Toelichting bij COM(2023)240 - Doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)240 - Doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht. |
---|---|
bron | COM(2023)240 |
datum | 26-04-2023 |
• Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel maakt deel uit van een pakket ter vervanging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid1 (het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact). Het gaat vergezeld van een voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten2 (het correctieve deel van het stabiliteits- en groeipact) en van een voorstel tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten3. Het pakket is derhalve gericht op hervorming van het begrotingskader van de EU.
Om lering te trekken uit de wereldwijde financiële crisis en de staatsschuldencrisis in de eurozone, en in het kader van het zogenoemde “sixpack”, werd in 2011 Verordening (EG) nr. 1466/97 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1175/20114, werd Verordening (EG) nr. 1467/97 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1177/20115 en werd Richtlijn 2011/85/EU vastgesteld.
In artikel 12 bis van Verordening nr. 1466/97 is een herzieningsclausule opgenomen die inhoudt dat de Commissie elke vijf jaar een verslag over de toepassing van de verordening publiceert om het volgende te beoordelen: i) de doeltreffendheid van de verordening; ii) de vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economische beleid en de aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten overeenkomstig het VWEU, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van de verordening. De Commissie heeft de verordening geëvalueerd tijdens de evaluatie van het EU-kader voor economische governance waarmee in februari 2020 een aanvang is gemaakt6.
Met het oog op de evaluatie van het EU-kader voor economische governance vond een uitgebreide raadpleging plaats van uiteenlopende belanghebbenden waaronder instellingen van de EU, burgers, nationale regeringen en parlementen, sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en wetenschappers. Bij de evaluatie kwam een aantal sterke punten van het kader naar voren, maar ook een reeks tekortkomingen, waaronder met name een toegenomen complexiteit, de noodzaak om hoge schulden doeltreffender aan te pakken en buffers te vormen om in de toekomst klappen op te vangen, en de noodzaak om een aantal instrumenten en procedures te herzien om lering te trekken uit de beleidsreactie op recente economische schokken, waaronder de wisselwerking tussen hervormingen en investeringen in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht. Het voorgestelde pakket, waar dit voorstel deel van uitmaakt, is bedoeld om deze tekortkomingen aan te pakken en deze lessen te verwerken.
In haar mededeling van 9 november 2022 beschreef de Commissie haar leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance7, gericht op het waarborgen van de houdbaarheid van de schuld en het bevorderen van duurzame en inclusieve groei in alle lidstaten. De leidraad gaat uit van een grotere nationale verantwoordelijkheid, een vereenvoudigd kader en meer gerichtheid op de middellange termijn, in combinatie met een sterkere en coherentere handhaving. In deze leidraad waren ook reacties verwerkt die naar voren waren gekomen tijdens de openbare raadpleging van oktober 2021, waarbij andere instellingen van de EU en alle belangrijke belanghebbenden waren uitgenodigd om hun mening over dit onderwerp te geven8.
Op basis van de bevindingen van de evaluatie van de economische governance en de openbare raadpleging die in oktober 2021 van start is gegaan, en op basis van de richtsnoeren in de mededeling van 9 november 2022, is het wetgevingspakket erop gericht het EU-governancekader eenvoudiger te maken (door gebruik te maken van één operationele indicator in de vorm van een netto-uitgaventraject en door de rapportagevereisten te vereenvoudigen, met name door de invoering van één holistisch, geïntegreerd nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn), transparanter en doeltreffender te maken, met een grotere nationale eigen inbreng en betere handhaving, hervormingen en investeringen mogelijk te maken en tegelijkertijd de hoge overheidsschuldquotes op realistische, geleidelijke en duurzame wijze terug te dringen. Zo moet het hervormde kader binnen een sterker en effectiever Europees Semester bijdragen aan de opbouw van de groene, digitale en veerkrachtige Europese economie van de toekomst en tegelijkertijd de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in alle lidstaten waarborgen. Aanleiding voor de hervormingsvoorstellen zijn dus de opgelopen schuldquotes van overheden en de grotere verschillen ertussen die gedurende een aantal jaren zijn vastgesteld en de noodzaak om veel te blijven investeren in de groene en digitale transities, de noodzaak om energiezekerheid, een open strategische autonomie en sociale en economische veerkracht te waarborgen, en de behoefte aan een strategisch kompas voor veiligheid en defensie.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Gezien de omvang van de wijzigingen die nodig zijn voor de uitvoering van de richtsnoeren van de Commissie van 9 november 2022 voor een hervorming van het EU-governancekader, dient het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht Verordening (EG) nr. 1466/97 te vervangen.
Met de drie wetgevingsteksten wordt de totstandkoming beoogd van een hervormd kader, dat uitgaat van de middellange termijn en nationale verantwoordelijkheid en gericht is op een geloofwaardige en substantiële verlaging van hoge schuldniveaus en bevordering van duurzame en inclusieve groei. In het hervormde kader voor economische governance blijven aldus de wezenlijke doelstellingen van begrotingsdiscipline en bevordering van groei uit het stabiliteits- en groeipact (SGP) en zijn grondvesten uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehandhaafd.
Door te streven naar gezonde en houdbare overheidsfinanciën en bevordering van groei, voldoet het hervormde kader tegelijkertijd ook aan de belangrijkste doelstellingen van het begrotingspact, dat titel III vormt van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie (VSCB)9. Bovendien blijft in andere delen van de voorgestelde wetgeving de essentie van het begrotingspact behouden. Met zijn focus op de middellange termijn en oog voor landspecifieke schuldproblemen is deze verordening deels een afspiegeling van de eis uit het begrotingspact dat convergentie naar middellangetermijnposities moet worden voorgesteld met inachtneming van de landspecifieke houdbaarheidsrisico’s (artikel 3, lid 1, punt b), VSCB. Hoewel in het begrotingspact de nadruk op het structurele saldo wordt gelegd, vereist het ook een analyse van de uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde voor de algehele beoordeling van de naleving (artikel 3, lid 1, punt b), VSCB), en deze analyse wordt in deze verordening gehandhaafd. In het begrotingspact worden enkel in uitzonderlijke omstandigheden tijdelijke afwijkingen toegestaan van de middellangetermijndoelstelling of van het aanpassingstraject in die richting (artikel 3, lid 1, punt c), VSCB), zoals beoogd in deze verordening. Voor het geval dat significante afwijkingen van de middellangetermijndoelstelling of van het aanpassingstraject in die richting worden vastgesteld, wordt in het begrotingspact bepaald dat maatregelen moeten worden genomen om de afwijkingen binnen een welbepaalde termijn te corrigeren (artikel 3, lid 1, punt e), VSCB). In dezelfde geest wordt in het hervormde kader voorgeschreven dat afwijkingen van het door de Raad vastgestelde netto-uitgaventraject worden gecorrigeerd. Wanneer afwijkingen tot een tekort van meer dan 3 % van het bbp leiden, kan tegen de lidstaat bovendien de buitensporigtekortprocedure worden ingesteld. Voor een lidstaat met een schuld van meer dan 60 % van het bbp wordt de schuldgerelateerde PBT versterkt: de nadruk zou liggen op afwijkingen van het netto-uitgaventraject, ter vervanging van de huidige schuldreductiebenchmark (de zogenoemde 1/20e-regel), die een te zware begrotingsinspanning oplegde. In het begrotingspact wordt het toezicht op de naleving van dat pact opgedragen aan de nationale onafhankelijke begrotingsinstellingen, en de bepalingen over de taak en de onafhankelijkheid van die toezichthoudende instellingen, die nader moesten worden uitgewerkt in door de Commissie10 uit hoofde van artikel 3, lid 2, VSCB voorgestelde gemeenschappelijke beginselen, zijn nu volledig geïntegreerd in het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2011/85. In het begrotingspact wordt bepaald dat de Commissie en de Raad een rol vervullen bij de uitvoering (artikel 5, VSCB), en dat is ook opgenomen in het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad.
De overeenkomsten tussen het begrotingspact en het hervormde kader voor economische governance vloeien ook voort uit de integratie van het begrotingspact in de nationale rechtsordes. De verdragsluitende partijen bij het VSCB hebben de bepalingen van het VSCB in intern recht omgezet door een rechtstreekse koppeling met de desbetreffende wetgeving van de EU op te nemen11. Dit geldt voor de middellangetermijndoelstelling en het convergentietraject, maar ook voor de beoordeling van een significante afwijking of voor bepalingen die vereisen dat de door de Raad vastgestelde aanbevelingen moeten worden opgevolgd (alle afkomstig uit Verordening (EG) nr. 1466/97).
Gezien deze overeenkomsten kan worden gemeend dat met het voorgestelde hervormde kader voor economische governance de inhoud van de begrotingsbepalingen van het VSCB overeenkomstig artikel 16 van het VSCB wordt geïntegreerd in het rechtskader van de EU.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel maakt deel uit van een pakket dat is bedoeld om te komen tot een op risico’s gebaseerd gemeenschappelijk EU-toezichtskader waarin een onderscheid tussen de lidstaten wordt gemaakt op basis van de omvang van hun schuldproblemen. Het strekt tot herziening van het begrotingskader van de EU en integreert begrotings-, hervormings-, en investeringsdoelstellingen in één enkel allesomvattend structureel budgettair plan voor de middellange termijn dat de hoeksteen van het nieuwe kader zal vormen. In het plan worden alle hervormingen en investeringsverplichtingen van lidstaten opgenomen voor de problemen die zijn aangetroffen in het kader van het Europees Semester, waaronder de landspecifieke aanbevelingen. Een aantal van deze hervormings- en investeringsverplichtingen maken een verlenging van de termijn voor begrotingsaanpassingen mogelijk, mits zij in hun geheel genomen voldoen aan bepaalde criteria die betrekking hebben op het bevorderen van de groei (bijvoorbeeld hervormingen die gericht zijn op het aanpakken van de vergrijzing van de bevolking, het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt en het vergroten van het arbeidsaanbod, het stimuleren van innovatie en het versterken van vaardigheden, het verbeteren van het ondernemingsklimaat12, het opheffen van belemmeringen voor de eengemaakte markt en het verminderen van strategische afhankelijkheid), het waarborgen van de houdbaarheid van begrotingen (bijvoorbeeld hervormingen op het gebied van de pensioenen, de verbetering van de kosteneffectiviteit van de overheidsuitgaven, de verbetering van de belastinginning) en verenigbaar zijn met gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie zoals vastgesteld in bijlage VI van de voorgestelde verordening.
De voorgestelde verordening staat in wisselwerking met Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden13, in die zin dat de Raad een aanbeveling kan aannemen waarin het bestaan van een buitensporige onevenwichtigheid wordt vastgesteld ingeval een lidstaat verzuimt uitvoering te geven aan de hervormings- en investeringsverbintenissen die zijn opgenomen in zijn budgettair-structureel plan voor de middellange termijn om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden. Bovendien moet een lidstaat waartegen een procedure vanwege buitensporige onevenwichtigheid loopt, in het kader van de voorgestelde verordening een herzien budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen, dat zal dienen als het plan met corrigerende maatregelen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1176/2011.
De voorgestelde verordening staat ook in wisselwerking Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit14. Lidstaten van de eurozone die onder een macro-economisch aanpassingsprogramma uit hoofde van Verordening (EU) nr. 472/2013 vallen, zullen voor de duur van het programma worden vrijgesteld van de indiening van nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn en jaarlijkse voortgangsverslagen in het kader van de voorgestelde verordening. Bovendien zullen de lidstaten van de eurozone die onder verscherpt toezicht uit hoofde van Verordening (EU) nr. 472/2013 vallen, rekening moeten houden met de aanbevelingen die de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU heeft gedaan in geval van een afwijking van het netto-uitgaventraject.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit instrument is artikel 121, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Op grond van deze bepaling kunnen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen gedetailleerde regels vaststellen voor het multilaterale toezicht op de lidstaten, met inbegrip van de instelling van een multilaterale procedure volgens welke het beleid van de lidstaten wordt beoordeeld. Het hoofddoel van artikel 121 VWEU is de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten, gezien hun onderlinge afhankelijkheid.
Artikel 121, lid 6, VWEU is gebruikt als rechtsgrondslag voor Verordening (EG) nr. 1466/97, die door het huidige voorstel zou worden vervangen. De doelstelling van dit voorstel blijft vergelijkbaar met die van Verordening (EG) nr. 1466/97, namelijk te zorgen voor de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten en hun multilateraal begrotingstoezicht, teneinde de naleving van de leidende beginselen van stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire condities en een houdbare betalingsbalans te waarborgen.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel is bedoeld om te komen tot een op risico’s gebaseerd EU-toezichtskader waarin een onderscheid tussen de lidstaten wordt gemaakt op basis van de omvang van hun schuldproblemen. Nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn vormen de hoeksteen van het kader dat de Commissie voorstelt. Hiermee worden begrotings-, hervormings- en investeringsdoelstellingen, met inbegrip van de doelstellingen om macro-economische onevenwichtigheden waar nodig aan te pakken en de Europese pijler van sociale rechten uit te voeren, geïntegreerd in één holistisch plan voor de middellange termijn, waardoor een samenhangend en gestroomlijnd proces tot stand wordt gebracht. De lidstaten zouden meer speelruimte hebben bij het bepalen van hun budgettaire netto-uitgaventraject, waardoor de nationale verantwoordelijkheid voor hun begrotingstrajecten wordt versterkt. Tegelijkertijd is het cruciaal dat deze plannen worden verankerd in een gemeenschappelijk Uniekader in de context van het Europees Semester om te zorgen voor multilateraal toezicht op de lidstaten, gezien de mogelijke overloopeffecten tussen de leden van een economische en monetaire unie. Dit zorgt ook voor een gelijke behandeling van de lidstaten en voor samenhang met de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie.
Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het doel ervan, te zorgen voor de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten en hun multilateraal begrotingstoezicht zoals vereist in het VWEU, kan door de lidstaten onvoldoende worden verwezenlijkt en kan beter op het niveau van de Unie worden bereikt.
• Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.
• Keuze van het instrument
Artikel 121, lid 6, VWEU voorziet in verordeningen.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
In februari 202015 en oktober 202116 werden evaluaties achteraf gepubliceerd van het EU-kader voor economische governance.
• Raadpleging van belanghebbenden
Er hebben uitgebreide raadplegingen van belanghebbenden plaatsgevonden. Deze bestonden uit het volgende:
- Een onlineraadpleging om de meningen van belanghebbenden, het maatschappelijk middenveld en burgers te peilen. Een samenvattend verslag met de uitkomsten van deze raadpleging is in maart 2022 gepubliceerd.
- Met de lidstaten zijn uitvoerige thematische discussies gevoerd in de Raad (ECOFIN), de Eurogroep, het Economisch en Financieel Comité en het Comité voor de economische politiek.
De uitkomsten daarvan zijn verwerkt in de Mededeling van de Commissie over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance van 9 november 202217 en in dit voorstel.
Na de vaststelling van de mededeling van 9 november 2022 heeft de Commissie de lidstaten aanvullende informatie verstrekt over het effect van de voorgestelde hervorming en zijn verdere besprekingen gevoerd met de lidstaten in de Raad en met het Europees Parlement, waarmee in het onderhavige voorstel rekening is gehouden:
- Het Europees Parlement stelde op 15 maart 2023 zijn jaarlijkse verslagen over het Europees Semester vast, waarin ook uitgebreid aandacht werd geschonken aan de hervorming van het EU-kader voor economische governance en de toekomst van het Europees Semester.
- De Raad (ECOFIN) heeft op 14 maart 2023 over de leidraad van de Commissie voor de hervorming van de economische governance conclusies aangenomen die door de Europese Raad van 23-24 maart 2023 werden bekrachtigd.
• Effectbeoordeling
Voor het voorstel behoefde geen effectbeoordeling te worden opgesteld omdat i) opties ontbreken aangezien het EU-begrotingskader de grenzen van de herziening bepaalt en ii) in gerichte wijzigingen voorziet die iii) niet leiden tot meer rapportageverplichtingen voor lidstaten en iv) zijn onderbouwd met recent onderzoek dat is gepubliceerd als werkdocument van de diensten van de Commissie en in de periode 2020 - 2022 opgestelde mededelingen van de Commissie.
• Grondrechten
Het voorstel heeft geen gevolgen op het gebied van grondrechten.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De voorgestelde verordening vereist geen maatregelen om de uitvoering ervan te vergemakkelijken. Het onderwerp van deze wetgevingsmaatregel vormt geen uitvoeringsproblemen voor de lidstaten.
De voorgestelde verordening vereenvoudigt de rapportagevereisten voor lidstaten door gebruik te maken van één operationele indicator in de vorm van een netto-uitgavenpad en door de invoering van één holistisch, geïntegreerd nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn dat in de plaats komt van de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s van de lidstaten.
In de voorgestelde verordening is in artikel 36 een herzieningsclausule opgenomen die inhoudt dat de Commissie elke vijf jaar een verslag publiceert over de toepassing van de verordening. In dit verslag wordt het volgende geëvalueerd: i) de doeltreffendheid van de verordening, met name of de bepalingen betreffende de besluitvorming voldoende robuust zijn gebleken om de overheidsschuld te doen dalen of op een prudent niveau te handhaven; ii) de vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economische beleid en de aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten overeenkomstig het VWEU.
Om ervoor te zorgen dat het herziene governancekader van de EU door de lidstaten wordt uitgevoerd, zal een grotere nationale eigen inbreng een essentieel onderdeel van de hervorming zijn. Dit zal gebeuren door de vereisten van het gemeenschappelijk Uniekader beter te integreren in de nationale beleidsdebatten en de rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen uit te breiden door deze te betrekken bij het toezicht op de uitvoering door de lidstaten van hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. Daarnaast zal de Commissie onderzoeken hoe de rol van het Europees Begrotingscomité18 kan worden versterkt, met behoud van de toezichthoudende rol die de Commissie krachtens de EU-Verdragen is toebedeeld. Momenteel heeft het Europees Begrotingscomité tot taak de uitvoering van het begrotingskader van de EU te evalueren, met name de horizontale samenhang ervan, mogelijke gevallen van ernstige niet-naleving en de geschiktheid van de begrotingskoers. Het Europees Begrotingscomité adviseert de Commissie over deze kwesties en wijst op de beleidsopties die in het kader van het stabiliteits- en groeipact beschikbaar zijn indien zij risico’s voor de goede werking van de EMU vaststelt. Het werkt ook samen met nationale onafhankelijke begrotingsinstellingen om beste praktijken uit te wisselen en een gemeenschappelijke visie te bevorderen. Nieuwe taken voor het Europees Begrotingscomité kunnen bestaan uit het leveren van input voor de periodieke evaluatie van het hervormde kader en het verstrekken van beoordelingen van de uitvoering van de centrale elementen van het hervormde governancesysteem. Het Europees Begrotingscomité zou ook een advies kunnen uitbrengen ter onderbouwing van het besluit van de Raad om de algemene ontsnappingsclausule in werking te stellen (of te verlengen).
• Artikelsgewijze toelichting
In hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) van de voorgestelde verordening wordt het doel van de verordening uiteengezet, met name de vaststelling van gedetailleerde voorschriften betreffende de inhoud, de indiening, de evaluatie en de monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. Het definieert ook de belangrijkste termen die in de verordening worden gebruikt.
Hoofdstuk 2 (artikelen 3 en 4) van de voorgestelde verordening bevat de regels voor het Europees Semester. Met deze artikelen wordt het begrotingskader van de EU opgenomen in de toezichtcyclus van het Europees Semester. Zij bepalen ook dat de lidstaten rekening moeten houden met de richtsnoeren van de Raad en geven een opsomming van de rechtsinstrumenten die kunnen worden ingezet bij verzuim van de lidstaten om deze richtsnoeren op te volgen.
Hoofdstuk 3 (artikelen 5 tot en met 8) van de voorgestelde verordening is gericht op het technische traject dat door de Commissie moet worden uitgestippeld voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of een overheidstekort van meer dan 3 % van het bbp.
Hoofdstuk 4 (artikelen 9 tot en met 19) van de voorgestelde verordening beschrijft het proces voor de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. Deze artikelen voorzien in de verplichting voor elke lidstaat om een budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen, de doelstellingen van de technische dialoog tussen de Commissie en de lidstaat voorafgaand aan de indiening van de plannen, de inhoud en de vereisten van de plannen, de voorwaarden en criteria voor een verlenging van de aanpassingsperiode, het beoordelingsproces van het plan door de Commissie en het goedkeuringsproces door de Raad. Zij bevatten ook de voorwaarden waaronder de Raad een lidstaat kan verzoeken een herzien plan in te dienen en een herziening van het door de Raad goedgekeurde traject van de netto-uitgaven kan voorstellen indien de lidstaat niet voldoet aan de vereiste voorwaarden voor de indiening van een herzien plan of de hervormings- en investeringsverbintenissen die tot een verlenging van de aanpassingsperiode hebben geleid, niet uitvoert.
In hoofdstuk 5 (artikelen 20 tot en met 25) van de voorgestelde verordening wordt het monitoringproces voor de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn vastgesteld en wordt bepaald wat er gebeurt in geval van een significant risico op een afwijking van het netto-uitgaventraject.. De lidstaten moeten jaarlijkse voortgangsverslagen indienen en de Commissie zal toezicht houden op de uitvoering van de netto-uitgaventrajecten, onder meer door het opzetten van een controlerekening. De artikelen bepalen ook de rol van nationale onafhankelijke begrotingsinstellingen in het monitoringproces en stellen de voorwaarden vast waaronder een algemene ontsnappingsclausule of een landspecifieke ontsnappingsclausule kan worden geactiveerd.
Hoofdstuk 6 (artikelen 26 tot en met 29) van de voorgestelde verordening bevat de voorwaarden waaronder de economische dialoog tussen de instellingen en de lidstaten plaatsvindt, met inbegrip van de noodzaak om het Europees Parlement te informeren over de toepassing van de verordening, het “pas toe of leg uit"-beginsel, en de mogelijkheid voor het Europees Parlement om een gedachtewisseling te houden met een lidstaat waar er een aanzienlijk risico bestaat dat van het netto-uitgaventraject wordt afgeweken.
In hoofdstuk 7 (artikel 30) van de voorgestelde verordening wordt de wisselwerking met Verordening (EU) nr. 1176/2011 vastgesteld, op grond waarvan moet worden overwogen de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden in te leiden ingeval lidstaten de hervormings- en investeringsverbintenissen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden en die in hun budgettair-structurele plan voor de middellange termijn zijn opgenomen, niet uitvoeren. Dit artikel bepaalt ook dat wanneer de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1176/2011 wordt ingeleid, de lidstaat een herzien budgettair structureel plan voor de middellange termijn moet indienen dat zal fungeren als het plan met corrigerende maatregelen uit hoofde van laatstgenoemde verordening.
In hoofdstuk 8 (artikel 31) van de voorgestelde verordening wordt de interactie met Verordening (EU) nr. 472/2013 uiteengezet. Dit artikel stelt lidstaten van de eurozone die aan een macro-economisch aanpassingsprogramma zijn onderworpen, vrij van de indiening van een budgettair-structureel plan voor de middellange termijn en een jaarlijks voortgangsverslag, en vereist dat de lidstaten van de eurozone die onder verscherpt toezicht staan, rekening houden met de aanbevelingen die de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU heeft gedaan in geval van een afwijking van het netto-uitgaventraject.
Hoofdstuk 9 (artikelen 32 en 33) van de voorgestelde verordening verleent de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen wijzigingen aan te brengen in de bijlagen (met uitzondering van bijlage I) en bepaalt onder welke voorwaarden de Commissie deze delegatie kan uitoefenen.
Hoofdstuk 10 (artikelen 34 tot en met 38) van de voorgestelde verordening bevat de gemeenschappelijke bepalingen die van toepassing zijn op de voorgestelde verordening inzake dialoog met de lidstaten en missies naar de lidstaten, de herzieningsclausule, de intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 en de inwerkingtreding.
De bijlagen I tot en met VII van de voorgestelde verordening bevatten de volgende elementen: de criteria voor het bepalen van het technische traject voor de middellange termijn voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of een overheidstekort van meer dan 3 % van het bbp; de informatie die door de lidstaten in de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet worden verstrekt; de door de lidstaten in de jaarlijkse voortgangsverslagen te verstrekken informatie; de werking van de controlerekening; de methode voor de beoordeling van de plausibiliteit door de Commissie; de lijst van gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie; en het beoordelingskader voor de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de budgettaire aanpassingsperiode.