneneducatie in Europa (Epale), het Better Internet for Kids-platform (BIK), Leerhoek);
- het verzamelen van vergelijkende gegevens over belangrijke succesfactoren in de hele EU;
- betere gegevens en analyses via het Leerlab over investeringen in kwaliteitsonderwijs en -opleiding;
- verslaglegging en monitoring in het kader van het strategisch kader voor de Europese Onderwijsruimte.
• Complementariteit met andere initiatieven
Het voorstel vormt een aanvulling op en draagt bij tot de uitvoering van andere initiatieven van de Commissie in het kader van:
- de mededeling inzake de Europese Onderwijsruimte26;
- het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-202727;
- de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht28;
- het beleidsprogramma voor het digitale decennium29;
- de Academie voor vaardigheden op het gebied van cyberbeveiliging.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het initiatief is in overeenstemming met de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).
Het zal de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van onderwijs en de organisatie van onderwijsstelsels en hun culturele en taaldiversiteit volledig eerbiedigen en tegelijkertijd de aanvullende en ondersteunende rol van de EU en de vrijwillige aard van de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding weerspiegelen. In het kader van de Europese Onderwijsruimte zal het initiatief de inspanningen van de lidstaten voor de ontwikkeling en uitvoering van beleidsmaatregelen en mechanismen, afgestemd op hun nationale stelsels en structuren, ondersteunen.
Het initiatief voorziet niet in een uitbreiding van de regelgevingsbevoegdheid van de EU en legt de lidstaten geen dwingende verbintenissen op. De Europese meerwaarde ligt in de capaciteit van de EU om politieke betrokkenheid in te zetten en onderwijs- en opleidingsstelsels te ondersteunen aan de hand van beleidsrichtsnoeren, gemeenschappelijke tools en instrumenten.
• Evenredigheid
Het voorstel strookt met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 5, lid 4, VEU.
Noch de inhoud noch de vorm van het voorstel gaat verder dan wat nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. De verbintenissen die de lidstaten zullen aangaan, zijn vrijwillig van aard en elke lidstaat blijft vrij om te beslissen hoe het voorstel zal worden uitgevoerd.
• Keuze van het instrument
Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 165 en 166 van het VWEU genoemde doelstellingen, voorziet dit Verdrag in de vaststelling van aanbevelingen door de Raad op voorstel van de Commissie.
Een aanbeveling van de Raad is een passend instrument op het gebied van onderwijs en opleiding, omdat de EU op dit gebied een ondersteunende verantwoordelijkheid heeft. Het is een instrument dat al vaak voor Europese maatregelen op deze gebieden is gebruikt.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
In het werkdocument van de diensten van de Commissie bij de mededeling over het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-202730 is een beoordeling gemaakt van de kansen en uitdagingen die de digitale transformatie voor onderwijs en opleiding met zich meebrengt.
De Commissie zal het actieplan in 2024 grondig evalueren om het bereik en het effect ervan te beoordelen.
Dit voorstel combineert die bevindingen met de resultaten van de gestructureerde dialoog met de lidstaten, waarin de gereedheid werd besproken van de bestaande nationale kaders en wetgeving om in te spelen op de behoeften op het vlak van digitaal onderwijs en digitale vaardigheden.
• Raadpleging van belanghebbenden
Het voorstel is gebaseerd op de resultaten van de raadpleging over het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-202731 en de input die tijdens een uitgebreid raadplegingsproces is verzameld32.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
- de resultaten van de gestructureerde dialoog met de lidstaten over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden;
- de lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van het strategisch kader voor de Europese Onderwijsruimte, de Onderwijs- en opleidingsmonitor, en input van de werkgroep digitaal onderwijs: leren, lesgeven en beoordelen (DELTA);
- een breed scala aan verslagen en studies over de impact van de COVID-19-crisis, kansengelijkheid in het onderwijs, inclusieve stelsels enz.;
- verslagen van de index van de digitale economie en maatschappij (DESI);
- OESO-rapport “Enabling factors for effective and fair digital education: state of play and promising policies”.
• Effectbeoordeling
Aangezien de maatregelen de initiatieven van de lidstaten aanvullen en de voorgestelde activiteiten op vrijwillige basis worden uitgevoerd, en gezien de reikwijdte van de verwachte effecten, is er geen effectbeoordeling uitgevoerd. De ontwikkeling van het voorstel was gebaseerd op eerdere onderzoeken, raadpleging van de lidstaten en de openbare raadpleging33.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Niet van toepassing.
• Grondrechten
Het voorstel is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 8, de academische vrijheid in artikel 13, het recht op onderwijs in artikel 14, het recht op non-discriminatie in artikel 21 en het recht op integratie van personen met een handicap in artikel 26.
De maatregelen zullen worden uitgevoerd in overeenstemming met de EU-wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming).
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Dit initiatief vergt geen extra middelen uit de EU-begroting en de uitvoering ervan zal worden ondersteund door bestaande financieringsinstrumenten van de EU.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Om de uitvoering te ondersteunen, stelt de Commissie voor in samenwerking met de lidstaten activiteiten voor collegiaal leren te ontwikkelen en goede praktijken vast te stellen, alsook onderzoek, begeleidend materiaal en andere concrete empirisch onderbouwde resultaten te leveren.
De Commissie zal ook helpen vergelijkende gegevens te verzamelen over de belangrijkste succesfactoren voor digitaal onderwijs in de EU door een enquête over digitaal onderwijs in Europa uit te voeren in de lidstaten.
De Commissie is voornemens verslag uit te brengen over het gebruik van de aanbeveling van de Raad binnen het strategisch kader voor de Europese Onderwijsruimte.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Niet van toepassing.
• Samenvatting van het voorstel voor een aanbeveling van de Raad en het werkdocument van de diensten van de Commissie
De voorgestelde aanbeveling van de Raad erkent dat digitaal onderwijs en digitale opleiding een belangrijke rol spelen in de veerkracht, toegankelijkheid, kwaliteit en inclusiviteit van de onderwijs- en opleidingsstelsels, en lerenden helpen gedijen in de huidige digitale wereld.
Op basis van de resultaten van de gestructureerde dialoog met de lidstaten schetst het voorstel de belangrijkste succesfactoren voor universele toegang tot hoogwaardig, inclusief en toegankelijk digitaal onderwijs en digitale opleiding. Dit omvat het aanpakken van de digitale kloof tussen verschillende groepen en gebieden, die als gevolg van de COVID-19-crisis nog duidelijker is geworden.
Er worden richtsnoeren en maatregelen voorgesteld die de lidstaten kunnen nemen om een overheidsbrede aanpak met meerdere belanghebbenden toe te passen bij de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van het beleid inzake digitaal onderwijs en digitale opleiding, in combinatie met gerichte en doeltreffende investeringen. Bovendien bevordert het voorstel een cultuur van innovatie van onderaf en digitalisering onder leiding van onderwijs- en opleidingspersoneel.
In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie worden de standpunten van belanghebbenden uiteengezet en voorbeelden gegeven van bewijsmateriaal, beleid en praktijken die ten grondslag liggen aan het voorstel.