Toelichting bij COM(2023)408 - Standpunt EU in de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de zittingen van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) in de periode 2024-2028 ten aanzien van de geplande aanneming van niet-bindende opmerkingen en maatregelen in verband met het beheer van mariene biologische rijkdommen.

1.

Achtergrond van het voorstel



2.1.Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties

De Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) is opgericht bij Resolutie 1/48 van de Raad van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties, uit hoofde van artikel VI, lid 2, van het Statuut van de FAO. De statuten van de Cecaf werden op 19 september 1967 door de directeur-generaal van de FAO afgekondigd en werden in 2003 voor het laatst gewijzigd, voornamelijk wat betreft het doel, de taken en de verantwoordelijkheden van de Cecaf.

Doel van Cecaf is het duurzame gebruik van de mariene biologische rijkdommen in het onder haar verantwoordelijkheid vallende gebied te bevorderen middels een goede wijze van beheer en ontwikkeling van de visserij en de visserijactiviteiten. De commissie gaat over alle mariene biologische rijkdommen in het Cecaf-gebied, dat zich uitstrekt van Kaap Spartel tot aan de monding van de Congorivier. 

De Europese Unie is lid van de Cecaf 1 , net als Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland, Polen en Roemenië.

2.2.Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan

De Cecaf is een raadgevend technisch en regionaal visserijorgaan (RVO), dat is opgericht uit hoofde van artikel VI, lid 2, van het Statuut van de FAO. Het secretariaat van de Cecaf wordt beheerd en gefinancierd door de FAO. Tot de belangrijkste taken van de Cecaf behoren het bevorderen, coördineren en vergemakkelijken van wetenschappelijk onderzoek, governance en activiteiten die verband houden met de instandhouding en het beheer van mariene biologische rijkdommen in het onder haar verantwoordelijkheid vallende gebied. De Cecaf kan haar leden ook advies geven over visserijbeheer, -monitoring, -controle en -bewaking. Daarnaast bevordert zij de ontwikkeling van de wetenschappelijke basis voor regelgeving met het oog op de instandhouding en het beheer van mariene biologische rijkdommen en geeft zij advies over de aanneming van regelgeving door de overheden van haar leden.

In de regel vinden de zittingen van de Cecaf om de twee jaar plaats. Als lid is de EU gerechtigd te participeren in, en te stemmen over, haar besluiten. De besluiten van de Cecaf worden genomen met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, tenzij in het reglement van orde anders is bepaald.

2.3.Besluiten van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan

Volgens de taakomschrijving in de herziene statuten verstrekt de Cecaf advies over beheersmaatregelen (“maatregelen”) aan de overheden van haar leden en aan de bevoegde regionale organisaties. Gezien de adviserende status van de Cecaf zijn de door haar genomen besluiten niet bindend voor haar leden.

3.Namens de EU in te nemen standpunt

In overeenstemming met de procedures die gelden voor regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), wordt het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de jaarvergaderingen van RVO’s zoals de Cecaf, bepaald volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad worden de beginselen voor het standpunt van de EU voor meerdere jaren vastgelegd, waarna het standpunt vóór elke jaarlijkse vergadering wordt aangepast via non-papers van de diensten van de Commissie, die door de Raad moeten worden bekrachtigd.

Voor de Cecaf is deze aanpak ten uitvoer gelegd bij Besluit (EU) 2019/1570 van de Raad van 16 september 2019, waarin het standpunt van de EU binnen de Cecaf voor de periode 2019-2023 is vastgesteld. Het besluit bevat algemene beginselen, maar houdt ook zo veel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de Cecaf. Voorts is op verzoek van de lidstaten de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de EU in het besluit opgenomen.

In Besluit (EU) 2019/1570 van de Raad zijn de beginselen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2 , opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen die zijn bepaald in de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 3 . Voorts heeft het besluit het standpunt van de EU aangepast aan het Verdrag van Lissabon.

Besluit (EU) 2019/1570 van de Raad voorziet in een toetsing, en waar passend, een herziening van het standpunt van de EU vóór de jaarlijkse vergadering van 2024. Dit voorstel strekt er dan ook toe het standpunt van de EU in de Cecaf voor de periode 2024-2028 vast te stellen, en vervangt Besluit (EU) 2019/1570 van de Raad.

De huidige herziening houdt, met betrekking tot visserij, rekening met de Europese Green Deal, met name de biodiversiteits 4 -, de klimaatadaptatie 5 - en de “van boer tot bord” 6 -strategie. Het voorstel houdt ook rekening met de strategie voor kunststoffen 7 en het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 8 . Voorts wordt in het voorstel ook de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance in aanmerking genomen 9 .

Rechtsgrondslag



4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“het Verdrag”) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de EU worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 10 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Cecaf is een technisch en regionaal visserijorgaan dat in 1967 is opgericht bij Resolutie 1/48 van de FAO, uit hoofde van artikel VI, lid 2, van het Statuut van de FAO. Hoewel de besluiten (“maatregelen”) van de Cecaf niet bindend zijn voor de leden, kunnen de handelingen die door de Cecaf worden aangenomen, wel een beslissende invloed hebben op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de EU vaststelt.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, van het Verdrag.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een krachtens artikel 218, lid 9, van het Verdrag te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de EU een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component (terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is) moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het Verdrag te nemen besluit één materiële rechtsgrondslag hebben, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU. Het besluit zal in de plaats komen van Besluit (EU) 2019/1570 van de Raad, dat betrekking heeft op de periode 2019-2023.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, van het Verdrag, in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag.