Toelichting bij COM(2023)328 - Machtiging van Frankrijk om te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en deze te ondertekenen en te sluiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



De vaste kanaalverbinding is een unieke spoorverbinding met één complexe technische structuur die deels op het grondgebied van de Franse Republiek en deels in een derde land, namelijk het Verenigd Koninkrijk, is gelegen.

Dit vereist coherente eisen op het gebied van spoorwegveiligheid en interoperabiliteit op de volledige vaste kanaalverbinding, alsook samenwerking tussen de Franse en Britse nationale veiligheidsinstanties.

Om de veilige en efficiënte exploitatie van de vaste kanaalverbinding te waarborgen, heeft de Franse Republiek op 23 maart 2023 verzocht te worden gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“Verenigd Koninkrijk”) te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding en deze overeenkomst te sluiten.

Deze overeenkomst zou ook de technische pijler van het vierde spoorwegpakket (Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad 1 ) gedeeltelijk omzetten voor het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt.

Het is derhalve passend de Franse Republiek te machtigen om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en deze te ondertekenen en te sluiten.

De overeenkomst moet ervoor zorgen dat het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, wordt geregeld door het Unierecht, waarbij het Hof van Justitie exclusief bevoegd is om dit recht te interpreteren. Niets in deze overeenkomst doet dus afbreuk aan het beginsel van voorrang van het Unierecht. In voorkomend geval moet ook het beginsel van rechtstreekse werking in acht worden genomen. De onafhankelijkheid van het Spoorwegbureau van de Europese Unie en van de Franse nationale veiligheidsinstantie moet worden gewaarborgd.

De overeenkomst moet ook een specifiek mechanisme bevatten om de overeenkomst te kunnen wijzigen in geval van toekomstige wijzigingen van het Unierecht, met name de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798. Ze moet de Commissie ook de bevoegdheid geven om de Franse Republiek te machtigen de overeenkomst te wijzigen teneinde deze aan te passen aan eventuele wijzigingen van deze richtlijnen. Wat betreft het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk valt, moet de overeenkomst zorgen voor samenhang van de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten en aldus bijdragen tot veiligheid en interoperabiliteit op de vaste kanaalverbinding.

De Franse Republiek had de Unie reeds in 2020 verzocht om machtiging om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een overeenkomst die de uniforme en dynamische toepassing van het Unierecht, en met name Verordening (EU) 2016/796 en Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, zou hebben gewaarborgd op de volledige vaste kanaalverbinding (met inbegrip van het deel dat onder de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk valt), onder toezicht van een binationale autoriteit, namelijk de Intergouvernementele Commissie, bijgestaan door de veiligheidsinstantie die is opgericht bij het Verdrag van Canterbury. De Franse Republiek is daartoe gemachtigd bij Besluit (EU) 2020/1531 2 . De onderhandelingen onder de in dat besluit vastgestelde voorwaarden hebben tot dusver niet geleid tot een voor beide partijen aanvaardbare overeenkomst. Daarom wordt een alternatieve bevoegdheidsdelegatie voorgesteld. Aangezien een op basis van Besluit (EU) 2020/1531 gesloten overeenkomst een meer uniforme en dus efficiëntere manier zou zijn om de veiligheid en interoperabiliteit van de volledige vaste kanaalverbinding te waarborgen, mag deze optie niet worden uitgesloten; het voorgestelde besluit moet derhalve Besluit (EU) 2020/1531 onverlet laten.

•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De bovengenoemde doelstellingen zijn om de hierboven uiteengezette redenen volledig in overeenstemming met het bestaande beleid op het gebied van spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit en met Besluit (EU) 2020/1531.

•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding zal niet leiden tot inconsistenties met enig ander beleid van de Unie.

Inhoudsopgave

  1. Rechtsgrondslag
  2. Gevolgen voor de begroting

1.

Rechtsgrondslag


, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 2, lid 1, en artikel 91, VWEU.

•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt.

Evenredigheid



Het doel van het voorstel is overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU machtiging te verlenen voor onderhandelingen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding, die een uniforme toepassing van de eisen inzake spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit op de vaste kanaalverbinding waarborgt.

Bijgevolg gaat het voorgestelde besluit van het Europees Parlement en de Raad niet verder dan nodig is om dit doel te bereiken.

Keuze van het instrument



Het doel is te zorgen voor coherente veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de volledige vaste kanaalverbinding, met inbegrip van het deel dat onder de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk valt.

Het is dan ook passend de elementen die betrekking hebben op spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit op te nemen in een overeenkomst tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk; Frankrijk moet derhalve worden gemachtigd een dergelijke overeenkomst te sluiten.


Het voorgestelde besluit van het Europees Parlement en de Raad dat tot de Franse Republiek is gericht en waarbij dat land krachtens artikel 2, lid 1, en artikel 91 VWEU wordt gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk over een dergelijke overeenkomst te onderhandelen en deze te sluiten, is derhalve een adequaat instrument.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden



Er is geen formele raadpleging gehouden. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van de Franse Republiek en de voorgestelde machtiging wordt uitsluitend verleend aan die lidstaat.

Effectbeoordeling



Het voorstel is gebaseerd op een verzoek van de Franse Republiek en de voorgestelde machtiging wordt uitsluitend verleend aan die lidstaat. Het betreft ook een zeer specifiek onderwerp, met een beperkt toepassingsgebied, namelijk de samenhang van veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de volledige vaste kanaalverbinding.

•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel houdt geen verband met Refit.

•Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

2.

Gevolgen voor de begroting



Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.