Toelichting bij COM(2023)420 - Wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)420 - Wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen. |
---|---|
bron | COM(2023)420 |
datum | 05-07-2023 |
• Motivering en doel van het voorstel
In de Europese Green Deal1 en het actieplan voor de circulaire economie2 wordt opgeroepen tot versterkte en versnelde actie van de EU en de lidstaten om de ecologische duurzaamheid van de textielsector en de levensmiddelensector te waarborgen, aangezien die sectoren de meeste hulpbronnen verbruiken en aanzienlijke negatieve externe milieueffecten veroorzaken, terwijl financieringstekorten en technologische lacunes de voortgang naar een circulaire economie en het koolstofvrij maken van de industrie belemmeren. De levensmiddelensector en de textielsector zijn respectievelijk de meest en de op drie na meest hulpbronnenintensieve sectoren3, en zij voldoen niet volledig aan de fundamentele beginselen voor afvalbeheer van de Unie die zijn opgenomen in de afvalhiërarchie en die vereisen dat prioriteit wordt gegeven aan afvalpreventie, gevolgd door voorbereiding voor hergebruik en recycling. In het licht van de gedane toezeggingen is dit voorstel tot wijziging van de kaderrichtlijn afval4 gericht op twee hulpbronnenintensieve sectoren: textiel en levensmiddelen. Het voorstel heeft de volgende algemene doelstellingen:
- het verminderen van milieu- en klimaateffecten, het verbeteren van de kwaliteit van het milieu en het verbeteren van de volksgezondheid in verband met het beheer van textielafval in overeenstemming met de afvalhiërarchie;
- het verminderen van de milieu- en klimaateffecten van voedselsystemen die zijn verbonden aan de productie van voedselafval. De preventie van voedselverspilling zou ook bijdragen tot voedselzekerheid.
Textielafval
Hoewel afvalpreventie een belangrijke doelstelling is van de kaderrichtlijn afval en van de inspanningen voor de uitvoering op nationaal niveau, ook door particuliere actoren, blijft de totale afvalproductie toenemen en kan slechts een “relatieve ontkoppeling” van de afvalproductie van de economische groei worden waargenomen5. Deze trend voor afval in het algemeen kan ook bij textielafval worden waargenomen. De situatie wordt echter verergerd door “fast fashion” (snelle mode), die wordt gekenmerkt door de frequentere lancering van modecollecties6, met goedkope producten die de externe milieueffecten niet internaliseren7, impulsaankopen aanmoedigen en consumenten motiveren om meer kleding te kopen8. Deze toenemende consumptie van textiel leidt tot een toename van de hoeveelheid textielafval. Volgens een lopende studie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC)9 bedroeg de totale hoeveelheid textielafval, waaronder kleding en schoeisel, huishoudtextiel, technisch textiel en postindustrieel afval dat vóór consumptie wordt geproduceerd, in 2019 12,6 miljoen ton (10,9 miljoen ton afval na consumptie en 1,7 miljoen ton postindustrieel afval vóór consumptie). Afval van kleding en schoeisel bedroeg 5,2 miljoen ton, wat overeenkomt met 12 kg per persoon per jaar in de EU.
Volgens een studie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC)10 wordt momenteel ongeveer 78 % van het textielafval na consumptie, dat kleding en schoeisel, huishoudtextiel en technisch textiel omvat, niet gescheiden ingezameld en komt het terecht in gemengd huishoudelijk afval dat bestemd is om te worden verbrand of gestort. Dit niet-hulpbronnenefficiënte afvalbeheer is niet in overeenstemming met de afvalhiërarchie en leidt tot milieuschade in de EU en in derde landen door buitensporig(e) broeikasgasemissies, waterverbruik, vervuiling en landgebruik. Van het gescheiden ingezamelde textielafval, dat slechts 22 % van de hoeveelheid textielafval na consumptie vertegenwoordigt, wordt ongeveer 32 % in de EU gerecycled (ongeveer 20 % buiten de EU) en wordt ongeveer 8 % in de EU hergebruikt (ongeveer 38 % buiten de EU), terwijl de rest wordt uitgevoerd.
De in de kaderrichtlijn afval opgenomen verplichting tot gescheiden inzameling van textiel treedt op 1 januari 2025 in werking. Volgens informatie van de lidstaten zullen de systemen voor gescheiden inzameling en de infrastructuur voor sortering en recycling waarschijnlijk niet voldoende voorbereid zijn om de verwachte extra in te zamelen hoeveelheden te verwerken. De sortering zal naar verwachting plaatsvinden in de buurt van afvalinzamelingspunten in de meeste lidstaten en op grotere schaal in lidstaten waar de marktomstandigheden gunstig zijn (bv. lagere kosten van afvalbeheer, bestaande infrastructuur en vaardigheden die kunnen worden opgeschaald, nabijheid van recycling-/productiehubs en havens). Recycling zal naar verwachting niet in alle landen plaatsvinden en zal waarschijnlijk plaatsvinden in regio’s in de buurt van de textielproductiecentra en bestaande infrastructuur.
De textielsector is hulpbronnenintensief. De meeste druk en gevolgen van de consumptie van kleding, schoeisel en huishoudtextiel in de EU, zowel wat grondstoffen als textielproductie betreft, worden in andere delen van de wereld worden waargenomen. Hoewel de meeste milieuproblemen die verband houden met de textielconsumptie in de EU zich voordoen in derde landen11, hebben zij vanwege hun wereldwijde impact ook gevolgen voor de EU. Het EEA schat dat voor de productie van kleding, textiel en schoeisel die in 2020 in de EU worden verbruikt, 80 % van de primaire grondstoffen, 88 % van het waterverbruik, 92 % van het landgebruik en 73 % van de broeikasgasemissies buiten de EU plaatsvonden. Broeikasgasemissies zijn bijvoorbeeld een wereldwijd fenomeen en zijn niet beperkt tot specifieke grenzen of regio’s. Daarnaast waren wereldwijd bijna 13 miljoen werknemers in voltijdsequivalenten werkzaam in de toeleveringsketen12. Daarom kan het voorkomen, hergebruiken en recyclen van textielafval de ecologische voetafdruk van de sector helpen verkleinen.
Bovendien worden de kosten voor afvalbeheer van gebruikte kleding en huishoudtextiel niet doorberekend in de prijs van nieuwe producten. De gemiddelde kosten voor inzameling en verwerking bedragen ongeveer 12 cent per artikel. Deze kosten variëren echter per type artikel, waarbij artikelen die een mix van textielvezelsoorten bevatten en sluitingsmechanismen hebben (bijvoorbeeld knopen en ritssluitingen) meer kosten om te verwerken, en artikelen met één vezeltype en zonder sluitingsmechanismen, zoals T-shirts, minder kosten. Gezien de grote hoeveelheden textielafval die momenteel in restafval worden gestort, worden de kosten van de verwijdering en de externe milieueffecten van die verwijdering, waaronder emissies van verbranding en storten, ook niet doorberekend. Andere externe effecten zijn met name de ecologische en sociale gevolgen van textielafval dat onder het mom van recycling naar derde landen wordt uitgevoerd, met name in het geval van uitgevoerd ongesorteerd textiel, waarvan een aanzienlijk deel op (illegale) stortplaatsen terechtkomt.
Uiteenlopende definities van textiel en textielafval leiden tot administratieve lasten en vormen belemmeringen voor grensoverschrijdende overbrengingen. De verschillende beleids- en regelgevingssignalen in de afzonderlijke lidstaten en het gebrek aan informatie (bv. over de kwaliteit van grondstoffen) belemmeren de opschaling van de recyclingindustrie en hergebruik en verstoren het gelijke speelveld op de eengemaakte markt, terwijl de recycling van textiel complex is als gevolg van de verschillende samenstellingen van textielafval. Dit belemmert niet alleen de transitie naar een circulaire economie in de textielsector, maar verhindert ook het creëren van hoogwaardige banen en toegevoegde waarde in de EU. De ontoereikende infrastructuur voor sortering en recycling zal er waarschijnlijk toe leiden dat textiel niet in overeenstemming met de afvalhiërarchie wordt verwerkt, zelfs wanneer de verplichting tot gescheiden inzameling van kracht wordt. Productie met een lage toegevoegde waarde vindt voornamelijk plaats in derde landen. De productie en verwijdering van ingevoerd textielafval heeft aanzienlijke negatieve gevolgen voor de samenleving op lokaal, regionaal en mondiaal niveau13.
De specifieke doelstellingen van dit voorstel met betrekking tot textielafval zijn dan ook het verbeteren van het beheer van textielafval in overeenstemming met de in de kaderrichtlijn afval14 verankerde “afvalhiërarchie”, waarbij voorrang wordt gegeven aan afvalpreventie, voorbereiding voor hergebruik en recycling van textiel boven andere opties voor nuttige toepassing en verwijdering, en waarbij het beginsel de vervuiler betaalt, wordt toegepast. In het actieplan voor de circulaire economie15 en de EU-strategie voor duurzaam en circulair textiel (“textielstrategie”)16 wordt opgeroepen tot versterkte en versnelde actie van de EU en de lidstaten om textielafval te voorkomen en de circulariteit van textiel te verbeteren, aangezien dit een hulpbronnenintensieve sector is die aanzienlijke negatieve externe milieueffecten veroorzaakt, terwijl financieringstekorten en technologische lacunes de voortgang naar een circulaire economie belemmeren.
Voedselverspilling
Voedselverspilling is een van de grootste bronnen van inefficiëntie in de agrovoedingsketen. Deze verspilling leidt met name tot negatieve milieu- en klimaateffecten. Voedselconsumptie levert de belangrijkste bijdrage aan de milieueffecten17 en de biodiversiteitsvoetafdruk18 van de EU-consumptie.
Wanneer voedsel wordt weggegooid, komen alle energie en hulpbronnen die het bevat en de gevolgen daarvan voor het milieu, zoals de uitstoot van broeikasgassen die zich ophopen in de voedselketen, nog steeds tot uiting, zonder dat dit ten goede komt aan de menselijke voeding. Voedsel dat wordt bewerkt, vervoerd en bereid om vervolgens in de consumptiefase te worden verspild, heeft een grotere impact op het milieu dan onbewerkte levensmiddelen die op de boerderij verloren gaan. De 58,5 miljoen ton voedselafval die in 2020 in de EU werd geproduceerd19, veroorzaakte een uitstoot van 252 miljoen ton CO2-equivalenten20, hetgeen 16 % van de totale broeikasgasimpact van het voedselsysteem in de EU vertegenwoordigt. Voedselverspilling veroorzaakt ook een onnodige druk op de schaarse natuurlijke hulpbronnen. Zo kan de hoeveelheid water die wordt verbruikt voor de productie van voedsel dat uiteindelijk wordt verspild, worden gekwantificeerd op 342 miljard m3 waterequivalent21, wat overeenkomt met 12 % van de totale impact van de voedselproductie en -consumptie in de EU. Voedselverspilling is ook verantwoordelijk voor 16 % van de effecten op de bodem die worden veroorzaakt door landgebruik22, terwijl de gevolgen voor mariene eutrofiëring 15 % van het totaal uitmaken23,24.
Wat de economische gevolgen betreft, heeft de daarmee gepaard gaande marktwaarde van 58,5 miljoen ton voedselafval een geschatte marktwaarde van 132 miljard EUR25. Deze kosten omvatten onder meer het verlies van middelen door exploitanten van levensmiddelenbedrijven in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen, maar ook onnodige uitgaven van huishoudens. Bovendien worden de kosten voor de inzameling en verwerking van voedselafval geraamd op nog eens 9,3 miljard EUR26.
Voedselverspilling heeft belangrijke sociale gevolgen, en leidt tot onnodige uitgaven van middelen die anders zouden kunnen worden toegewezen. Het gemiddelde aandeel van de uitgaven voor levensmiddelen (agrovoedingsmiddelen en cateringdiensten) in de totale uitgaven van huishoudens in de EU bedraagt ongeveer 19 %27. Het weggooien van voedsel dat geschikt is voor menselijke consumptie — in plaats van dat voedsel te herverdelen aan wie daar behoefte aan heeft, onder meer door voedseldonatie — vormt ook een gemiste kans in het licht van de toenemende uitdagingen op het gebied van voedselzekerheid. Hoewel de beschikbaarheid van voedsel in Europa gewaarborgd is, is de betaalbaarheid van voedsel een probleem voor een groeiend aantal EU-burgers: 32,6 miljoen mensen kunnen zich om de twee dagen geen maaltijd met vlees, vis, kip of een vegetarische equivalent veroorloven28. Tot slot heeft voedselverspilling voor veel consumenten een belangrijke ethische dimensie29.
In dit verband hebben de EU en haar lidstaten zich ertoe verbonden duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 12.3 te verwezenlijken om tegen 2030 de wereldwijde voedselverspilling per hoofd van de bevolking op het niveau van de detailhandel en de consument te halveren en het voedselverlies in de productie- en toeleveringsketens, met inbegrip van verliezen na de oogst, terug te dringen.
De EU heeft een specifiek actieplan uitgevoerd om voedselverlies en voedselverspilling terug te dringen, met zowel regelgevende als niet-regelgevende maatregelen, aanvankelijk als onderdeel van het actieplan voor de circulaire economie van 2015 en, sinds 2020, in het kader van de “van boer tot bord”-strategie van de EU30. Daarbij streeft de Commissie er niet alleen naar om duidelijke verplichtingen voor de lidstaten vast te stellen met betrekking tot de vermindering van voedselafval, maar ook om een beleidsklimaat te creëren dat de lidstaten ondersteunt bij het nemen van doeltreffende maatregelen.
De kaderrichtlijn afval, zoals herzien in 2018, verplicht de lidstaten specifieke programma’s voor de preventie van voedselverspilling op te stellen, in overeenstemming met de afvalhiërarchie. De lidstaten moeten voedselafval in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen verminderen, de hoeveelheden voedselafval monitoren en verslag uitbrengen over de geboekte vooruitgang. De Commissie heeft in 2019 een gemeenschappelijke methode voor het meten van voedselafval goedgekeurd31, die moet worden gebruikt als basis voor de monitoring van voedselverspilling in de hele EU.
Om de lidstaten te ondersteunen bij het nemen van maatregelen, heeft de Commissie sinds 2015 initiatieven genomen om de desbetreffende wetgeving te verduidelijken en te harmoniseren (bv. de vaststelling van EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie32, gevolgd door wijzigingen van de levensmiddelenhygiënevoorschriften voor de bevordering van veilige voedseldonatiepraktijken, en EU-richtsnoeren betreffende het gebruik van niet meer voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen als diervoeding33). De Commissie heeft in 2016 ook een multistakeholderplatform opgericht, het EU-platform inzake voedselverlies en -verspilling34 om alle actoren te ondersteunen bij het vaststellen van maatregelen om voedselverspilling te voorkomen, beste praktijken uit te wisselen en de vooruitgang te evalueren. Zij heeft zelf ook maatregelen getroffen (bv. aanbevelingen voor maatregelen op het gebied van de preventie van voedselverspilling35) en steun verleend aan de werkzaamheden die op EU-niveau zijn verricht om de praktijken op het gebied van datumetikettering36 te verbeteren. Het delen van beste praktijken en oplossingen om voedselverspilling in de hele EU terug te dringen, wordt ook bevorderd via de digitale EU-hub voor de preventie van voedselverlies en -verspilling37. In het kader van het proefproject RESTwithEU38 worden digitale instrumenten om voedselverspilling in de restaurantsector terug te dringen, geëvalueerd en aanbevolen. Een speciale subgroep van het platform houdt zich bezig met het ondersteunen van gedragsverandering bij de consument, en een compendium met beste praktijken, dat is ontwikkeld in het kader van het EU-proefproject Europees forum inzake voedselverspilling door consumenten, zal eind juni 2023 beschikbaar worden gesteld. Om de empirische basis voor de preventie van voedselverspilling te versterken, evalueert het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek de doeltreffendheid van de maatregelen ter preventie van voedselverspilling39 aan de hand van een evaluatiekader dat door alle actoren kan worden gebruikt. Oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de EU-kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie 40 Horizon 2020 en Horizon Europa41 hebben nieuwe mogelijkheden geboden voor onderzoek en innovatie om voedselverlies en -verspilling aan te pakken. Andere financieringsinstrumenten voor de preventie van voedselverspilling zijn het LIFE-milieuprogramma en www.interregeurope.eu/what-is-interreg-europe">InterReg Europe. In het kader van het programma voor de eengemaakte markt stelt de Commissie in samenwerking met het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (HaDEA) ook subsidies beschikbaar om de lidstaten en belanghebbenden te ondersteunen42 bij het verbeteren van de meting van voedselafval en de uitvoering van acties om voedselafval terug te dringen.
Veel exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de voedselvoorzieningsketen hebben belangrijke stappen gezet om voedselverspilling terug te dringen en de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren. In het kader van de EU-gedragscode voor verantwoorde bedrijfsvoering en marketingpraktijken in de voedingssector43 hebben voedselverwerkers en detailhandelaren concrete toezeggingen gedaan om de voedselverspilling tijdens hun activiteiten en in de hele toeleveringsketen terug te dringen.
Ondanks deze maatregelen en het groeiende bewustzijn van de negatieve impact en gevolgen van voedselverspilling, de politieke verbintenissen die op EU- en lidstaatniveau zijn aangegaan en de maatregelen van de EU die sinds het actieplan voor de circulaire economie van 2015 zijn uitgevoerd, neemt de voedselverspilling niet voldoende af om aanzienlijke vooruitgang te boeken in de richting van SDG 12.3. Ondanks de bestaande wettelijke verplichtingen in de kaderrichtlijn afval en de ondersteunende activiteiten van de Commissie, lopen de maatregelen die tot nu toe in de lidstaten zijn genomen, uiteen en hebben zij geen significante vermindering van de hoeveelheid voedselafval in de EU teweeggebracht.
Daarom is de vaststelling van streefdoelen een noodzakelijke volgende stap. Dit voorstel heeft de volgende specifieke doelstellingen: ten eerste, de lidstaten een duidelijke verantwoordelijkheid toewijzen om de vermindering van de voedselverspilling in de hele voedselvoorzieningsketen en in de huishoudens op hun respectieve grondgebied te versnellen en zo een solide bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van SDG 12.3; en ten tweede, ervoor zorgen dat alle lidstaten het voorbeeld van de koplopers volgen met voldoende en consistente maatregelen om de voedselverspilling te verminderen.
Dit moet elke lidstaat ertoe aanzetten om ambitieuze initiatieven te nemen — waarbij de meest doeltreffende, aan de specifieke nationale situatie aangepaste maatregelen worden uitgevoerd — en om gedragsverandering bij consumenten te bevorderen en de coördinatie van maatregelen tussen actoren in de hele voedselwaardeketen te versterken, onder meer in samenwerking met andere relevante actoren (bv. de academische wereld, ngo’s, financiële instellingen, actoren in de sociale economie, enz.).
Bovendien is voedselverspilling na de Conferentie over de toekomst van Europa gekozen als het eerste onderwerp voor Europese burgerpanels. De aanbevelingen van het burgerpanel zullen de werkzaamheden van de Commissie ondersteunen en de lidstaten helpen bij het ontwikkelen van nationale strategieën en actieplannen om voedselverspilling te voorkomen.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De voorgestelde wijziging is in overeenstemming met artikel 11, lid 1, van de kaderrichtlijn afval, dat de lidstaten verplicht om uiterlijk op 1 januari 2025 een gescheiden inzameling van textiel in te voeren. Met het voorstel worden uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en andere beleidsmaatregelen ingevoerd die gericht zijn op het ondersteunen van de noodzakelijke financiering en het harmoniseren van informatie en benaderingen met betrekking tot de infrastructuur voor inzameling, sortering, hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling die nodig zal zijn zodra de verplichting tot gescheiden inzameling van kracht wordt.
Overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de kaderrichtlijn afval moet de Commissie uiterlijk op 31 december 2023 de door de lidstaten verstrekte gegevens over voedselafval onderzoeken om na te gaan of er een voor de hele Unie geldende doelstelling voor de vermindering van voedselverspilling kan worden vastgesteld die tegen 2030 moet worden behaald, en moet zij een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, indienen bij het Europees Parlement en de Raad. De vaststelling van streefdoelen moet de huidige bepalingen van artikel 9, lid 1, van de kaderrichtlijn afval versterken, op grond waarvan de lidstaten maatregelen moeten nemen om voedselverspilling in de hele voedselvoorzieningsketen te verminderen.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
De textielstrategie van de EU is gericht op de productie en consumptie van textiel, waarbij het belang van de textielsector wordt erkend. In de strategie wordt een visie voor textiel voor 2030 gepresenteerd, met als doel duurzame en recyclebare textielproducten die grotendeels gemaakt zijn van gerecyclede vezels, die vrij zijn van gevaarlijke stoffen en die worden geproduceerd met inachtneming van arbeids- en sociale rechten en het milieu, en wordt gewezen op de noodzaak van producentenverantwoordelijkheid in de hele waardeketen, voldoende capaciteit voor innovatieve “fibre-to-fibre”-recycling, biogebaseerde oplossingen en het minimaliseren van de verbranding en het storten van textiel. In de textielstrategie van de EU zijn geharmoniseerde EU-regels inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel aangekondigd, alsook economische stimulansen om producten duurzamer te maken (“ecogemoduleerde heffingen”), wat met name relevant is voor afvalbeheer. Voorts werd gewezen op de doelstelling van de Commissie om de uitdagingen in verband met de uitvoer van textielafval aan te pakken en fatsoenlijk werk wereldwijd te bevorderen met het oog op een wereldwijde rechtvaardige transitie en een duurzaam herstel44.
Dit initiatief heeft ook tot doel bij te dragen tot de doelstelling van het actieplan voor de circulaire economie om de totale afvalproductie aanzienlijk te verminderen en de hoeveelheid (niet-gerecycled) stedelijk restafval tegen 2030 te halveren. De herziening van de richtlijn verpakking en verpakkingsafval heeft tot doel de afvalproductie van verpakkingsafval te verminderen. Dit initiatief en de herziening van de richtlijn verpakking en verpakkingsafval zullen samen meer dan 65 % van al het geproduceerde stedelijk afval (verpakkingen, voedselafval en textielafval) aanpakken en aldus bijdragen tot de overkoepelende doelstelling van de kaderrichtlijn afval en de Europese Green Deal.
Het voorstel van de Commissie voor de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen45 is op 17 november 2021 aangenomen en bij de aanneming van het onderhavige voorstel zijn de onderhandelingen nog gaande. De verordening moet ervoor zorgen dat de EU haar afvalproblemen niet naar derde landen uitvoert en moet de overbrenging voor recycling vergemakkelijken, terwijl overbrenging voor verwijdering wordt ontmoedigd. De maatregelen omvatten criteria om een beter onderscheid te maken tussen gemengd en niet-gemengd afval en tussen gebruikte en afvalgoederen, die voor textiel kunnen worden vastgesteld. Ook wordt een striktere regeling voor de uitvoer naar derde landen van buiten de OESO voorgesteld, evenals een verplichting om de prestaties van inrichtingen voor nuttige toepassing in derde landen te controleren. Tot slot worden maatregelen voorgesteld om de inspanningen voor de handhaving van de regels inzake de overbrenging van afvalstoffen, ook voor textielafval, op te voeren. Bij de uitgevoerde beoordeling is rekening gehouden met de effecten van het voorstel voor de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen. Bovendien wordt in de maatregelen die betrekking hebben op de overbrenging van materialen (maatregelen 2.6 en 2.9) een onderscheid gemaakt tussen textielproducten die bestemd zijn voor hergebruik en niet langer afval zijn (en dus niet onder de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen vallen) en textielproducten waarop de maatregelen in het voorstel rechtstreeks betrekking hebben.
Het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten (verordening duurzame producten)46 biedt een kader voor het vaststellen van voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor specifieke productgroepen om hun circulariteit, energieprestaties en andere milieuduurzaamheidsaspecten aanzienlijk te verbeteren. Voorschriften inzake ecologisch ontwerp kunnen van cruciaal belang zijn voor afvalpreventie en hoogwaardige recycling, aangezien zij de duurzaamheid, repareerbaarheid, recyclebaarheid en gerecyclede inhoud van producten kunnen verbeteren. De ontwikkeling van dergelijke voorschriften kan ook een basis vormen voor de vaststelling van geharmoniseerde financiële bijdragen aan regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor textiel zullen naar verwachting in 2025 of 2026 van kracht worden. Naast de nieuwe voorschriften inzake ecologisch ontwerp, bevat de verordening duurzame producten maatregelen om de vernietiging van niet-verkochte consumentenproducten tegen te gaan. Ten eerste wordt voorgesteld grote ondernemingen te verplichten informatie openbaar te maken over het aantal en de soorten onverkochte consumptiegoederen die zij weggooien. Deze maatregel is bedoeld als een stimulans voor ondernemingen om deze praktijk om reputatieredenen te vermijden, terwijl hij naar verwachting ook een betere empirische onderbouwing zal opleveren over de mate waarin vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen plaatsvindt. Ten tweede zal de verordening duurzame producten de bevoegdheid omvatten om gedelegeerde handelingen vast te stellen om de vernietiging van specifieke groepen niet-verkochte consumentenproducten, zoals textiel, te verbieden, rekening houdend met de informatie uit de algemene openbaarmakingsplicht. Andere belangrijke beleidsterreinen van de Unie zijn de verordening inzake de etikettering van textielproducten47 en de verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach)48.
Juridisch bindende streefdoelen voor de vermindering van voedselafval dragen bij tot een aantal andere beleidsdoelstellingen van de EU, namelijk een vermindering van de broeikasgasemissies, en daarmee tot de EU-doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 en tot de doelstelling van een nettovermindering van de broeikasgasemissies met ten minste 55 % tegen 2030, zoals geformuleerd in het klimaatdoelstellingsplan voor 203049. De vermindering van voedselverspilling leidt ook tot een duurzamer landgebruik, minder mariene eutrofiëring en minder waterschaarste, in overeenstemming met de in de “van boer tot bord”-strategie geformuleerde doelstelling om een duurzaam voedselsysteem tot stand te brengen.
In de strategie wordt voorzien in de vaststelling van een referentiescenario voor voedselafval, rekening houdend met door de lidstaten gerapporteerde nieuwe gegevens, en in de vaststelling van juridisch bindende streefdoelen om voedselverspilling in de hele EU tegen 2023 terug te dringen.
In de strategie voor de bio-economie50 wordt opgeroepen tot maatregelen om bioafvalstromen te hergebruiken, te verminderen en te recyclen. De vermindering van voedselverspilling draagt bij tot de kernbeginselen van de strategie, zoals de circulaire economie, de cascadering van biomassa en de toepassing van de afvalhiërarchie.
In het in februari 2022 gepubliceerde transitietraject voor toerisme51 wordt onder meer gewezen op de vermindering van voedselverspilling in de horecasector. In december 2022 hebben de lidstaten de conclusies van de Raad over de Europese agenda voor toerisme 203052 aangenomen, waarin de Commissie en de lidstaten worden opgeroepen de circulariteit van toerismediensten te verbeteren, onder meer door voedselverspilling aan te pakken.
Ten slotte is voedselverspilling aangemerkt als een van de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de voedselzekerheid, zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde53. Het verminderen van voedselverspilling kan bijdragen tot een grotere veerkracht van voedselsystemen en tot voedselzekerheid in het algemeen door de efficiëntie en productiviteit van de toeleveringsketen te verbeteren en betaalbare voedselprijzen te waarborgen. Door de voedselsystemen efficiënter te maken en een gedragsverandering bij de consument te ondersteunen om onnodige voedselverspilling te voorkomen, kan met dezelfde hoeveelheid geproduceerd voedsel een groter aantal mensen worden gevoed. Het terugdringen van voedselverspilling kan daarom helpen om aan de verwachte toenemende vraag naar voedsel te voldoen en er tegelijkertijd voor zorgen dat ons voedselsysteem binnen de grenzen van onze planeet blijft functioneren. Bovendien kan het terugdringen van voedselverlies en -verspilling bijdragen tot een daling van de voedselprijzen, waardoor de economische toegang tot voedsel mogelijk wordt verbeterd.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Krachtens artikel 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)1 is de EU bevoegd om op het gebied van milieubeleid op te treden om de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren, de menselijke gezondheid te beschermen, bij te dragen tot een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en op internationaal niveau maatregelen te bevorderen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.
Het voorstel is ontwikkeld door middel van een gerichte wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (kaderrichtlijn afval), die het enige rechtsinstrument is om de preventie en het beheer van textielafval in de EU te reguleren en gebaseerd is op artikel 192, lid 1, VWEU. Hoewel er verschillende rechtshandelingen bestaan waarin textielproducten worden gereguleerd (bv. Reach of de verordening inzake de etikettering van textielproducten), is de kaderrichtlijn afval het enige rechtsinstrument waarin alle aspecten van het beheer van textielafval worden geregeld, met inbegrip van specifieke eisen om de gescheiden inzameling, verwerking en verslaglegging te waarborgen.
De gerichte wijziging van de kaderrichtlijn afval bouwt voort op deze bestaande eisen om vastgestelde regelgevingsbelemmeringen weg te nemen en marktfalen aan te pakken door deze bepalingen duidelijker, specifieker en geharmoniseerd te maken om de omvang van potentiële nationale verschillen te verkleinen en de voorwaarden te scheppen voor de uitbreiding van de infrastructuur voor het hergebruik en de recycling van textiel. Bovendien is de invoering van verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel in overeenstemming met de minimumeisen in de EU-wetgeving en wordt harmonisatie nagestreefd. Deze doelstelling wordt verder nagestreefd door de Commissie te belasten met de vaststelling van meer gedetailleerde regels door middel van uitvoeringshandelingen. Voor elke maatregel worden duidelijke toepassingsdata vastgesteld, in overeenstemming met de haalbaarheid ervan en de benodigde aanpassingstijd voor de betrokken belanghebbenden.
Op het gebied van voedselverspilling bouwt de gerichte wijziging van de kaderrichtlijn afval voort op bestaande eisen die betrekking hebben op belangrijke aspecten van de preventie van voedselverspilling (definitie van voedselafval en een gemeenschappelijke methode voor het meten van voedselafval, verplichtingen van de lidstaten om voedselverspilling in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen te verminderen, monitoring van en verslaglegging over de hoeveelheden voedselafval, ontwikkeling van nationale programma’s ter preventie van voedselverspilling) en beheer (bv. gescheiden inzameling).
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Gezien het grensoverschrijdende karakter van de textielwaardeketen vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt is de verkoop, de consumptie en het beheer aan het einde van de levensduur van textiel onlosmakelijk verbonden met de werking van de eengemaakte markt en mondiale waardeketens. De grote afhankelijkheid van grondstoffen wijst op het belang van het bevorderen van circulaire bedrijfsmodellen om het gebruik van primaire grondstoffen te verminderen en de bijbehorende negatieve externe milieueffecten te helpen beperken.
De inzamelings-, sorteer- en recyclingsystemen moeten worden uitgebreid om voorbereid te zijn op de komende verplichting tot gescheiden inzameling en de volledige uitvoering ervan, aangezien verschillende regelgevings- en markttekortkomingen die gevolgen hebben voor alle lidstaten en actoren in de textielwaardeketen momenteel verhinderen dat er voldoende inzamelings-, sorteer- en recyclingcapaciteit beschikbaar is. Het ontbreken van een gemeenschappelijke EU-aanpak van het textielbeheer dreigt een versnippering van de regelgeving te veroorzaken of verder in de hand te werken en de afval- en materiaalstromen te verstoren, waardoor het grensoverschrijdende verkeer van textiel (producten, gebruikt textiel en textielafval) en gecoördineerde actie en snelle investeringen in de hele EU worden belemmerd. Er bestaat een groot risico dat de versnippering van de regelgeving en de administratieve lasten voor belanghebbenden uit de sector, met name kmo’s, verder toenemen als gevolg van de uiteenlopende toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt door nationale regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel. De aanpak van grensoverschrijdende externe milieueffecten, waaronder broeikasgasemissies en de uitvoer van textiel (en als niet-afval verhuld afval) naar derde landen, wordt doeltreffender aangepakt als de EU actie onderneemt, met name omdat de belangrijkste oorzaken van het probleem verband houden met tekortkomingen in de regelgeving als gevolg van het ontbreken van geharmoniseerde definities en versnippering van de regelgeving, en een financieringskloof waarmee alle lidstaten te kampen hebben.
Alle lidstaten produceren voedselafval, wat aanzienlijke grensoverschrijdende externe milieueffecten veroorzaakt. De productie, de opslag, het vervoer en de verwerking van voedsel en de verwijdering van voedselafval veroorzaken milieu- en klimaateffecten (zoals broeikasgasemissies en effecten op landgebruik, biodiversiteit, watergebruik en eutrofiëring) binnen de EU. Daarnaast kan de productie van in de EU geïmporteerd voedsel leiden tot aanzienlijke wereldwijde milieu- en klimaateffecten.
Om in elke lidstaat een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen te waarborgen en de negatieve gevolgen voor het klimaat, de biodiversiteit en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen te verminderen, met voordelen die verder reiken dan de nationale grenzen, moet voedselverspilling in de hele EU op een samenhangende manier worden teruggedrongen. Door het voedselsysteem efficiënter te maken, draagt de vermindering van voedselverspilling ook bij tot de voedselzekerheid in de hele EU.
Levensmiddelen worden op grote schaal verhandeld op de EU-markt en levensmiddelenbedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, hebben behoefte aan samenhang en duidelijkheid over het verwachte ambitieniveau om investeringen en acties op het gebied van de preventie van voedselverspilling te plannen. Een gecoördineerde aanpak op EU-niveau kan betrouwbaarheid en continuïteit waarborgen en zo de invoering van nieuwe bedrijfsmodellen door exploitanten van levensmiddelenbedrijven ondersteunen om de vermindering van voedselverspilling in de hele voedselwaardeketen te versnellen.
Ondanks politieke toezeggingen op internationaal, EU- en nationaal niveau, de bestaande wettelijke voorschriften in de kaderrichtlijn afval en ondersteunende activiteiten van de Commissie, zijn de maatregelen van de lidstaten op het gebied van voedselverspilling verschillend en in het algemeen ontoereikend om de vastgestelde problemen en de ecologische, economische en sociale gevolgen voor consumenten, ondernemingen en de samenleving als geheel aan te pakken. De uiteenlopende inspanningen van de lidstaten om de productie van voedselafval te verminderen en de verschillende verwachtingen ten aanzien van de bijdrage van exploitanten van levensmiddelenbedrijven wijzen erop dat er behoefte is aan meer gecoördineerde en uniforme maatregelen op EU-niveau om vooruitgang te boeken op de schaal en in het tempo die nodig zijn om SDG 12.3 te verwezenlijken.
Het vaststellen van juridisch bindende streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling die de lidstaten tegen 2030 moeten verwezenlijken, zal naar verwachting de inspanningen versterken om doeltreffende strategieën en initiatieven binnen en tussen de lidstaten vast te stellen en uit te breiden, door: het stroomlijnen van de bijdrage van exploitanten van levensmiddelenbedrijven, met name in het kader van grensoverschrijdende toeleveringsketens; ervoor te zorgen dat de drijvende krachten achter de productie van voedselafval (markt en gedrag) door alle lidstaten consequent en gelijktijdig worden aangepakt, in overeenstemming met de maatregelen die tot dusver zijn genomen door de, vooralsnog weinige, koplopers; en het versnellen van de ontwikkeling van doeltreffende nationale strategieën ter preventie van voedselverspilling door de verspreiding van goede praktijken en het verder benutten van de kennisbasis van de EU met betrekking tot de preventie van voedselverspilling.
Het vaststellen van doelstellingen in de afvalwetgeving van de EU is een beleidsinstrument dat de lidstaten ertoe zou verplichten actie te ondernemen, maar dat tegelijkertijd volledige flexibiliteit biedt bij de keuze van de benodigde maatregelen. De lidstaten kunnen daarom de beleidsinstrumenten kiezen die, afhankelijk van de specifieke situatie op hun respectieve grondgebied, het meest doeltreffend en efficiënt zouden zijn.
• Evenredigheid
De regelgevingsaanpak van de kaderrichtlijn afval, waarbij bepaalde elementen van het afvalbeheer worden geharmoniseerd (definities, kwantitatieve of kwalitatieve doelstellingen om de afvalhiërarchie operationeel te maken, het beginsel dat de vervuiler betaalt, rapportagevereisten) en ruimte wordt gelaten voor nationale en lokale uitvoeringsmaatregelen (afvalbeheerplanning en afvalvergunningen), is in overeenstemming met maatregelen op EU-niveau die beperkt blijven tot de mate die strikt noodzakelijk is.
Een grotere harmonisatie van de benaderingen van het beheer van textielafval wat betreft het toepassingsgebied van textiel, duidelijke definities, minimale vereisten inzake overbrenging en verwerking om de afvalhiërarchie operationeel te maken, organisatorische kenmerken van systemen voor de inzameling van textiel en lastenverdeling zouden rechtszekerheid bieden voor de noodzakelijke gezamenlijke inspanningen van de belanghebbenden in de textielwaardeketen (lidstaten, sociale ondernemingen, afvalbeheerders, producenten, andere economische actoren, burgers) om te investeren in de ontwikkeling van infrastructuur in de hele EU om hergebruik en recycling te maximaliseren. Deze exploitanten behalen economische efficiëntie dankzij schaalvoordelen en lagere nalevingskosten doordat zij zich slechts aan één uniforme regelgevingsaanpak voor de hele EU hoeven te houden, waarvoor maatregelen op EU-niveau vereist zijn. Een geharmoniseerde aanpak om het financieringstekort te dekken door middel van gemeenschappelijke regels voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waarbij andere regelgevingsbarrières die een grotere uniformiteit bij het sorteren van inputs en outputs van textielafval en grensoverschrijdende overbrengingen voor sortering, hergebruik en recycling in de weg staan, worden weggenomen, zou de economische lasten voor de industrie en kmo’s aanzienlijk verminderen en hun concurrentievermogen in stand houden. Aangezien de textielsector voor 99 % uit kmo’s bestaat, zal de naleving van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid collectief worden uitgeoefend door organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen de verantwoordelijkheid op zich nemen, waardoor de administratieve lasten voor kmo’s aanzienlijk zullen afnemen. De gecombineerde verbetering van de milieukwaliteit kan als een belangrijk nevenvoordeel worden beschouwd. Om de gevolgen voor kmo’s verder te beperken, worden micro-ondernemingen (tot tien werknemers), die 88 % van alle ondernemingen in de sector uitmaken, vrijgesteld van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waardoor de administratieve lasten en de gevolgen voor kmo’s aanzienlijk worden verlicht.
De textielsector wordt gedomineerd door kmo’s. Ongeveer 88 % van de sector bestaat uit micro-ondernemingen. Het voorstel is specifiek toegesneden op het minimaliseren van de financiële en administratieve gevolgen voor micro-ondernemingen, met name door alle micro-ondernemingen vrij te stellen van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Alle overige kmo’s (d.w.z. kmo’s die geen micro-ondernemingen zijn) zouden nog steeds onder de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen. Tegelijkertijd zou de bevordering van hergebruik en recycling ook de kmo’s ondersteunen die onder de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen (d.w.z. kmo’s die geen micro-ondernemingen zijn) door te zorgen voor meer financiering in vergelijking met de huidige situatie en een stabieler aanbod van herbruikbare en recyclebare textielgrondstoffen op de markt.
Wat voedselverspilling betreft, geven de voorgestelde streefdoelen voor het verminderen van voedselafval geen aanleiding tot nieuwe maatregelen op EU-niveau. De vaststelling van streefdoelen geeft de lidstaten de vrijheid om maatregelen te kiezen die het meest doeltreffend zijn en op hun specifieke nationale situatie zijn afgestemd. De lidstaten zijn niet verplicht om andere nieuwe maatregelen met betrekking tot de vermindering van voedselverspilling te nemen dan die welke reeds in de kaderrichtlijn afval zijn vastgesteld (d.w.z. vermindering van voedselverspilling in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen, ontwikkeling van programma’s ter preventie van voedselverspilling, uitvoering van daarmee verband houdende maatregelen, monitoring van en verslaglegging over de geboekte vooruitgang). Bovendien hebben de lidstaten zich er sinds de goedkeuring van de agenda voor duurzame ontwikkeling in 2015 al toe verbonden maatregelen te nemen om voedselverspilling te verminderen teneinde bij te dragen tot SDG 12.3, die in feite een niet-bindende, ambitieuze doelstelling is.
Uit de ervaring van toonaangevende landen blijkt dat de maatregelen die de regeringen tot nu toe hebben genomen, gebaseerd zijn op de vrijwillige verbintenis van economische actoren in de voedselvoorzieningsketen om gemeenschappelijke routekaarten op te stellen teneinde een gemeenschappelijke doelstelling voor de vermindering van voedselverspilling te bereiken. Momenteel wordt op EU-niveau financiële bijstand (in de vorm van subsidies voor acties) aangeboden om belanghebbenden te ondersteunen bij het nemen van concrete maatregelen om de meting en preventie van voedselverspilling te verbeteren. De subsidies die tot dusver door de Commissie in het kader van het programma voor de eengemaakte markt zijn verleend, zijn met name gericht op kmo’s om in hun specifieke behoeften te voorzien en de ontwikkeling en verspreiding van beste praktijken te ondersteunen.
De verdere uitwisseling van kennis, beste praktijken, instrumenten, richtsnoeren en ervaringen zal worden voortgezet via het EU-platform (met inbegrip van zijn subgroepen) en de speciale website (EU-hub voor de preventie van voedselverlies en -verspilling).
De maatregelen gaan in hun geheel niet verder dan wat nodig is om naleving van de regelgeving te waarborgen en tegelijkertijd de gezondheid van het milieu te beschermen.
• Keuze van het instrument
Gezien de bovenstaande uitleg, d.w.z. een wijziging van de kaderrichtlijn afvalstoffen, is een richtlijn het juiste instrument om te gebruiken. Een richtlijn biedt de mogelijkheid om bepaalde elementen te harmoniseren, terwijl lidstaten rekening kunnen houden met nationale bijzonderheden bij het omzetten van de richtlijn.
De kaderrichtlijn afval is het enige juridische instrument om de preventie en het beheer van textielafval in de EU te reguleren en is gebaseerd op artikel 192, lid 1, VWEU. Hoewel er verschillende rechtshandelingen bestaan waarin textielproducten worden gereguleerd (bv. Reach of de verordening inzake de etikettering van textielproducten), is de kaderrichtlijn afval het enige rechtsinstrument waarin alle aspecten van het beheer van textielafval worden geregeld, met inbegrip van specifieke eisen om de gescheiden inzameling, verwerking en verslaglegging te waarborgen.
Voedselverspilling wordt ook gedefinieerd en gereguleerd in de kaderrichtlijn afval. Hoewel een aantal individuele maatregelen die kunnen bijdragen tot de vermindering van voedselverspilling, vallen onder wetgeving met betrekking tot de werking van de levensmiddelenmarkt, voedselveiligheid of voedselinformatie aan consumenten op het niveau van de Unie, maakt het algemene wetgevingskader voor de preventie van voedselverspilling, met inbegrip van de monitoring van en de verslaglegging over voedselverspilling en de ontwikkeling van nationale programma’s ter preventie van voedselverspilling, deel uit van de kaderrichtlijn afval.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Ex-postevaluaties
Er zijn geen ex-postevaluaties uitgevoerd, aangezien de laatste wijziging van de kaderrichtlijn afval pas in 2018 heeft plaatsgevonden. Het zou dan ook voorbarig zijn geweest om een ex-postevaluatie uit te voeren van de recente wijzigingen die nog niet volledig zijn doorgevoerd. Daarnaast bevat de kaderrichtlijn afval specifieke herzieningsclausules voor specifieke afvalstromen, wat zou resulteren in analyses van de effecten van de huidige bepalingen.
• Raadpleging van belanghebbenden
De raadplegingsmethode en de raadplegingsstrategie zijn uiteengezet in het verzoek om input voor een voorstel over “Effect van afvalbeheer op het milieu — EU-kader afvalstoffen”1 en de aanvangseffectbeoordeling “Voorstel voor een herziening van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen — Deel inzake doelstelling voor de vermindering van voedselverspilling”2. Aangezien de twee voorstellen tot doel hebben dezelfde rechtshandeling op dezelfde rechtsgrondslag te wijzigen, is besloten ze samen te voegen. De openbare raadpleging van mei tot augustus 2022 had daarom betrekking op beide afvalstromen.
Textielafval
In het kader van het verzoek om input heeft de Commissie 1973 afzonderlijke antwoorden ontvangen. De respondenten zijn gevestigd in 25 verschillende landen, waaronder vier niet-EU-landen: 65 in België, wat het aantal brancheorganisaties en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) in dat land weerspiegelt, 23 in Duitsland, 16 in Frankrijk, 14 in Nederland en 12 in Italië.
Uit de resultaten van de raadpleging bleek dat er algemene steun was voor de noodzaak om het beheer van textiel te verbeteren in overeenstemming met de afvalhiërarchie, en er werd opgeroepen om de huidige marktsituatie, waarin verwijdering de voorkeursoptie is, aan te pakken. Er was algemene steun voor de invoering van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt, ook van de betrokken sector. Er werd echter sterk aangedrongen op een zo groot mogelijke harmonisatie om de gevolgen voor de sector, die wordt gedomineerd door kmo’s, te beperken, met name om bij de toepassing van de afstemmingseisen voor de bijdragen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te zorgen voor volledige samenhang met de voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor textielproducten in het kader van de verordening duurzame producten. Vertegenwoordigers van de recyclingsector herinnerden eraan dat voor de bijbehorende regelingen voor de recycling van textiel passende overgangsperioden nodig zijn om recyclingcapaciteit en -systemen op te zetten om de kwaliteit van de input te waarborgen. Het moderne kledingontwerp, waarbij de textielsamenstelling gemengd is, vormt een uitdaging op het gebied van recycling, net als het gebrek aan geautomatiseerde sorteertechnologieën en de benodigde capaciteit om grondstoffen voor recycling voor te bereiden. Belanghebbenden op het gebied van hergebruik en ngo’s wezen op bewijs dat tweedehandskleding bijdraagt aan de vermindering van textielafval, en dat gescheiden inzameling van gebruikt textiel en niet alleen van afval van textiel essentieel is om hergebruik te waarborgen. De vertegenwoordigers van de textielindustrie benadrukten ook de sociaaleconomische en milieuvoordelen van circulaire bedrijfsmodellen zoals het huren van textiel om de levensduur van textiel te verlengen in vergelijking met textiel in eigendom. Belanghebbenden uit verschillende groepen belanghebbenden benadrukten het belang van geharmoniseerd gebruik van textielafval en gebruikt textiel om het grensoverschrijdend verkeer van dergelijke materialen te vergemakkelijken en illegale overbrengingen van als gebruikte producten verhuld afval aan te pakken, met name om tegemoet te komen aan de bezorgdheid van sommige belanghebbenden over de milieuhygiënisch verantwoorde behandeling van uitgevoerd gebruikt textiel en textielafval, met name ongesorteerd textiel. Soortgelijke krachtige oproepen van een brede groep belanghebbenden hadden betrekking op de noodzaak om de definities van textiel en van de producten die onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen en de belangrijkste kenmerken daarvan te harmoniseren, met name om het risico van versnippering van de markt en wetgeving en administratieve lasten te verminderen, aangezien verschillende landen overwegen regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in te voeren.
Van 24 mei 2022 tot 24 augustus 2022 werd een openbare raadpleging gehouden om aanvullend bewijsmateriaal over het basisscenario te verzamelen, meningen en inzichten te verzamelen over kwesties in verband met textielafval, de haalbaarheid en mogelijke effecten van alternatieve maatregelen en om voorbeelden van beste praktijken en standpunten over de subsidiariteit van mogelijke maatregelen te verzamelen. De Commissie heeft in totaal 731 geldige reacties4 ontvangen. Daarnaast hebben 207 respondenten schriftelijke bijdragen ingediend. De respondenten waren voornamelijk bedrijfs- en brancheorganisaties en ondernemersverenigingen (40 %, 299 antwoorden) en EU-burgers (36 %, 255 antwoorden). 94 % van de respondenten (693 antwoorden) is gevestigd in de EU en de meeste daarvan zijn gevestigd in België (16 %, 119 antwoorden)5, Duitsland (13 %, 96 antwoorden), Italië (11 %, 82 antwoorden) en Frankrijk (8 %, 63 antwoorden).
Het is belangrijk te benadrukken dat textielafval het soort afval is waarover de ondervraagde respondenten zich het minst zorgen maken: slechts 63 % van de ondernemingen en ondernemersverenigingen gaf aan zich zorgen te maken. De overige belanghebbenden (EU-burgers, ngo’s en overheidsinstanties) toonden zich meer bezorgd over deze kwestie. Meer dan de helft van de respondenten was het ermee eens of sterk mee eens dat zij deelnamen aan de gescheiden inzameling van textielafval, waarbij de resultaten varieerden naargelang de groep belanghebbenden. EU-burgers liepen voorop bij de inzameling van textielafval, gevolgd door overheidsinstanties, en ngo’s, ondernemingen en ondernemersverenigingen kwamen op de laatste plaats. Slechts 40 % van de overheidsinstanties, 32 % van de ondernemingen en brancheorganisaties, 28 % van de EU-burgers en 24 % van de ngo’s was het er echter mee eens of sterk mee eens (221 antwoorden) dat zij tevreden waren met het inzamelingssysteem voor textielafval in hun woonplaats.
Bijna 30 standpuntnota’s hadden betrekking op textielafval, waarvan ongeveer de helft afkomstig was van kmo’s of organisaties die hen vertegenwoordigen. Kleine en middelgrote ondernemingen wezen erop dat er momenteel geen grootschalig plan is voor de verwerking van textielafval. Zij benadrukten de noodzaak om duurzaam textiel van hoge kwaliteit te bevorderen, het hergebruik ervan te verbeteren, waar mogelijk voor hergebruik voor te bereiden en om voldoende infrastructuur voor sortering voor hergebruik, recycling en verwerking te versterken. Zij raadden ook aan wijzigingen in het ontwerp en de consumptiepatronen van textiel door te voeren en de hoeveelheid textielafval te verminderen door middel van een ambitieus afvalbeleid. Dezelfde opvattingen over duurzaamheid en hergebruik van textiel, alsook over sorteer- en recyclingcapaciteit werden gedeeld door de recyclingindustrie, die ook opmerkte dat circulaire en sociale waardeketens voor textiel moeten worden ontwikkeld.
Een van de aanbevelingen was de noodzaak om kwantitatieve streefdoelen voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik vast te stellen en de systemen voor gescheiden inzameling te verbeteren. Kmo’s merkten op dat regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ervoor moeten zorgen dat de afvalhiërarchie wordt gehandhaafd door kwantitatieve doelstellingen vast te stellen voor afvalpreventie en voorbereiding voor hergebruik, een geharmoniseerde aanpak van ecogemoduleerde heffingen en eerlijke mededinging op de recyclingmarkten te waarborgen, exploitanten op het gebied van de voorbereiding voor hergebruik toegang te verlenen tot de afvalstroom, en sociale ondernemingen als belangrijke belanghebbenden te betrekken bij de ontwikkeling, het beheer en de werking van deze regelingen. Zij pleitten ook voor samenhang met andere regelgevingsinitiatieven, zoals de verordening duurzame producten en de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen, en voor de harmonisatie van einde-afvalcriteria op EU-niveau, die ook door de recyclingindustrie werden onderschreven. Kmo’s wezen er ook op dat er richtsnoeren nodig zijn om een hoog niveau van gescheiden ingezameld textiel te bereiken en dat de ontwikkeling van vezelsortering en voorbehandeling essentieel is om de recycling van afval na de consumptiefase te vergroten. In sommige standpuntnota’s is een geharmoniseerde definitie van textielafval besproken.
Daarnaast zijn er interviews met belanghebbenden gehouden. In april en mei 2022 werden interviews georganiseerd met geselecteerde belanghebbenden uit alle groepen belanghebbenden, die in de eerste plaats gericht waren op een breder toepassingsgebied en vervolgens gericht waren op gebruikt textiel en textielafval. Er werden 27 individuele/groepsinterviews gehouden met betrekking tot probleemidentificatie, reikwijdte van de doelstellingen en het verzamelen van bewijsmateriaal over de effecten van opties en maatregelen. Volgens de belanghebbenden moet een EU-kader voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid specifieke elementen bevatten om doeltreffend te zijn. De maatregelen inzake hergebruik, reparatie en gescheiden inzameling moeten afdwingbare, bindende doelstellingen omvatten om producenten te stimuleren de overgang naar circulariteit te maken. Wat het toepassingsgebied van het initiatief betreft, stelden sommige belanghebbenden voor om de inzameling uit te breiden tot textielafval van huishoudens en textielafval van exploitanten dat vergelijkbaar is met huishoudtextiel, zoals kleding, huishoud- en interieurtextiel, tassen van textiel en textielaccessoires; zij uitten echter hun bezorgdheid over schoenen en technisch textiel. Zij stelden ook voor het toepassingsgebied in eerste instantie te beperken en geleidelijk uit te breiden zodra de infrastructuur er is, en de GN-codes van het douanetarief te gebruiken om te bepalen welke textielproducten onder de voorgestelde regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen.
De belanghebbenden verschilden van mening over richtsnoeren. Wat de streefdoelen betreft, raadden de belanghebbenden aan om streefdoelen met een geleidelijke verhoging van het ambitieniveau in de loop van de tijd te ontwikkelen, afhankelijk van de consumptieniveaus, alsook afdwingbare streefdoelen voor de vermindering van hulpbronnen voor de textielproductie, bijvoorbeeld door middel van een streefdoel voor gerecyclede inhoud. Zij benadrukten ook dat alle streefdoelen moeten worden gecombineerd met de opschaling van recyclingtechnologieën in de lidstaten en dat de streefdoelen voor hergebruik ervoor moeten zorgen dat hergebruik daadwerkelijk plaatsvindt. Zij merkten op dat het belangrijk is te overwegen dat de streefdoelen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van textielafval gebaseerd moeten zijn op de afvalhiërarchie.
De gerichte raadpleging voor gebruikt textiel en textielafval vond plaats in de vorm van vier virtuele workshops voor belanghebbenden die met behulp van digitale whiteboards discussies voerden, met de hele groep en in subgroepen. Daarnaast werden een vergadering van de deskundigengroep voor de kaderrichtlijn afval (lidstaten), interviews en een conferentie over de toekomst van Europa gebruikt om doelgerichter bewijsmateriaal te verkrijgen.
De informatie die tijdens de raadpleging van belanghebbenden is verzameld, heeft bijgedragen tot de vaststelling van de problemen en de beleidsopties die moeten worden aangepakt.
Voedselafval
In het kader van de aanvangseffectbeoordeling werden 85 bijdragen ontvangen van respondenten uit 17 lidstaten en 2 derde landen (Verenigd Koninkrijk en de VS). De meeste bijdragen waren afkomstig van ondernemersverenigingen (27), gevolgd door ngo’s (18, waarvan 12 met een focus op het milieu), bedrijven (11), EU-burgers (9), consumentenorganisaties (4) en milieuorganisaties (3). Zes overheidsinstanties (waaronder 3 lidstaten) hebben via het feedbackmechanisme input geleverd.
Over het algemeen spraken de belanghebbenden hun steun uit voor het wetgevingsinitiatief van de EU, dat van essentieel belang wordt geacht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal op het gebied van klimaatneutraliteit en de transitie naar duurzame voedselsystemen, zoals bepleit in de “van boer tot bord”-strategie. De meeste belanghebbenden bevestigen dat de doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling betrekking moeten hebben op de hele toeleveringsketen (als afspiegeling van een geïntegreerde benadering van voedselsystemen), met een toekomstige EU-doelstelling in overeenstemming met duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 12.3. Sommige respondenten uit de industrie (voornamelijk uit de sectoren primaire productie en verwerking) zijn voorstander van een doelstelling die uitsluitend gericht is op de detailhandel en consumptie, maar andere belanghebbenden uit de industrie en ngo’s pleiten voor een holistische aanpak die een gedeelde verantwoordelijkheid tussen alle actoren waarborgt. Verschillende belanghebbenden benadrukken dat er behoefte is aan een solide empirische basis voor het vaststellen van streefdoelen, evenals een uitgangssituatie die de inspanningen weerspiegelt van degenen die al eerste resultaten hebben geboekt. Ongeveer een derde van de ontvangen bijdragen (50 %), waaronder bijdragen van bijna alle ngo’s, riep op tot ambitieuze maatregelen en een hoog streefniveau; drie bijdragen van lidstaten suggereerden daarentegen dat de basisoptie of tussenliggende opties realistischer waren. Sommige belanghebbenden (van milieu- en consumenten-ngo’s en van) sociale ondernemingen pleiten bovendien voor de integratie van voedselverliezen op landbouwbedrijven in het toekomstige wetgevingsvoorstel, terwijl primaire producenten beweren dat dergelijke verliezen niet kunnen worden aangepakt (zowel om juridische als om operationele redenen). Tot slot roepen veel belanghebbenden op tot beleidscoherentie en de noodzaak om een cultuur op te bouwen waarbij de waarde van voedsel wordt erkend om de systemische problemen in verband met voedselsystemen aan te pakken.
De openbare raadpleging, die liep van 24 mei 2022 tot en met 24 augustus 2022, had betrekking op zowel textielafval als voedselverspilling. Wat de vermindering van voedselverspilling betreft, waren de belanghebbenden in alle groepen het eens of sterk eens (meer dan 90 %) met de voordelen van het terugdringen van voedselverspilling, waarbij “helpen om de milieueffecten te verminderen” en “helpen om de klimaatverandering te beperken” als belangrijkste doelstellingen werden genoemd. De respondenten wezen op de belangrijkste actoren die meer actie moeten ondernemen om voedselverspilling terug te dringen, zoals consumenten, detailhandelaren en andere distributeurs, levensmiddelenproducenten, de horecasector en cateringdiensten. De respondenten merkten op dat de belangrijkste uitdagingen voor de vermindering van voedselverspilling verband houden met de noodzaak voor consumenten om nieuwe gewoonten aan te nemen, zoals betere vaardigheden op het gebied van voedselbeheer, gevolgd door de noodzaak voor ondernemingen om de preventie van voedselverspilling in hun activiteiten te integreren. Overheidsinstanties vonden het belangrijker dan andere groepen dat er voldoende actie wordt ondernomen in het nodige tempo om de mondiale toezeggingen om de voedselverspilling tegen 2030 te halveren. Wat mogelijke EU-maatregelen ter verbetering van afvalpreventie betreft, was 74 % van de respondenten (488 antwoorden) het eens of sterk eens met de vaststelling van juridisch bindende doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling, met nog meer steun van overheidsinstanties (86 %, 25 antwoorden).
53 standpuntnota’s die via de openbare raadpleging werden ontvangen, waren gericht op voedselverspilling of bevatten overwegingen over dit onderwerp. Er werden 26 documenten met opmerkingen over voedselverspilling ontvangen van ondernemersverenigingen, 12 van non-profitorganisaties, 8 van ondernemingen en 7 van overheidsinstanties. In de meeste standpuntnota’s werd overeenstemming bereikt over de vaststelling van doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling, met 10 nota’s waarin wordt gepleit voor ambitieuze doelstellingen (50 % reductie) en 18 voor de toepassing van doelstellingen in alle stadia van de toeleveringsketen. Twee bedrijfsorganisaties waren het echter niet eens over het vaststellen van doelstellingen in het stadium van de primaire productie, vanwege de onevenwichtige machtsverhouding in de toeleveringsketen en de marktdynamiek waar landbouwers geen controle over hebben. In verschillende nota’s werd benadrukt hoe belangrijk het is prioriteit te geven aan acties met het grootste milieu- of klimaateffect, en werd ook gewezen op de rol van verpakkingen bij het voorkomen van voedselverspilling, voornamelijk door ondernemersverenigingen. Wat betreft de acties en beleidsinitiatieven die de EU zou moet ondernemen, werden de regels inzake datumetikettering en acties in verband met bewustmaking en onderwijs het vaakst genoemd, waarbij sommigen ook verwezen naar verbeterde monitoringsystemen en één voorstelde om fiscale stimulansen voor voedseldonaties te bieden. Sommige belanghebbenden bepleitten ook voor coherentie tussen voedselverspilling en ander gerelateerd beleid (bv. etikettering, klimaatactie, gemeenschappelijk landbouwbeleid).
Er werden gegevens verzameld over initiatieven voor de preventie van voedselverspilling aan de hand van twee enquêtes die naar deskundigen van de lidstaten en belanghebbenden in de voedselwaardeketen werden gestuurd. Beide onderzoeken waren gericht op het verzamelen van kwantitatieve gegevens over de kosten van initiatieven ter preventie van voedselverspilling en over de hoeveelheid voorkomen voedselverspilling. Daarnaast werden vier interviews gehouden met geselecteerde belanghebbenden die op de enquête hadden gereageerd (twee ondernemingen, een non-profitorganisatie en een overheidsinstantie) om aanvullende gegevens te verzamelen en inzicht te verschaffen in hun initiatieven en/of de via de enquêtes verstrekte informatie te verduidelijken.
Tot slot werden vier gerichte raadplegingsbijeenkomsten georganiseerd met het EU-platform inzake voedselverlies en -verspilling. Het EU-platform inzake voedselverlies en -verspilling bestaat uit internationale organisaties, EU-instellingen, deskundigen van de lidstaten en belanghebbenden uit de voedselvoorzieningsketen, waaronder landbouwers, de industrie, milieu-, consumenten- en andere ngo’s (waaronder voedselbanken en andere liefdadigheidsinstellingen). Organisaties uit de particuliere sector in de voedselwaardeketen vertegenwoordigen kmo’s en hun specifieke activiteitensector (bv. voedselproductie, detailhandel, cateringdiensten enz.).
De meest voorkomende kwesties die door belanghebbenden aan de orde werden gesteld, waren de noodzaak om streefdoelen vast te stellen voor alle schakels in de voedselvoorzieningsketen, waarbij sommigen het belang benadrukten van monitoring en integratie van voedselverliezen op landbouwbedrijven vóór de oogst; het belang om rekening te houden met de veiligheid van levensmiddelen en diervoeders (met name naar voren gebracht door organisaties uit de particuliere sector); de bezorgdheid over de keuze van 2020 als uitgangspunt voor de vaststelling van streefdoelen vanwege de gevolgen van COVID-19 (benadrukt door sommige lidstaten en ngo’s); de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen en rekening te houden met eetbaar en niet-eetbaar voedselafval (genoemd door organisaties uit de particuliere sector); en de mogelijkheid om bij de vaststelling van de uitgangswaarde rekening te houden met de resultaten die de lidstaten reeds hebben behaald (benadrukt door lidstaten en organisaties uit de particuliere sector).
In het kader van de afronding van de effectbeoordeling heeft de Commissie voorts een vergadering bijeengeroepen van de deskundigengroep van de lidstaten inzake voedselverlies en -verspilling (7 maart 2023) en een gezamenlijke vergadering van het EU-platform inzake voedselverlies en -verspilling en de adviesgroep voor de duurzaamheid van voedselsystemen (13 maart 2023). De bovengenoemde kwesties werden herhaald en er werd verdere feedback gegeven over de overweging van verschillende beleidsopties voor het vaststellen van streefdoelen.
De informatie die tijdens de bovengenoemde raadplegingen van belanghebbenden is verzameld, heeft bijgedragen tot de kennis die nodig is voor het bepalen van de beleidsopties, met name dat doelstellingen niet beperkt blijven tot de consumptie- en detailhandelsfase, maar de voedselvoorzieningsketen in brede zin moeten omvatten. De gegevens over de kosten van de preventie van voedselverspilling die in het kader van de enquête voor belanghebbenden werden verzameld, vertoonden een grote variabiliteit en waren over het algemeen hoger dan de waarden die in de literatuur terug te vinden zijn. Daarom werden zij niet rechtstreeks in het model gebruikt om de macro-economische effecten van de doelstellingen te berekenen.
Burgerpanel
Als vervolg op de Conferentie over de toekomst van Europa kondigde de Commissie een “nieuwe generatie” burgerpanels aan om willekeurig geselecteerde burgers te raadplegen alvorens bepaalde belangrijke voorstellen op Europees niveau te doen. Voedselverspilling werd geselecteerd uit de eerste drie onderwerpen die door burgers moesten worden behandeld (samen met virtuele werelden en leermobiliteit), en het panel werd bijeengeroepen voor drie sessies, die van december 2022 tot februari 2023 werden gehouden. Hoewel het burgerpanel geen deel uitmaakte van de raadplegingsactiviteiten die werden georganiseerd met het oog op de voorbereiding van het wetgevingsvoorstel, zullen de aanbevelingen van de burgers6 de werkzaamheden van de Commissie op het gebied van de preventie van voedselverspilling blijven ondersteunen en zijn zij in aanmerking genomen bij de voorbereiding van dit wetgevingsvoorstel. De aanbevelingen van de burgers zullen ook als leidraad dienen om de lidstaten te helpen de in dit voorstel opgenomen streefdoelen inzake de vermindering van voedselverspilling te bereiken.
In de 23 aanbevelingen van de burgers wordt benadrukt dat een brede benadering van voedselsystemen moet worden gevolgd, waarbij alle actoren worden betrokken en de samenwerking in de hele voedselvoorzieningsketen wordt versterkt. Deze alomvattende aanpak wordt voorgesteld in de drie onderwerpen die in de aanbevelingen van het panel aan bod komen: 1) Samenwerking in de voedselwaardeketen: van boer tot bord; 2) Initiatieven van levensmiddelenbedrijven; en 3) Ondersteuning van een gedragsverandering bij de consument.
De aanbevelingen van de burgers weerspiegelen de drie belangrijkste gebieden waarop de lidstaten actie moeten ondernemen om de vermindering van voedselverspilling op nationaal niveau te versnellen en de toekomstige streefdoelen te bereiken. Het overkoepelende EU-regelgevingskader voor de preventie van voedselverspilling dat is vastgelegd in de kaderrichtlijn afval en de ondersteunende maatregelen die op EU-niveau worden genomen, zullen ook voortbouwen op de aanbevelingen en de lidstaten ondersteunen bij het verwezenlijken van de toekomstige doelstellingen.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Textielafval
Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek heeft tijdens de fasen van de effectbeoordeling een belangrijke wetenschappelijke bijdrage geleverd, onder meer door documenten te evalueren en bewijsmateriaal over de kwestie te publiceren7:
De Commissie heeft opdracht gegeven tot een externe studie ter ondersteuning van deze effectbeoordeling van beleidsopties voor een herziening van de kaderrichtlijn afval in 2023 — Specifiek contract nr. 090202/2021/861277/ENV.B.3. De studie werd ook ondersteund door verschillende adviezen van deskundigen en technische studies die in de bijlage bij de effectbeoordeling zijn opgenomen.
Voedselverspilling
Naast de aanvangseffectbeoordeling en de hierboven beschreven openbare en gerichte raadplegingen, werd de effectbeoordeling op het gebied van voedselverspilling ondersteund door de volgende bijdragen van deskundigen:
- Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek heeft een cruciale wetenschappelijke bijdrage geleverd door twee verslagen op te stellen met een analyse ter ondersteuning van de ontwikkeling van de effectbeoordeling van de herziening van de kaderrichtlijn afval, met name wat betreft de haalbaarheid van het vaststellen van doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling:
- Europese Commissie, Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, Setting the scene for an EU initiative on food waste reduction targets, 20238
- Europese Commissie, Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, Assessing the economic, social and environmental impacts of food waste reduction targets — A model-based analysis, 20239
- Op 25 oktober 2022 publiceerde Eurostat de eerste specifieke statistische monitoring van de hoeveelheid voedselafval in de Europese Unie, ondersteund met aanvullende toelichtingen op de gegevens over de hoeveelheden voedselafval in de EU. De beschrijving en interpretatie van de gegevens en de methode zijn te vinden op de website “Statistics Explained” van Eurostat over voedselverspilling10. De gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt in maart 2023.
• Effectbeoordeling
Het voorstel is onderbouwd met een effectbeoordeling. De effectbeoordeling bevat in grote mate twee op zichzelf staande delen die afzonderlijk betrekking hebben op voedselverspilling en textielafval, aangezien beide onderwerpen in termen van behandelde problemen, vastgestelde doelstellingen en vastgestelde opties verschillende specifieke kenmerken hebben die niet met dezelfde aanpak kunnen worden beantwoord.
Nadat de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing in zijn oorspronkelijke negatief advies van 17 maart 2023 werden behandeld en de nodige wijzigingen en aanvullingen werden aangebracht, is er op 26 mei 2023 een positief advies met voorbehoud over de effectbeoordeling ontvangen.
Gedetailleerde opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing en de wijze waarop daarmee rekening is gehouden, zijn te vinden in tabel 1 in bijlage I bij de effectbeoordeling bij dit voorstel.
In de effectbeoordeling zijn alle mogelijke maatregelen voor analyse bijeengebracht op basis van bijdragen van een externe adviseur, workshops voor belanghebbenden, een openbare onlineraadpleging en gerichte interviews. De diverse, complexe en vaak onderling samenhangende maatregelen zijn gegroepeerd in drie beleidsopties, die zijn vergeleken met een scenario met ongewijzigd beleid.
Inhoudsopgave
- De drie beleidsopties voor textiel kunnen als volgt worden samengevat:
- - 913 miljoen EUR per jaar voor sorteerverplichtingen
- - 7,79 miljoen EUR per jaar voor producenten om verslag uit te brengen met het oog op uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
- - 208 EUR per bevoegde autoriteit en 78 EUR per exporteur op jaarbasis per inspectie
- - Een daling van het landbouwinkomen met 4,2 miljard EUR per jaar
- - Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid: totaal jaarlijks rendement op recyclinginvesteringen van 3,5-4,5 miljard EUR (inclusief de voordelen die voor de andere maatregelen zijn aangegeven)
- - Totale toegevoegde waarde voor de economie van de EU: 1,6 miljard EUR (inclusief bovengenoemde kosten)
- - Besparingen op de uitgaven voor levensmiddelen van 439 EUR per jaar per huishouden (4 personen)
- - Vermindering van de uitstoot van verontreinigende stoffen in de lucht, het water en de bodem die anders het gevolg zouden zijn van slecht afvalbeheer
- - Vermindering van de mariene eutrofiëring met 532 miljoen kg netto equivalente hoeveelheid (NEH)
- - Schepping van 8 740 banen in de textielsector en beperking van de sociale gevolgen van EU-afval in derde landen (geen netto-effectbeoordeling; zie bijlage 4 voor details en onderliggende aannames)
- Besparingen op de uitgaven voor levensmiddelen van 439 EUR per jaar per huishouden (4 personen)
- Schepping van 8 740 banen op het gebied van afvalbeheer, maar een verlies van maximaal 135 000 banen in de agrovoedingssector (zal naar verwachting worden gecompenseerd in andere sectoren)
- Artikel 1 bevat de wijzigingen van de kaderrichtlijn afval, met name de volgende artikelen van die richtlijn:
- Optie 1 — De lidstaten ondersteunen bij de uitvoering en handhaving van de huidige bepalingen door middel van een meer geharmoniseerde toepassing van definities, benaderingen van gescheiden inzameling en toewijzing van de verantwoordelijkheid voor afvalbeheer door niet-bindende richtsnoeren en aanbevelingen vast te stellen en de bestaande mandaten van de Commissie voor secundaire wetgeving uit te oefenen, en de huidige platforms van belanghebbenden voor begeleiding en uitwisseling van beste praktijken te verbeteren. Met deze optie worden alle oorzaken van problemen en beide specifieke doelstellingen aangepakt, maar het effect kan beperkt zijn omdat de maatregelen alleen niet-bindende instrumenten omvatten.
- Optie 2 — aanvullende bindende regelgevingsvereisten om de prestaties op het gebied van afvalbeheer te verbeteren in overeenstemming met de afvalhiërarchie door middel van een gerichte wijziging van de kaderrichtlijn afval. Het doel van de wijzigingen is nieuwe operationele verplichtingen voor de lidstaten, textielproducenten en afvalbeheerders in het leven te roepen. Zij zouden de definities op EU-niveau verduidelijken en harmoniseren, het toepassingsgebied van de bestaande rapportageverplichtingen verduidelijken om de robuustheid van gegevens te verbeteren, het toepassingsgebied van de verplichtingen inzake gescheiden inzameling verduidelijken en nieuwe operationele verplichtingen voor afvalverwerkers invoeren om sortering voor hergebruik en recycling te waarborgen. De vlaggenschipmaatregel van deze optie is de invoering van een mandaat voor de lidstaten om nationale regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor de textielsector op te zetten en het toepassingsgebied, de doelstellingen en de belangrijkste organisatorische en operationele kenmerken ervan te harmoniseren. Met deze optie worden alle oorzaken van problemen en beide specifieke doelstellingen aangepakt.
- Optie 3 — Prestatiedoelstellingen voor afvalbeheer op EU-niveau vaststellen. Deze optie houdt in dat de kaderrichtlijn afval wordt gewijzigd door bindende prestatiedoelstellingen voor afvalbeheer vast te stellen om de afvalhiërarchie voor de lidstaten en de exploitanten operationeel te maken. De harmonisatie van de toepassingsgebieden en definities zou integraal deel uitmaken van de definitie van het streefdoel in de kaderrichtlijn afval en latere uitvoeringshandelingen waarin meer gedetailleerde regels voor de berekeningsmethode voor elk van de streefdoelen worden vastgesteld. Met deze optie worden zowel specifieke doelstellingen als alle oorzaken van problemen aangepakt, hoewel zij niet zou leiden tot hetzelfde niveau van harmonisatie als optie 2, aangezien het aan de lidstaten wordt overgelaten om te beslissen over de middelen om het prestatieniveau te bereiken. Aangezien de huidige gegevens over de productie van textielafval niet robuust genoeg zijn, wat deels te wijten is aan de gefragmenteerde opvatting over de vraag of ingezameld textiel afval is en de omvang van het textiel waarop de uitvoering door de lidstaten betrekking heeft, wordt in de effectbeoordeling ingegaan op de haalbaarheid van het mechanisme waarmee in de toekomst streefdoelen kunnen worden vastgesteld en de effecten van dat proces (en niet op de feitelijke streefdoelen). In het geval van de vaststelling van een inzamelingsstreefdoel wordt een meer gedetailleerde beoordeling gepresenteerd op basis van een tussentijds streefdoel met een middelhoog ambitieniveau. Maatregel 3.6 is specifiek gericht op het vaststellen van een inzamelingsdoelstelling van 50 % voor textiel. Het verwezenlijken van de doelstelling zou het percentage gescheiden ingezameld textiel verbeteren, waardoor de hergebruik- en recyclingpercentages zouden toenemen en het verwijderingspercentage zou dalen, maar het zou ook administratieve lasten met zich meebrengen en de bestaande verplichting tot gescheiden inzameling tegen 2025 kan een vergelijkbaar effect hebben op het percentage gescheiden ingezameld textiel. Er zijn ook grote verschillen tussen de verwachte inzamelingspercentages in de lidstaten, waardoor het moeilijk kan zijn om in dit stadium een streefdoel vast te stellen.
De gevolgen voor kmo’s worden beoordeeld in het kader van het effectbeoordelingsproces. Volgens het kmo-filter heeft dit initiatief in het algemeen een grote impact op kmo’s. De verschillende categorieën kmo’s worden in de textielwaardeketen als basis voor het effectbeoordelingsproces geïdentificeerd.
88 % van de textielondernemingen zijn micro-ondernemingen (0-9 werknemers), 12 % zijn andere kmo’s (10-249 werknemers) en de overige 0,3 % zijn grote ondernemingen (meer dan 250 werknemers). Kmo’s waren goed vertegenwoordigd bij de openbare raadpleging en bij de gerichte raadplegingsprocessen. 320 respondenten van de openbare raadpleging waren kmo’s tegenover 138 grote ondernemingen. Van de categorieën “ondernemingen/bedrijven” en “ondernemersverenigingen” werden 200 antwoorden van kmo’s ontvangen, tegenover 99 van grote ondernemingen. Ook de grote ondernemersverenigingen die gedetailleerde standpunten naar voren hebben gebracht, bestaan grotendeels uit kmo-leden die representatief zijn voor de samenstelling van de textielsector in de fasen productie, detailhandel en afvalbeheer.
In het algemeen wezen kmo’s er in hun standpuntnota’s op dat er momenteel geen grootschalig plan voor afvalverwerking bestaat. De meesten van hen waren het erover eens dat het ontwerp en de consumptiepatronen van textiel moeten worden gewijzigd om textiel van hogere kwaliteit en met een langere levensduur te produceren. Zij benadrukten ook hoe belangrijk het is prioriteit te geven aan afvalpreventie en hergebruik, dat doelstellingen voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik moeten worden vastgesteld en dat de systemen voor gescheiden inzameling moeten worden verbeterd. Wat de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betreft, waren de belangrijkste punten ervoor te zorgen dat de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid de afvalhiërarchie handhaven door kwantitatieve doelstellingen vast te stellen voor afvalpreventie en voorbereiding voor hergebruik, een geharmoniseerde aanpak van ecogemoduleerde heffingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en eerlijke mededinging op de recyclingmarkten te waarborgen, exploitanten op het gebied van de voorbereiding voor hergebruik toegang te verlenen tot de afvalstroom, en sociale ondernemingen als belangrijke belanghebbenden te betrekken bij de ontwikkeling, het beheer en de werking van deze regelingen. Ook werd gepleit voor harmonisatie op EU-niveau van einde-afvalcriteria, die ook door de recyclingindustrie werd onderschreven, alsook voor de verzekering van de samenhang met andere regelgevingsinitiatieven, zoals de verordening duurzame producten en de verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen. Voorts wezen zij erop dat richtsnoeren nodig zijn om een hoog niveau van gescheiden ingezameld textielafval te bereiken en dat de ontwikkeling van vezelsortering en voorbehandeling essentieel is om de recycling van afval na de consumptiefase te vergroten. Sommigen vonden dat er een geharmoniseerde definitie van textielafval moet komen.
Naast het verzamelen van gegevens van belanghebbenden over de mogelijke gevolgen voor kmo’s werd een aanvullende beoordeling uitgevoerd aan de hand van gegevens van Eurostat over de samenstelling, de omzet en de spreiding van kmo’s om na te gaan welke effecten aanzienlijke gevolgen voor dergelijke ondernemingen zouden hebben. In de adviesstudie werden voor elke maatregel de specifieke gevolgen voor kmo’s beoordeeld. In dit verband is het onwaarschijnlijk dat de maatregelen onder optie 1 een aanzienlijke administratieve last voor kmo’s met zich meebrengen, terwijl de maatregelen tegelijkertijd de verplichtingen voor kmo’s moeten vereenvoudigen om het toepassingsgebied van textiel aan te passen. Over het geheel genomen zou het advies- en ondersteuningsplatform van deze optie het grootste effect op kmo’s hebben. Maatregelen in het kader van de opties 2 en 3 zullen naar verwachting geringe extra kosten voor kmo’s met zich meebrengen. De meest belastende maatregel, waarbij de toepassing van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt overwogen (maatregel 2.9), zou gericht zijn op kmo’s, aangezien de meerderheid van de producenten kmo’s zijn. Daarnaast zijn de rapportageverplichtingen erop gericht de bestaande verplichtingen in de eerste plaats te herzien om ze beter af te stemmen op het beoogde doel en de algemene kennisbasis voor de textielsector te verbeteren.
Om onnodige administratieve en nalevingslasten te vermijden, worden in de wettekst, zoals voorgesteld in de effectbeoordeling, micro-ondernemingen en de hergebruiksector uitgesloten van het toepassingsgebied van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Hergebruikbedrijven die zowel nieuwe als gebruikte producten op de markt brengen, zouden alleen verantwoording moeten afleggen en rapporteren over de nieuwe producten. Deze uitsluitingen zouden leiden tot een geringe stijging van de kosten voor ondernemingen met meer dan 10 werknemers, en bedrijven met meer dan 250 werknemers zullen de grootste extra lasten moeten dragen.
De effecten op het concurrentievermogen zijn waar mogelijk kwantitatief beoordeeld, rekening houdend met de effecten op verschillende soorten concurrentievermogen11. Prijsconcurrentievermogen is bedoeld om rekening te houden met de relatieve effecten van prijzen die ondernemingen of groepen ondernemingen op een markt kunnen vaststellen. Dynamisch concurrentievermogen verwijst naar de effecten op onderzoek en innovatie waardoor bedrijven hun concurrentievermogen in de loop van de tijd zouden kunnen behouden of verbeteren. Strategisch concurrentievermogen verwijst naar het vermogen van bedrijven om gedeeltelijk aan hun vraag naar grondstoffen of producten te voldoen door middel van hergebruikt of gerecycled textiel binnen de EU. De effecten op het concurrentievermogen zijn positief of neutraal.
Wat voedselverspilling betreft, waren de beleidsopties gericht op verschillende soorten, niveaus en reikwijdte van de tegen 2030 te verwezenlijken doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling, die als volgt kunnen worden samengevat:
Optie 1 is gebaseerd op de minimumstreefdoelen die zijn onderzocht in het voorstel van 2014 tot herziening van de kaderrichtlijn afval12.
- Streefdoel voor primaire productie — geen streefdoel,
- Streefdoel voor verwerking en productie — 10 %,
- Streefdoel voor de detailhandel- en consumptiefase — 15 %
Optie 2 is een ambitieuzere variant met het in 2014 onderzochte maximumstreefdoel voor de detailhandels- en de consumptiefase.
- Streefdoel voor primaire productie — geen streefdoel,
- Streefdoel voor verwerking en productie — 10 %,
- Streefdoel voor de detailhandel- en consumptiefase — 30 %
Optie 3 weerspiegelt de doelstellingen die zijn vastgesteld in SDG 12.3 en de aanvullende toezeggingen van de www.fao.org/platform-food-loss-waste/background">coalitie “Food is never waste” tijdens de VN-top over voedselsystemen in 2021.
- Streefdoel voor primaire productie — 10 %,
- Streefdoel voor verwerking en productie — 25 %,
- Streefdoel voor de detailhandel- en consumptiefase — 50 %
De opties 1 tot en met 3 bestaan uit juridisch bindende streefdoelen, d.w.z. dat zij jaarlijks moeten worden gerapporteerd en, indien de doelstellingen niet worden gehaald, kunnen worden afgedwongen door middel van inbreukprocedures.
Bij Optie 4 wordt een vrijwillig streefdoel vastgesteld op het niveau van de verbintenis van SDG 12.3 met betrekking tot de detailhandel- en consumptiefase (d.w.z. een vermindering van 50 %), zonder dat voor eerdere stadia een numerieke verbintenis is aangegaan. Deze optie zou niet onderworpen zijn aan andere handhavingsmechanismen dan de jaarlijkse rapportage van de hoeveelheden voedselafval.
Uit de effectbeoordeling is gebleken dat alle opties aanzienlijke milieuvoordelen opleveren. De omvang van de voordelen neemt toe met de reikwijdte en het niveau van de streefdoelen, van optie 1 tot optie 3. De voordelen zouden het kleinst zijn bij optie 4. Het grootste voorstel vloeit voort uit de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (maar dit verschilt aanzienlijk naargelang van de methodologische aanpak). Andere milieueffecten die voor deze effectbeoordeling in aanmerking worden genomen — landgebruik, mariene eutrofiëring en watergebruik — vertonen een vergelijkbaar patroon, d.w.z. dat de voordelen toenemen met de reikwijdte en het niveau van de streefdoelen.
Wat de economische effecten betreft, zal de vermindering van voedselverspilling naar verwachting de vraag naar voedsel doen afnemen, wat op zijn beurt marginale negatieve gevolgen kan hebben voor de levensmiddelenproductiesector (-3,6 % in de meeste pessimistische veronderstellingen) en positieve voor andere sectoren, wat resulteert in een over het geheel genomen licht positief saldo (tot 2,3 miljard EUR).
De kwantificeerbare sociale effecten houden nauw verband met economische effecten en vertonen een vergelijkbaar patroon. Hoe groter de vermindering van voedselverspilling, hoe beter de opties presteren op het gebied van betaalbaarheid van voedsel en besparingen voor huishoudens. Anderzijds neemt de omvang van de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in de agrovoedingssector toe van optie 1 naar optie 3, maar deze zullen naar verwachting worden gecompenseerd door nieuwe functieprofielen in de levensmiddelensector en winsten in andere economische sectoren.
De gevolgen voor kmo’s zullen naar verwachting beperkt zijn. Het initiatief is gericht op het vaststellen van streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling voor de lidstaten en zal niet van toepassing zijn op individuele bedrijven. De autoriteiten van de lidstaten zullen waarschijnlijk samenwerken met alle actoren in de voedselvoorzieningsketen, maar de maatregelen die tot dusver zijn waargenomen in landen die gecoördineerde acties hebben ondernomen om voedselverspilling terug te dringen, zijn gericht op grotere bedrijven en op vrijwillige maatregelen die de betrokkenheid bij de preventie van voedselverspilling aanmoedigen, ondersteund door overheidsfinanciering. Tijdens het raadplegingsproces voorzagen de kmo’s geen problemen die rechtstreeks door dit initiatief zouden worden veroorzaakt, hoewel zij voorzichtig blijven ten aanzien van mogelijke toekomstige uitvoeringsmaatregelen van de lidstaten.
Voorkeursopties
Op basis van beoordelingen van de wijze waarop de opties bijdragen aan de twee hoofddoelstellingen, van het evenwicht tussen economische, ecologische en sociale effecten, en van de totale kosten en baten voor zover deze kunnen worden berekend, is optie 2 de voorkeursoptie voor de Commissie. Naast de maatregelen in optie 2 kan echter ook een streefdoel voor de inzameling van textielafval (maatregel 3.6) worden overwogen. Maatregel 3.6 zou daarom ook deel kunnen uitmaken van de voorkeursoptie. Andere doelstellingen voor het beheer van textielafval kunnen in dit stadium niet worden vastgesteld vanwege het gebrek aan volledige en robuuste gegevens.
In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de vaststelling van een streefdoel van 50 % voor gescheiden inzameling van textiel de gecoördineerde actie van de verschillende textielwaardeketens, exploitanten op het gebied van hergebruik en afvalbeheerbedrijven zou vergemakkelijken om ervoor te zorgen dat textiel wordt verwerkt in overeenstemming met de afvalhiërarchie, waarbij voorrang wordt gegeven aan hergebruik en “fibre-to-fibre”-recycling. Ook wordt geconcludeerd dat een dergelijk streefdoel wellicht zorgvuldig moet worden overwogen gezien de huidige grote verschillen in de percentages gescheiden inzameling in de EU en de overkoepelende verplichting in de kaderrichtlijn afval dat dergelijk afval gescheiden moet worden ingezameld. In het licht van deze overwegingen, de aangescherpte regels voor de organisatie van gescheiden inzameling door middel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en de doelstelling om de administratieve lasten te verminderen, omvat de voorkeursoptie in het wetgevingsvoorstel geen streefdoel voor gescheiden inzameling.
Wat voedselverspilling betreft, is optie 2 de voorkeursoptie na een vergelijking van de economische, sociale en milieueffecten, maar ook gezien de technische haalbaarheid van de voorgestelde oplossingen. Deze optie zal naar verwachting de lidstaten een krachtige beleidsimpuls geven om op nationaal niveau maatregelen te nemen om voedselverspilling terug te dringen en aanzienlijke milieuvoordelen te behalen, en is tegelijkertijd evenredig en haalbaar. Bij de vaststelling van juridisch bindende streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling moet dus een stapsgewijze aanpak worden gevolgd, te beginnen met een lager niveau dan het niveau dat in het kader van de SDG’s is vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de lidstaten op consequente wijze reageren en tastbare vooruitgang boeken in de richting van SDG 12.3. Een tussentijdse evaluatie van de door de lidstaten geboekte vooruitgang, op basis van de jaarlijkse monitoring van de hoeveelheden voedselafval, zou het mogelijk maken de streefdoelen aan te passen om de bijdrage van de Unie te versterken en verder af te stemmen op SDG 12.3 en een leidraad te bieden voor verdere vooruitgang na 2030.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
De voorgestelde maatregelen brengen in verschillende mate administratieve lasten met zich mee, die voornamelijk het gevolg zouden zijn van monitoring en verslaglegging over naleving, zowel voor overheidsinstanties als voor bedrijven. Tegelijkertijd wordt in dit voorstel ten volle gebruikgemaakt van de digitalisering om de administratieve lasten te verlichten.
De voorgestelde doelstellingen voor de vermindering van voedselverspilling zijn gebaseerd op maatregelen die reeds in de kaderrichtlijn afval zijn opgenomen, en brengen dus geen extra administratieve lasten met zich mee.
• Grondrechten
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het financieel memorandum toont de gedetailleerde gevolgen voor de begroting van en de benodigde personele en administratieve middelen voor dit voorstel.
De Europese Commissie, meer bepaald de directoraten-generaal Milieu (DG ENV) en Gezondheid en Voedselveiligheid (DG SANTE), zal verantwoordelijk zijn voor de onderhandelingen over de richtlijn via de gewone medebeslissingsprocedure, voor de algemene uitvoering ervan, en voor de vaststelling van alle in de verordening beoogde uitvoerings- en gedelegeerde handelingen. Andere directoraten-generaal die input zullen leveren zijn onder meer het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) en het Europees Milieuagentschap (EEA).
Voor DG ENV zijn de huidige financiële simulaties gebaseerd op de bestaande 0,75 VTE (AD) voor de medebeslissingsprocedure en 3,0 VTE nieuwe arbeidscontractanten voor de technische uitvoering van de ontwikkeling van de geplande uitvoeringshandelingen.
Voor DG SANTE zijn de financiële simulaties gebaseerd op de bestaande 0,5 VTE (AD) voor de medebeslissingsprocedure en het toezicht op de uitvoering in de lidstaten.
De kosten voor het personeel van de Commissie komen neer op 2 033 000 EUR, op basis van de meest recente salarisschalen, die openbaar zijn.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Het voorstel bevat verschillende bepalingen om de monitoring te verbeteren. Bijlage 14 bij de effectbeoordeling bevat een gedetailleerde beschrijving van de monitoring- en evaluatie-instrumenten. Het effect van de voorkeursbeleidsoptie op de verwezenlijking van de doelstellingen om de productie van textielafval en restafval van textiel te verminderen, wordt gemonitord aan de hand van de indicatoren en streefdoelen in maatregel 3.6 en op basis van de verbeterde gegevensstromen over textiel als gevolg van maatregel 2.14. Dit laatste maakt het ook mogelijk om verdere prestatiedoelen vast te stellen die momenteel als niet haalbaar worden beoordeeld in het kader van optie 3. De monitoring is gebaseerd op jaarlijkse gegevens over textiel dat is voorbereid voor hergebruik in het kader van de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (maatregel 2.14 en zie bijlage 10 voor details).
Wat voedselverspilling betreft, zal de monitoring gebaseerd zijn op bestaande rapportageverplichtingen, d.w.z. de jaarlijkse rapportage door de lidstaten over de hoeveelheden voedselafval (artikel 37, lid 3, van de kaderrichtlijn afval) en de tweejaarlijkse evaluatie door het Europees Milieuagentschap van de voortgang bij de uitvoering van programma’s ter preventie van voedselverspilling (artikel 30 van de kaderrichtlijn afval).
• Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 bevat de wijzigingen van de kaderrichtlijn afval, met name de volgende artikelen van die richtlijn:
In artikel 2, lid 1, punt a), wordt het herziene toepassingsgebied vastgesteld van de vrijstelling van het toepassingsgebied van de richtlijn van gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten en kooldioxide dat wordt afgevangen en getransporteerd met het oog op geologische opslag en dat geologisch is opgeslagen.
Artikel 3 bevat nieuwe definities voor “producent van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel zoals genoemd in bijlage IV quater”, “op de markt aanbieden”, “organisatie voor producentenverantwoordelijkheid”, “onlineplatform” en “consument”.
Artikel 9 bis bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen om voedselverspilling te voorkomen met betrekking tot ondersteuning van gedragsverandering en samenwerking in de toeleveringsketen (1) en stelt streefdoelen voor de vermindering van voedselverspilling vast waaraan de lidstaten tegen 2030 moeten voldoen (4).
Artikel 22 bis bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen om een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel in te voeren, alsook geharmoniseerde regels voor de toepassing van die regeling, onder meer inzake de producten die onder de regeling vallen en de omvang van de financiële verantwoordelijkheid van de producenten.
Artikel 22 ter bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen om een register van producenten van textielproducten, textielgerelateerde producten en schoeisel op te zetten met het oog op de uitvoering van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
Artikel 22 quater bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen voor de oprichting en de verantwoordelijkheden van organisaties voor producentenverantwoordelijkheid voor textiel.
Artikel 22 quinquies bevat voorschriften voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen voor het beheer van textielafval.
Artikel 29 bis bevat verplichtingen voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen om hun programma’s ter preventie van voedselverspilling te evalueren en aan te passen om de reductiedoelstellingen te bereiken (1) en om de bevoegde autoriteiten aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van maatregelen ter vermindering van voedselverspilling (2).
Artikel 37 bevat rapportagevereisten voor de maatregelen die de lidstaten moeten nemen met betrekking tot textiel en wijzigingen in de rapportagevereisten van de lidstaten met betrekking tot de gegevensstroom over het hergebruik van producten naar het Europees Milieuagentschap.
Artikel 2 heeft betrekking op de omzetting van de wijzigingen van de richtlijn.
Artikel 3 heeft betrekking op de inwerkingtreding van de wijzigingen van de richtlijn.
Artikel 4 heeft betrekking op de adressaten van de wijzigingen van de richtlijn.