Toelichting bij COM(2023)533 - Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Elk jaar worden er in de EU ongeveer 18 miljard facturen opgemaakt. Dat zijn er meer dan 500 per seconde 1 . Om de economie van de EU, en met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), concurrerender te maken, zijn betrouwbare betalingsstromen nodig.

Goederen en diensten worden vaak geleverd op basis van betaling op termijn: de leverancier (de schuldeiser) kent de afnemer (de schuldenaar) een betalingstermijn toe om de factuur te voldoen (handelskrediet) nadat de goederen zijn geleverd of de in het contract overeengekomen dienst is verricht. Betalingsachterstanden zijn betalingen die niet binnen de overeengekomen of wettelijke termijn worden verricht. Zij hebben gevolgen voor ondernemingen in alle sectoren 2 en alle lidstaten 3 en hebben buitengewoon ernstige gevolgen voor kmo’s 4 .

De onderliggende oorzaak van betalingsachterstand is de ongelijkheid in de onderhandelingspositie tussen een grote afnemer (schuldenaar) en een kleinere leverancier (schuldeiser). Vaak moet de leverancier daardoor oneerlijke betalingsvoorwaarden aanvaarden. Voor schuldenaren is te laat betalen een aantrekkelijke vorm van financiering die de schuldenaar niets kost, maar die wel kosten met zich meebrengt voor de schuldeiser. Dit wordt nog verergerd door het tekortschietende huidige rechtskader van de EU, Richtlijn 2011/7/EU (de richtlijn betalingsachterstand), waarin toereikende preventieve maatregelen en passende afschrikkende maatregelen ontbreken en waarvan de handhavings- en verhaalmechanismen ontoereikend zijn 5 .

Bij de herziening van de richtlijn betalingsachterstand worden deze tekortkomingen aangepakt, met als uiteindelijk doel de betalingsdiscipline van alle betrokken actoren (overheidsinstanties, grote ondernemingen en kmo’s) te verbeteren en ondernemingen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van betalingsachterstand bij handelstransacties.

De herziening van de richtlijn betalingsachterstand is opgenomen in het werkprogramma van de Commissie voor 2023 in het kader van de doelstelling “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het verbeteren van het betalingsgedrag bij handelstransacties is een van de doelstellingen van de mededelingen van de Commissie getiteld “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020” 6 en “Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” 7 . De herziening is ook een vervolg op de aanbevelingen van het Fit for Future-platform in het advies van december 2021 8 en de resolutie van het Europees Parlement van 2019 9 . Daarnaast draagt dit initiatief bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de mededeling “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030” 10 . Deze herziening heeft in feite tot doel eerlijke handelstransacties tot stand te brengen, de veerkracht van kmo’s en toeleveringsketens te vergroten, een breder gebruik van digitalisering te bevorderen en de financiële geletterdheid van ondernemers te verbeteren. De richtlijn betalingsachterstand maakt deel uit van het Refit-scorebord 11 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De richtlijn betalingsachterstand hangt nauw samen met de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (de richtlijn oneerlijke handelspraktijken). De rechtsverhouding tussen beide teksten wordt toegelicht in de overwegingen 17 en 18 en artikel 3, lid 1, van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. De richtlijn oneerlijke handelspraktijken doet geen afbreuk aan de regels, rechtsmiddelen en gevolgen van de richtlijn betalingsachterstand. De bepalingen van de richtlijn betalingsachterstand doen evenmin afbreuk aan de regels die in de agrovoedingsindustrie van toepassing zijn op waardeverdelingsovereenkomsten, betalingen in het kader van de schoolregeling of bepaalde betalingen voor de verkoop van druiven, most en onverpakte wijn in de wijnsector.

De richtlijn betalingsachterstand regelt betalingen bij handelstransacties tussen aanbestedende diensten en hoofdaannemers en tussen aannemers en hun onderaannemers. Artikel 71, lid 3, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 88, lid 7, van Richtlijn 2014/25/EU betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten voorzien in de mogelijkheid voor de lidstaten om bepalingen vast te stellen inzake rechtstreekse betalingen aan onderaannemers.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de passende rechtsgrondslag voor dit initiatief om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Artikel 114 VWEU is de passende rechtsgrondslag voor maatregelen om de doelstellingen van artikel 26 VWEU (harmonisatie van nationale bepalingen) te verwezenlijken.

EU-optreden is vereist om ervoor te zorgen dat alle lidstaten over minimumvoorschriften beschikken om betalingsachterstand te voorkomen, over de juiste handhavings- en afschrikkende maatregelen beschikken om betalingsachterstand te bestrijden en over passende rechtsmiddelen beschikken. In dit verband is het gerichte optreden van de EU door middel van dit voorstel in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

De huidige richtlijn betalingsachterstand is een herschikking van de eerste richtlijn betalingsachterstand (Richtlijn 2000/35/EG), gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De herziening ervan valt derhalve onder de gezamenlijke bevoegdheid (gedeelde bevoegdheid) van de EU en de regeringen van haar lidstaten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Betalingsachterstand heeft gevolgen voor alle lidstaten. Om stipte betaling te vergemakkelijken, zijn strikte en gecoördineerde regels nodig. De uitvoering van 27 nationale oplossingen zou waarschijnlijk leiden tot een gebrek aan uniforme regels, versnippering van de eengemaakte markt en hogere kosten voor ondernemingen die grensoverschrijdend handel drijven. EU-optreden is gerechtvaardigd omdat betalingsachterstand gevolgen heeft voor alle handelstransacties bij overheidsopdrachten en tussen ondernemingen onderling, ongeacht hun omvang. Als herziening van de bestaande EU-wetgeving om de bepalingen ervan aan te scherpen, kan dit alleen op EU-niveau gebeuren.

EU-optreden is vereist om bepalingen inzake interest en vergoedingen vast te stellen, duidelijkere betalingsvoorwaarden voor transacties tussen ondernemingen vast te stellen, bepalingen inzake handhaving en controle vast te stellen en te zorgen voor synergieën met het kader voor overheidsopdrachten.

Evenredigheid

Het geplande initiatief gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het levert voor ondernemingen alleen de kosten op die noodzakelijk zijn om deze doelstellingen te verwezenlijken en te voorzien in de onmiddellijke behoeften van degenen voor wie het bestemd is (bv. ondernemingen, met name kmo’s) om betalingsachterstand te voorkomen en te zorgen voor stipte betaling.

Keuze van het instrument

Het gekozen instrument is een verordening ter vervanging van de huidige richtlijn betalingsachterstand. Een verordening heeft tal van voordelen, waaronder het aanpakken van het grensoverschrijdende aspect van betalingsachterstand. Met een verordening worden belangrijke aspecten, zoals de maximumtermijn voor betalingen en verificatieprocedures, de interestvoet voor betalingsachterstand en het bedrag van de forfaitaire vergoeding, in de hele EU gelijk en rechtstreeks toepasselijk. Tegelijkertijd mogen de lidstaten strengere bepalingen over bepaalde aspecten vaststellen. De verordening bevat verplichtingen met betrekking tot handhavingsinstanties, bemiddelingssystemen, kredietbeheer, opleiding op het gebied van financiële geletterdheid en oneerlijke contractuele praktijken en bepalingen, maar het is aan de lidstaten om deze aan te vullen overeenkomstig hun nationale wetgeving. In de nieuwe verordening worden ook de bepalingen van de richtlijn betalingsachterstand opgenomen waarop de herziening niet van invloed is.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie achteraf/geschiktheidscontrole van de bestaande wetgeving

In 2015 werden in een evaluatie achteraf van de richtlijn betalingsachterstand 12 de relevantie, de doeltreffendheid, de efficiëntie, de samenhang en de EU-meerwaarde ervan beoordeeld. De conclusie luidde dat de richtlijn relevant en efficiënt was en geen aanzienlijke kosten met zich meebracht voor ondernemingen of overheidsinstanties. Er werd echter ook opgemerkt dat te laat betaalde schuldeisers de hun bij de richtlijn verleende rechten niet lieten gelden uit vrees om de handelsbetrekkingen te schaden. In het advies van 2021 van het Fit for Future-platform 13 werden tien aanbevelingen gedaan over korte- en langetermijnmaatregelen om betalingsachterstand aan te pakken. De aanbevolen kortetermijnmaatregelen omvatten het omschrijven wat wordt verstaan onder kennelijk onbillijke praktijken en bedingen; het onderzoeken van omkering van de bewijslast naar de schuldenaar, om het voor schuldeisers gemakkelijker te maken om te bewijzen dat er sprake is van misbruik; het aanmoedigen van kmo’s om hun rechten te doen gelden door advies en informatie te verstrekken over betalingstermijnen, waardoor betalingstermijnen transparant worden, en zelfregulering. De aanbevolen langetermijnmaatregelen omvatten het beperken van contractuele betalingstermijnen tot maximaal 30 dagen voor betalingen van een grote onderneming aan een kmo, e-facturering en overheidstoezicht.

Raadplegingen van belanghebbenden

De Commissie heeft een breed scala aan belanghebbenden geraadpleegd, waaronder autoriteiten van de lidstaten, ondernemingen, met name kmo’s, Europese en nationale bedrijfsverenigingen, particulieren en deskundigen uit de academische wereld. De raadplegingsactiviteiten omvatten een verzoek om input, een openbare raadpleging, een specifieke raadpleging van kmo’s (kmo-panel), bilaterale interviews met de voornaamste belanghebbenden en besprekingen met vertegenwoordigers van de lidstaten. De verzamelde informatie werd gebruikt als input voor het voorstel.

Tussen 12 januari en 17 maart 2023 zijn naar aanleiding van het verzoek om input reacties ontvangen van 137 belanghebbenden en heeft de openbare raadpleging 117 reacties opgeleverd 14 . Het kmo-panel 15 vond plaats tussen 26 januari en 16 maart 2023 en leverde 939 reacties op.

De Commissie heeft bilaterale bijeenkomsten georganiseerd met de voornaamste belanghebbenden die ondernemingen, met name kmo’s, vertegenwoordigen 16 . Betalingsachterstand werd ook besproken op 21 maart en 31 mei 2023 tijdens vergaderingen van het netwerk van kmo-gezanten. Met de deskundigengroep betalingsachterstand 17 hebben twee vergaderingen plaatsgevonden, en wel op 10 oktober 2022 en 13 januari 2023. Een grote meerderheid van de belanghebbenden bevestigde dat ondernemingen, met name kmo’s, zwaar te lijden hebben onder betalingsachterstand.

Bijna alle geraadpleegde groepen belanghebbenden spraken hun steun uit voor de herziening van de richtlijn. Sommige belanghebbenden wezen er echter op dat strengere regels indruisen tegen de contractuele vrijheid van Europese ondernemingen. De meeste belanghebbenden steunden de optie om bij transacties tussen ondernemingen een maximale betalingstermijn vast te stellen, met een voorkeur voor 30 dagen. Slechts enkele belanghebbenden waren tegen het idee om de betalingstermijn te beperken. Veel belanghebbenden steunden de optie om opleidingen op het gebied van kredietbeheer en financiële geletterdheid aan te bieden en een Europese waarnemingspost voor betalingen op te richten. Uit de raadpleging is gebleken dat de interest over en de vergoeding voor betalingsachterstand zelden worden betaald. De belanghebbenden waren voorstander van de automatische betaling van interest.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Bij het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid heeft de Commissie gebruikgemaakt van de resultaten van bestaande evaluaties en verslagen: de evaluatie achteraf van de richtlijn betalingsachterstand 18 , het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de tenuitvoerlegging van de richtlijn betalingsachterstand (en het ondersteunende werkdocument van de diensten van de Commissie) 19 , de resolutie van het Europees Parlement over de tenuitvoerlegging van de richtlijn betalingsachterstand 20 en het advies van het Fit for Future-platform over de richtlijn betalingsachterstand 21 .

De resultaten van studies en enquêtes werden ook in aanmerking genomen: de European Payment Reports 22 , de verslagen over de evaluatie van de prestaties van kmo’s 23 , de JRC-studies over betalingsachterstand en bedrijven 24 en over de beoordeling van de economische impact van snellere betalingen bij transacties tussen bedrijven 25 , en de studies van de Europese Commissie over transacties tussen ondernemingen 26 en over het opbouwen van een verantwoorde betalingscultuur 27 .

De Commissie heeft ook rekening gehouden met verschillende recente arresten van het Europees Hof van Justitie. In de voorgestelde tekst van de verordening wordt verduidelijkt dat een forfaitaire vergoeding verschuldigd is per factuur en niet per contract, zoals vastgesteld in de prejudiciële beslissing in zaak C-585/20 van 20 oktober 2022 28 . In dezelfde beslissing heeft het Hof ook verduidelijkt dat de procedure voor aanvaarding of verificatie van goederen of diensten alleen in het contract mag worden opgenomen indien de aard van de goederen of diensten een dergelijke procedure rechtvaardigt. In het voorstel voor een verordening is ook het arrest in zaak C-122/18 van 28 januari 2020 verwerkt, waarin wordt geoordeeld dat de door de richtlijn aan de lidstaten opgelegde verplichting ertoe strekt dat hun overheidsinstanties de daarin vastgestelde betalingstermijnen daadwerkelijk in acht nemen 29 . Tot slot wordt in het voorstel voor een verordening verduidelijkt tot welke datum de interest voor betalingsachterstand doorloopt, overeenkomstig de prejudiciële beslissing in zaak C-256/15 van 15 december 2016 30 .

Effectbeoordeling

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft de effectbeoordeling op 10 mei 2023 onderzocht en op 12 mei 2023 een positief advies met punten van voorbehoud uitgebracht 31 . De aanbevelingen van de Raad werden meegenomen in de definitieve versie van de effectbeoordeling. In de effectbeoordeling werden verschillende beleidsopties geanalyseerd om drie specifieke doelstellingen te verwezenlijken. In het kader van de eerste doelstelling, “betalingsachterstand voorkomen”, zijn de genoemde beleidsmaatregelen (beleidsoptie 1) gericht op de onderhandelingsfase van een handelstransactie, omdat betalingsachterstanden vaak het gevolg zijn van onrechtmatige of oneerlijke betalingsvoorwaarden in het contract. Er zijn verschillende opties voor de maximale betalingstermijn bij transacties tussen ondernemingen beoordeeld, met inbegrip van de maximumduur van de verificatieprocedure om na te gaan of de goederen of diensten aan de contractvoorwaarden voldoen. De optie om, als preventieve maatregel, opleidingen op het gebied van kredietbeheer en financiële geletterdheid op ruimere schaal beschikbaar te stellen voor kmo’s en het voor hen gemakkelijker te maken om daar toegang toe te krijgen, werd eveneens beoordeeld. In het kader van de tweede doelstelling, “tijdige betaling vergemakkelijken”, hebben de genoemde beleidsmaatregelen (beleidsoptie 2) tot doel betalingsachterstand te bestrijden door ervoor te zorgen dat de betalingsregels worden gehandhaafd en de betalingstermijnen worden nageleefd, door de betaling van interest en een vergoeding verplicht te stellen en het bedrag van de forfaitaire vergoeding te herzien. Ook werden opties met betrekking tot handhaving en synergieën met openbare aanbestedingsprocedures beoordeeld. Voor de derde doelstelling, “de verhaalmechanismen versterken, zorgen voor billijke betalingsvoorwaarden en de positie van ondernemingen versterken”, zijn de genoemde beleidsmaatregelen (beleidsoptie 3) gericht op billijkheid en de beschikbaarheid van doeltreffende verhaalmechanismen.

De voorkeursoptie: uit de beoordeling blijkt dat elke optie potentiële voordelen heeft, maar ook een aantal risico’s met zich meebrengt als zij op zichzelf wordt uitgevoerd. Het maatregelenpakket waaraan de voorkeur wordt gegeven, omvat daarom de meest doeltreffende subopties van de beleidsopties 1, 2 en 3. Het pakket heeft verschillende voordelen ten opzichte van elke beleidsoptie afzonderlijk en neemt de inherente risico’s van elke beleidsoptie grotendeels weg. De vaststelling van een maximale betalingstermijn, zoals in beleidsoptie 1a, zal waarschijnlijk aanzienlijk doeltreffender zijn als dit gepaard gaat met krachtige handhavingsmaatregelen en afschrikkende maatregelen tegen laattijdige betaling, zoals in beleidsoptie 2b. De afschrikkende werking van de automatische betaling van interest en een vergoeding wordt groter wanneer de mogelijkheid wordt weggenomen om deze bepalingen te omzeilen door onredelijk lange betalingstermijnen te bedingen. Maatregelen in het kader van beleidsoptie 3b zullen extra steun bieden voor het pakket. In de effectbeoordeling wordt voorzichtig aangenomen dat een vermindering van de betalingsachterstand met 35 % realistisch is door de vermindering van de betalingsachterstand met 23,4 % van beleidsoptie 1, 17,8 % van beleidsoptie 2 en 5,5 % van beleidsoptie 3 bij elkaar op te tellen, ervan uitgaande dat de verschillende opties elkaar enigszins overlappen. De conclusie van de beoordeling van de optie in verband met de vorm van de rechtshandeling is dat een verordening de voorkeur geniet.

Voorkeursbeleidspakket 1a + 2a + 3b
Maximale betalingstermijn van 30 dagen bij transacties tussen ondernemingen.
Procedure voor aanvaarding of verificatie met een maximumduur van 30 dagen (geen afwijking).
De EU-lidstaten bevorderen de beschikbaarheid van opleidingen op het gebied van kredietbeheer en financiële geletterdheid, met inbegrip van digitale betaalinstrumenten voor kmo’s.
Interest op betalingsachterstand wordt automatisch toegepast (het begrip “recht” is geschrapt) en de einddatum voor de aangroei van interest wordt verduidelijkt.
Voor elke te laat betaalde transactie is een forfaitaire vergoeding verschuldigd, die is verhoogd tot 50 EUR om rekening te houden met de inflatie.
De EU-lidstaten moeten instanties aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wet, die op eigen initiatief of naar aanleiding van klachten onderzoeken uitvoeren en die bevoegd zijn om administratieve sancties op te leggen en de naam van overtreders bekend te maken. Gebruik van digitale instrumenten voor een doeltreffendere handhaving.
Bij overheidsopdrachten voor werken moeten de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties controleren of de betaling aan de hoofdaannemer is doorgegeven aan de directe onderaannemers.
De EU-lidstaten moeten een nationaal bemiddelingssysteem opzetten om betalingsgeschillen bij handelstransacties op te lossen.
De EU-lidstaten moeten het probleem van oneerlijke contractvoorwaarden en praktijken via hun nationale wetgeving aanpakken.

Het voorkeurspakket brengt enige eenmalige kosten voor bedrijven met zich mee. Het vaststellen van een maximale betalingstermijn van 30 dagen en het verplicht stellen van betaling van interest brengt eenmalige aanpassingskosten met zich mee voor het bijwerken van de algemene voorwaarden om rekening te houden met de maximale betalingstermijn (56,1 miljoen EUR) en aangepaste vergoedingen (243 miljoen EUR). Als beide beleidsopties echter samen worden aangenomen, kunnen beide wijzigingen met één aanpassing worden doorgevoerd (243 miljoen EUR). Het voorkeurspakket brengt voor schuldenaren terugkerende handhavingskosten met zich mee voor de automatische betaling van compensatie (228,3 miljoen EUR interest, 3,23 miljard EUR vergoedingen) — wat echter een direct voordeel is voor schuldeisers — en terugkerende handhavingskosten met betrekking tot in de regelgeving voorgeschreven directe geldboeten (136,8 miljoen EUR). Deze kosten worden volledig vermeden als ondernemingen zich aan de regels houden en op tijd betalen. Het totale netto economische voordeel zal positief zijn omdat de kasstromen beter voorspelbaar en gemakkelijker te beheren zullen worden voor ondernemingen. De administratieve kosten voor hoofdaannemers bij overheidsopdrachten voor werken voor het verstrekken van bewijs van betaling aan onderaannemers bedragen 2,2 miljoen EUR voor de hele EU.

De voorkeursoptie zal de overheidsinstanties op verschillende manieren ten goede komen. Het voornaamste voordeel vloeit voort uit de verwachte algemene afname van het aantal betalingsachterstanden, wat minder faillissementen en daarmee gepaard gaande kosten voor de overheid betekent. De administratieve boeten die nationale handhavingsinstanties kunnen innen bij ondernemingen die te laat betalen, geraamd op maximaal 136,8 miljoen EUR, kunnen ook helpen om de kosten van de handhavingsinstanties te dekken. Daarnaast moeten overheidsinstanties profiteren van de bemiddelingssystemen waarin beleidsoptie 3b voorziet, zowel direct (als de overheidsinstantie een geschil met een leverancier wil beslechten) als indirect (door de vermindering van de druk op het gerechtelijk apparaat).

Overheidsinstanties zullen enige kosten moeten dragen. Het bieden van toegang tot opleidingen op het gebied van kredietbeheer en financiële/digitale geletterdheid brengt enige aanpassingskosten met zich mee die afhankelijk zijn van de wijze waarop de lidstaten hun steun structureren, waardoor er geen definitieve inschatting van de kosten kan worden gemaakt. De terugkerende handhavingskosten voor de automatische betaling van interest en vergoedingen bij transacties tussen overheden en ondernemingen worden geraamd op respectievelijk 37,2 miljoen EUR en 0,53 miljard EUR per jaar. Deze kosten kunnen worden vermeden door op tijd te betalen. Wat betreft de herziening van de standaardcontractvoorwaarden om nieuwe vergoedingen op te nemen, wordt uitgegaan van 10 EUR aan kosten per orgaan, zoals in beleidsoptie 2. De lidstaten die geen handhavingsinstanties of bemiddelingssystemen hebben, zullen deze moeten opzetten en beheren, wat gepaard gaat met terugkerende handhavingskosten die worden geraamd op 60-65 miljoen EUR per jaar (handhavingsinstanties) en 10-40 miljoen EUR per jaar (bemiddelingsdiensten) voor de EU. Het wordt aan de lidstaten overgelaten om na te gaan of onderaannemers op tijd worden betaald bij overheidsopdrachten voor werken krachtens de richtlijnen inzake overheidsopdrachten. In dat geval zijn voor eventuele terugkerende handhavingskosten geen extra middelen nodig.

Dit initiatief draagt bij tot de verwezenlijking van verschillende duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s). Het draagt indirect bij tot economische groei en zal daarom leiden tot een beter ondernemingsklimaat op de eengemaakte markt (SDG 8). Uit raadplegingen van belanghebbenden is gebleken dat betalingsachterstand de belangrijkste oorzaak van angst en stress is en het vertrouwen in de markt ondermijnt. Door het vergroten van de beschikbaarheid van en het vergemakkelijken van de toegang tot kredietbeheer en financiële geletterdheid verbetert het kwaliteitsonderwijs (SDG 4). Door de zaken eerlijker te maken, door de toegang van kmo’s tot financiële diensten, met inbegrip van betaalbare kredieten, te verbeteren en het voor kmo’s gemakkelijker te maken om in waardeketens en markten te integreren, draagt deze herziening bij tot de verwezenlijking van SDG 9. Deze herziening is in overeenstemming met de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021.

Geschiktheid en vereenvoudiging van de regelgeving

De voorgestelde verordening zal zaken vereenvoudigen door middel van een uniforme en bindende aanpak van de bestrijding van betalingsachterstand, die van toepassing is op ondernemingen van elke omvang en waarbij geen uitzonderingen worden gemaakt voor kmo’s. Alle maatregelen zijn afgestemd op kmo’s, maar uiteindelijk zullen ondernemingen van elke omvang ervan profiteren. Aangezien micro-ondernemingen echter meer te lijden hebben onder betalingsachterstand dan andere kmo’s, zullen de verwachte voordelen zich eerder voordoen in de vorm van betere prestaties van ondernemingen met nul tot negen werknemers.

De voordelen van vereenvoudiging zullen voortvloeien uit de vaststelling van strikte en uniforme betalingstermijnen, waardoor onderhandelingen minder tijd in beslag zullen nemen. Het vaststellen van een maximale betalingstermijn zal de “angstfactor” verminderen van kleinere marktspelers die momenteel vaak oneerlijke betalingsvoorwaarden aanvaarden wanneer zij zakendoen met grotere marktdeelnemers. Ten minste 30 % van de kmo’s in de EU zal naar verwachting rechtstreeks van deze bepaling profiteren. Door de vaststelling van een maximale betalingstermijn te combineren met afschrikkende maatregelen zoals automatisch verschuldigde interest en (hogere) vergoedingen, zou het aantal te laat betaalde facturen moeten afnemen en zouden de kosten in verband met de moeite en tijd die wordt besteed aan het achternazitten van laattijdige betalers aanzienlijk worden verminderd. Volgens schattingen bedraagt het aantal mensdagen per jaar dat een onderneming besteedt aan het achternazitten van laattijdige betalers van 5 dagen in Duitsland tot meer dan 15 dagen in Spanje 32 . Zelfs op basis van zeer voorzichtige aannamen zouden er jaarlijks in totaal 27,4 miljoen mensuren kunnen worden bespaard voor de economie van de EU-27, wat overeenkomt met 5 845,4 miljoen EUR, door betalingsachterstand te ontmoedigen.

De vaststelling van een maximale betalingstermijn en een maximumduur voor de verificatieprocedure zal bijdragen tot beter voorspelbare kasstromen. Het voorstel voorziet ook in een herverdeling van de financiële lasten en kosten op basis van billijke voorwaarden door ervoor te zorgen dat elke onderneming betaalt voor de liquiditeit die zij nodig heeft. Momenteel leidt het voor kleinere ondernemingen, of voor ondernemingen met een zwakkere marktpositie, tot een grote administratieve belasting om financiering te verkrijgen tegen een kostprijs die rekening houdt met hun risiconiveau. Tegelijkertijd biedt betalingsachterstand ondernemingen in een minder risicovolle positie, en waarvoor het eenvoudiger en goedkoper is om financiering te verkrijgen, makkelijk commercieel krediet.

Tot slot wordt het dankzij het voorstel gemakkelijker voor ondernemingen om hun rechten te doen gelden door de toegang tot een doeltreffende voorziening in rechte via bemiddeling te vergemakkelijken, aangezien op dit moment een gerechtelijke procedure de enige beschikbare en vaak duurdere en meer tijdrovende optie is. Door bemiddeling zouden ondernemingen jaarlijks 27 miljoen EUR aan vermeden rechtszaken kunnen besparen.

Gevolgen voor het concurrentievermogen

Het voorstel zal waarschijnlijk positieve gevolgen hebben voor het concurrentievermogen op het gebied van prijs/kosten en innovatie. Met een toegenomen, stabielere en beter voorspelbare totale kasstroom beschikken ondernemingen over meer liquiditeit om in innovatie te investeren of kunnen zij kostenbesparingen doorberekenen aan consumenten. De financieringskosten dalen doordat banken de risico’s van hun eigen cliënten rechtstreeks financieren. Het voorgestelde initiatief zou ook de voorwaarden voor zakendoen beter voorspelbaar maken, wat zou leiden tot een gunstiger ondernemingsklimaat. Het zal naar verwachting alle marktdeelnemers ten goede komen, maar grotere gevolgen hebben voor kmo’s dan voor grote ondernemingen. Grote ondernemingen betalen vaker te laat dan kmo’s, zodat de kans groter is dat zij een deel van de kosten zullen dragen die in de voorkeursbeleidsoptie zijn vastgesteld.

Vanuit het oogpunt van het internationale concurrentievermogen zullen ondernemingen die in- of uitvoertransacties verrichten, ongetwijfeld te maken krijgen met verschillen in de betalingstermijnen (tussen hun schulden en vorderingen). Ondernemingen zullen de uit deze verschillen voortvloeiende risico’s moeten beheren, bijvoorbeeld door met hun internationale partners overeenstemming te bereiken over het recht dat van toepassing is op het contract, waarin wordt bepaald welke partij deze risico’s op zich neemt. Het is dan aan die partij om een passende manier te vinden om het verschil te financieren. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de risico’s, waaronder het risico niet te worden betaald, onder marktvoorwaarden worden afgedekt door verstrekkers van handelsfinanciering (bijvoorbeeld door middel van vooruitbetaling, een kredietbrief, open rekeningen of zendingen 33 ). Deze handelsfinancieringsoplossingen beperken het effect van de invoering van een verplichte maximale betalingstermijn aanzienlijk.

Het risico dat ondernemingen bij internationale transacties systematisch kiezen voor lange betalingstermijnen krachtens de wetgeving van derde landen om ondernemingen die op EU-regels aandringen te ondermijnen, wordt eveneens beperkt geacht. Veel partnerlanden van de EU, zoals Canada, de VS, Turkije en het VK, kennen reeds wetgeving inzake betalingsachterstand. Dit scenario heeft zich niet echt voorgedaan in de EU, waar sommige landen, zoals Nederland, strengere wetgeving inzake betalingen kennen dan andere.

ICT-ontwikkelingen in aanmerking genomen

De richtlijn betalingsachterstand trad in werking in een wereld die aanzienlijk minder digitaal was. In de periode van tien jaar waarin de richtlijn is uitgevoerd, heeft de digitalisering grote gevolgen gehad voor alle aspecten van de samenleving, waaronder de wijze waarop ondernemingen worden beheerd, en zijn ondernemingen anders gaan communiceren of hun producten en diensten anders in de handel gaan brengen. De maatregelen van dit voorstel passen bij dit hedendaagse kader en zijn daarom “standaard digitaal”.

Digitale instrumenten en oplossingen spelen een belangrijke rol in sommige van de voorgestelde maatregelen en zullen van invloed zijn op de haalbaarheid en kosteneffectiviteit ervan. Dit is het geval voor de verplichting om instanties aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de betalingsregels. De lidstaten wordt ook verzocht kmo’s aan te moedigen digitale instrumenten te gebruiken die helpen om sneller te worden betaald, en het voor hen gemakkelijker te maken toegang te krijgen tot opleidingen op het gebied van financiële geletterdheid en kredietbeheer, met inbegrip van opleidingen over het gebruik van digitale betaalinstrumenten.

Grondrechten

Het voorstel bevordert de uitvoering van artikel 16 van het Handvest van de grondrechten betreffende de vrijheid van ondernemerschap. Stipte betalingen vergroten het vertrouwen in de markt en stimuleren ondernemerschap.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal naar verwachting bepaalde budgettaire gevolgen hebben voor de lidstaten. Die gevolgen worden beschreven in het desbetreffende deel van de effectbeoordeling.

Het voorstel zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor de EU-begroting. De huidige EU-waarnemingspost voor betalingen 34 zou de monitoring van het voorstel met bestaande middelen kunnen ondersteunen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

1.

Het welslagen van het initiatief zal worden bepaald op basis van het bereiken van de volgende streefdoelen:


·vermindering met 35 % van het percentage ondernemingen dat betalingsachterstand als een probleem meldt (de vooruitgang zal worden afgemeten aan de benchmarkwaarde van de enquête over toegang tot financiering van ondernemingen van 2022 voor alle ondernemingen: het streefcijfer is 28 %, ten opzichte van een referentiescenario van 43 %);

·vermindering met 35 % van het percentage ondernemingen in elke afzonderlijke grootteklasse dat betalingsachterstand als een probleem meldt (de vooruitgang zal worden afgemeten aan de referentiewaarden van de enquête over toegang tot financiering van ondernemingen van 2022 voor grootteklassen (het streefcijfer ligt tussen 26 en 31 %, ten opzichte van een referentiescenario van 40 tot 47 %).

De Commissie zal de gevolgen van de beleidsopties met betrekking tot betalingsachterstand vier jaar na de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening controleren en evalueren. De toepassing van de EU-regels en de gevolgen ervan kunnen worden gecontroleerd aan de hand van jaarverslagen die de lidstaten op eigen initiatief opstellen, aangevuld met verslagen van derden uit de particuliere sector. Dergelijke verslagen bevatten doorgaans nadere bijzonderheden over het betalingsgedrag bij transacties tussen ondernemingen in de lidstaten en de naleving van de EU-regels, alsook over de activiteiten van de handhavingsautoriteiten, bijvoorbeeld wat betreft het aantal ontvangen klachten en het aantal ingestelde onderzoeken. De jaarverslagen moeten door de Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten worden besproken. De huidige EU-waarnemingspost voor betalingen zou zo nodig ook steun kunnen verlenen in de vorm van thematische verslagen.

Bijlage 24 bij de effectbeoordeling bevat meer informatie, waaronder een niet-limitatieve lijst van mogelijke controle-indicatoren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Toepassingsgebied) bevestigt het huidige toepassingsgebied en verduidelijkt dat de verordening niet van toepassing zal zijn op betalingen voor transacties met consumenten, betalingen bij wijze van schadeloosstelling, betalingen in verband met schulden die het onderwerp zijn van een insolventieprocedure, met inbegrip van schuldsaneringsprocedures. In de huidige richtlijn betalingsachterstand worden al deze uitzonderingen genoemd, maar met het oog op meer duidelijkheid zijn zij in deze nieuwe tekst allemaal samengevoegd in artikel 1.

Artikel 2 (Definities) bevat de meeste definities van de huidige richtlijn en er zijn nieuwe definities toegevoegd: “procedure voor aanvaarding of verificatie”, “schuldenaar” en “schuldeiser”.

Artikel 3 (Betalingstermijnen) is strenger dan de artikelen 3 en 4 van de huidige richtlijn, omdat de betalingstermijn en de duur van de procedure voor aanvaarding of verificatie worden beperkt tot maximaal 30 dagen en omdat elke verwijzing naar het begrip “kennelijk onbillijke praktijken en bedingen” is geschrapt.

De uitzonderingen voor een maximale betalingstermijn van 60 dagen voor de gezondheidszorg en overheidsinstanties die economische activiteiten uitoefenen, zoals bepaald in artikel 4, lid 4, punt a), en artikel 4, lid 4, punt b), van de huidige richtlijn, zijn geschrapt.

In dit artikel wordt uitgelegd dat de bepalingen van deze verordening geen afbreuk mogen doen aan eventuele kortere termijnen waarin het nationale recht voorziet.

Artikel 4 (Betalingen aan onderaannemers bij overheidsopdrachten) is een nieuwe bepaling om te steunen dat betalingen worden doorgegeven in de toeleveringsketen bij overheidsopdrachten voor werken, door van de hoofdaannemer te verlangen dat hij aantoont dat rechtstreekse onderaannemers zijn betaald.

Artikel 5 (Interest voor betalingsachterstand) is een nieuwe bepaling. Het artikel bouwt voort op de bepalingen van de artikelen 3 en 4 van de huidige richtlijn en er wordt in verduidelijkt dat interest voor betalingsachterstand automatisch verschuldigd is wanneer aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan. Ook schrijft het voor dat de schuldenaar de schuldeiser alle informatie moet verstrekken die hij nodig heeft om ervoor te zorgen dat een factuur kan worden aanvaard. In dit nieuwe artikel 5 wordt tevens verduidelijkt dat interest voor betalingsachterstand aangroeit totdat de hoofdsom wordt betaald, in overeenstemming met de jurisprudentie.

Artikel 6 (Interestvoet voor betalingsachterstand) is nieuw. Het harmoniseert de interestvoet voor betalingsachterstand.

Artikel 7 (Betalingsregelingen) weerspiegelt de inhoud van artikel 5 van de huidige richtlijn.

Artikel 8 (Vergoeding van invorderingskosten) komt overeen met artikel 6 van de huidige richtlijn. Het brengt de forfaitaire vergoeding in overeenstemming met de inflatie en verduidelijkt dat dit forfaitaire bedrag verschuldigd is voor elke afzonderlijke transactie die te laat wordt betaald.

Artikel 9 (Nietige contractvoorwaarden en praktijken) is nieuw. Het vervangt artikel 7 van de huidige richtlijn. Het voorziet in schrapping van het begrip “kennelijk onbillijk” en het bevat een lijst van praktijken die krachtens de verordening nietig zijn.

Artikel 10 (Eigendomsvoorbehoud) komt overeen met artikel 9 van de huidige richtlijn.

Artikel 11 (Transparantie) komt overeen met artikel 8 van de huidige richtlijn.

Artikel 12 (Invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden) komt overeen met artikel 10 van de huidige richtlijn.

Artikel 13 (Handhavingsautoriteiten) is nieuw. Hierin wordt bepaald dat de lidstaten nationale autoriteiten moeten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de verordening en die moeten samenwerken met de Commissie en andere relevante nationale handhavingsinstanties.

Artikel 14 (Bevoegdheden van de handhavingsautoriteiten) is nieuw. Het bevat een lijst van de bevoegdheden die de handhavingsautoriteiten moeten hebben om ervoor te zorgen dat de verordening wordt gehandhaafd.

Artikel 15 (Klachten en vertrouwelijkheid) is nieuw. Het bevat de voorwaarden waaronder schuldeisers en verenigingen van schuldeisers een klacht kunnen indienen over betalingsachterstanden, alsook de verplichtingen van de handhavingsautoriteiten met betrekking tot klachten.

Artikel 16 (Alternatieve geschillenbeslechting) is nieuw. Het bevordert het vrijwillige gebruik van doeltreffende en onafhankelijke alternatievegeschillenbeslechtingsmechanismen voor een snellere beslechting van geschillen tussen schuldeisers en schuldenaren, zonder hun commerciële relatie te schaden.

Artikel 17 (Digitale instrumenten en opleiding op het gebied van kredietbeheer en financiële geletterdheid) is nieuw. Het moet ervoor zorgen dat digitale instrumenten worden gebruikt met het oog op de handhaving van de verordening en dat instrumenten voor kredietbeheer en opleidingen op het gebied van financiële geletterdheid voor kmo’s worden bevorderd, teneinde betalingsachterstanden te verminderen.

Artikel 18 (Verslag) komt overeen met artikel 11 van de huidige richtlijn en bepaalt dat de Commissie vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening verslag moet uitbrengen over de uitvoering ervan.

Artikel 19 (Intrekking) is het equivalent van artikel 13 van de huidige richtlijn, aangepast aan een verordening.

Artikel 20 (Inwerkingtreding en toepassing) is het equivalent van artikel 14 van de huidige richtlijn, aangepast aan een verordening.