Toelichting bij COM(2023)368 - Verrichting van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in lidstaten die de euro niet als munt hebben

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel vormt een aanvulling op Verordening (EU) (XXX/XXX) tot vaststelling van de digitale euro met betrekking tot digitale-eurodiensten die worden verricht door betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in een lidstaat die de euro niet als munt heeft. Verordening (EU) (XXX/XXX) tot vaststelling van de digitale euro is gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben. Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat die de euro niet als munt heeft adequaat toezicht houden op het verrichten van digitale-eurodiensten in de eurozone door betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in een lidstaat die de euro niet als munt heeft, moeten regels worden vastgesteld die op deze betalingsdienstaanbieders van toepassing zullen zijn. Regels voor de toegang tot en het gebruik van de digitale euro in lidstaten die de euro niet als munt hebben, zijn opgenomen in artikel 18 van Verordening (EU) (XXX/XXX) betreffende de vaststelling van de digitale euro.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Deze verordening strookt met Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) XXX/23. De richtlijn betalingsdiensten stelt geharmoniseerde regels vast voor het vrij verrichten van betalingsdiensten in de hele Unie en moet ook van toepassing zijn op betalingstransacties in digitale euro. Met deze verordening zullen met name betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in een lidstaat die de euro niet als munt heeft, in staat worden gesteld om, op grond van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten, aan ingezetenen van de eurozone digitale-eurobetalingsdiensten aan te bieden, in combinatie met andere betalings- of bankdiensten.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Deze verordening is noodzakelijk om versnippering binnen de interne markt te voorkomen, aangezien alle betalingsdienstaanbieders in de EU, ongeacht waar zij een vergunning hebben gekregen, in staat moeten zijn soortgelijke diensten aan te bieden ten behoeve van bedrijven en mensen.

Deze verordening strookt met de strategieën voor het digitale geldwezen en voor retailbetalingen1 van de Commissie. In die mededeling is benadrukt dat een digitale euro een katalysator zou zijn voor innovatie op het gebied van betalingen, het geldwezen en de handel in het kader van de lopende inspanningen om de versnippering van de EU-markt voor retailbetalingen tegen te gaan. Betalingsdienstaanbieders moeten daarom, ongeacht waar zij in de Unie zijn opgericht, digitale-eurodiensten aanbieden, zodat een hoog niveau van mededinging tussen betalingsdienstaanbieders wordt gewaarborgd.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor deze verordening is, net zoals die van Richtlijn (EU) 2015/2366, artikel 114 VWEU. Met dit voorstel wordt het vrije verkeer van betalingsdiensten in de hele Unie gewaarborgd doordat het een regeling vaststelt die geldt voor de verrichting van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in een lidstaat die de euro niet als munt heeft. Met dit voorstel wordt ervoor gezorgd dat betalingsdienstaanbieders, ongeacht waar zij in de Unie zijn opgericht, aan soortgelijke vereisten en toezichtnormen onderworpen zijn, hetgeen noodzakelijk is om de financiële stabiliteit te waarborgen en een gelijk speelveld voor alle betalingsdienstaanbieders te garanderen.

Subsidiariteit

Aan de hand van deze verordening zouden de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) XX betreffende de vaststelling van de digitale euro van toepassing worden op betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in lidstaten die de euro niet als munt hebben. Verordening (EU) XX betreffende de vaststelling van de digitale euro is gebaseerd op artikel 133, dat een exclusieve bevoegdheid van de Unie betreft.

Aangezien de voorgestelde maatregelen tot doel hebben dat de bestaande Uniewetgeving, op grond van artikel 114 VWEU, van toepassing zal zijn op de verrichting van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in lidstaten die de euro niet als munt hebben, kan dit bovendien het beste op Unieniveau worden verwezenlijkt in plaats van via verschillende nationale initiatieven.

Evenredigheid

Deze verordening is noodzakelijk om te voorkomen dat er op de interne markt belemmeringen ontstaan tussen betalingsdienstaanbieders die binnen dan wel buiten de eurozone zijn opgericht. De in deze verordening vervatte verplichtingen zijn vergelijkbaar met die van de verordening tot vaststelling van de digitale euro en zijn in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel om de redenen die in de toelichting bij dat voorstel zijn uiteengezet.

Keuze van het instrument

Een verordening is het geschikte instrument om bij te dragen tot de totstandbrenging van één enkel rulebook, omdat zij algemeen van toepassing is, verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten, zodat die in de verschillende lidstaten niet verschillend kan worden toegepast.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Dit voorstel is gebaseerd op de evaluaties achteraf, de raadplegingen van belanghebbenden en de effectbeoordeling die zijn verricht in het kader van de voorbereiding van het voorstel voor een verordening betreffende de vaststelling van de digitale euro. De effectbeoordeling van het voorstel voor een verordening betreffende de vaststelling van de digitale euro is op 14 oktober 2022 aan de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) voorgelegd en op 25 april 2023 goedgekeurd.

Met het oog op de consistentie met de richtlijn betalingsdiensten moeten alle betalingsdienstaanbieders in de EU het recht hebben in de eurozone digitale-eurobetalingsdiensten te verstrekken. Dit zal verder bijdragen tot een innovatieve en concurrerende markt voor retailbetalingen.

Wat de grondrechten betreft, zorgt dit voorstel er meer bepaald voor dat betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in een lidstaat die de euro niet als munt heeft, uit hoofde van artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gebruik kunnen maken van de vrijheid van ondernemerschap (het verstrekken van digitale-eurodiensten). De eerbiediging van andere grondrechten wordt nader beschreven in de toelichting bij het voorstel voor een verordening betreffende de vaststelling van de digitale euro.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Deze verordening heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het is de bedoeling om te waarborgen dat door centrale banken uitgegeven geld, de euro, de EU kan ondersteunen door in de betalingsbehoeften in het digitale tijdperk te voorzien. Dit proces kan doorlopend worden gemonitord op basis van gegevens van de betalingsdienstaanbieders, handelaren en de Europese Centrale Bank. Het totale aantal en het totale volume retailbetalingen in digitale euro en het relatieve aandeel daarvan in vergelijking met andere betaalmiddelen zouden de belangrijkste indicatoren kunnen zijn voor de monitoring van het gebruik van de digitale euro in de gedigitaliseerde economie van de EU.

Het voorstel bevat een algemeen plan voor de monitoring en evaluatie van de effecten op de specifieke doelstellingen, waarbij de Commissie wordt verplicht om drie jaar na de datum van toepassing van de verordening een eerste evaluatie uit te voeren (en daarna om de drie jaar) en bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over haar belangrijkste bevindingen. De evaluatie moet worden uitgevoerd overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie.

Artikelsgewijze toelichting

Onderwerp (artikel 1)

Het doel van deze verordening is regels vast te stellen betreffende de specifieke verplichtingen waaraan betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in lidstaten die de euro niet als munt hebben, zich moeten houden wanneer zij de digitale euro distribueren, evenals regels betreffende het toezicht op en de handhaving van die verplichtingen.

Distributie van de digitale euro (artikel 3)

Onverminderd hoofdstuk V van Verordening (EU) (XXX/XXX) betreffende de vaststelling van de digitale euro ten aanzien van de toegang tot en het gebruik van de digitale euro buiten de eurozone, moet het verrichten van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in lidstaten die de euro niet als munt hebben, in de eerste plaats gericht zijn op i) natuurlijke of rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in de lidstaten die de euro als munt hebben, ii) natuurlijke of rechtspersonen die een digitale-eurorekening hebben geopend toen zij verbleven of gevestigd waren in de lidstaten die de euro als munt hebben, maar niet langer in die lidstaten verblijven of gevestigd zijn, en iii) bezoekers volgens de voorwaarden van artikel 20 van de verordening tot vaststelling van de digitale euro.

Betalingsdienstaanbieders met een vergunning die buiten de eurozone geldig is, kunnen deze diensten uit hoofde van Richtlijn 2015/2366 verrichten op grond van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten.

Toepasselijk recht en bevoegde autoriteiten (artikelen 4 tot en met 6)

In artikel 5 wordt verduidelijkt dat Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) [referentie invoegen — voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten en elektronischgelddiensten in de interne markt, houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG en intrekking van de Richtlijnen (EU) 2015/2366 en 2009/110/EG — COM(2023) 366 final] op de digitale euro van toepassing is. In die richtlijn is bepaald dat door centrale banken uitgegeven geld voor retailgebruik, en niet alleen bankbiljetten en muntstukken, als “geldmiddelen” in de zin van die richtlijn moet worden beschouwd. Evenzo moet het kader voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT) dat is vastgelegd in Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering en Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie op de digitale euro van toepassing zijn.

Betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht in lidstaten die de euro niet als munt hebben, mogen de digitale euro distribueren volgens de toezicht- en sanctieregelingen van lidstaten die de euro niet als munt hebben.

De bevoegde autoriteiten die krachtens Richtlijn 2015/2366 en Richtlijn 2015/849 verantwoordelijk zouden zijn voor het toezicht op en de handhaving van de, op grond van artikel 114 VWEU, in deze rechtshandelingen van de Unie neergelegde verplichtingen, zouden er ook verantwoordelijk voor zijn dat de desbetreffende verordening tot vaststelling van de digitale euro, zoals in het kader van deze verordening nader beschreven, wordt nageleefd.

Toezichtregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst overeenkomstig Richtlijn 2015/2366 en Richtlijn 2015/849, moeten ook gelden met betrekking tot de digitale euro.

Slotbepalingen (artikel 8)

Deze verordening moet in werking treden op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.